zaterdag 30 augustus 2014

Autorit

Ik kijk naar buiten, en kan zo naar binnen kijken in het huis waar wij eerst gewoond hebben.
Ik zie een jongeman of vrouw heel vlug en schichtig op een stoel klimmen, en snoepjes pakken, die bovenop de afzuigkap boven het gasfornuis staan (wij hadden geen afzuigkap, maar die was er wel in het ouderlijk huis). Het proces herhaalt zich een aantal malen, ook wel als silhouet, en het lijkt ook wel een oude film, die versneld wordt afgespeeld en weer teruggedraaid (op de stoel, van de stoel af. enz).

Ik rijd - samen met mijn vader - naar Drente, terug naar het ouderlijk huis, naar Drente, enz. Mijn vader is jong en flexibel (niet zoals ik hem ken). Het maakt hem allemaal niet zoveel uit, hij past zich wel aan (wat normaal gesproken niet op die manier gaat, ook vroeger niet, toen hij jong was). Hij is er ook naar gekleed: flitsende witte broek, trendy leren jasje, sieraden, haar in een kuif. De auto staat voor het ouderlijk huis geparkeerd, half op de weg, half op het grind. Ik vind het gevaarlijk voor de fietsers. Het blijkt het bed van Amber te zijn (de slaapbank). Het blijkt dat we hiermee naar Drente gaan rijden, en dat ik in slaapstand de auto moet gaan besturen, liggend op mijn buik. Er moet nog een versnellingspook op het matras gemonteerd worden, daar zijn we nog mee bezig. Ik zeg tegen mijn vader dat dit toch onmogelijk zal gaan, maar hij is ervan overtuigd dat het op deze manier moet, en hij heeft er méér dan vertrouwen in dat ik de rit glansrijk zal gaan afleggen. 

zondag 24 augustus 2014

Vrouw

Ik ben op bezoek bij een jonge moeder.
Het doel van mijn bezoek is niet geheel duidelijk.
Mogelijk ben ik haar begeleider.
Ik kom bij haar in huis, maar het is één grote onoverzichtelijke chaos.
De vrouw loopt heen en weer, om wat orde in de chaos te krijgen, maar het is onbegonnen werk.
Het huis en de tuin lopen in elkaar over.
Er is geen scheiding tussen huis en tuin, dus je weet niet wat binnen en wat buiten is.
Dat vind ik nog het meest zorgwekkend aan de situatie, en ik zie in dat dit niet te veranderen is.
Ze zal een manier moeten zoeken en vinden, om hiermee om te gaan.
Ik zal haar hierbij moeten gaan helpen, maar het is heel moeilijk om een ingang te vinden, omdat ze de zelf absoluut de ernst van de situatie niet inziet, en het probleem niet herkent.
Ze probeert steeds in kleine stapjes dingen op te ruimen, zoals was op stapeltjes vouwen.
Ik vind het positief dat ze kleine stapjes aanwendt; dat zet meer zoden aan de dijk dan grote stappen.
Het is alleen schrijnend om te zien dat haar kinderen niets vermoedend achter haar rug weer overal een rommel van maken, in de onschuld van hun spel, en dat zij dat zelf niet in de gaten heeft.
Het hele huis is één grote onoverzichtelijk wanorde; er ligt overal speelgoed en kleding verspreid over de vloer. Ik zie dat het niet ingewikkeld hoeft te zijn om alles samen met de vrouw te gaan ordenen en opruimen, en dat zij hierin dan zelf de leiding zal nemen. Verder valt het mij op dat alles wel heel schoon is en fris ruikt. Ze is schoon op zichzelf, en ze vindt het belangrijk om dit bij te houden. Alleen, ze is zich helemaal niet bewust van de chaos die ze steeds verspreidt, in haar denken, handelen, in haar omgeving.
Ik probeer met haar een afspraak te maken om samen de spullen te gaan opruimen. Ze heeft de kalender al in haar hand, en ook een pen, maar de afspraak komt niet van de grond. Het kan zijn dat ze mijn aanwezigheid als opdringerig ervaart, en het nut er niet van inziet. Het kan ook zijn dat ze mij gewoon letterlijk niet waarneemt, omdat ik een engel ben en dus voor haar onzichtbaar en dus alleen maar kan hopen dat ze doorpakt, en die afspraak op kalender vastlegt, en dat het dan niet uitmaakt of dat dan een afspraak met mij is, of met haarzelf.
In een ander fragment sta ik op de balustrade (blijkbaar is het een huis met een balustrade boven, die je vanuit de huiskamer kunt zien). Ik heb mijn ringetje af gedaan, en speel er wat mee. en dan valt het ringetje per ongeluk naar beneden, en komt neer op een lichtblauw fluwelen kinderkussentje naast de grote kast van mijn vader uit het ouderlijk huis, en het blijkt dat de poes altijd slaapt op dat kussentje, maar op dit moment is de poes buiten. Later loop ik naar beneden om het gevallen ringetje weer op te halen.
De vrouw loopt nog steeds ongeduldig heen en weer, en is eigenlijk nog niets opgeschoten.
Daar word ik wel verdrietig van.
In een ander fragment zie ik in een kale ruimte een telefoon met draaischijf of knoppen en de hoorn aan een telefoonkoord. De hoorn is bij het toestel neergelegd, in de richting van de luidsprekersgedeelte (waar geluid uit komt als je de telefoon op de intercom zet).
Vlak voordat ik ontwaak, heb ik de volgende gedachte, in de rol van een 15-jarig meisje:
"ik moet nu mijn ouders gaan vertellen dat ik over vijf weken zwanger word"

