maandag 30 december 2013

Jeugdvriendinnen

We zijn op een beurs, misschien de entertainmentbeurs waar Hessel elk jaar naartoe gaat.
Met mijn jeugdvriendinnen houd ik een smalle doorgang bezet, maar niemand heeft er last van.
Er lopen stromen mensen doorheen, maar iedereen gaat geduldig opzij.
Dat heeft te maken met het feit dat wij hier iets heel creatiefs neerzetten, en dan accepteren mensen het dat je de doorgang blokkeert. Ze stoppen dan onderweg even om rond te kijken naar wat jij gemaakt hebt, en dan maakt het niet uit als ze wat vetraagd worden.
Er staat een creatie van bomen en takken en lianen, in de vorm van een wigwam-tent. Ook is er een zitje in gemaakt, zoals in een bushalte. Je kunt er niet op gaan zitten en ook moet je de creatie niet aanraken, want het is allemaal heel broos en het is een kunstwerk. Er wordt verteld dat Jan dit heeft gemaakt.
We blijven er allemaal vanaf en genieten van de schoonheid van dit kunstwerk. Dat doen de voorbijgangers ook. Wij zijn met zijn drieën druk bezig met creaties, net zoals vroeger, en net zoals ik dat ook altijd op Buitenkunst doe. Het lijkt ook wel op Buitenkunst, met dat boomkunstwerk.
We lopen wat rond, bukken, staan, kijken om ons heen, met een kunstoog zogezegd, van wat kunnen we nog meer bedenken en waar kunnen we dat vinden?
Ik zie een deel van de achterkant van een boekje. Dat boekje is samengesteld door vijf dames van onze leeftijd. Het gaat over hun jeugd, in de jaren '70. Er staan leuke foto's en teksten in.
Dat zie ik alleen op de achterkant, maar het boek staat natuurlijk bol van levensgebeurtenissen.
Ik bedenk mij dat het goed is dat deze dames dit boek gemaakt hebben, voor als er iemand van hun komt te overlijden. Dan hebben ze een waardevol document als herinnering.
Ik leef heel erg mee met deze dames, maar ben anderzijds jaloers, omdat hun contact wel goed is gebleven, en dat van ons niet. Voor mijn gevoel was de magie verdwenen met ingang van de puberteit.
Voor mijn gevoel heb ik nooit samen met mijn jeugdvriendinnen, als volwassen mensen, mijmerend terug kunnen kijken naar die mooie tijd. Het is altijd overschaduwd geweest door de nare omgang tijdens de puberteit. Dit is nooit uitgepraat, en op de één of andere manier blijkt dat niet mogelijk te zijn.
Inmiddels heb ik dit geaccepteerd, maar het blijft zo dat het voor mijn gevoel niet klopt, op deze manier.
In de droom vraag ik aan één van mijn vriendinnen 'hoe zij vroeger de brievenbus ook alweer hadden'.
Ik wil iets creatiefs maken met een brievenbus in de muur. Zij weet niet waar ik het over heb.
Dan denk ik aan de brievenbus in de Donald Duck, die wij vroeger ook lazen.
Daar gebruiken ze een boomstam als brievenbus. Ja, dat is ook een idee, maar nog niet helemaal wat ik zoek. Ik zoek eigenlijk naar een brievenbus als inbouwkast, en ik begrijp maar niet dat we er niet op komen, en of het mijn vriendin nu wel of niet bekend voorkomt.
Het blijft een raadsel waarom ze er beiden niet meer over willen praten. het lijkt alsof er voor hun sinds onze jeugd teveel veranderd is, en ze niet meer heel dichtbij de jeugdervaringen kunnen komen.
In tegenstelling tot hun ben ik zelf eigenlijk nooit bij die jeugd weggegaan. Voor mij maakt dat het volwassen leven voor mij nu juist gemakkelijker. Ik weet niet hoe dat nu voor hun is.

vrijdag 27 december 2013

Woning

Ik ben in een zolderwoning. Het is eigenlijk geen woning. Het is een hele grote, kale zolder.
Het is alleen wel de bedoeling dat ik hier ga wonen. Voor mezelf hoeft dat nu niet direct, maar het is voor mij geregeld. Door de week werk ik, en dan zegt men dat het handiger is om dan in deze woning te wonen.
Alles kan naar mijn eigen smaak ingericht worden, met veel wit en fris. De balken zullen wit worden geverfd.
Heel mooi fris helder wit. Ook zal alles goed verwarmd worden, en zijn er veel ramen.
Het is een hele prettige, grote ruimte, waar je heel veel mee kunt, ook al heb ik nog niet echt het overzicht.
Er lopen dieren van de buren in en uit, en dat vind ik wel wat lastig, want ik weet niet wanneer ze komen en gaan. Ze kunnen onverwachts komen en gaan, dus onvoorspelbaar, en dat vind ik wel wat lastig.
Het zijn o.a. vriendelijke grote muizen (aangekleed, zoals in stripverhalen), kleine kittens die overal op en in zitten, konijnen. Aan de ene kant vind ik het wel gezellig, maar ik heb het toch liever niet, omdat ik er geen vat op heb, en ik mij hierdoor aangetast voel in mijn privacy. Ik wil zelf kunnen bepalen wanneer ik met wie contact heb, en dat geldt met mensen, en dus ook met dieren.
Het blijkt nu dat één van de teamcoaches een andere baan krijgt: ze wordt makelaar! Ze heeft er heel veel zin in, en draagt een hele stapel boeken, die ze gaat lezen in de Kerstvakantie, voor de studie.
Ze weet dat ze een hele goede makelaar gaat worden, en als ik eens een huisje zoek, dan weet ik haar te vinden. We staan nu bij de voordeur van het ouderlijk huis van mijn moeder. In de droom is dit een heilige plek. Er is daar veel gebeurd, maar nu is het een heilige plek.
Er vliegt een heel vriendelijk vogeltje voorbij. Het is zo'n vogeltje zoals in de kerstboom.
In zijn staart draagt hij takjes munt, zoals we die in de muntthee doen.
Het is een heel vrolijk vogeltje.

maandag 23 december 2013

Trouwerij

Ik ben in het ouderlijk huis, en ik ben een jaar of 10.
De trap bevindt zich ter hoogte van de spiegel in de hal.
Het trapgat is groter dan in werkelijkheid.
Onze kinderfoto's hangen er niet, of ze zijn kleiner geworden.
Er hangen prikbordnotities, kaartjes e.d. tussen, zoals in een studentenhuis.
Het ziet er gezellig uit. Ik vind het leuk dat mijn ouders het huis nu wat 'losser' inrichten.
In de droom is mijn vader een ander persoon.
Hij gedraagt zich nu als een echte vader, die ook meedoet en grapjes maakt.
Ik moet elke keer naar hem kijken, want ik kan het steeds niet geloven dat het zo is.
Nu pas heb ik in de gaten dat ik dit altijd gemist heb.
Het was er gewoon niet, maar nu het er wél is, voelt het veel meer als geheel.
Voor het eerst van mijn leven heb ik het gevoel dat mijn ouders (in de droom) bij elkaar horen.
Ik ben hier heel erg verbaasd over, kan het echt niet geloven, ben bang dat het straks weer voorbij is.
Maar mijn vader blijft lachen en grapjes maken en ons optillen en rondspringen.
Ik moet er gewoon wel aan meedoen, of ik het nu geloof of niet.
De andere kinderen doen er allang aan mee, en staan er helemaal niet bij stil.
Binnen de kortste keren doe ik ook mee, en ben ik dolgelukkig.
Het al avond en donker, en ik voel me veilig in het grote huis.
Ik realiseer me dat ik als kind nog nooit zo uitbundig gelukkig was als nu.
Ik was heel gelukkig als kind, maar altijd ingetogen gelukkig.
Nu kan ik het allemaal laten gaan. Ik schater het uit, en alles is goed.
Ik kan het gewoon niet geloven. Mijn vader is heel blij dat ik nu meedoe.
Ik voel ook nu dat ik zijn oogappel ben, ook al probeert hij het niet te laten merken.
Mijn ouders zijn nog heel jong, misschien nog maar begin 30.
Ze zijn heel flexibel. Het besluit is genomen om 'opnieuw te trouwen'.
Ze gaan opnieuw trouwen, om het leven (met ons, de kinderen) te vieren.
Het feest wordt georganiseerd door een echtpaar uit mijn eigen kennissenkring, dat in scheiding ligt.
Ik begrijp er nu even helemaal niets meer van, maar zo gaat het echt gebeuren.
De man van het stel wandelt met mij op de Kibbelkoele.
Hij is ook wel de meester van Amber en Hugo, van de basisschool.
We lopen een rondje langs het meer.
Hij is een hele tijd met zijn dochter bezig. Hij helpt haar met iets.
Ze kan het prima zelf, maar het is wel zo gezellig als papa even helpt.
Het is een mooi, zelfstandig meisje, van een jaar of 14.
Hij zegt haar dat hij een stukje met mij gaat wandelen.
Dan verandert ze in een kind van een jaar of 2-3, dat hem hard nodig heeft.
Toch loopt hij weg, zoals afgesproken. Ik bedenk me dat hij de transformatie niet gezien heeft.
Anders zou ie wel gebleven zijn, want hij heeft een groot verantwoordelijkheidsgevoel.
Ik wil hem er nog op wijzen dat ze nu een jong kind is geworden, dat hem nodig heeft.
Het lukt mij echter niet om hem te bereiken.
Hij is al druk in gesprek met mij, en geniet ervan om hier samen met mij te zijn.
In mijn pogingen om hem in te lichten over het kind ben ik onzichtbaar.
In de gewone communicatie ben ik dat niet.
Het meisje huilt even flink, omdat pappa wegloopt.
Ik besef dat pappa na het rondje wel weer terug is. Maar ja, ze is wel dichtbij water!
Het is echter ook heel snel weer over, en ik merk op hoe sterk ze is.
We zijn nu een paar honderd meter verder van het meisje, en ik kijk steeds achterom, om te kijken of het nog wel goed met haar gaat. Dan krijgt hij het ook in de gaten.
Ja, hij weet hoe flink ze is. Hij zegt dat hij trots op haar is. Het komt wel goed met haar.
Hij legt me ondertussen uit 'hoe eencelligen zich door de modder bewegen'.
We zien het ook beeldend voor ons, daar bij de Kibbelkoele.

Patiënt

In het park van ons dorp is een kliniek ingericht. Er liggen zo'n 15 patiënten op een rij, naakt.
Het zijn meer mannen dan vrouwen, of misschien zijn het ook wel alleen mannen (mannenzaal).
Je ziet een fragment van de patiënten in een oud, kloosterachtig ziekenhuis, maar alleen de ramen van het klooster zijn te zien. Daar omheen is het allemaal gewoon het park.
De huisarts komt langs. Hij loopt langs de rij mannen, die er allemaal niet goed aan toe zijn.
Dan komt hij bij de allerlaatste man, en kijkt hem met verschrikte ogen aan. De huisarts geeft aan 'dat hier heel snel ingegrepen moet worden'. Dit heeft te maken met het feit dat de man ernstige klompvoeten heeft, en dat de tenen schots en scheef aan de voeten liggen. De grote tenen zijn extreem groot, misschien wel zo groot als een hand. De man 'is er helemaal niet bij', en hij lijkt ook wel een pop. Zijn ogen puilen uit de oogkassen. Hij heeft diepblauwe ogen. De man heeft een flinke achterstand in zijn geestelijke ontwikkeling opgelopen. Ik ben overweldigd door zijn grote gestalte, en die bleke huid. Dat vind ik ook wel van de andere mannen, die er ook als poppen bij liggen. Het is een geluk dat deze man is uitgekozen, maar de andere mannen zijn ook hulpeloos, zijn er erg aan toe. Ik vind het moeite om die andere mannen achter te moeten laten. Begrijp niet meteen de urgentie bij deze man, omdat de anderen bijvoorbeeld hartproblemen of longproblemen hebben, en dat is naar mijn idee toch echt urgenter. Maar ja, de dokter beslist.
We halen een brancard op, en willen de man op de brancard helpen. Ik weet niet waar hij naartoe vervoerd zal worden, maar in ieder geval naar een plek waar hij goed verzorgd wordt. Als de man tussen brancard en bed ligt, is in één keer iedereen uit het zicht verdwenen, inclusief huisarts. Dat komt omdat 'het dorpsfeest van start is gegaan', en blijkbaar heeft dat voorrang. Er zijn in één keer allemaal mensen in het park, het is zomerdag, er worden allemaal spelletjes gedaan, er wordt gelachen, het lijkt ook wel op het Vondelpark.
De mannen en ik zijn onzichtbaar. Ik voel me machteloos. In mijn eentje kan ik deze man niet op de brancard tillen. Ik ren achter de huisarts aan. Blijkbaar kan dat, en kan de man zo blijven liggen, zonder steun. Echter, de huisarts heeft 'andere verpichtingen' in het Gezondheidscentrum. Hij heeft een receptie met collega's. Misschien is het ook wel zijn afscheidsreceptie. Nu grijp ik mijn kans. Hier begeef ik mij onder collega-hulpverleners. Ik kijk de mensen recht in de ogen en ik roep dat ik hulp nodig heb om de man te tillen. Ik benadruk dat ik 'minstens drie man' nodig heb. Aanvankelijk gaan ze met mij mee, maar zien de ernst er niet van in, en dat irriteert mij. Ik heb alleen maar de man in mijn gedachten, wil er zo snel mogelijk zijn, maar niemand werkt mee. Twee collega's haken onderweg af. Woedend ben ik. De laatste collega kijk ik recht in de ogen aan, van WIJ gaan het samen voor elkaar maken! We zijn op de Langbos, dus bijna in het park, als ze 'in elkaar zakt'. Ze zegt dat ze knallende hoofdpijn heeft en 'dat het van de bloedverdunners komt'. Ze zegt dat ik haar moet gaan helpen. Ik geloof niets van haar verhaal, en zie het als een uitvlucht. Ze speelt in op mijn gevoel, dus ik schiet haar te hulp. Dan staat ze op en rent weg, dus er was inderdaad helemaal niets aan de hand. Ik voel me ontzettend genept door haar, word steeds bozer en bozer. Ze dwingt me om met haar mee te gaan naar een apotheek of huisarts, ergens op de eerste etage, zoals de huisartsenpost in Naaldwijk. Het blijkt een meditatiecentrum te zijn. Ik denk steeds aan de man, dat ik hem zo in de steek laat, en wat doe ik hier dan? Een meditatiecentrum is toch niet voor urgente zaken? Ik zie er mijn vriendin uit Naaldwijk en ik krijg geen contact met haar, omdat ze allerlei monologen houdt en niet naar mij luistert. Weer voel ik mij zo machteloos. Als ik wakker word, ben ik opgelucht: ik heb het maar gedroomd. De man is dus in veiligheid, want het was dus niet echt.

