Ik zit in de trein naar Den Haag. Het schijnt, dat ik nog een paar deelcertificaten van het vwo-examen moet halen. Ik woon op dat moment in Leiden, en heb besloten om in Den Haag naar de middelbare school te gaan. Dat begrijp ik niet van mezelf, want de kans is groot dat ik in een klas kom met veel drukke, onrustige leerlingen, die allerlei dingen uithalen. Waarom uitgerekend die keuze? En het contrast is des te groter, omdat ik ook nog eens veel ouder ben. Wat doe ik mezelf aan? Maar goed, blijkbaar had ik een goede onderbouwing voor deze keuze, en ik kan het niet meer terugdraaien. Ik wil niet dat anderen er achter komen, en zit helemaal niet te wachten op de meningen van anderen. Eerst dit volbrengen, ik kom hier hoe dan ook wel weer uit. Wel zit ik met een zenuwachtig gevoel in die trein, ook wel weer lachend om mezelf, dat ik weer het avontuur opzoek.
Ik draag geen schoenen, en kom op dat moment ook nog eens mijn moeder en mijn zusje (of schoonzus?) tegen, die in Den Haag gewinkeld hebben. Dan zou je zeggen dat ze de terugweg nemen, maar ze zitten toch in de trein van de heenweg. Ik voel mij door dit alles ongemakkelijk en onveilig, en het komt mij helemaal niet uit dat ik hen nu tegenkom. Toch groet ik hen vriendelijk, maar ze zien mij niet staan. Hoe hard het ook klinkt: dat komt mij nu wel goed uit. Ik ben immers met mijn project bezig.
De vervolgrit is per tram richting zee, maar we rijden niet rechtstreeks naar zee, maar parallel aan de duinen, richting Kijkduin, en bergopwaarts. De reizigers worden hier onrustig van. Ik niet, want ik begrijp meteen de onderliggende boodschap. Een oudere man in de trein begrijpt deze boodschap ook. De andere reizigers snappen er niets van, en willen zo snel mogelijk naar het strand. Die onrust is niet goed voor mij, dus ik sluit mij hiervoor af.
Ik krijg van mijn moeder een paar witte laarzen, van stof. De maat is wel goed, maar ze zitten helemaal niet lekker. Van onderen te smal, en van boven te wijd. Ik wil de laarzen zo snel mogelijk uit, en daar is zij het duidelijk niet mee eens. Daar trek ik mij niets van aan. Liever geen schoenen aan, dan deze laarzen! Ik trek ze dus meteen uit.
Het uitzicht biedt kleine wondertjes, alsof we het Kabouterpad in Exloo lopen. Prachtig mooie mosgroene bosjes in allerlei kleuren groen, en tevens een heel mooi licht beeld van schapen in de mist. Het lijkt op het vertonen van dia's, en het lijkt ook wel, alsof we via een kabelbaan naar boven rijden (heel langzaam), en er dan sprongsgewijs steeds een nieuw beeld verschijnt, dat zich wel levensecht aan ons voordoet, maar alleen de man en ik kunnen het zien. De beelden gaan gepaard met een serene rust, zachte muziek, en kleine witte sneeuwvlokjes, gelijk aan watjes, maar dan met de geur van sneeuw. Ook een hele specifieke zachte geur, die lijkt op de geur van wierook, maar het is geen wierook. De geur is eigenlijk tegelijkertijd de muziek: het is één en hetzelfde.
Het zijn omstandigheden, waarin je wel voor altijd zou willen verkeren!!
Om deze gebeurtenis vast te leggen, moet ik even wat spulletjes in huis verplaatsen. Het is oa een zilver grijze doos met kerstkaarten, en een stapeltje schrijfpapier. Dit moet echter gescheiden worden van financiële administratie. Dat stapeltje moet even apart opgeborgen worden, en het zijn niet mijn eigen papieren, wellicht de papieren van mijn ouders, dus ik wil het hun overhandigen, maar zij reageren niet. Dan leg ik het gewoon maar ergens neer, op een plek waarvan ik denk dat het veilig is, ook al had ik het hun natuurlijk liever zelf willen geven. Het schijnt zo toch wel goed te zijn.
De reis eindigt op De Klencke. Ik zie ganzen in de heldere lucht overvliegen. Ook een ezeltje, konijntjes en nog meer dieren. Kersttafereeltjes. Ze vliegen met een oorverdovend oergeluid over, zoals in films. Het is zeer indrukwekkend, en ik maak steeds foto's, kijk steeds omhoog. Alle mensen uit de trein zijn er ook, maar zij zien dit niet.