dinsdag 19 augustus 2014

Gehoor

Met een paar familieleden loop ik op het erf, bij de tuin van mijn vader. Het huis van mijn broer en zijn gezin is daar nog niet gebouwd. Het is nog het rommelige grasveldje met de onverhard oprit, en het oude groene houten 'vakantiehuisje'. Het is ook wel zo dat we met zijn allen op het ijs staan, vlak achter het ouderlijk huis, terwijl er helemaal geen ijs op de sloot ligt. Ik vind het apart te bemerken dat we dus gewoon op het water staan, en dat dat dus mogelijk is. Eén van de familieleden komt ernstig geschrokken aangelopen.
Ze kijkt ons aan met grote ogen van schrik. Ze vertelt ons dat ze verdrietig is, teleurgesteld, maar ook boos.
Ze vertelt dat ze er alles aan gedaan hebben, om voor een oude man een manier te zoeken die ertoe zou moeten leiden dat hij weer kan horen. Het zou een legendarische vondst zijn, en ze zouden er veel waardering voor krijgen. De oude man is één van de eerste bewoners die ik - als beginnend verpleegkundige - mocht verzorgen (in 1988!). Ik had destijds de wens om alles voor deze man over te hebben, wat natuurlijk niet de bedoeling was. Ze zijn er heel lang mee bezig geweest, het was een lang en intensief technisch proces, maar nu zijn ze eindelijk zover: de man heeft een gehoorapparaat gekregen waarmee hij echt heel duidelijk alles weer hoort. Was het eerst geroezemoes op de achtergrond en onverstaanbaar, nu hoort hij alles heel helder en duidelijk. Het lijkt nog het meest op een soort headset. Iedereen is blij, behalve de man zelf. Hij kijkt er heel ongelukkig bij, met de headset op zijn hoofd, en je ziet dat hij er helemaal niet achter staat dat hij het ding op zijn hoofd draagt. Op het moment dat hij alles weer kan horen slaan de stoppen door, raakt hij compleet in paniek, zoekt hij houvast wat hij niet kan vinden, slaat en schopt hij om zich heen, is hij niet te houden. Hij is zich helemaal rot geschrokken, weet zich geen raad met deze plotselinge verandering 'uit het niets', kan hij dit totaal niet aan. De mensen om hem heen - die zo lang gesleuteld hebben aan deze headset - zijn woedend dat de man zo reageert. Ik begrijp helemaal niets van hun reactie. Het ligt immers zo duidelijk voor de hand dat de man zo in paniek is geraakt.