zaterdag 21 december 2013

Westerbork

In de droom ben ik getrouwd met een man, die kinderen heeft uit een vorige huwelijk.
Het gaat niet goed met die kinderen. Het jongste kind bevindt zich in een gevaarlijke situatie.
We doen ons best om het kind in veiligheid te brengen, maar het lukt maar steeds niet.
Die ochtend zal het kind om 11 uur bij ons arriveren.
Hij arriveert ook netjes om 11 uur.
Echter, hij is omringd door een heel leger 'beveiliging': de hele familie van 'de ex'.
De vrouw zelf is er niet bij.
Wij moeten hen gastvrij ontvangen, en vooral geen afkeer laten merken.
Dat is natuurlijk heel moeilijk.
Ik kom net onder de douche vandaan en zeg dat ik mij eerst even moet omkleden.
Dat is ook echt het geval, en ik ben erg opgelucht dat ik een uitvluchtmogelijkheid heb.
Wel begrijp ik dat ik zo snel mogelijk weer beneden moet zijn. om alles in de hand te blijven houden.
Ik kleed mij vliegensvlug om.
Als ik naar beneden kom, dan is er 'op weg naar Westerbork' van alles aan de hand.
Overal staan mannen met uzi's en boze blikken.
Je kan zien dat ze 'gestuurd' zijn, en dat ze er niet achter staan wat ze doen.
Als ik zou zeggen van joh doe normaal, kom gewoon even een bakkie koffie halen, dat ze het ook goed zouden vinden. Het liefst zou ik hebben dat de moeder van het kind er ook gewoon bij was.
Dat we zo met de hele club Kerst zouden vieren, Vrede op Aarde, weet je nog?
Maar nee, dat zit er dus niet in.
Ik moet zeggen dat het er toch wel dreigend en bedreigend uitziet.
Vooral overal die weerstand vind ik zonde, en niet nodig.
Het is erg donker buiten, soms weet ik ook gewoon niet waar ik naartoe moet.
Begeef ik mij in één of andere boerenschuur.
Wel fijn om de geur van de buitenlucht op te snuiven, winters koud.
Ik doorsta deze beproeving en zet mijn reis voort, richting Westerbork.
Op de één of andere manier laat ik het kind en alles wat het kind omringt achter mij.
Het kind is nu in veiligheid en bij de vader; de rest komt later wel weer.
Dit is nu even het voornaamste.
Al die tijd heb ik geen tegengeweld gebruikt, ook al kookte ik natuurlijk wel regelmatig van binnen.
Ik heb de hele club steeds vriendelijk afgehouden.
Pas nu merk ik, dat dat mij bakken energie heeft gekost, ook al heb ik er geen spijt van.
Maar het is wel heerlijk om nu alleen mijn reis te vervolgen.
Het is erg donker en stil op de weg, maar ik ken de route:
Meppen - Zweelo - Wezup - Witteveen aan je linkerhand - Orvelte - Westerbork.
Het zijn vertrouwde kronkelweggetjes. Ik schijn de weggetje al zo goed te kennen.
De tijd waarin de weggetjes nog onverhard waren, komt spontaan naar boven.
Ik kan het zo uittekenen hoe ik daar als boerin achter een kar aan liep.
Toen voelde ik mij al net zo vertrouwd met de stilte, het donker, de buitenlucht, als nu.
Ik voel sterk associaties met de tocht van Maria en Jozef, naar Bethlehem.
Ik ben heel blij als ik in Westerbork arriveer.
Het voelt alsof ik een lange tocht heb afgelegd, maar in plaats van vermoeidheid voel ik ontspanning.
Zodra ik het dorp binnentreed, voel ik een totale ontspanning over mij heen glijden.
Het dorp voelt meteen heel vertrouwd, terwijl ik het nauwelijks ken, en er bijna nooit kom.
Maar het voelt zoals de andere dorpen, bij ons in de buurt.
Het is de symboliek van Jezus, die Jerusalem binnentreedt, en verwelkomd wordt met palmtakken.
Dan zie ik mezelf door de straten van het dorp lopen, maar nu is het Assen geworden.
Het zijn de kleine, gezellige winkelstraten van Assen, in kerstsfeer.
Ik loop daar met een paar tassen, want ik heb gewinkeld.
Ik heb een heel voldaan gevoel, en ben goed geslaagd met winkelen.
In één keer realiseer ik mij dat ik onderweg ben naar de 'kerstborrel van GGZ'.
Ik ben wat in de war met Westerbork, want daar heb ik goede herinneringen aan het stamppotbuffet,
dat we hadden als leerkrachten van de gemeente Midden-Drenthe, in dat gezellige restaurant.
Ik moet dus te voet verder naar Assen, terwijl het lijkt alsof ik al in Assen ben, wat niet zo is.
Het is helemaal geen probleem om te voet verder te gaan, en ik heb alle tijd.
Al loop ik de hele nacht totdat het weer licht wordt, dat kan mij niets schelen.
Maar dan denk ik 'wacht eens even.....ik had toch al een kerstborrel van Icare gehad, in Meppel?'
Wat moet ik nou doen? Ik vind het ook geen stijl om twee kerstpakketten in ontvangst te nemen.
Ik kom tot de conclusie dat ik inderdaad niet naar de kerstborrel van GGZ hoef.
Maar ik heb het afgelopen jaar toch ook voor GGZ gewerkt?
Klopt, maar dat was niet als werknemer van GGZ. Ik ben vrijwilliger bij het Fonds Psychische Gezondheid.
Dus het klopt wel dat ik iets met GGZ te maken heb gehad.
Conclusie is dus dat ik nu niet naar Assen hoef te lopen. Ik kan in Westerbork blijven.





Schoolterrein

(Deze week had ik deze droom)

Ik bevind mij op het schoolterrein van het Esdal-college in Emmen, met verschillende soorten scholen op één terrein, bos en bomen ertussen.
De scholen bevinden zich op een lager vlak, in de kelders.
Het lijkt wel alsof je onder bomen door moet kruipen om er te komen.
Het is eerst wat spannend, maar als je er eenmaal bent, dan is het niet meer eng.
De sfeer is er prettig.

Het schoolterrein is druk bezaaid met jonge mensen. Er loopt ook een bekende sporter tussen.
Ik weet dat hij overleden is, dus ik vraag me af hoe het kan dat ik hem hier nu toch zie.
Ik ken hem helemaal niet persoonlijk, maar hij schijnt mij wel te kennen, en hij kijkt even schuin naar mij, als groet. Ik groet verlegen terug. Het is vanuit de verte.
Nu ben ik een jonge meid van 18.

Het is ook wel een vakantiepark, en wij begeven ons even 'buiten de grenzen van het park'. Dat voelt wel zo prettig en vrij. We worden achtervolgd door een meisje uit een rijk gezin, dat ook op het park verblijft.
Ze wil indruk maken met fotocamera's en speelgoed, maar wij zijn niet onder de indruk. We willen van het meisje af, maar dat gaat niet zo gemakkelijk. Ze is behoorlijk hardnekkig. Dan moeten we haar ook nog terugbrengen, maar 'we weten niet waar ze woont'.

Door het (tegen onze wil in) zoeken naar de woon- of verblijfplaats van het meisje begeven we ons in een omgeving waar we niet willen zijn. Het is een veel te druk winkelcentrum. Daar moeten we verpleegtechnische handelingen verrichten. Op één plek staan op partytafeltjes tasjes met borrelende pindasaus. De tasjes blijven rechtop staan, omdat ze zijn behandeld met stijfsel. Dan blijkt het ontlasting te zijn, en moeten we iets met klysma's. Ik zie het niet zitten, voel met niet meer bekwaam, geef dit ook aan.
Ook worden we naar een jongeman gestuurd, die naakt ligt in een bad vol met zijn eigen ontlasting. Het is schokkend. Ik word er misselijk van, maar heb geen last van de stank. Mijn vriendin durft er wel op af te stappen, maar ik niet. Ik ben te zeer geschokt, heb het heel erg met deze man te doen.

We liggen op bed of in een huiskamer van een cliënt in de thuiszorg. Hij en zijn vrouw liggen beiden even te rusten, in de stoel of op de bank. Wij nemen ook die ruimte van dezelfde stoel en bank in beslag, en dat schijnt allemaal te kunnen. We zijn hun niet tot last, en ze vinden het juist prettig. Dan moeten we allemaal huilende mensen opvangen. Nadat we dit gedaan hebben, dekken we de oude mensen toe, en zeggen hun gedag. Het is toch wel prettig dat ze nu wel meer ruimte hebben. Ze zwaaien ons dankbaar uit.


vrijdag 20 december 2013

Ketelhuis

We zijn bij het ketelhuis van mijn vader
De plek van het ketelhuis is voor mij als kind een magische plek geweest
De plek komt vaak voor in dromen, maar het is zo'n vertrouwde plek, dat ik dan in de droom niet eens in de gaten heb dat ik daar ben. Ik denk dat het een magische plek is, omdat we niet wisten wat zich daar afspeelde. Het ketelhuis was gebouwd op een soort inham tussen de kassen in. Achter het ketelhuis bevond zich het Praathuis. Het Praathuis was de plek waar wij koffie dronken. Er stond zelfs een waar koffieautomaat, waar je ook chocolademelk kon tappen. Dat was in de tijd eigenlijk heel modern.
Andere tuinders lieten hun vrouw van huis aanrukken, om elke ochtend koffie te komen brengen.
Dan had mijn vader het toch beter geregeld!
Het Praathuis was eigenlijk meer een verlengstuk van de kas, en niet echt een gezellige, afgesloten ruimte.
Maar het had wel wat, met oude stoelen en banken, het fonteintje om je handen een beetje te wassen, het hokje (want dat was het echt) met het toilet, waar alles schots en scheef hing (zo ook de knalgroene deur van het hokje, je wist nooit zeker of ie echt wel op slot was, en dat met al die mannen in de tuin, dat vond je als jong meisje dan weleens eng, van wat gaan ze uitspoken, maar er gebeurde nooit wat).

Ik weet dat ik hier als jong kind met mijn vriendinnetjes buiten liep, langs het ketelhuis, en dat ik trots zei dat dat ketelhuis van mijn vader was, en dat wij daar niet mochten komen, want daar stonden allemaal kachels en machines en het rook er ook op een aparte manier. Het was er warm en donker en wat benauwd. Als ik er met mijn vader was, dan was hij druk bezig met die machines en dan drukte hij op allerlei knoppen of hij trok aan een hendel en dat was dan magisch, want zelf wist ik helemaal niet wat die knoppen en hendels betekenden en hij legde het ook niet uit, hij was alleen maar bezorgd dat mij in deze omgeving iets zou overomen (zo voelde dat) en daarom wilde hij maar liever dat ik niet mee naar binnen ging. Maar ik wilde dat juist wel, vond het reuze spannend. Die grote schuifdeur die dan stroef open ging en ik stond daar als heel klein meisje in een zondags jurkje, olijfgroen met print, en een wit bloesje met pofmouwtjes, witte kniekousen en lakschoenen aan.

Ook had ik iets magisch met de steen, die op één van de uitstekende goten rustten, op de daken van de kassen. Ik begreep maar niet dat die steen er niet vanaf viel, begreep ook niet waarom die steen er dan lag.

Tot zover mijn jeugdherinneringen.
Dan nu de droom.

Ik ben bij het ketelhuis.
Het is 'de overgang van Drente en Westland, of de overgang van Westland en Drente'.
Met andere woorden: in de droom staat het boerenleven in Drente gelijk aan het tuindersleven in het Westland. Het is hetzelfde. Het werk is dus ook hetzelfde. Alles is op één hoop gegooid, zogezegd.
Er zijn brede inhammen, waar normaal gesproken de koeien gemolken worden.
Nu blijkt dat hier vrachtwagens af en aan rijden, van het Westland naar Drente en verder (naar Duitsland, Scandinavië en weer terug, via Drente naar het Westland). Het zijn vrachtwagens van één en dezelfde firma.
Ze zijn net helemaal klaargemaakt, en zien er prachtig glimmend uit. De cabines zijn knalgeel geverfd (okergeel) en de verf lijkt bijna nog nat (wat niet het geval is). Ik ben met name trots op die mooie cabines.
Achter zijn de vrachtwagens opgespannen met kleurige doeken, geheel in stijl. Het geheel ziet er tiptop verzorgd uit, heel degelijk, en ook heel artistiek, maar vooral erg goed bruikbaar, funktioneel, down-to-earth, werkbaar. We zullen nog heel veel profijt van deze vrachtwagens hebben! Zelf ben ik één van de meest ervaren chauffeurs, en heb ik informeel eigenlijk een beetje de leiding, omdat ik het meeste overzicht heb. Ik vind dat wel een apart gevoel, want ik vind mezelf helemáál geen truckerstype, ik zie me al zitten tussen al die kerels, in het truckerscafé, maar toch is dat wél het geval, en schijn ik er ook helemaal geen problemen mee te hebben.

