maandag 31 oktober 2016

Wielrennen

Ik loop mee in een optocht, of ik fiets in een fietstocht. In een flits komt de jonge Joop Z. voorbij. Hij heeft de toer gewonnen, en is uitgelaten van geluk. Er hangen geen slingers achter zijn fiets, maar die kun je er rustig bij denken. Je ziet hem bijna niet, omdat hij zo hard fietst. Maar hij heeft de ogen goed op de weg, en alles goed in de gaten. Joop plukt mij uit de groep, en wil mij meenemen op zijn toch, om zijn vreugde met mij te delen. Ik ben verbouwereerd, maar ook heel blij. En vereerd, dat hij mij heeft uitgekozen.

In een ander fragment doe ik mee aan een wielrentocht. Ik heb er heel veel zin in. We fietsen van dorp naar dorp. Het is ook wel op het terrein van Center Parcs. Er zijn steeds posten waar wij de banden laten oppompen. Het is steeds een gevecht, welke post de meeste gasten krijgt. De mensen op de posten zijn afkomstig van plaatselijke fietsenwinkels, dus het is ook reclame, als er veel mensen bij hun komen. Ik ben een beetje aan het puzzelen, want ik het aan de ene post beloofd, maar nu doet de andere post ook een beroep op mij, en ik wil niemand voor het hoofd stoten. 

Druivenmuur

In de geboorteplaats van mijn moeder, Poeldijk. De druivenmuren van vroeger spreken tot de verbeelding. Als ik door het Westland fiets, probeer ik er nog eentje te ontdekken, maar ze worden steeds schaarser. In de droom een druivenmuur, ergens in Poeldijk. Beeld van een 'doorkijkje', eerst met zonnebloemen (nav mijn fb foto), later met verse druiven. Ik ben betoverd door de dauw, glinsterend in de zon. We zitten met zijn allen op een muurtje, of op een lange blok hout, zoals je ook aan de waterkant kunt zitten. Het is ook wel in een schuurtje, zoals vroeger het schuurtje achter het ouderlijk huis. Overal een beetje duister, vochtig, stoffig, donker, muf. Voorwerpen niet duidelijk te onderscheiden. Bij de deur een grote bak met kleding, die identiek is aan elkaar. Het lijkt ook wel bedrijfskleding, maar het is voor kinderen. Het zijn bloesjes met schortjes, en geborduurde kraagjes, allen volkomen identiek. 

zaterdag 29 oktober 2016

Droomfragmenten

Ik moet een examen Nederlands doen, maar ik word steeds afgeleid. De docente in de klas praat steeds hardop, en loopt onrustig heen en weer. Ik heb er al een paar keer duidelijk iets van gezegd, maar ze gaat gewoon door. Haar dochtertje komt binnen. Het is een meisje met een blanke huid, en rossig haar. Kwetsbaar meisje. Ze vertelt dat ze een bepaalde ziekte heeft. De docente gebruikt dit, om gewoon door te kunnen gaan met hardop praten. Dat dit haar excuus is, terwijl het er niets mee te maken heeft. Hierdoor voel ik mij schaakmat gezet, want ik wil het meisje natuurlijk niet afvallen. Het is heel frusterend, want het examen Nederlands is eigenlijk heel gemakkelijk, maar omdat ik voortdurend word afgeleid, kan ik mij niet concentreren, en hierdoor kan ik de juiste antwoorden niet invullen.

We zitten met een groep mensen op een schuit, die spullen van het ene dorp naar het andere vervoert. Ik vraag een familielid naar zijn kinderen. Over de ene dochter vertelt hij honderduit, maar over de andere dochter vertelt hij niets, terwijl ik er wel naar geinformeerd heb. Het staat hem natuurlijk vrij om dit te doen, maar ik ben wat bezorgd, er vraag mij af of er dan iets aan de hand is met die dochter. Hij beklaagt zich over het feit, dat een familielid steeds nare briefjes schrijft bij alle spullen die met de boot vervoerd worden. Hij heeft alle briefjes en kaarten bewaard van de afgelopen jaren. Hij voert deze aan als bewijs, en heeft met rood de passages onderstreept waar hij het niet mee eens is. Hij is hier heel fel op en teleurgesteld over. De negatieve teksten zorgen ervoor dat de boot vertraging heeft, en zelfs achteruit gaat, in plaats van vooruit. Het is niets voor deze zachtaardige man, om zo fel te zijn. Er is oa een tuinset, nog in plastic verpakking, en hij breekt de verpakking open. 

woensdag 26 oktober 2016

Hert

Ik sta in een groot vierkant sapgroen weiland.
Ik sta midden in dit weiland, en ik ben een hert, een ree of een kievit, of een combinatie......
Er komt een signaal dat ik moet vluchten, en ik besef dat ik veel te laat ben; ik had veel eerder moeten vluchten, maar dat kon niet, want ik had eerder helemaal geen signaal gehoord.
De schrik slaat mij om het lijf.
Welke kant moet ik op?
Ik sta pal in de schijnwerpers, hier in dit vierkante veld. Ze kunnen mij van alle kanten observeren.
Gedreven door gevoel, 'loop ik maar een kant op'. Ik zie dan wel, waar het schip strandt......
Ik weet niet waar ik naartoe loop, maar ik weet wel dat het de goede richting is.
Echter, nu kom ik uit bij de vertrekhal van Harwich, het schip naar Engeland.
Het is in een ondergrondse ruimte.
Het is er een drukte van jewelste.
Oh, hier moest ik helemaal niet zijn; wat nu!?
Het is alleen niet zo'n probleem dat ik niet op de juiste bestemming ben.
Ik ben in ieder geval in veiligheid gebracht, en ver weg van het gevaarlijke veld.
Het veld is mooi, maar op dit moment niet veilig.
Hier, in de vertrekhal, ben ik tussen de mensen, en zij zullen mij wel weer de juiste weg wijzen.
En zo niet, dan zal ik de weg wel vragen.
Dat geeft vertrouwen, dat ik de juiste weg wel weer zal vinden.