Er is een dier verstrikt geraakt in een straatputje. Eerst denk ik, dat dit zijn natuurlijke habitat is, en dat hij er zelf in gekropen is. Voor de zekerheid roep ik hulp in van omstanders, maar ik word niet gehoord. Ik ben blij dat ik wakker word, en dat het niet echt blijkt te zijn.
Ik draag geen schoenen, en kom op dat moment ook nog eens mijn moeder en mijn zusje (of schoonzus?) tegen, die in Den Haag gewinkeld hebben. Dan zou je zeggen dat ze de terugweg nemen, maar ze zitten toch in de trein van de heenweg. Ik voel mij door dit alles ongemakkelijk en onveilig, en het komt mij helemaal niet uit dat ik hen nu tegenkom. Toch groet ik hen vriendelijk, maar ze zien mij niet staan. Hoe hard het ook klinkt: dat komt mij nu wel goed uit. Ik ben immers met mijn project bezig.
De vervolgrit is per tram richting zee, maar we rijden niet rechtstreeks naar zee, maar parallel aan de duinen, richting Kijkduin, en bergopwaarts. De reizigers worden hier onrustig van. Ik niet, want ik begrijp meteen de onderliggende boodschap. Een oudere man in de trein begrijpt deze boodschap ook. De andere reizigers snappen er niets van, en willen zo snel mogelijk naar het strand. Die onrust is niet goed voor mij, dus ik sluit mij hiervoor af.
Ik krijg van mijn moeder een paar witte laarzen, van stof. De maat is wel goed, maar ze zitten helemaal niet lekker. Van onderen te smal, en van boven te wijd. Ik wil de laarzen zo snel mogelijk uit, en daar is zij het duidelijk niet mee eens. Daar trek ik mij niets van aan. Liever geen schoenen aan, dan deze laarzen! Ik trek ze dus meteen uit.
Het uitzicht biedt kleine wondertjes, alsof we het Kabouterpad in Exloo lopen. Prachtig mooie mosgroene bosjes in allerlei kleuren groen, en tevens een heel mooi licht beeld van schapen in de mist. Het lijkt op het vertonen van dia's, en het lijkt ook wel, alsof we via een kabelbaan naar boven rijden (heel langzaam), en er dan sprongsgewijs steeds een nieuw beeld verschijnt, dat zich wel levensecht aan ons voordoet, maar alleen de man en ik kunnen het zien. De beelden gaan gepaard met een serene rust, zachte muziek, en kleine witte sneeuwvlokjes, gelijk aan watjes, maar dan met de geur van sneeuw. Ook een hele specifieke zachte geur, die lijkt op de geur van wierook, maar het is geen wierook. De geur is eigenlijk tegelijkertijd de muziek: het is één en hetzelfde.
Het zijn omstandigheden, waarin je wel voor altijd zou willen verkeren!!
Om deze gebeurtenis vast te leggen, moet ik even wat spulletjes in huis verplaatsen. Het is oa een zilver grijze doos met kerstkaarten, en een stapeltje schrijfpapier. Dit moet echter gescheiden worden van financiële administratie. Dat stapeltje moet even apart opgeborgen worden, en het zijn niet mijn eigen papieren, wellicht de papieren van mijn ouders, dus ik wil het hun overhandigen, maar zij reageren niet. Dan leg ik het gewoon maar ergens neer, op een plek waarvan ik denk dat het veilig is, ook al had ik het hun natuurlijk liever zelf willen geven. Het schijnt zo toch wel goed te zijn.
De reis eindigt op De Klencke. Ik zie ganzen in de heldere lucht overvliegen. Ook een ezeltje, konijntjes en nog meer dieren. Kersttafereeltjes. Ze vliegen met een oorverdovend oergeluid over, zoals in films. Het is zeer indrukwekkend, en ik maak steeds foto's, kijk steeds omhoog. Alle mensen uit de trein zijn er ook, maar zij zien dit niet.
Er is een dier verstrikt geraakt in een straatputje. Eerst denk ik, dat dit zijn natuurlijke habitat is, en dat hij er zelf in gekropen is. Voor de zekerheid roep ik hulp in van omstanders, maar ik word niet gehoord. Ik ben blij dat ik wakker word, en dat het niet echt blijkt te zijn.