Ik ben zojuist terug van een rit uit Scandinavië, en 'heb een hele mooie rit gehad'. Heerlijk rustig, en mijn ding kunnen doen, op tijd kunnen laden en lossen. Nu kom ik mijn fust in het ketelhuis afleveren, en dan kan ik Kerst gaan vieren. Het kan trouwens ook wel zijn dat ik een man ben. Dat voelt overigens heel stoer. Ik heb mij nog nooit eerder zo stoer gevoeld. Heerlijk voelt dat. Ik wist niet dat stoer zijn zoveel vrijheid kon geven! Het is voor het eerst dat ik mij een beetje kan invoelen hoe het voelt om een man te zijn, met mannelijke eigenschappen, en toch ook sensitief. Het lijkt wel alsof er 'meer is toegestaan'. Je voelt je lang niet zo gebonden als vrouwen zich voelen. Ik merk nu ook opeens dat 'gedrag' veel bepalender is dan de genen. Blijkbaar hoeft een man helemaal niet zo te zorgen als een vrouw doet, men verwacht dat helemaal niet van hem, dat wat ie doet is mooi meegenomen, maar voor de rest is ie vrij van zorgen, dus hoeft ie zich hier ook niet naar te gedragen. Hoe heerlijk voelt dat! En wat een groot contrast met dat kleine meisje, dat reeds als klein meisje al zo'n inmens grote verantwoordelijkheid op haar schouders voelt rusten; verantwoordelijkheid voor het welzijn van anderen. Als er maar iets met iemand aan de hand is, 'dan zou dat weleens aan mij kunnen liggen'.

Nu verandert de stoerheid plotsklaps in de knulligheid van Boer Zoekt Vrouw. Ik mag mijn wagen in de inham rijden, maar een kind kan toch zien dat de inham daar veel te klein voor is. Yvon staat mij al op te wachten maar ik denk bekijk het maar, dit ga ik echt niet doen, wat een poppenkast. Ook staan daar 'de dieren' klaar, naast Yvon. Nou ja. Het zijn gewoon plastic dieren van de boerderij, maar dan uitvergroot in levensgroot. Ook nog in pastelkleuren: groen, blauw, roze. Hoe lelijk en hoe nep! Waarom geen echte dieren!? En dan ook nog alleen de dieren uit de stal, de os en de ezel, en nog een geit geloof ik. Hoe fantasie-loos, en in schril contrast met de magische beleving van mij als kind! Dit slaat werkelijk nergens op. Ik vind het helemaal niks, wil er ook niks mee te maken hebben. Het is een aanfluiting.

zondag 15 december 2013

Texel

Met het gezin rijden we in een cabrio met open dak richting Texel
(ontleend aan een passage in het boek van Isa Hoes).
Ik sta rechtop in de auto, terwijl Hessel rijdt.
Het geruite picknick-kleed draag ik om mij heen, als cape.
Het kleed is nog vochtig (wellicht zojuist in de was geweest).
Het voelt vochtig aan, en buiten is het ijzig koud.
Ik begrijp niet wat we hier doen, in een cabrio met open dak, naar Texel.
Het is koud weer, de zon schijnt niet, het is wat donker, ik heb het veel te koud.
Texel is toch alleen maar bedoeld voor de zomer, of in ieder geval als de zon schijnt?
Anders heb je hier toch niets te zoeken?
Waarom draag ik nu deze vochtige 'cape'?
Hier krijg ik het alleen maar kouder mee, terwijl een cape bedoeld is om warmte te geven.
Zo word ik nog ziek!
(dit zijn allemaal gedachtes die ik normaal gesproken helemaal niet heb..............
ik het er nooit over dat het weer niet goed zou zijn, of dat ik ziek zou worden).

We wachten op de boot, en nu zijn we bij de haven, op Ameland.
Inmiddels is er wel degelijk zon, en die gaat bijna onder.
Het is een prachtige, romantische, wat mistige lucht.
Ik kijk uit over het water en geniet van de geel-oranje kleuren, in mist, op het water.
Ineens zie ik een grote gestalte, 'detective-schaduw' met hoed op, en regenjas aan.
Het is meer een schaduw dan echt een persoon.
Ik verbaas me dat de gestalte zo groot is. Hij maakt grote passen 'over het water'.
Ik vind het enorm fascinerend dat deze man met zoveel gemak over de zee loopt.
Hier heb ik mateloze bewondering voor.
Het doet denken aan een droombeeld van heel lang geleden.
Toen droomde ik van 'een onbekende zeeman', met dezelfde bijzondere gaven.
Deze figuur is echter geen zeeman, maar blijkt een student te zijn.
Er wordt mij gezegd dat 'het gewoon maar een student' is, en dat ie helemaal niet zo groot is.
Ik ben in verwarring: heb ik het dan niet goed gezien? Het beeld is nu inderdaad verdwenen.
Heb ik het mij dan maar ingebeeld?
Ik voel me toch niet serieus genomen.

We zijn op weg naar Texel, wachten op de boot, maar in gedachten ben ik al op de boot, op Texel.
Ik ben wel wat in verwarring dat we hier niet in Den Helder zijn, maar op Ameland.
Wat gaat er verder gebeuren? Ik ben er allang aan toe te vertrekken, weet niet waar we nog op wachten.

Er is een grote witte voorgevel aan het de wachtruimte gebouwd, zoals op een groot schip.
Deze voorgevel is pas geschilderd, de verf is nog te ruiken, en het glimt in de zon. Ik vind het prachtig.
Het geeft de gelegenheid om uit te kijken over de zee, en daarmee geeft het mij vrijheid.
Het is niet de bedoeling dat je dit beklimt, en het kan nu ook nog niet, omdat de verf nog nat is.
Wellicht zal het in de toekomst wel kunnen, en anders ga ik er gewoon over onderhandelen.

Hugo komt als peuter op mij afgestormd, met een serieuze blik in zijn ogen.
Hij is heel geconcentreerd, lijkt boos te zijn, maar in werkelijkheid is hij bezorgd.
Gezien zijn leeftijd kan hij nog niet praten, laat staan onderhandelen.
In de droom echter, doet hij dat wel. Hij straalt een enorme kracht uit, waar je niet omheen kunt.

Hugo zegt: "Je gaat nu toch niet weg, mama!?"

Hiermee helt hij schuin naar voren, precies zoals de voorgevel, precies zoals ik ook naar voren hel over het water, omdat ik graag wil dat we vertrekken. Hugo is in het geheel niet boos of verwijtend. Het is meer zo dat hij dit zegt, omdat hij het niet handig zou vinden om nu te vertrekken, en mij wil adviseren om te blijven.
Ik ben verbaasd over deze vraag, want normaal gesproken laat Hugo het gewoon komen zoals het komt.
Ik kan hem echter non-verbaal meteen geruststellen: wat ik ook besluit, we gaan altijd met het hele gezin, dus vertrekken of blijven, dat is dan om het even.

Hugo heeft licht om zich heen, een flitslicht in een rechte baan, hellend naar voren.
Het lijkt alsof hij 'verpakt' is in een brede zonnestraal (met nog voldoende ruimte in de straal, aan weerszijden), hij komt 'in een flits'. Er is niet alleen maar licht in de straal: om Hugo heen is het wat donker, maar dat is bedoeld om het licht meer kracht bij te zetten, anders zouden Hugo en ik verblind raken. Het donker heeft dus een fuctie. Het ziet er heel mooi uit, en het 'spuwt ook vuur', maar niet dat je er bang van zou worden, meer dat het kracht geeft, mits je bereid bent het aan te gaan.

donderdag 12 december 2013

Bidden

Ik hang aan een richel, die betegeld is met donkerbruine jaren '70 badkamertegels.
Het zou helemaal niet erg zijn om te vallen, want ik hang heel laag.
Het gaat maar om zo'n anderhalve meter. Dat is niks.
Ik heb dat echter niet in de gaten. Ik denk dat ik koste wat het kost moet vasthouden.
Ik zie helemaal niet dat vallen helemaal niet erg is. Zie het echter als een afgang om te vallen.
Dan laat er een tegel los van het cement, en ik krijg het Spaans benauwd.
Er gebeurt echter gewoon helemaal niets.
Ik val niet en blijf ook niet hangen. Het beeld wordt gewoon stop gezet.
Het is het normale dagelijkse werk van de filmregisseur. Hij kijkt er niet op of om van.
Een andere vrouw hangt ook aan de richel, en ook bij haar laat de tegel los.
Weer krijg ik het (plaatsvervangend) Spaans benauwd.
Ook bij haar gaat het goed aflopen, maar dat is nog niet te zien (ligt in de toekomst).
In een ander fragment zit ik aan tafel in het ouderlijk huis.
We hebben bezoek van mijn oom en mijn neef.
Het gezin gaat bidden, maar er wordt doorheen gepraat.
Mijn moeder heeft de kerstbal met sterretjes in haar hand, die ik voor Sinterklaas gekregen heb.
Ze maakt een onverschillige indruk, en speelt wat met de kerstbal.
Mijn oom vraagt waarom ik niet meedoe met het bidden.
Ik zeg dat dat helemaal geen zin heeft, omdat er doorheen gepraat wordt.
Ik denk dat er nu wel weer een tegenreactie zal komen, maar tot mijn verbazing blijft dat uit.
Ik sta helemaal perplex als blijkt dat iedereen gewoon naar mij luistert, en er opnieuw wordt gebeden:
nu in stilte en met respect. Dit is nog nooit gebeurd, dat er door deze mensen zo naar mij geluisterd werd.
Normaal gesproken praat men vooral langs elkaar heen, of over elkaar.
Ik kan bijna niet geloven dat het nu op deze manier gaat.
Er is een klein meisje dat nodig naar buiten moet, om aan te sterken.
De arts heeft voorgeschreven dat ze veel licht moet hebben. Dat is lastig, in deze donkere dagen voor kerst.
Ik bedenk me dat het dan misschien een idee is om haar te omhullen met kerstverlichting.
Dat idee durf ik niet naar voren te brengen. Dan kijk ik naar buiten.
Het is niet meer nodig om erover te wikken en te wegen. De zon schijnt volop, het is hartje zomer.
Het meisje kan heerlijk naar buiten, en de gouden zonnestralen over haar lichaampje laten schijnen.
Dat is ook wel nodig, want ze ziet er heel bleek uit.
Ik verheug me op straks, als ze wordt opgefleurd door de zon.
Ondanks de zomer blijkt het toch ook koud te zijn, en moet ze een dikke jas met sjaal aan.
Geen probleem. dan doen we dat.

woensdag 11 december 2013

Doolhof

Droom, begin van deze week:

Ik had in twee dagen het boek van Isa Hoes gelezen, en dus was zij steeds in mijn gedachten.
Tijdens en na het lezen voelde ik veel compassie met haar, speciaal met Isa.
Het was dus ook niet zo verwonderlijk dat ik er ook over ging dromen.

Wat ik vaak heb, als ik zo vaak aan een ander denk:
dan zoek ik naar oplossingen, en hoop ik op oplossingen.
Zo van 'wat moet er gebeuren opdat die ander zich beter gaat voelen, opdat de situatie beter wordt'?
Nu weet ik wel dat dit verhaal in het verleden ligt, en het momenteel juist heel goed gaat met Isa.
Echter: het gemis van Antonie BLIJFT, hoe je het ook wendt of keert.
Ik ben dan onbewust in gedachten hoe dit gevoel weg te nemen is voor haar.
Dat is natuurlijk irreeël, maar ik denk graag in ideaalbeelden, in manieren waarop er weer harmonie te vinden is, in dit geval voor de ander.
Ik denk en handel in feite altijd vanuit heelheid, vanuit de uitgangssituatie, die wij allen hebben meegenomen bij onze geboorte. Bij mij lijkt die uitgangssituatie nog even actueel als altijd.
In die zin ben ik niet in staat tot duaal, gescheiden denken. Want dan 'klopt' het niet meer.

