maandag 26 december 2016

Dieren

Ik zit in de trein naar Den Haag. Het schijnt, dat ik nog een paar deelcertificaten van het vwo-examen moet halen. Ik woon op dat moment in Leiden, en heb besloten om in Den Haag naar de middelbare school te gaan. Dat begrijp ik niet van mezelf, want de kans is groot dat ik in een klas kom met veel drukke, onrustige leerlingen, die allerlei dingen uithalen. Waarom uitgerekend die keuze? En het contrast is des te groter, omdat ik ook nog eens veel ouder ben. Wat doe ik mezelf aan? Maar goed, blijkbaar had ik een goede onderbouwing voor deze keuze, en ik kan het niet meer terugdraaien. Ik wil niet dat anderen er achter komen, en zit helemaal niet te wachten op de meningen van anderen. Eerst dit volbrengen, ik kom hier hoe dan ook wel weer uit. Wel zit ik met een zenuwachtig gevoel in die trein, ook wel weer lachend om mezelf, dat ik weer het avontuur opzoek.

Ik draag geen schoenen, en kom op dat moment ook nog eens mijn moeder en mijn zusje (of schoonzus?) tegen, die in Den Haag gewinkeld hebben. Dan zou je zeggen dat ze de terugweg nemen, maar ze zitten toch in de trein van de heenweg. Ik voel mij door dit alles ongemakkelijk en onveilig, en het komt mij helemaal niet uit dat ik hen nu tegenkom. Toch groet ik hen vriendelijk, maar ze zien mij niet staan. Hoe hard het ook klinkt: dat komt mij nu wel goed uit. Ik ben immers met mijn project bezig.

De vervolgrit is per tram richting zee, maar we rijden niet rechtstreeks naar zee, maar parallel aan de duinen, richting Kijkduin, en bergopwaarts. De reizigers worden hier onrustig van. Ik niet, want ik begrijp meteen de onderliggende boodschap. Een oudere man in de trein begrijpt deze boodschap ook. De andere reizigers snappen er niets van, en willen zo snel mogelijk naar het strand. Die onrust is niet goed voor mij, dus ik sluit mij hiervoor af.

Ik krijg van mijn moeder een paar witte laarzen, van stof. De maat is wel goed, maar ze zitten helemaal niet lekker. Van onderen te smal, en van boven te wijd. Ik wil de laarzen zo snel mogelijk uit, en daar is zij het duidelijk niet mee eens. Daar trek ik mij niets van aan. Liever geen schoenen aan, dan deze laarzen! Ik trek ze dus meteen uit.

Het uitzicht biedt kleine wondertjes, alsof we het Kabouterpad in Exloo lopen. Prachtig mooie mosgroene bosjes in allerlei kleuren groen, en tevens een heel mooi licht beeld van schapen in de mist. Het lijkt op het vertonen van dia's, en het lijkt ook wel, alsof we via een kabelbaan naar boven rijden (heel langzaam), en er dan sprongsgewijs steeds een nieuw beeld verschijnt, dat zich wel levensecht aan ons voordoet, maar alleen de man en ik kunnen het zien. De beelden gaan gepaard met een serene rust, zachte muziek, en kleine witte sneeuwvlokjes, gelijk aan watjes, maar dan met de geur van sneeuw. Ook een hele specifieke zachte geur, die lijkt op de geur van wierook, maar het is geen wierook. De geur is eigenlijk tegelijkertijd de muziek: het is één en hetzelfde.
Het zijn omstandigheden, waarin je wel voor altijd zou willen verkeren!!

Om deze gebeurtenis vast te leggen, moet ik even wat spulletjes in huis verplaatsen. Het is oa een zilver grijze doos met kerstkaarten, en een stapeltje schrijfpapier. Dit moet echter gescheiden worden van financiële administratie. Dat stapeltje moet even apart opgeborgen worden, en het zijn niet mijn eigen papieren, wellicht de papieren van mijn ouders, dus ik wil het hun overhandigen, maar zij reageren niet. Dan leg ik het gewoon maar ergens neer, op een plek waarvan ik denk dat het veilig is, ook al had ik het hun natuurlijk liever zelf willen geven. Het schijnt zo toch wel goed te zijn.

