zondag 15 november 2020

Twee droomfragmenten

Gisteren droomde ik dat ik zwanger was, en ging bevallen. Er waren ook andere vrouwen die gingen bevallen. Ik dacht wel van ´dat kan toch helemaal niet....ik ben toch veel te oud???' Maar ik vond het ook wel weer heel gewoon. Ik voelde mij er wel rustig onder, omdat ik nu ervaring heb, en weet wat mij te wachten kan staan. De andere vrouwen hadden pijn, maar ik had helemaal geen pijn. Dat vond ik wel raar. Ik dacht dat een bevalling altijd pijn met zich meebracht, toch!? Aan de ene kant vond ik dat wel prettig, maar aan de andere kant bemerkte ik ook wel dat ik de pijn nodig had om verder te komen. Zonder pijn leek het een beetje vast te komen zitten. Ik was daar zo een beetje over aan het dubben en was op dat moment op het consultatiebureau in Wateringen. Daar liepen ook andere vrouwen rond. We waren naakt. Dat was heel gewoon, want we gingen hier bevallen. Staand bevallen. Het zou allemaal sowieso goed komen. Vannacht droomde ik dat ik op bezoek was bij mensen ergens in het midden van het land. Ze woonden in een heel groot huis, met veel inrichting in witte tinten. Ze hadden jarenlang hoog opgegeven over hoe rijk ze waren, hoe groot ze woonden, hoeveel spullen ze hadden, belangrijke kennissen, enz. Dat had hun niet sympathieker gemaakt. Het was nu 'een hele andere tijd', zogezegd. Al deze roem 'gold niet meer'. Dat had met Corona-tijd te maken. Het was rampzalig. De mensen zaten statig op hun sjieke fauteuils, maar ze keken er heel triest bij. Het dak was gaan lekken en er was geen houden meer aan. Er was niets aan te doen. Het regende miezerregen. Dat leek eerst heel onschuldig, maar als het maar lang genoeg blijft regenen, dan ben je binnen de kortste keren door en door nat. Ik vond het opvallend dat de mensen er maar bleven zitten, niet in beweging kwamen, en steeds maar bleven huilen en jammeren. Ikzelf was meer een verslaggever, en was niet aangetast door deze ramp. Dat kwam omdat ik nooit had gehecht aan dure spullen en aanzien, en er nu dus ook geen afstand van hoefde te doen. Desondanks had ik het wel heel erg met deze mensen te doen en leefde ik met hun mee. Het was echter niet toegestaan dat ik hun ging helpen. Er zat een soort denkbeeldig scherm tussen mij en de anderen.

vrijdag 13 november 2020

Zee

Ik zat op terras aan zee. Ik zat in een smalle richel, samen met andere mensen die op terras zaten. Achter ons de strandtent en voor ons de zee, die steeds dichterbij kwam. Het was een nazomerdag, tegen de herfst aan. Het was niet echt koud, maar er stond wel een harde wind, en dus hadden we jassen aan met de kragen hoog. Het kon elk moment gaan regenen. Ik voelde al wat kleine druppeltjes in de lucht. Dat voelde wel prettig aan: verfrissend. Ik zat hier al een hele tijd, en had het heel erg naar mijn zin. Af en toe bestelde ik iets. Ik genoot van het uitzicht op de zee, en ik bleef maar kijken. Een serveerster bracht mij een schnapps. De mensen naast mij vroegen lachend 'of ik die er nog wel bij kon hebben'. Ik had het eerst niet zo in de gaten, maar toen realiseerde ik mij dat ik er al een paar op had! Ik probeerde even goed mijn lichaam te observeren, om erachter te komen of ik niet teveel schapps gehad had. Maar dat viel gelukkig erg mee. Ik stapte maar weer eens op 'om naar zee te gaan'. De mensen naast mij vroegen zich af of dit wel het goede moment was. Zelf durfden ze het niet. Inmiddels was de zee steeds dichterbij gekomen. Voor ons was een doorzichtig scherm geplaatst. Door het scherm heen zag je de zee steeds meer omhoog komen. De mensen vonden dit heel eng, maar voor mij was het juist de gewoonste zaak van de wereld. Ik wist niet anders, dan dat het altijd zo ging. Ze zeiden dat ze mij op deze manier niet kenden, en 'dat ik toch normaal gesproken altijd heel behoedzaam ben.' Ik legde uit dat behoedzaam zijn en lef hebben prima samen kunnen: juist wel. Je hebt lef, maar omdat je ook behoedzaam bent, zul je geen gevaarlijke risico's nemen. Dat vonden ze wel heel mooi, hoe ik dit zei. Toen hadden ze er wel vertrouwen in. Ze hadden het nu begrepen, en waren gerustgesteld. Ze hadden zich gewoon wat zorgen gemaakt, maar dit was nu niet meer aan de orde. In een andere droom bleek mijn zilveren ring kapot te zijn. Toen we deze gingen laten maken, verdween de ring 'uit beeld'. De ring bestond nog wel, maar was niet meer te zien. Ik vond dat heel erg. Het voelde als een soort amputatie. Alsof de ring uitgebeeld was in een tekening, en men er met een witte pen overheen was gegaan, om tekening streepje voor streepje onzichtbaar te maken. Ik wist wel dat het zo weer tevoorschijn te halen was, door het tegen het licht te houden. Maar het voelde toch onrustig en ongemakkelijk. De volgende ochtend was ik opgelucht dat de ring er nog gewoon was. In weer een andere droom had ik een pakketje gemaakt in een grote envelop. Het adres stond er groot opgeschreven. Maar het pakket bleek toch voor iemand anders te zijn. De brief in het pakket was aan iemand anders geschreven. En toen was het toch weer iemand anders. En daarna weer iemand anders. Er kwamen verschillende namen door het adres heen te staan. Dat gaf onrust. Ik had geen overzicht meer, en wist niet waar ik aan toe was. In weer een andere droom was ik via het hengsel van de rugzak van Hugo van vroeger in de rugzak gekropen. Het was een hele nauwe gang geweest. Dat was best heel spannend geweest, en ik was heel opgelucht dat het achter de rug was. Tijdens deze route had ik mij regelmatig afgevraagd of ik er wel goed aan deed om die route te bewandelen (omdat deze zo nauw was, en ik moest ooit ook weer terug door die nauwe gang, en kon ik dan nog wel opbrengen?). Het was nog wel even een worsteling, maar ik voelde ook dat het goed zou komen, en dat ik ook weer terug kon door die nauwe gang. Het moment van terugkeer deed niet terzake. Het zou zich wel aandienen, en dan zou het vanzelf wel goed komen. Daar hoefde ik verder niets aan te doen. De weg zou zich vanzelf wel wijzen.