Vanuit dit uitgangspunt vertel ik mijn droom.
Zodra ik in slaap val, begin ik te dromen. Ik weet dat het zo gaat.
Ik ben mij hiervan bewust. Ik droom dat het gaat over Isa, maar dat ben ik natuurlijk zelf.
Als een soort Alice in Wonderland stapt de hoofdpersoon recht op haar doel af.
Eerst lijkt het alsof ze er helemaal alleen voor staat. De paden zijn nog niet uitgezet. Ze valt in een luchtledig.
Dat is heel beangstigend. Ze kan geen kant op, en het brengt veel paniek teweeg.
Echter, omdat ze recht op haar doel af gaat, wordt het al heel gauw overzichtelijk.
Misschien ziet het eruit als een doolhof, waar een andere heel snel in zou verdwalen. Zij verdwaalt er ook wel in, maar dat vindt ze helemaal niet erg. Het hoort erbij. Hier voelt zij zich thuis.
Laat mij maar lekker zoekende zijn en heel vaak verdwalen. Daar word ik juist rustig van.
Ik weet immers dat ik wel op de plaats van bestemming kom.
Het leven is uiteindelijk niet bedoeld om steeds maar hoger op die ladder te komen.
Nee, het gaat er alleen maar om dat je steeds meer begrijpt, steeds meer inzichten krijgt, daar word je rustiger en gelukkiger van. Dus hoe meer uitweggetjes, zijweggetjes, enz, des te meer kans om dit te leren.
Dit grote doolhof geeft ook een groot gevoel van saamhorigheid. Het ziet er gewoon net zou uit als een doolhof op een tekeningetje, met witte weggetjes, breed en smal. Het voelt heel vertrouwd.
Het is gewoon een kwestie van die weggetjes lopen. Ik loop er steeds alleen, maar voel me altijd onder de mensen, omdat de mensen steeds wel in de buurt zijn, maar ik kan en mag zelf kiezen of en hoe ik  mij met hen bezig houd. Dat geeft mij veel vrijheid en lucht. Ik ben een vrij mens, en ik heb deze afstand nodig.
De afstand is nodig om straks, na mijn dood, weer heel gemakkelijk verder te kunnen reizen, naar de volgende bestemming. Echter, de dood is nog lang niet in beeld in het doolhof. Voorlopig kan ik hier nog heerlijk vertoeven en rondreizen en van alles uitproberen. De weggetjes zijn ook wel 'vloeiend als water', en ook 'vloeiend als goud'. Het is heel erg genieten, dat glinsterende goud. Dat voelt dan weer heel sterk als de warme, brandende zon, en ik denk ook inderdaad dat het zonnestralen zijn. Heerlijk.
Opvallend is, dat het vloeien van water en van goud heel duidelijk in de banen van de weggetjes geleid wordt. Dat voelt heel veilig. Het is overzichtelijk en gestructureerd.

Pantoffel

We liepen een Katholieke kerk in Emmen in. Er zou een Katholieke mis beginnen.
Bij de ingang werden we plechtig verwelkomd door een lange man in pak. Hij droeg een somber grijs pak.
Onder het jasje droeg hij een coltrui in een vaal wit. Je zag zo dat dit een hele dure coltrui was, maar ik vond deze niet mooi. De man had een raar postuur. Hij was heel lang, maar hij liep scheef, niet mooi rechtop, zoals lange mensen meestal wel lopen. Er was iets met zijn lichaam. Het klopte niet. Daarom klopte voor mij zijn uitstraling ook niet. Hij deed heel vriendelijk, maar zijn lichaam verraadde hem.
Hij stond een beetje krom, naar één kant overgeheld. Hij deed alsof hij de waarheid in pacht had, maar ik wist wel beter, vond het allemaal maar hypocriet.
Het deed me sterk denken aan vroeger, hoe ik al die mensen in de kerk observeerde, en als klein meisje al in verwarring raakte: ze doen vriendelijk en vroom, maar hoe kan het dan dat ik iets heel anders zie?
Dat was een gedachtenverwarring, rolverwarring, waar ik eigenlijk ook maar niet uit kwam, het ging maar door.
In de droom ging het om het kruisje dat ik aan mijn kettinkje droeg, en nu niet meer.
De man gaf de kerkgangers informatie: 'het is precies een jaar geleden dat Ester zo ziek was, dat ze zichzelf van het leven wilde beroven'. Het kruisje was hier het symbool van.
Er zou een dienst opgedragen worden ter ere van het feit dat ik deze dood overwonnen had.
Ik voelde mij zeer vereerd, en werd er verlegen van. Ik kon niet anders dan toegeven dat alle gebreken van de man nu in het geheel niet meer telden. Ik zag hem anders, wellicht als engel, dat weet ik niet.
Ik stond er verder niet zo bij stil (precies zoals ik er als kind verder niet zo bij stil stond, in het hier en nu leefde en gewoon weer verder ging met andere dingen). De man gebaarde ons dat we naar binnen mochten gaan, en een plekje mochten zoeken in één van de kerkbanken. Hij zag niet dat ik 'de Ester' was waar hij over gesproken had, en wist dus ook niet dat ik de persoon was aan wie de dienst werd opgedragen.
Ik was hier steeds samen met iemand, maar ik weet niet zo gauw wie het was. Het was een vriendin uit mijn huidige leven, die verder niet bekend was met het Katholieke geloof. Ik liet haar een beetje zien wat alle tradities waren. We liepen langs een muurtje (en dat was een heilig muurtje, maar ik weet niet waarom juist dit muurtje heilig was). Zodra je het muurtje voorbij was, droeg je een pantoffel op je borst, met de zool naar buiten gericht. De meesten hadden een lichtbruine pantoffel of leren slipper, een beetje versleten, maar dat was juist de bedoeling. Het was heel normaal om een pantoffel op je borst te dragen en ik dacht oh ja, dat is ook zo, dat is de traditie van de Katholieken, wat apart zeg, dat ik dat vergeten was. Het was een zeer 'heilige' handeling, en in die zin vergelijkbaar met het halen van de hosti (en voor minder doen we het niet).
Het ging echt maar om één pantoffel en het was ook heel gewoon dat je deze af en toe weer aan deed, en daarna dan weer op je borst droeg. Als ik de pantoffel aan had, dan had ik er meteen twee aan, en zag ik mezelf als kind in de kou op het kerkplein richting de ingang van de kerk lopen in een dwangmatige tred, op twee te grote pantoffels waar ik eigenlijk niets mee kon. Echter, als ik de pantoffel op een volgend moment op mijn borst droeg, dan voelde ik een grote rust, alles klopte. Het muurtje, waar ik voorbij was gelopen, had hier een cruciale rol in gespeeld. Het muurtje gaf mijn hele leven aan, vanaf dat kind dat naar de kerk loopt op te grote pantoffels (die ook niet geschikt zijn om mee naar buiten te gaan, want pantoffels zijn voor binnen en niet voor buiten en bovendien waren het niet mijn eigen pantoffels) naar het moment van nu: met een pantoffel in mijn handen, tegen mijn borst gedrukt, een situatie die op de één of andere manier veel heiliger was dan het halen van de hosti, omdat hier helemaal niets of niemand is die mij ook maar iets oplegt: de 'liefde voor de pantoffel' komt rechtstreeks uit mijn hart.

maandag 25 november 2013

Cirkel

Ik sta precies midden in een kring van mensen.
Het is exact afgemeten waar ik moet staan.
Ik sta precies van ieder persoon evenveel verwijderd.
Het moet overal kloppen, en het klopt ook overal.
De mensen in de kring staan ook precies met evenveel afstand van elkaar af.
Ook dat klopt helemaal.
Het liefst had men dan ook nog gewild dat al deze mensen even dik of dun waren.
Maar dat is haast niet te doen. Het is zo al heel goed, eigenlijk.
De mensen doen denken aan een gekleurde slinger met poppetjes.
Allemaal gelijke poppetjes, maar het zijn wel allemaal hele verschillende persoonlijkheden.
Het zijn hele boeiende persoonlijkheden.
Eerst denk ik dat het allemaal mensen zijn.
Als ik echter beter kijk, merk ik dat het engelen zijn.
Misschien zijn het geen engelen, maar gewoon, mensen in de hemel zogezegd.
Daar heb ik geen verstand van, en dat wil ik graag zo houden.
Ik wil het allemaal gewoon laten gebeuren.
Het doet ook sterk denken aan het spel, vroeger op het speelplein:
'de boom die wordt hoe langer hoe dikker'.
Dan ging je in een lange sliert kringen om elkaar heen maken.
Het ging er dan niet wild aan toe (er deden alleen maar meisjes mee!) en het was ook gelijkmatig.
We zongen dan uit volle borst, en dat gaf saamhorigheid.
Weer een vergelijkbare saamhorigheid als wanneer je samen kerstliedjes zingt in de sneeuw.
De nabijheid van de anderen voelde ook wel oké, en je had lol met elkaar.
Ook zag ik het beeld van een mandala, die de situatie voorstelde:
een cirkel van madeliefjes, met één madeliefje in het midden, exact afgepast, heel keurig.
Als je goed keek, dan zag je nog de potloodstrepen, het meetwerk.
De madeliefjes hadden een zachtblauwe achtergrond, en stelden 'jongen' voor.
Het kan ook wel zijn dat de madeliefjes op een zacht kussen waren afgedrukt.

zondag 24 november 2013

Krokodil

We zijn in Midden-Drenthe, in het gebied rondom Westerbork. Er is een schoolreisje van één van de scholen, of de 'fietsdag' van de leerkrachten van de gemeente Midden-Drenthe (zoals een aantal jaren geleden). Tevens is er een schoolreisje ergens in Melk, Oostenrijk, in de buurt van de Donau, maar ook heuvelachtig gebied. Ik ben wat bezorgd als de bus steile berghellingen op en af moet. Het zijn de kinderen van onze klas, en inmiddels zijn we aan hun gehecht geraakt, dat voel ik nu ze zonder ons weg zijn. Ook al hebben wij nu andere taken, of doen we gewoon gezellig mee aan de fietsdag voor leerkrachten, toch voel ik mij verantwoordelijk, en hoop ik dat het ook 'daar goed gaat', ook al kan ik er dan niet bij zijn. De bus rijdt door de bergen, berg op, berg af. De bestuurder is zeer deskundig, dus dit geeft veel vertrouwen.
Echter, op een onverwacht moment 'verandert alles'. Dit heeft grote impact. De bus verandert in een krokodil! Het is overigens wel een vriendelijke krokodil, zoals in kinderboeken, maar hij is zich totaal niet bewust van zijn onberekenbare krachten. De krokodil heeft aan beide kanten 'uitstulpsels', die 'zijschubben' genoemd worden. In zo'n zijschub bevindt zich een kind, in een dopje, zoals het dopje waar Hermelijntje in geboren werd, in het sprookje. Het is absoluut zeker dat de kinderen in de zijschubben veilig afgeschermd zijn. De doppen hebben ook deksels, en sluiten zoals een capsule. Het kan zelfs zijn dat ze vacuüm sluiten, omdat de kinderen (nog) geen zuurstof nodig hebben. Het vacuüm is dan de voorzorg die genomen is, om de capsule extra sluitbaar te maken.Op de plaats waar eerst de bus was, schiet nu de krokodil door de modder, in een regelmatig zigzaggende weg, maar met een enorme lading en agressie, die tegelijkertijd beangstigend maar ook prettig (ontladend) voelt. Ik vind het net zo eng als dat ik er naartoe wil. Ik probeer steeds tegen mezelf te zeggen dat de krokodil vriendelijk is, maar ben toch ook erg bang voor die onverwachte wendingen. Steeds ben ik (uiteraard) met de kinderen bezig, ook al zijn ze nu veilig. Ik aanschouw het zigzaggen door de modder en daar kan ik eindeloos naar kijken, ik zou er ik weet niet wat voor over hebben om ook zo te zigzaggen door de modder, het is een ongekende dynamiek, de vonken spatten er vanaf. Het is die dynamiek, in combinatie met de modder, de basics, waar ik geen genoeg van kan krijgen. Echter, de angst houdt aan, en ik voel de spanning in mijn keel, ik houd het tegen blijkbaar.
Er is misschien ook een razend geluid van de krokodil, maar dat weet ik niet zeker, en mensen die applaudiseren, zoals het moment waarop Jezus Jerusalem binnenreed op een ezel, en verwelkomd werd met applaus en palmtakken.
In een ander fragment woont mijn vriendin in een grote flat. Het is midden in de nacht, of vroeg in de ochtend, en erg mistig. De mist hangt rond de flat heen, en dat geeft een mooie waas. Wellicht schijnt de zon er ook al een beetje doorheen. Ik heb in haar huis gelogeerd, en moet nog even een fiets uit de fietsenkelder halen. Haar voordeur heb ik achter mij gesloten. Ze komt eraan gelopen, en zegt dat de voordeur dicht is, terwijl ik naar haar idee nog iets in haar huis heb liggen. Ze is bezorgd dat ik zo niet meer bij mijn spullen zou kunnen, en zij kan de deur niet openen, omdat ze niet op deze plek is, maar op vakantie. Het is dus meer dat ze in mijn gedachten erbij is. Ik wil haar duidelijk maken dat ze zich geen zorgen hoeft te maken, dat ik al mijn spullen al bij mij heb, maar deze boodschap komt niet over. Even later zit ik met een paar andere mensen bij haar in de auto, en praat ze honderduit. We rijden ter hoogte van Westerbork (zij woont daar ook in de buurt) en het is nog steeds mistig.