De reis eindigt op De Klencke. Ik zie ganzen in de heldere lucht overvliegen. Ook een ezeltje, konijntjes en nog meer dieren. Kersttafereeltjes. Ze vliegen met een oorverdovend oergeluid over, zoals in films. Het is zeer indrukwekkend, en ik maak steeds foto's, kijk steeds omhoog. Alle mensen uit de trein zijn er ook, maar zij zien dit niet.

Er is een dier verstrikt geraakt in een straatputje. Eerst denk ik, dat dit zijn natuurlijke habitat is, en dat hij er zelf in gekropen is. Voor de zekerheid roep ik hulp in van omstanders, maar ik word niet gehoord. Ik ben blij dat ik wakker word, en dat het niet echt blijkt te zijn. 

Schriftjes

In het ouderlijk huis staan overal spullen in tassen ingepakt. Ik ga verhuizen, en in de droom gaan mijn ouders ook verhuizen. Dat klinkt als een Gregoriaanse Knoop, dat mijn ouders gaan verhuizen. Met andere woorden: dat kan helemaal niet, dat is helemaal niet mogelijk. Ik weet niet anders, dan dat mijn ouders verbonden zijn met dit huis, en vooral natuurlijk mijn vader. Maar toch is het echt realiteit. In de slaapkamer van mijn ouders staan allemaal tassen met mijn schriften van de middelbare school. Ik bedenk mij dat ik er snel naartoe moet, om privacy-schriftjes terug te nemen, mezelf in die zin te beschermen tegen het oordeel van anderen, dat mijn gegevens niet zomaar in handen van anderen kunnen komen. 

Rollator

In de droom ben ik oud, zoals de mensen die ik verzorg in de thuiszorg. Stokoud, maar wel nog heel kranig. Ik maak allerlei verwikkelingen mee, alles valt lang niet altijd mee, maar komt steeds ook wel weer op zijn pootjes terecht. Het doet wel een aanslag op mijn incasseringsvermogen, en ik heb het gevoel dat ik 'oud en op' begin te raken. Mentaal voel ik mij steeds sterker, terwijl het lichaam achterop loopt, terwijl ik het lichaam toch nodig heb om mij te profileren in deze wereld.
Ik loop met een rollator, en dat is een uitkomst, want dankzij de rollator ben ik veel vrijer in mijn doen en laten. En zelfstandiger!!

In Rijswijk stap ik in een treincoupé. Het is een ouderwetse coupé, 'Eerste Klasse', heel sjiek. Nu zie ik, dat ik ook in café 'De Halve Maan' ben. Sandra zwaait vrolijk naar mij, samen met een andere klasgenote. Ze gebaart, dat ik naast haar kan komen zitten. Ik kijk twijfelend, en zeg 'dat die plaatsen toch alleen gelden voor rijke mensen?' Nee hoor zegt ze, ook voor jou. Je hebt immers een combi arrangement geboekt: trein en overnachting. Dus kom er lekker bij zitten!

Het gebaar van Sandra doorbreekt het doemdenken over het oud worden. Het zorgt voor een nieuwe dimensie, die ver uitstijgt boven dit doemdenken. Ik had Sandra even nodig, om mij dit bewust te worden. 