vrijdag 15 augustus 2014

Voetbaljongen

Ik woon nog in Den Haag, en ik ben op weg naar mijn ouders, met de fiets. Als ik de brug over kom rijden, en bijna bij het ouderlijk huis ben, zie ik 'in het groot' een kind halfdwars op straat liggen. Ik schrik mij dood, en ga er meteen naartoe. Het kind ligt al opgebaard, met bloemen om zich heen, en prachtig aangekleed. Hij lijkt wel een jongetje uit India, maar dan blank. Als een prinsje is hij opgebaard, op de manier zoals dat in India ook gedaan wordt, en daar is het heel gewoon dat lichamen gezien worden door publiek. Dat heb ik zelf ook in India gezien. Die associatie geeft mij eigenlijk meteen rust. Het feit dat de jongen al helemaal omringd is met zorg, mooi aangekleed, versierd met mooie kleurtjes en bloemetjes, met zoveel liefde, dat maakt dat ik er rustig van word, dat ik geen actie meer hoef te ondernemen, dat anderen al voor hem gezorgd hebben, en dat het bijna af is. Ik zeg namelijk 'bijna', omdat de jongen nog niet helemaal overleden is, knippert met zijn ogen, mij aankijkt met grote ogen, zijn hoofd een beetje beweegt. Het valt mij op dat hij dik is, met een onderkin, en hij heeft een wat vale, blanke huid. Het is een intens lieve jongen en ik zie dat hij 100% berust in zijn situatie. Dat is het grote voordeel, dat hij nog niet helemaal overleden is: dat wij kunnen zien dat hij er vrede mee heeft. Dat maakt dat ik het ook daar kan laten, en ik voel dat ik hier verder niet meer aan moet komen, dat anderen alle zorg al gegeven hebben, dat het goed is. Maar het raakt mij natuurlijk wel enorm, echter, ik moet hier nu niet teveel aan toegeven, want het gaat nu even niet om mij, dat is bijzaak. Ik loop door naar het ouderlijk huis. Vanaf dit moment is er iemand bij mij. Het lijkt op een beschermengel, maar het is ook wel 'Gordon', van de televisie, ook al ziet hij er helemaal niet uit als Gordon.
Van buiten zie ik dat het huis leeg is gemaakt, en ik schrik mij dood. Hoe kan dat nou!? Niemand heeft mij verteld dat mijn ouders zouden gaan verhuizen. We komen de keuken binnen, en het is er werkelijk brandschoon: geen hoekje of gaatje is overgeslagen. De muren zijn helder wit, en het ruikt er heel fris naar schoonmaakmiddel. Je kunt zien dat er hard gewerkt is, maar het resultaat is er dan ook wel naar!
De plavuizen zijn de tegels die wij vroeger in de badkamer hadden: bruin met een werkje erin. Dat vind ik opvallen. De tegels zijn nog in perfecte staat, en kaarsrecht gelegd. Alles is leeg in de keuken en huiskamer, en nu vind ik het dan ook wel weer heel gewoon eigenlijk. We lopen naar boven. Er is een vliering die ik helemaal niet ken van het ouderlijk huis, omdat het ouderlijk huis een zolder heeft, en geen vliering. Deze vliering is in een nieuw huis. Ik heb weleens vaker over deze zelfde vliering gedroomd. Er is nog een 'voorportaaltje', met ramen, en daar schijnt de zon naar binnen. We lopen de trap op. Het kan ook wel zijn dat die andere persoon een engel is, en dus niet in een lichaam zit, maar een ander moment is hij ook gewoon een jongeman met donkerblauwe broek en blauw poloshirt, beetje onzeker uit zijn ogen kijkend, verlegen lachend. Ik loop naar boven, en houd mij vast aan de trapleuning, aan één kant. Van de onderkant van de trapleuning breekt een stukje hout af. Het is allemaal nog heel nieuw, dus ook nieuw hout, in een nieuw huis. De andere persoon vangt het stukje hout voor mij op. Ik vind het vervelend dat ik iets kapot gemaakt heb in het huis van mijn ouders, en nu sta ik in het krijt, want ik moet dat weer goedmaken, en dat vind ik dan vervolgens weer een belasting. Tegen mezelf zeggen dat zo'n stukje hout toch niet uitmaakt voor hun, dat helpt dan niet. Als ik bijna boven ben, moet ik van de trap overstappen naar een hellend vlak, dat naast de trap aangelegd is (voor gehandicapte mensen?). Ik vind het allemaal zo'n overdreven gedoe, en dat vertel ik ook aan de ander. Hij weet er niet zo goed raad mee, wil mij troosten en opvangen, maar vindt mij mentaal veel sterker dan zichzelf, kan voor zijn gevoel niet tegen mij op, kijkt tegen mij op. Dat vind ik dan op mijn beurt weer vervelend voor hem, en niet nodig. Ik ga tekeer, omdat het allemaal zo'n gewurm is met dat klimmen, en ik moet ervan zweten. Helemaal bovenaan breek ik wéér een stukje hout (aan het andere uiteinde van het hek) en dit geef ik weer aan hem, in twee stukjes. Ik baal nu nog meer, en hij weet zich nog meer geen raad! Uiteindelijk kom ik wel boven, en daar is één kamer, waar mijn ouders liggen te slapen, in een ruime, nieuwe, mooi verlichte zolderkamer. Het kan ook wel in het huis van Karin zijn, trouwens. Ik kom verder niet in de slaapkamer, terwijl ik daar nu juist naar op weg was maar nee, ik ga er dus niet naar binnen. In plaats daarvan ga ik heel nonchalant weer naar beneden, en nu is het een hele gemakkelijke trap, ik loop wat dansend naar beneden, grapjes makend. Ik vraag aan de jongen of hij nu mijn eigen zolder wil zien, mijn echte zolder, met al mijn eigen dingetjes. Nu begint hij voor het eerst te praten. Nee, nu even niet, hij heeft even genoeg te verwerken gehad, hij is hier niet zo aan gewend, aan al die bijzondere dingen, hij is meer een voetbaljongen, zegt hij.