Krokodil:
Dromen over een krokodil vertellen je geboorte, vruchtbaarheid en oermoeder gevoelens en ook bescherming van de hoogste vorm die je maar kunt wensen als je zwanger probeert te raken, of op het moment je bezig bent met een onderneming. Het maakt niet uit hoe groot of hoe klein ook de veranderingen zijn er komen veranderingen aan. Maar een alternatieve uitleg voor krokodillen dromen of visioenen zijn een waarschuwing voor verborgen gevaar.
De krokodil vertegenwoordigd ook het agressieve aspect van je karakter; onder andere als hij je aanvalt of zijn bek opent in je visioen of droom. De droom zou ook kunnen betekenen dat je niet echt oprecht bent geweest in het uiten van je emoties en krokodillentranen huilt. Een andere uitleg is dat je agressie, en woede op de krokodil projecteert; je valt je zelf aan; je doet je zelf pijn.

krokodil

Dit grote waterreptiel is met zijn symboolbetekenissen verwant aan de draak en de slang Leviathan. Dit in historische tijden in de Nijl, tropisch Afrika en India voorkomende dier symboliseert razernij, het kwaad, huichelachtigheid, tirannie, dood, de ziel van de duisternis, wellust en vraatzucht. In het laatste geval wordt de krokodil vaak met dichtgesnoerde kaak uitgebeeld,. In de middeleeuwen werd de muil van de krokodil het symbool van de hellemond.
Naast deze negatieve betekenissen drukt de krokodil ook positieve waarden uit. Levend in en oprijzend uit het oerslijk en de modder werd de krokodil ook symbool voor vruchtbaarheid, water, voorzichtigheid en kennis, bijv. kennis van het tijdstip dat de vloed in de Nijl opkomt. De Nijl werd wel 'het zweet van de krokodil' genoemd. De Egyptische watergod Sobek, waarvan de naam krokodil betekent, werd afgebeeld als een man met de kop van een krokodil. Hij werd vereerd in Fayum en Kom Ombo en later werd hij gelijkgesteld aan de god Re, de zonnegod in de volheid van zijn kracht. Sobek‑Re werd tot de oergod en schepper. Met koudbloedige dieren is door de mens geen relatie op te bouwen, ook niet door oppassers die deze dierenjarenlang voeden en verzorgen. De dieren blijven onvoorspelbaar en gevaarlijk.



zaterdag 23 november 2013

Cadeau's

Ik ben op het erf, naast de kassen. Dat is de brug over, stukje doorlopen naast het kleine kasje.
Het staat er allemaal allang niet meer. Op deze plek stookte mijn vader (in mijn herinnering) wekelijks een vuurtje, en later vooral mijn broer. Afval van de tuin werd er verbrand. Later was dit niet meer toegestaan.
De plek komt vaak in mijn dromen terug; vooral de rol van de natte klei / modder.
Natte klei staat voor mij symbool voor hard werken, ja, zwoegen bijna.
Ik ben ermee opgegroeid, werkte veel mee in de tuin, vond het eigenlijk best prettig, steeds dat nabije contact met de directe grond te hebben, vond het lekker ruiken. Dat je er vies van werd vond ik nooit echt erg; even douchen en klaar. 's Avonds in de kerk keek je dan naar je werkhanden, waar vaak nog randjes zwart te zien waren. Het gaf je dan een voldaan gevoel.
In de droom bevindt zich op deze plek een enorm steile helling. De helling is eigenlijk veel te steil. Het is niet te doen om hier omhoog te komen. Ik heb echter geen keuze, want ik rijd hier al, en ik kan moeilijk weer terug rijden (vandaag, dus de dag na de droom, inderdaad een heuvel op gereden, en ik moest precies stoppen waar de heuvel omhoog ging, dus de hellingproef). Deze helling is extreem stijl, en komt in Nederland niet voor. Naast mij zit mijn goede vriend, gezellig te babbelen. Door hem heb ik wel het vertrouwen dat het gaat lukken om de helling op te komen. Het laatste stukje is weer die modderrand, die dreigt af te brokkelen, te vergelijken met een bevalling, dat er wordt gezegd 'het laatste randje, en dan is er volledige ontsluiting, dan mag je gaan persen', en dan gaat het los. Zo ook nu. Het laatste randje, maar dat is tevens het moeilijkste randje. Ik heb echt het gevoel dat het niet te doen is, en dat de boel acuut afbrokkelt, dat we te pletter vallen naar beneden. Maar nee hoor, we redden het, met gemak zelfs. We zijn de helling op gekomen, veilig en wel, en we zijn voorbij de afbrokkelende modder, we zitten hier veilig en wel in een prachtig luxe huis op de helling, met een prachtig uitzicht. Oh, ik geniet met volle teugen. Het is heerlijk zacht weer, de omstandigheden zijn ideaal. Het is een huis met veel ramen. Waar ik ook kijk, ik heb overal het prachtige uitzicht. Het huis wordt heerlijk verwarmd door de open haard, en het is er knus.
Nu ben ik weer terug op het erf, bij de brandplaats. Ook het groene vakantiehuisje staat er nu weer (een houten vakantiehuisje van mensen uit Den Haag, allang afgebroken en plaatsgemaakt voor het huis van mijn broer, die er ook al niet meer woont). Mijn lieve vriend vertelt me dat hij cadeautjes voor mij heeft. Hij zegt dat we elkaar vroeger onder water zoenden, maar dat ik dat eigenlijk eng vond. Daarom heeft hij een soort 'doorkijkertje' gemaakt, en het is de bedoeling dat we elkaar gaan zoenen, met het doorkijkertje tussen ons in. Er zitten venstertjes in, het is een soort kartonnen kokertje, maar dan achthoekig. Het is versierd met gekleurde papiertjes en bij elkaar gehouden met plakplastic. Het is een werkje van de kleuterschool, echt uit mijn kleuterschooltijd, maar tegelijkertijd is het een serieus kunstwerk, en ook heel veel waard. Ik ga terughoudend in op zijn verzoek, ben wel blij verrast, maar weet absoluut niet wat nu precies de bedoeling is, kan het niet overzien, ben bang dat het teveel losmaakt, kom uit veiligheid eerst maar niet in actie. Ik reageer op precies dezelfde manier op zijn andere cadeau's. Hij heeft mij foto-albums doorspit. Als verrassing heeft hij thema-boekjes gemaakt, soort scrapbook, waar ik erg van houd. Hij heeft alle foto's uit mijn leven uitgekozen die met voetbal te maken hebben, vooral met het Oranje-elftal. Hij heeft die foto's bij elkaar in een plakboekje gedaan, en je ziet mij op verschillende leeftijden in een oranje voetbalshirt. Ook dit is weer zorgvuldig geselecteerd, met vrolijke kleuren en beschermd met plakplastic. Zelf is hij er heel trots op. Ik ben heel verbaasd, want ik ken helemaal niet zulke foto's uit mijn fotoboeken, en naar mijn idee zijn deze ook nooit gemaakt.  Ook heeft hij een thema-boekje gemaakt van onze trouwerij, en hier heeft hij teksten bij geplakt, met woorden uit tijdschriften, precies op dezelfde manier, in allerlei kleurtjes en met plakplastic. Ik zeg dat hij toch helemaal niet bij onze bruilof geweest is? Nee, zegt hij, maar dan kan ik er toch wel een mooi boekje van maken, voor jou? Ik voel mij wel vereerd, maar ik weet niet echt wat ik ermee aan moet, en wil hem ook niet teleurstellen.

vrijdag 22 november 2013

Springen

Ik sta aan de kant van een brede moddersloot.
Er staat veel publiek om mij heen.
Mensen hebben hun auto's in de berm geparkeerd.
Het schijnt dat er heel wat gaat gebeuren.
Ik heb geen idee wat dat dan zou moeten zijn.
Er is veel modder en het heeft de afgelopen dagen erg veel geregend.
Mensen zakken weg, met hun voeten in de modder.
Dames met hakschoenen balen, omdat ze met hakschoenen en panty in de modder staan.
Ik denk bij mezelf 'lekker belangrijk', dat staat toch niet in verhouding met wat we nu gaan beleven?
Het schijnt een soort 'verlossing' voor de mensheid te zijn (verlossing van jarenlange collectieve ballast).
Ik mag hier een grote rol in spelen maar ik denk ach, ik ben maar een klein stofje in de wind.
Het voelt echt zo, omdat het zo is, en dat voelt prettig en veilig.
Het heeft ook met de ellende op de Filippijnen te maken (maar wat, dat weet ik niet precies).
Er moet gesprongen worden, vanaf de slootkant naar een schuit
(zoals wij dat vroeger deden, achter het ouderlijk huis).
Ik vind het maar raar dat ze de slootkant niet even steviger gemaakt hebben, met balkjes.
Nu er zoveel mensen moeten springen, wordt dat toch heel gauw slap?
Er zitten een paar minuten tussen de ene sprong en de andere.
Het stelt eigenlijk niet zoveel voor.
Een man schiet steeds met een neppistool omhoog, als de volgende aan de beurt is.
Hij voelt zich 'heel wat'. Anderen van de organisatie ook. Ik vind dat maar overdreven.
Het publiek reageert mat, en niet echt geinteresseerd. Mensen spelen met mbieltjes, zijn meer met elkaar aan het praten. Buren die elkaar net nog gezien hebben, vinden het nodig om hier uitgebreid bij te praten.
Ik denk ja, wat doe je hier dan? Had dan thuis gebleven. Dan had je je hakken ook nog schoon gehouden.
De persoon vóór mij springt, maar de schuit vaart langzaam verder weg van hem af.
Ik schrik me dood, en ik vind het een rotstreek dat ze die schuit verder van hem af laten varen.
Als hij dat had geweten, dan had hij even gewacht met springen. Het schijnt dat ze het 'erom doen'.
Is het om hem uit te dagen?
Hij komt in het water terecht, en ik heb het met hem te doen.
Het water zal vast koud zijn, en met een beetje meer tact was dit helemaal niet nodig geweest.
Zelf schijnt hij het toch niet zo erg te vinden.
Dan merk ik, dat het mijn beurt is, en dat ik 'automatisch' ook al naar voren hel, om te springen.
Het ging onwillekeurig (geconditioneerd), nadat het pistool afgegaan was.
Ik denk 'wat nu'? Ik bereid me voor op het koude water.
Ik denk 'nou ja, het is niet anders, dan laat ik me maar gewoon ook in het water vallen'.
Tot mijn verbazing echter, gebeurt dit niet. Ondanks dat ik al heel ver naar voren geheld was, veer ik gewoon weer terug, en sta ik weer stevig rechtop, aan de slootkant, ver genoeg van het water, en ondanks dat de bodem niet goed gestut is met balkjes, blijft ook de bodem stevig in tact.
Ik ben verbouwereerd, en kan dit eerst echt nog niet geloven.
De anderen schijnen het wel heel normaal te vinden, ook degene die in (inmiddels lachend) in het water zwemt. Het doet mij overigens goed hem zo ontspannen te zien lachen.

Bloempotten

Deze droom is van gisteren

(n.a.v. een lunch overdag, en afgerekend aan 'tafel 17'):

Het ouderlijk huis in de jaren '80. Een zonnige dag in de zomer.
Drukte in en om het huis. Mensen lopen naar binnen en naar buiten.
Het gezin, maar ook mensen uit de buurt. Ik merk dat dit mij onrustig maakt.
Ik zou het gezelliger vinden om alleen met het gezin te zijn.
De onrust van het 'halfbakken' aandacht aan mensen besteden belemmert een goed gesprek.
Ik vind dat de bezoekers teveel praten. Ik word er tureluurs van. Kan het niet bijhouden.
Ik mis de inhoud, en ik mis al helemáál de rode draad. Die is ver te zoeken.
Daarom heb ik de behoefte om mij af te zonderen, maar die mogelijkheid is er niet.
Ik vind het best gezellig om hier te zijn, maar ik zou dan liever rust en overzicht willen.
Gewoon, de dagelijkse dingetjes, zonder mensen die steeds in en uit lopen.
Ik heb ook het gevoel dat deze mensen niets toevoegen.
Dan zou ik liever andere mensen willen ontmoeten, maar die ontmoet ik hier niet.
Nu is het net een vergiet, waar het water gewoon doorheen sijpelt, zonder dat er iets waardevols achterblijft.
Voor mij blijft er alleen maar onrust achter.
Ik wil er niet voor uit komen, wil mensen niet kwetsen, maar zoek rust, en die is er niet.
Zolang ik in het huis ben, heb ik het gevoel dat ik geen kant op kan.
Echter, het lukt mij dan toch om er bovenuit te stijgen.
Het geeft mij vleugels!
Ik ben wel aanwezig (want ik hang erboven), maar ik hoef er niet bij te zijn (bovenop te zitten).
Wat een opluchting!
Aanwezig zijn bij de voordeur en de achterdeur volstaat.
Er lijkt op deze manier een goed compromis gesloten te zijn met mijn familie van komaf.
Iedereen heeft er op deze manier vrede mee, en daar ben ik heel blij mee.
Bijzonder genoeg is de achterdeur niet de achterdeur van het huis, maar de deur van de schuur.
In werkelijkheid is deze schuur allang afgebroken.
Zowel bij de voordeur als bij de achterdeur staan bloempotten, te stralen in de zon.
Ik stel die beide bloempotten met bloemen voor.
De bloemen zijn een 'allegaartje', met verschillende planten, wel bloeiende, niet echt bij elkaar gezocht, hier en daar een bruin blad, maar het geheel maakt het juist authentiek, en veel mooier dan wanneer een tiptop zou zijn. Bij de achterdeur mist er een stukje van de bovenrand van de bloempot (oranje terracotta, en die bij de voordeur is donker van kleur, kleur mahoniehout). Het maakt helemaal niet uit dat dit randje mist. Ik vind het juist erg charmant. Het zou wat raar zijn om dit cadeau te geven, maar aan een goede vriendin kan dit juist weer wel, die stelt dat 'tweedehands' juist wel weer op prijs. Het doet sterk denken aan die mooie bloempotten die je op Griekse ansichtkaarten ziet, bij ouderwetse deurposten.
De voordeur en de achterdeur zijn met elkaar verbonden door een brede 'schaduwstreep', die extra opvalt door de felle zon. Er zijn weer de grijze tegels achter, die er vroeger ook lagen. Dit geheel voelt zeer goed.
Met het trekken van de schaduwstreep lijkt het op een drie-eenheid (derde hoekpunt ter hoogte van de garage). Het voelt erg veilig op deze manier, en het voelt enorm vrij / bevrijdend dat er niet van mij verwacht wordt dat ik ook het huis binnen ga. Laat mij maar lekker bij de voordeur en de achterdeur. Dan kan ik tenminste de frisse lucht door mijn longen laten stromen. In die luchtstroom zweef ik langs te uitlaatgassen van de doorgaande weg, linea recta richting zee. De uitlaatgassen laat ik geheel voor wat ze zijn, en dringen zelfs niet mijn neusvleugels binnen. Na de zee ga in onmiddellijk naar de Drentse frisse lucht. Daar aangekomen, adem ik vol in en uit (eerder heb ik me toch steeds een beetje ingehouden).