Stempelkus

Ik bezoek de vriend in een groot tehuis in Groningen. Het huis ziet eruit als een oud klooster, met een mooie kloostertuin. Het lijkt ook wel op de lagere school van vroeger. De vriend zit daar in de voortuin, op een schommelstoel, al op mij te wachten. Hij verblijft hier, om te herstellen.

Ik zie mezelf allereerst - hard fietsend - bij de Andreaskerk. Er sleept een luchtbed achter mijn fiets, zoals een pasgetrouwd echtpaar lege blikken meesleept. Niemand mag het luchtbed zien, omdat men er anders achter komt dat ik dit hele stuk gefietst heb, alleen om mijn vriend te bezoeken, en dan zeggen ze misschien dat ik er teveel moeite voor gedaan heb. Nee, het gaat niemand wat aan. Het luchtbed is aan 't leeglopen, maar dat wil niet zeggen dat het lek is; wellicht heb ik het gewoon leeg laten lopen.

Als ik bij hem arriveer, blijkt dat ik tevens een brandblusser en een jasbeschermer heb meegenomen. Ik wil deze attributen even voorzichtig in de tuin leggen, voordat ik hem ga begroeten. Echter, ik stoot ergens tegenaan, waardoor spontaan de vloeistof uit blusser loopt, en de blusser in twee stukken breekt. Dat schijnt niet erg te zijn. Het is een bruine, roestige vloeistof. De beide attributen worden bruin gekleurd. Ik mag dit gewoon negeren.

Ik begroet de vriend met een zoen op zijn mond, en ik kijk hem bezorgd aan. Ik maak mij zorgen over hem. Wederom is er geen gevoel van zijn gezicht af te lezen, ook al vind ik wel dat hij er niet gelukkig uit ziet. De kus blijkt een 'stempelkus' te zijn: alsof mijn lippen de stempel zijn, en zijn lippen het stempelkussen. Het is in de vorm van een kleurig figuurtje. Voor mij is het erg verwarrend. Het maakt de situatie gecompliceerd........

zondag 23 oktober 2016

Zorg

Een vriend ligt in het ziekenhuis, en ik ga samen met zijn ex-vrouw de mantelzorg organiseren, zodat hij in een gespreid bedje komt, als hij weer thuis is. Zijn ex-vrouw draagt mij alles zorgvuldig over, en ze wil niets over het hoofd zien.

Om die reden gaat zij mee met ons gezin, op kampeervakantie. Dat is eerst wel even een ongemakkelijke situatie, omdat het voor een 'doel' is, en niet alleen voor de gezelligheid. Maar de gezelligheid krijgt al snel de overhand, waardoor het doel eigenlijk minder in beeld is.

Ze biedt mij aan om in de grote rubberen boot te slapen, die voorheen van hun gezin was. Net als ik wil zeggen dat ik dat prima vind zegt ze oh nee, toch niet, want dat slaapt helemaal niet lekker. Ik denk dat zij doelt op het feit dat je niet overdekt bent in de boot. Maar je bent wel overdekt, want je kunt de boot gewoon afdekken met een zeiltje. Echter, ze doelt op het feit dat er - bijna in het midden -  een harde verhoging in de boot aanwezig is, die maakt dat je er niet lekker in slaapt. Mij lijkt dat niet zo'n probleem, en ik denk dat je dat wel kunt omzeilen. Maar de vrouw is resoluut. Nee zegt ze, niet doen.

Ik bied haar één van onze tenten aan, en die gaat zij opzetten. Ze had ook net zo goed bij ons in de tent kunnen slapen, maar het is misschien voor haar ook wel fijn om even op zichzelf te zijn, om de boel te overdenken.

Ondertussen komt het ontslag uit het ziekenhuis van 'onze patiënt' in zicht; hoe gaan we dat organiseren? Wie krijgt welke rol?

We zijn in een groot, overdekt winkelcentrum. Samen met de ex-vrouw van de vriend kopen we hier Oosterse producten. Het is er heel gezellig. Als we naar boven kijken, zien we onze vriend heen en weer schommelen, zoals je met gym aan de ringen hangt. Ik vind het wel wat apart, maar het schijnt heel gewoon te zijn.

Uiteindelijk staan we in een kringetje om hem heen, op de Boulevard in Scheveningen. Hij heeft een vierkante wond op zijn rechter bovenbeen. De wond is 'precies vierkant', met gebogen hoeken. De wond is niet verontrustend, maar ziet er schrijnend en pijnlijk uit. De wond gloeit, alsof er gloeiende kooltjes vanaf komen.

Van onze vriend komen we verder niets te weten; we kunnen zijn gezicht niet aflezen, en we weten niet wat hij voelt. Dat blijft allemaal achter gesloten deuren.