dinsdag 12 augustus 2014

Honden

Ik loop achter het huis van mijn jeugdvriendinnetje, bij de sloot, achter het schuurtje langs, waar wij vroeger 'heksje' speelden. Het ziet er opvallend recht en nieuw uit. Het schuurtje is net nieuw gebouwd, met kaarsrechte bouwstenen en het cement keurig netjes afgewerkt. Het valt mij op dat het kaarsrecht omhoog staat. Aan de kant van de sloot zijn grote tegels in een kaarsrechte rij aangelegd. Het zijn dezelfde tegels als wij vroeger achter het huis hadden (in mijn beleving waren deze heel groot). Tussen de tegels zijn ijzeren voetgangershekjes neergezet (die hekjes die beletten dat er ook fietsers snel doorheen rijden, die moeten dan eerst met de fiets aan de hand langs de hekjes). Ik kom vanaf de kant waar de schommel altijd stond. Ik ga hardlopen, en ben ik hardlooptenue. Of nou ja, eigenlijk gewoon een nonchalant kort zomerbroekje (donkerblauw) en een wit hemdje. Ik heb een heel slank figuur, en ben een jaar of 16. Ik heb ook een walkman mee, met hardlopen. Ik loop langs de hekjes, het is 's morgens heel vroeg, de zon schijnt vriendelijk op het water, het is precies zoals in India, toen ik naar yoga-les aan de Ganges ging, ook 's morgens heel vroeg. Het belooft weer een prachtige zomerse dag te worden. Het is overal nog heel rustig, en iedereen ligt nog te slapen. Dan zie ik plotseling dat de vier poedels van de buren enthousiast naar de hekjes toe lopen. Het zijn schatten van honden en uitermate goed opgevoed, dus ik vind hun aanwezigheid prettig, maar ik voel mij veel te verantwoordelijk, omdat ze hier zonder de buurman lopen, en ik ben doodsbenauwd dat ze straks misschien zomaar de straat op gaan, zonder toezicht. Tegelijkertijd weet ik dat ik daar niet bang voor hoef te zijn, want ze gaan echt niet zomaar zonder hun baas de hort op. Toch kijk ik steeds achterom, om te controleren of de buurman er al aan komt. Ik probeer ze ook bij mij te houden, maar ze laten zich niet door mij de les lezen, omdat ze mij niet kennen, en het is ook helemaal niet nodig, ik hoef in feite niets te ondernemen, alleen maar rustig af te wachten, maar toch vind ik het moeilijk om die verantwoordelijkheid los te laten. Ik sta wat te klungelen bij een hekje, met het lijf van één van de poedels tegen mij aan. Ik voel hoe beresterk hij is, en voel de liefde die hij uitstraalt, met zijn warme lijf, en zijn wens om mij te beschermen. Ik hoef dit alleen maar in ontvangst te nemen.