PS 1.........ons huisnummer is 17
PS 2.........ik droom vaak over (voor mij) belangrijke gebouwen, die reeds afgebroken zijn.




zondag 17 november 2013

Toeteren

Ik was in een parkeergarage in Assen. Ik hoorde een auto toeteren, 'net vóór de eindtijd'.
Blijkbaar was er een wedstrijd gaande. Een marathon? Ik merkte op dat ik hoorde toeteren.
'Hé, er wordt getoeterd!', zoiets moet ik gezegd hebben.
Even later was ik boven, in het winkelcentrum. Er was een politieagent, die parkeerbonnen uitdeelde.
Hij gaf mij een parkeerbon, en die moest ik invullen.
'Ja, want jij hebt zélf gezegd dat je de auto hoorde toeteren, en dat is niet toegestaan.
Schrijf dan zelf de bon ook maar.'
Hij zij het heel staccato in het Duits: 'Parkschein'!!
Het was een A4 met blauwe letters, blauwe omlijsting, met kleurtjes gemaakt.
De achtergrond was ingekleurd met lichtblauwe kleurtjes.
Binnenin stonden letters, waaruit bleek dat het een 'Parkschein' was.
Ik vond het allemaal maar een beetje poppenkast, weigerde het briefje te schrijven.
Ook voelde ik mij bezwaard naar de persoon in de auto, dat ik hem 'verraden' zou hebben.
Dat was helemaal niet mijn bedoeling geweest; ik had alleen maar opgemerkt dat hij getoeterd had.
Dit, omdat het mij gewoon was opgevallen.
Ook was er nog iets van zwemmen in de grachten, kijkend naar het verkeer dat af en aan voorbij ging.
De dag werd opgesplitst in zo'n zes 'tijdzônes. Dat had dan weer met die wedstrijd te maken.
Dat toeteren was nét binnen de tweede tijdzône gevallen.
Ik was wel blij dat het nog net binnen de tijd gevallen was. Dat was op de één of andere manier veilig.

vrijdag 15 november 2013

Herengracht

Deze droom komt het vaakste terug, en ik kan 'm op het laatst wel 'dromen': Herengracht.
Het pand Herengracht 1 Den Haag staat er nog gewoon. Ik weet dat er nu andere mensen wonen, maar ik mag er ook nog langskomen. Blijkbaar heb ik de etage onderverhuurd (wat ik ook inderdaad een keer gedaan heb). Ik kom er binnen en denk dat ik hier gewoon weer ga wonen. De inrichting is steeds anders, omdat er steeds andere huurders zijn. Steeds zijn de bewoners niet thuis, zo ook nu niet. Ook is het er een rommeltje, maar dat hoort erbij. Het is een gezellig rommeltje. Er moet het één en ander opgeknapt worden, maar dat is wel te overzien. Samen met anderen bespreek ik een plan van aanpak. Midden in de kamer - ter hoogte van de erker - moet een grote, zware, glimmend geel beschilderde deur komen, in een diepe deurpost. Het is een tweedehands deur, ziet er heel ruig / studentikoos uit. Doet denken aan de deuren van de gebouwen van studentenverenigingen of uitgaansgelegenheden. Ik ben zeer enthousiast over deze deur: dit gaat heel mooi worden, en dat weten de anderen ook. Verder moeten er nog wat balken aan het plafond komen. In principe is het huis nog steeds in een hele goede staat (en dat verbaast me, omdat het pand op de lijst staat voor afbraak). Zoals in de andere dromen, ben ik heel erg blij dat het pand niet afgebroken hoeft te worden, dat men het dus op waarde schat (in werkelijkheid is het allang afgebroken). De vervangklussen zijn goed te overzien, maar het zijn meteen wel hele 'grote' klussen. Gelukkig heb ik sterke vakmannen meegenomen, dus dat komt helemaal goed. Het huis ziet er donker uit. De rieten rolgordijnen hangen half naar beneden. Er zijn waslijnen gespannen en er hangt veel was midden in de kamer. Dat vind ik wel gezellig. Het kan ook wel zijn dat ik hier weer met mijn huisgenoot ga wonen. Ik probeer een constructie te vinden waarin we allebei genoeg ruimte voor onszelf overhouden.
In een ander fragment rijd ik op de bruine fiets van mijn moeder naar Rijswijk (dit is een fiets van vroeger, is er allang niet meer). Ik moet hard tegen de wind in fietsen, maar dat geeft niet, de zon schijnt, het is middag. Ik begrijp niet waarom ik niet de herenfiets heb genomen. Die gaat veel sneller. Op de plaats van de garage achter het ouderlijk huis zijn weer de tegels, zoals deze er vroeger lagen. Het speelt zich ook in die tijd af.
Daar vindt overleg plaats met collega's. Eén collega wordt te lang in beslag genomen door een andere collega (met een informeel praatje). Ik wil onderbreken. Ik zeg dat ik op tijd weer weg moet, en daarom nu graag met haar wil overleggen. Dat vinden ze wel oké. Ik moet 'weer terug naar Hoogeveen', maar nu over een snelweg die stijl omhoog loopt, en uitkomt in..........Emmen.
Achter het ouderlijk huis parkeert de huisarts zijn cabrio. Hij is zo uit 'de tuin' gekomen, over het smalle bruggetje. Er is maar net genoeg ruimte, maar het gaat wel. Hij was ook bij het overleg.
Ik ben soms half wakker, en weet dat ik aan 't dromen ben.
Tijdens het ontwaken krijg ik in de droom van Hessel een ijsje.

donderdag 14 november 2013

Feest

Ik geef een groot feest in onze tuin, terwijl wij helemaal niet zo'n grote tuin hebben. Het is een samenvoegsel van de tuin achter het ouderlijk huis en Meijendael, in Wassenaar. Het is een heuvelachtig, duinachtig gebied en er schijnt een vriendelijk, lage zomerzon, waar ik mij heerlijk aan kan warmen. Er is genoeg ruimte, en het is opvallend dat er nergens hekken staan. Van alle kanten kunnen mensen aan komen stromen, en de stroom gaat af en aan. Het gaat mij allemaal te snel, ik kan het niet bijhouden. Blijkbaar hebben anderen dit feest voor mij georganiseerd, maar mijn vrienden en kennissen zijn uitgenodigd, dus ik voel mij verantwoordelijk voor iets wat ik niet zelf teweeg heb gebracht. Dat gevoel van verantwoordelijkheid blijft maar in de lucht hangen, en verdwijnt niet. Ik moet zorgen dat ik erbij ben, en de gasten ontvang. Voor de rest heb ik eigenlijk GEEN invloed op het verloop van de dag, en het lukt mij niet om dit los te laten. Maar blijkbaar hebben anderen alles perfect tot in de puntjes geregeld. Ik weet trouwens ook niet wie 'die anderen' dan zijn, dus ook daar heb ik geen grip op de situatie. De eerste gasten stromen binnen. Het zijn eigenlijk mensen die ik niet zo goed ken, ook wel fb-'vrienden'. De vrouw van één fb-vriend (hij blijkt zelf niet te komen en dat vind ik jamer) loopt recht langs mij heen, met een hele vriendelijke blik in haar ogen, mooi gekleed in wit een crème bruin, en ze draagt een vaas, dat is een cadeau voor mij. Ze schijnt heel goed bevriend met mij te zijn, terwijl ik haar in het echt misschien ooit één keer ontmoet heb. Terwijl zij langs mij heen loopt, bestijg ik een ladder, die heel stijl, bijna rechtop naar boven gaat. De ladder wordt vanaf de grond door iets of iemand vastgehouden, en leunt verder nergens tegenaan. Het is heel spannend om de ladder te betreden, bijna té spannend, en ik zou net zo goed mijn vriendin kunnen begroeten, de vaas in ontvangst nemen, het veilige gevoel van vriendinnen onder elkaar beleven, en dus helemaal niet die ladder hoeven beklimmen. Maar nee, ik ben onzichtbaar voor haar, en ik weet dat wij elkaar later wel weer zullen spreken en zien. Dit heeft nu even prioriteit, ook al is het eigenlijk veel te eng, maar ik doe het koste wat het kost toch, terwijl ook niemand mij de opdracht geeft het te moeten doen. Het doet me sterk denken aan mijn vriendinnetje, die vroeger met kleurtjes en al van de trap naar beneden viel, en hoe erg wij schrokken. Ook ik draag iets in mijn handen, als ik de ladder bestijg. Het lijkt wel een spijlenwand van een ledikantje of een kinderbox. Deze moet blijkbaar nog even snel naar boven gebracht worden, voordat het feest begint. Eenmaal op de ladder, bemerk ik dat ie heel hoog en stijl is, heen en weer wiebelt en bijna wel tot de wolken reikt. Dat vind ik dan ook wel weer stoer. Ondertussen zijn er meer gasten gearriveerd. Ik maak me zorgen om eten en drinken, maar dan zie ik lange tafels in een vierkant neergezet, bedekt met hagelwitte kleden, die wapperen in de wind, rijkelijk gevuld met eten en drinken, glazen, bordjes, bestek, alles staat klaar en er wordt al volop gebruik van gemaakt. Ik vind het jammer dat ik niet bij de voorbereiding betrokken ben geweest, maar tegelijjkertijd besef ik dat je nu eenmaal 'ook niet alles tegelijk kunt', en dat het werk wat ik nu doe vele malen belangrijker is. Mijn buurjongen van vroeger komt naar mij toe lopen. Hij zegt dat er ook een feest bij hem in de achtertuin is, en dat de mensen gerust ook bij hem mogen komen, hij heeft eten en drinken genoeg. Ik denk oh jee, die gaan natuurlijk allemaal naar hem en zijn vrienden toe (die hier ook bij zijn), want hij gaat met veel meer mensen om dan ik, dus dan zoeken de mensen vast bij hem de gezelligheid op, aangezien ik veel meer op mezelf ben dan hij. Ik zie een beetje op tegen het einde van de avond, ben bang dat ze allemaal het feest gaan verlaten, op weg naar mijn buurjongen. De kleden van de tafel zijn dan veranderd in een groot, bosgroen, glimmend zeil, het is donker en het regent. Ik weet niet of het gaat gebeuren zoals ik denk, maar zou dat wél het geval zijn, dan zou ik het stiekem toch ook niet erg vinden, omdat ik eigenlijk niet zo houd van grote gezelschappen. Dan ontmoet ik de mensen liever individueel.


Wauw zeg.................dit belooft heel veel goeds:

(Droominfo)
DROMEN WAARIN je een ladder beklimt, duiden erop dat u een nieuw niveau van bewustzijn hebt bereikt. Het is een aanwijzing dat uw (harde) werk vruchten heeft afgeworpen. U kan zaken nu vanuit een nieuwe invalshoek bekijken. Deze droom kan er ook verwijzen naar meditatie en zelfreflectie. U gaat voorwaarts op het door u ingeslagen spirituele pad.
Denk bijvoorbeeld aan de betekenis van 'Hoger op de (sociale) ladder staan', waarbij bedoeld wordt dat u een bepaalde status, macht of belangrijk doel hebt bereikt. Als u van de ladder afdaalt, vertelt je droom dat je je (spirituele) verantwoordelijkheid ontloopt. Het is een indicatie van tegenslag.
Als je droomt dat iemand de ladder voor je vasthoud, geeft aan dat je succes zult vinden met behulp van derdern.
Dromen waarin je van een ladder valt, duidt op (tijdelijke) tegenslagen die je zult meemaken in je ondernemingen.
Een gebroken ladder symboliseert voortdurend falen in de dingen die je onderneemt. Je kan je gehinderd door iets voelen.

zondag 10 november 2013

Vakantiehuisje

We logeerden in een soort vakantiehuis, maar het kon ook wel een paviljoen van een psychiatrische instelling zijn, waar ik vaker over gedroomd heb. Of een Centerparcs-huisje. Het gezin van komaf hing er loom op de bank, hetgeen mij irriteerde. Ik wilde er weg. Buiten was een smalle rivier, met een dijk, die grensde aan het huisje. De ligging van het huisje was wat lager. Er waren veel ramen, dus je keek uit over het water en de weilanden. Het was er wat bedrijvig druk, zoals in de watersportgebieden in Friesland. Ik ging op onderzoek uit, om te kijken of er nog wat te beleven viel. Ik was een puber, en vond het eigenlijk maar saai. Op het 'dijkje' moest een catamaran 'gestald' worden. Nu was ik B-verpleegkundige, die buiten de boel moest opruimen, omdat de patiënten naar binnen waren gegaan en de broodmaaltijd klaargemaakt moest worden, in de late dienst. Ik voelde weer die verantwoordelijkheid. Op het dijkje moest ik een pinnetje plaatsen in de aanhechting van het zeil. Ik had hier veel ervaring mee, dus, geen probleem. Echter, het zag er nu heel anders uit dan ik gewend was. Een (huidige) collega van mij schoot te hulp. Ik legde uit dat ik wel wist hoe het in elkaar zat, maar dat dit toch een ander systeem was. Hij kwam met een klein doorichtig speldendoosje, met kleine 'rommeltjes' erin, zoals een veiligheidsspeld, punaise, spijkertjes, pinnetjes, enz. Ik vond het wel raar dat al deze dingetjes nodig waren, terwijl ik het gewend was dat één pinnetje genoeg was. Hij zei dat de catamaran (of surfplank?) hier wel kon blijven liggen, met iets zwaars erop, zoals een steen. Hij zocht iets zwaars, en zo was het klaar. Ik was het hier niet mee eens, maar hij was de 'vaste verpleegkundige' van dit paviljoen, en ik invaller, en hij zei dat ze het altijd zo deden. Ik bleef er niet gerust op (wat als het ding 's nachts zomaar wegwaait?). Ik had iets uitgeprint en ik kreeg op mijn kop van hem, omdat het een kleurenprint was geworden, en dit was te duur. Ik was verbaasd, en zei dat ik toch echt de zwartwittoets had ingedrukt, en en juist extra op had gelet dat het geen kleur zou worden. Dit hoorde hij niet.
De collega maakte oubollige kerstkaarten, met afbeeldingen van kaarsen in hulst, zoals ze dat deden op de creatieve therapie. Wij kregen allemaal een kaart, en waren er niet blij, want de kaart kwam veel te vroeg, en daarom hadden we het gevoel dat het niet echt gemeend was.
De leidster van de crèche zei dat Hugo nergens aan meedeed en ik dacht ja, nogal logisch, jullie maken het hier ook helemaal niet gezellig, ik geef Hugo groot gelijk. Vond het wel een dappere actie van Hugo.

vrijdag 8 november 2013

Gebied

Er is een afgebakend gebied in Drente. Het is een groot deel van de gemeente Coevorden, inclusief het gebied waarin wij wonen, en nog een stuk van de gemeente Midden-Drente.Vroeger grensde de gemeente Oosterhesselen aan de gemeenste Westerbork. Dat is nog immer het geval, met het enige verschil dat gemeentes anders ingedeeld zijn, en dat namen veranderd zijn. Maar in wezen is het hetzelfde gebleven.
In de droom wordt het afgebakende gebied omheind op de landkaart. Dit is het veilige terrein, en dit terrein biedt mij een legio aan mogelijkheden. Het gebied onderscheidt zich van het omliggende gebied. Ik kan ook gewoon in het omliggende gebied komen, en uit het omliggende gebied kan men bij mij komen, maar we verschillen gewoon, niets meer en niets minder. Ik kom uiteraard overal, en vaak genoeg buiten dit omheinde gebied, maar ik vind het altijd weer prettig om thuis te komen, en ja, het is in de loop der jaren toch wel echt mijn land geworden; zo voelt het althans wel. Als je mij vraagt hoe ik een cirkel zou willen tekenen rond mijn woonplaats, dan zou ik zeggen nou, Dalen, Sleen, Aalden/Zweelo, Wezup, Orvelte, Westerbork, Beilen, Wijster, Witteveen, Balinge, Zwinderen, Gees..............dat is wel een beetje waarvan ik zeg ja, dit is mijn gebied. In alle genoemde dorpen heb ik weleens een keertje (of meer) gewerkt, behalve Orvelte en Wijster.
In de droom komt dit gebied dus naar voren, wordt 'uitgelicht',  zogezegd, letterlijk. In dit gebied zwerft een jonge man rond. Hij beweegt zich in een lage zon, die overal over het gebied schijnt, maar daarbuiten niet. De zon is heerlijk warm, maakt het landschap schitterend, maar nu en dan zó schitterend, dat het oogverblindend is, en dan moet je uitkijken als je in de auto zit, wil je geen ongelukken maken. Ik krijg niet goed duidelijk wie de man is, wat hij beoogt, hoe hij eruit ziet. Het kan zijn dat hij enkel en alleen uit licht bestaat, en dus ook geen kleding draagt. Het kan ook zijn dat hij een lange witte jas draagt. De man is uitermate vriendelijk, beleefd, zorgzaam, met hele zuivere intenties. Ik ben echter ook een beetje bang van hem, precies vanwege die eigenschappen (het komt te dichtbij). Hij probeert mij hierin gerust te stellen, maar dat laat ik niet toe, dat laat ik niet binnen, daar ben ik blijkbaar nog niet aan toe, maar later komt dat wel.

In een ander fragment zijn we in Portugal, en om de één of andere reden gaat het gezin al met het vliegtuig naar huis, maar moet ik hier nog wat langer blijven. Waarom dat zo is, dat weet ik niet. Ik was liever meteen met de anderen mee gegaan. Nee, zegt Hessel, jij moet hier nog iets regelen, maar spoedig zul je achter ons aan reizen. Ik blijf dus alleen achter in Portugal, nadat ik hun uitgezwaaid heb. Ik ben verbaasd dat Hessel dit mij heeft opgelegd, aangezien hij mij juist helemaal nooit iets oplegt, en als er bij ons iemand de ander iets oplegt, dan ben ik het wel (maar dat valt ook wel mee hoor). Ook ben ik verbaasd dat ik er zomaar mee akkoord ga. Wat moet ik nu gaan doen? Geen idee? Hessel heeft voor mij geregeld dat ik nog een middagje lessen kan volgen aan een universiteit. Ik loop de straat in en zie studenten en professoren buiten staan. Plotseling word ik heel erg verlegen. Ik denk dat men mij wel verwacht, maar dat is niet het geval. Ik ben onzichtbaar voor deze mensen. Dan maar even binnen zoeken, of ik daar iemand zie die mij te woord kan staan. Ik vind het ook allemaal eigenlijk onzin, voor dat ene middagje zoveel moeite te doen, en dan spreek ik ook nog eens een keertje de taal niet. Ik bevind mij nu in een overvolle kantine. Het blijkt dat men gewoon Duits praat, en ik ben helemaal opgelucht, dat ik de anderen nu wel kan verstaan. Maar toch voel ik mij nog steeds erg opgelaten. Ik vind het ook wel weer stoer, dat ik in mijn eentje in een ander land ben. Het gevoel dat ik mij kan onderscheiden van de rest. Ik loop over het bruggetje bij het ouderlijk huis. Ook ben ik even in de slaapkamer, die het uitzicht op de kassen heeft. Mijn zusje gaat net de badkamer in, en is heel blij om mij te zien, ze omhelst mij. Ik ben wat in verwarring en leg uit dat ik geen tijd voor haar heb, dat dat mij spijt, maar later heb ik wel tijd voor haar, ik moet eerst het vliegtuig zien te halen. Gek eigenlijk, zeg ik, over een paar uurtjes ben ik alweer bij jou, vanuit Portugal. En dat op één avond! Het lijkt erop dat ik het vliegtuig niet kan halen, dus ik ben druk in onderhandeling om de ticket in te wisselen voor een ander tijdstip, of een andere dag. Ik vind het allemaal maar vreemd, dat dit zo voor mij geregeld is, en dat het zo omslachtig moet...........

donderdag 7 november 2013

Hokjes

Vannacht weer een quote:

"Zwolle is een hoofdstad bij uitstek, om een nieuwe geliefde te ontmoeten."

Verder een hele positieve droom, ook al kan ik mij de inhoud nauwelijks herinneren.
Wellicht komt dat meer op gang naarmate ik er nu over ga schrijven.
Zowel vannacht als gisteren nacht werd ik precies een minuut vóór de wekker wakker, goed uitgeslapen.
Ook tijdens deze droom 'wist ik dat ik droomde'.
Ik was er zelfs mee bezig om 'ijverig door te dromen', om vóór het ontwaken tot de clou te komen.
Ik kwam inderdaad tot de clou, maar inhoudelijk weet ik het dus niet zo goed meer.

Het was de bedoeling om een soort enquête in te vullen, en het leek op E-Learning.
De opdracht was leuk om uit te voeren, en er werd mij verteld dat ik er veel mee kon bereiken, MITS ik de opdracht zo zorgvuldig mogelijk uitvoerde. Ik nam deze boodschap heel serieus, moest er veel voor doen, maar het ging mij supergoed af, en ik kreeg het net op tijd af. Bijna was ik in tijdnood gekomen, blijkbaar omdat ik het net iets té zorgvuldig wilde doen. Toen ik heel jong was, wilde ik opdrachten ook al op die manier uitvoeren. Zo werkte ik op de kleuterschool heel zorgvuldig aan een tekening in mijn plakboek, van bomen, met kleine blaadjes in de wind, van klein naar groot. De andere kinderen waren alweer aan een ander onderdeel begonnen, maar ik wou mijn tekening heel graag afmaken, in volle concentratie. De juf vond dit helemaal goed, en die goedkeuring was belangrijk voor mij. Tijdens haar uitleg leverde ik mijn tekening in, die nu helemaal af was. Ze keek me een beetje trots aan en ging toen weer verder met haar uitleg.
Ik glunderde hier helemaal van (dit verhaal is dus van een echte jeugdherinnering).

Tijdens deze droom beleefde ik mijn opdracht op precies dezelfde manier. Het had ook met geboorte en dood te maken. Er waren iets van vijf hokjes, zoals op een formulier, maar dan uitvergroot, zo'n vijf vierkante centimeter per hokje. De hokjes stonden niet op een formulier, maar zweefden als het ware in het luchtledige, zoals een vaag televisiebeeld dat even voorbij komt. Het deed ook wel denken aan vijf sterren, zoals in een Vijf-Sterren-Restaurant, maar dan met hokjes. Het was mijn opdracht om uit te zoeken hoeveel en welke hokjes opgelicht moesten worden. Hierbij ging het niet om 'wat het beste resultaat' was (zoals dat bij Vijf Sterren wel het geval is). Nee, elk resultaat was goed, en wedijveren om de beste zou eerder tegen je werken. Daar was ik dan ook helemaal niet op uit. Het gaf veel lucht om hier niet op uit te hoeven zijn. Ik moest heel lang wikken en wegen, en uitproberen, en was hier wel een hele middag mee bezig. Het was precieziewerk, en het deed ook wel denken aan proefjes natuurkunde of scheikunde, op een middelbare school. Elke stap moest heel stipt uitgevoerd worden, en dat deed ik dus ook. Ik nam mijn tijd. Uiteindelijk kwam dan het resultaat tevoorschijn: hokje drie en vier kregen een vage witte lijn, met een roze achtergrond. Ze kregen een vagere kleur, soort schijnsel, dan de andere hokjes. Ze deden denken aan engeltjes, en ook aan de roze kleur van een Predictorstick. Ik was opgelucht dat nu het resultaat zichtbaar was, en het was van voor tot achter onderbouwd en authentiek. Nu kon ik dit helemaal achter mij laten, en beginnen aan een nieuw hoofdstuk in mijn leven.

zondag 3 november 2013

Kar

Regeltje uit een droom, van ruim een week geleden:

"Het is lood om oud ijzer."

BTW...........ik vond verschillende 'oude' dromenboekjes op zolder, met improvisorische tekeningen.
Het maakt helemaal niks uit dat die tekeningen dan 'niet goed' zijn.
Het zijn pareltjes, ben er heel blij deze weer gevonden te hebben!!!!

Droom van vannacht:

Met een groepje dames ben ik op stap.
We maken allerlei avonturen mee. Het is niet altijd even gemakkelijk.
Ik heb het over een stagiaire. In de droom heet de stagiaire 'Frédérique'.
Eén van de dames spreekt mij vermanend toe: waarom praat jij altijd zo netjes?
Met een vies gezicht praat ze mij na, zegt de naam opnieuw, gespeeld bekakt.
Ik reageer geirriteerd. Ik zeg haar dat ik haar toch ook niet napraat in het Drents?
Dat het toch niet netjes is, om dat te doen?
Ze reageert niet, en ik krijg ook geen bijval in de groep. Het wordt genegeerd.
Ik moet steeds van alles doen en in orde maken. Het ene is nog niet af, of het andere begint al.
Ik word er heel onrustig van. Van alle kanten laat ik aan mij trekken.
Ik word er hollend dol van.

We zitten op een brede kar, die gespannen is achter een tractor.
Ondanks de (mechanische) tractor speelt het zich af in de 18e eeuw, op een onverharde weg.
De tractor rijdt veel te hard, en de bestuurder houdt helemaal geen rekening met ons.
Hij kijkt niet één keer om, wil zo snel mogelijk op de plaats van bestemming zijn.
Het kan ook wel een lange 'highway' zijn, ergens in Amerika.
De kar is alleen maar een brede houten plaat, omgeven door een lichtblauwe metalen rand.
Er zit geen omheining omheen. Ik vind het onbegrijpelijk, dat we op deze manier zomaar 'meegenomen' zijn.

De kar is uitsluitend voor vrouwen.
Er is een lichte link met kamp Westerbork.
Alsof we uit de vrouwenbarak vervoerd worden naar een andere plek, om daar tijdelijk te werken.
We zijn allen moeders, en dat maakt het extra moeilijk om gedwongen mee te moeten gaan.
Aan mannen hebben ze niets, zo wordt er gezegd, omdat vrouwen veel handiger zijn (vingervlug).
Slechts de sterkste vrouwen zijn uitgekozen.
We dragen rokken en hoofddoeken, zijn midden twintig.

De meeste vrouwen zijn blond. We kijken boos, want we verkeren in een onderdrukte situatie.
We zijn in feite furieus, in staat elkaar af te maken, uit pure wanhoop.
We proberen ons tijdens het rijden vast te houden, maar er is niets om ons aan vast te houden.
De kar blijft keihard doorrijden, over hobbelige onverharde wegen, bochten makend.
Wij blijven er toch gewoon op zitten, half liggend, geen teken dat we er vanaf kunnen vallen.

Dan blijkt, in het midden van de kar, een soort kampvuurplek te zijn.
Echter, in plaats van een kampvuur, zien we daar de ruggen van paarden.
Het zijn hele gezonde, lichtbruine paarden, glanzende vacht, in de kracht van hun leven.
Het blijkt nu dus, dat we door paarden getrokken worden. We kunnen hen voorzichtig bij de teugels pakken. Ik aarzel even om dat te doen, wil het de paarden niet aandoen, maar ze zijn reuze vriendelijk en sterk. Het lijkt een beetje op een groot rond gat, of een glazen bol, dat ons een doorkijkje biedt van wat er zich aan de onderkant van de kar voltrekt. Daar zien we dus de ruggen van de paarden, heel dicht bij elkaar, rennend alsof hun leven ervan afhangt, maar ze vinden het heerlijk, zijn vitaal en uitgelaten, de zon schijnt.

De 'werkelijkheid' is echter, dat we nog steeds getrokken worden door de tractor, met de chagrijnige man aan het stuur. Nu echter, trekken we ons daar niets meer van aan. De onderdrukking lijkt verleden tijd te zijn, met de aanblik van de paarden door de glazen bol. Nu hoeven we ook niet meer boos te kijken, of ons krampachtig proberen vast te houden, terwijl dat niet gaat. We hoeven dus ook niet meer nadragend naar elkaar te willen doen, laat staan dat we elkaar zouden willen afmaken, stel je voor.

De wanhoop is weg, en we zijn allang niet meer furieus. We lachen heel wat af met elkaar, slaan elkaar gekscherend op de schouders, moeten huilen en lachen, alle spanning komt er nu uit..............




vrijdag 25 oktober 2013

Huis

Ik woon weer in Leiden.
Op een rustige zondagochtend loop in over de Witte Singel.
Het is nog rustig op straat, en ik geniet van de ganzen, duiven, meeuwen, het water.
Dan word ik geroepen uit een huis, dat zich midden in het park bevindt, dus niet in de huizenrij.
Dit huis is - los van alle andere huizen - zomaar midden in het park geplaatst.
Dit, terwijl het wel een rijtjeshuis is. Het is er zomaar 'uit gerukt' (of uitverkoren, zo je wilt).
Het is een prachtig authentiek oud huis, doet een beetje Oostenrijks aan, met veel hout en trappen.
Een journalist roept mij vanaf het balkon, als was het een 'omgekeerde serenade'.
Ik moet binnen komen, word met veel egards ontvangen.
Kijk, zegt hij, dit wordt vanaf nu jouw huis. Het was eerst van je vriendin, maar nu is het van jou.
Ik weet dat ik hier heel blij mee moet zijn, maar het gaat mij allemaal veel te snel nu.
Het huis is nog leeg, en het heeft veel trappen.
Het zijn precies dezelfde trappen als in de voorspellende droom, die vertelde dat ik de man van mijn leven zou ontmoeten, op korte termijn, vlak voor mijn eigen afstuderen. Die droom had ik begin '91.
In die droom was er sprake van een feestje, en van een overleden opa. Het is ook precies zo gegaan, ook al overleed de opa pas later. In deze droom weer precies diezelfde trappen.
Zig zag, vice versa, brede houten trappen, breed trapgat, donker gelakt hout, zo'n tien treden, dan een plaveisel van plavuizen, dan weer tien treden, enz.
In een ander fragment denk ik dat ik weer met de betreffende journalist ben (de blonde jongeman in rode jas, die grootse plannen met mij heeft, maar die mij iets te snel gaat). Ik ben een tijdje in gesprek met hem, en nog een paar jongeren, op een jongerenkamer. Het blijkt nu een andere jongeman te zijn, maar met net zo'n guitig gezicht, alleen een wat zachter, betrouwbaarder uiterlijk. Hij vertelt dat de andere jongeman tegen hém helemaal niet zo vriendelijk deed. Zo van 'hé blonde, je denkt toch zeker niet dat ik jou ergens voor ga vragen..............zet dat maar uit je hoofd'. Iets in die strekking. Ik vind het allemaal maar vreemd.
In kleding ziet hij er hetzelfde uit als die ander (ook een rode jas, ook al is hij iets breder).
Ze zijn beiden studenten, en staan zeer actief in het leven, erg intelligent ook.
Tsja, wat moet ik nou dan? Ik houd eerst maar even afstand van het huis, lijkt me verstandiger.
In een ander fragment ontmoet ik een vrouw, die iets ouder is dan de anderen (tegen de 30).
Ze is activiste voor een goed doel, zoals Green Peace. Ze heeft helemaal geen hoge pet op van de journalist.
Ze zegt dat je éérst de onderlaag goed moet aanpakken, voordat je verder kunt.
Deze vrouw is de eerste waar ik het gevoelsmatig helemaal mee eens ben.
Bij haar klopt het onderbuikgevoel, in haar herken ik mijzelf..
We zitten rustig langs het water, laten de boel de boel, nemen de tijd om te praten.
Ze vraagt hoe ik zo in dat huis verzeild geraakt ben (begrijpt niet dat het allemaal zo snel ging).
Ik zeg dat ik 'zomaar van de Witte Singel geplukt ben'. Ze kijkt me aan met een blik van zie je wel, dat klopt al meteen niet. Ze zegt dat het allemaal goedkomt, geef het de tijd.
De vrouw draagt (in tegenstelling tot de jongens) wat shabby kleding, alternatief, wat somber, met een gekleurd sjaaltje. Ze draagt een khaki jack. Is één met het water, waar ze vaak aan de oever zit te mijmeren.
Ze draagt een prachtige grote vos in haar hand. Het is een kindvosje. Het vosje is ook wel uit hout gesneden.
Ik ben zeer onder de indruk van het vosje, moet er steeds naar kijken. Dan wordt het een grote hond.
Die grote hond is ook wel een knuffebeesthond, met lange flaporen, en intens lief.


Bezoek aan mijn jeugd

(Droom gisteren)

Ik bevind mij in een volle huiskamer (voorkamer), in het ouderlijk huis. Ik ben een jaar of 13.
Er is verjaardagsbezoek, maar ik vind het veel te druk in huis. Ik zoek de rust op.
Er zijn niet veel mensen waar ik inhoudelijk veel mee kan bespreken.
Dan komt een dierbare vriend 'uit de lucht vallen', als een postpakketje.
Hij 'weegt niets' en draagt een wollen witte trui. Zijn lange lijf past niet in deze drukke woonkamer.
Zijn lichaam lijkt net als een statig lego-poppetje. Hij zegt niets, beweegt niet.
Ik weet niet goed wat ik met hem aan moet. Ik weet ook niet of de anderen hem kunnen zien.
Ik denk het niet. Ik wil gastvrij voor hem zijn, maar ik weet niet wat hij nodig heeft.
Dat geeft hij ook niet aan. Hij geeft alleen aan dat hij graag bij mij in de buurt is.
We zitten dichtbij de telefoon (zo'n grijze, nog met draaischijf). Dat geeft mij iets meer lucht.
Toch voel ik mij beklemd, in deze drukke woonkamer, waar blijkbaar geen ruimte voor hem is,
en waar hij ook niet die ruimte voor zichzelf claimt (en dat laatste is ook wel iets wat mij stoort).
Het feit dat we dichtbij de telefoon zitten maakt, dat ik een ontsnappingsmogelijkheid heb.
Ik kan iemand bellen, en dan hebben we even contact búiten de woonkamer (escape).
Ik probeer op hem af te stemmen wat hij nodig heeft, maar dat krijg ik niet duidelijk.
Alles blijft bij hetzelfde (hij geeft niet aan wat hij nodig heeft) en dat stoort me mateloos.
Ik heb het gevoel met iedereen rekening te moeten houden, zonder te weten wat men nu precies van mij verwacht.

In een ander fragment ben ik juf op de basisschool. Hier ben ik een jaar of 39.
Nu ben ik in de achterkamer.
Dit is nog de ouderlijke slaapkamer, achter de schuifdeuren (in de tijd dat deze nog niet is verbouwd tot keuken). Ik sta hier les te geven, ben helemaal in mijn element en in de flow.
Ik ga dansen met een klein meisje, op een kinderliedje. Ze verandert in een figuurtje uit een kinderboek:
een vrolijk blond meisje in blauw jurkje met wit schortje, en dansende blonde haren.
Ze draait rondjes en rondjes, en ik dans met haar mee. We krijgen er geen genoeg van.
Het is heerlijk. Het klopt helemaal. Er staat een rij hele kleine poppetjes voor mijn neus.
Eerst denk ik dat het de kinderen zijn, aan wie ik lesgeef (in Balinge / in Witteveen).
Dan blijkt, dat het een kijkje is in mijn allervroegste jeugd.
Dat zijn de kinderen van de school of de crèche, waar ik op zat. Ik speel ertussen.
Het is heerlijk om hier weer te zijn, op deze plek, in deze tijd.
Dan ben ik weer de juf, en de kinderen letten op. Het is nu groep 3. Ze nemen het schrijven serieus.
Om de hoek van de deur zit mijn dierbare vriend, half in het donker.
Hij heeft zijn bouwsel van lego bij zich. Het is een lego-garage.
Hij stelt wel een jong kind voor, maar in de droom is hij een jaar of 25.
Ik weet niet wat te doen. Ik wil hem erbij betrekken, maar hij blijft op de achtergrond.
Ik wil hem zeggen hé, gezellig, kom erbij, maar dat is niet mogelijk.
Ik moet in de eerste instantie aan de kinderen denken, want ik ben nu als juf in functie.
Beiden zijn onmogelijk te combineren. Weer die verwarring, met iedereen rekening willen houden.
Wat wil hij nu? En die lego, wat moet daarmee? Als de kinderen de lego zien, dan willen ze ermee spelen.
Dat kan niet, want ze zijn nu juist zo geconcentreerd aan het werk.
Ik wil dat tegen hem zeggen, maar ik weet niet goed hoe ik dat moet aanpakken.
Het brengt mij in verlegenheid.

vrijdag 18 oktober 2013

Ziekenhuis / ontmoeting

Droom gisteren:

Ik werk ergens in een ziekenhuis in Noord Holland. Ik kom er voor het eerst, en weet er de weg nog niet. Ik ben nog heel jong, bijna 20 jaar. Mijn werkbegeleider neemt mij 'aan het handje mee' zogezegd, want ik zie er geweldig tegenop om in het ziekenhuis te werken. We beginnen met werken en eigenlijk valt het nu toch wel mee. Ik zit er goed in. Dan ga ik een paar mensen zelfstandig helpen. Dat kan prima. Ik krijg een telefoon mee. Ik volg precies de aanwijzingen op die ik gekregen heb. Het zijn een paar mensen die in de buurt van het ziekenhuis wonen. De zorg gaat prima, maar dan raak ik toch de weg kwijt, terug naar het ziekenhuis. Ik vraag het overal, en iedereen staat mij geduldig te woord, en ik weet ook dat ik in de buurt ben, maar het lukt me maar niet om de juiste weg terug te vinden. Ik geef dit telefonisch door aan een collega. Zij vindt het geen probleem, want zij heeft wel tijd om mijn patiënten te verzorgen. Toch voel ik me heel bezwaard naar haar toe, en incompetent. Ondertussen vraag ik mij af 'waarom ik toch steeds zo nodig in het ziekenhuis moet werken'. Ik ben nu bij de voorkant van het ziekenhuis, en dat is zoals station Haarlem. Het ziet er heel oud en authentiek uit. Ik blijf me afvragen waarom ik toch steeds weer terug naar het ziekenhuis moet. Dan dringt het tot mij door dat ik aan 't dromen ben, en dat ik dus niet terug hoef.
Ik loop de winkel van drogisterij 'Etos' binnen. Ik denk dat ik daar mijn moeder tegenkom, als ze zo'n jaar of 55 is. Ik spreek haar niet aan, want ze is druk bezig met kijken in de schappen. Later kom ik terug. Ik vraag aan de verkoper of mijn moeder hier soms ook geweest is. Hij kijkt mij verbaasd aan en schudt nee. Hij zegt dat hij niet weet wie mijn moeder is. Ook laat ik hem een pyama van Hugo zien, van toen hij een jaar of vier was. Een rode pyama. Blijkbaar had hij mij gevraagd om deze pyama te laten zien.


Droom vannacht:

Ik ben op bezoek bij een oud-klasgenoot van de lagere school. Het is heel erg gezellig, want hij is nog helemaal niets veranderd en zodoende kunnen we herinneringen ophalen. We hebben een etentje, maar eerst moet hij nog even naar zijn hotelkamer, om zich om te kleden. Hij vraagt of ik even met hem mee ga. Dat doe ik, want we hebben veel herinneringen te bespreken en we babbelen honderduit. In zijn hotelkamer zet hij de televisie aan en is hij druk bezig met allerlei regelzaakjes. Ondertussen kletsen we gewoon verder, en werkt het verder niet storend ofzo. Ik zeg dat anderen hem vaak maar een opscheppertje vonden, maar dat ik hem altijd heel sympathiek heb gevonden, dat ik daar wel doorheen keek. Ja, zegt hij, maar dat wist hij ook wel. En dat zijn broer en ik verliefd op elkaar waren, en dat dat bij beiden veel langer geduurd heeft dan wij beiden destijds dachten. Hij zegt dat ik dat moet gaan vertellen aan zijn broer. Ik zeg nou, dat weet ie allang hoor, dat heb ik met hem besproken tijdens de reünie. Nee, zegt hij, maar toch, ik zou het nog een keer met hem bespreken. Zelf zie ik daar zo het nut niet van in.
Verder ben ik heel druk bezig met alle teams van de thuiszorg. Er komt een schrijven uit 'over de AWBZ-regeling' en dat moet alle teams rond. Als dit bij alle teams gekomen is, dan gaan er besluiten vallen. Iedereen wacht in spanning af. Ik ben steeds op zoek naar mijn taak en rol. Waar moet ik wel of niet bij zijn? Dat is voor mij onduidelijk, en het geeft veel energie. Moet ik zelf gericht coaching aanbieden, of moet ik juist afwachten?