woensdag 21 december 2016

Vrachtschip

In een school ben ik aangesteld als schoonmaker. Ik krijg alleen een doekje mee. Ik zie er tuttig uit. In een witte rok, met een schortje er overheen en panties aan, waar ik eigenlijk een hekel aan heb.
Ik heb een andere postuur dan ik in werkelijkheid heb: klein, met dikke kuiten. Misschien ben ik ook een buitenlandse vrouw. Pools?
De bazin geeft mij een reprimande, en zegt dat ik meer moet schoonmaken, en minder moet kletsen. Dat is verwarrend voor mij, want ik begin hier nog maar net, dus de kritiek kan niet voor mij bedoeld zijn, maar wordt wel aan mij geadresseerd. Ik ben niet in staat om mij te verweren, of antwoord te geven.
Ik doe mijn best om zoveel mogelijk met schoonmaken bezig te zijn, maar dat valt niet mee. Ik heb alleen maar dat doekje, en dat kan ik ook niet fatsoenlijk uitspoelen. Overal dikke lagen stof. Ik zie meteen, dat de vorige werkster er een puinhoop van heeft gemaakt.
Maar ik kan niet alleen bezig zijn met schoonmaken, want er lopen steeds leerlingen in de weg, zodat ik hen toch moet aanspreken. Het is ook wel in het ouderlijk huis. Ik eindig de route in de slaapkamer met uitzicht op de sloot.

In een ander fragment bevind ik mij op een groot, log vrachtschip. Het is heel zwaar, en plat. Mogelijk vervoert het schip beton.
Op het schip ligt nog een schip, een kleiner schip, in rechthoekige vorm. Het lijkt meer op een soort luchtbed. Men is bezig het schip voorzichtig in het water te takelen. We begeven ons op de Nieuwe Waterweg in Hoek van Holland, en later is het de Donau, die kronkelt tussen de heuvels. Ik ben alleen bemanning op het schip, heb geen speciale taken, maar op de één of andere manier is het wel belangrijk dat ik hier ben, en kan ik niet zomaar weg gaan. Ik zit gevaarlijk bij de kant, en er is ook geen reling. Ik kijk naar de rivier, om deze te inspecteren, voor het geval ik in het water zou vallen, en wat ik dan moet doen. Het lijkt mee te vallen qua stroming, maar het water kan natuurlijk ook erg koud zijn.
Er wordt geroepen dan we ons 'plat moeten houden', omdat we gepasseerd worden door een ander vrachtschip. De anderen zitten binnen, in de kajuit. Ik vind het niet eerlijk dat men mij hier geplaatst heeft, maar voel mij teveel verplicht om hier iets van te zeggen. Het is een gevaarlijk punt, maar ik ben er wel tegen bestand, ook al valt het niet mee. De volgende keer zou ik het toch anders aanpakken. Ik weet dat dit goed zal aflopen, maar het is zonde dat ik er al die stress van heb; dat had niet nodig hoeven zijn.
Het vrachtschip passeert, en er waait een harde wind over ons vrachtschip heen. Ook wordt het donker, alsof het keihard gaat regenen (maar dat komt dus van het andere schip). Ik word bijna van het schip af gewaaid. Een moment is het doodeng, maar het gaat goed. Ik weet rustig te blijven, en houd mij vast aan een stuk ijzer op ons schip, dat eigenlijk veel te klein is om aan vast te houden.

Ik krijg ook het beeld van een rauw ei op een lepel, en het getal 111.

woensdag 7 december 2016

Ouderlijk huis

Een droombeeld van het ouderlijk huis (en het ouderlijk huis van mijn vader) uit de tijd dat het huis net gebouwd was, dus in de jaren '30. Wellicht was het zelfs nog niet af gebouwd, of net klaar en bewoond. Er omheen weiland en tuinderijen. Niet van de herinnering van een foto, maar echt van een droombeeld, zoals het wellicht geweest moet zijn. Dat je nog verre vertes had, en in de verte de kerktoren van Poeldijk kon zien (de geboorteplaats van mijn moeder).
Ook een beetje een sfeer 'alsof je rondloopt in een oude foto, prent, sepia'.
De prettige ervaring van overal rust en overzicht, nog geen druk verkeer, niet veel mensen in de omgeving, vooral alleen dat grote huis, met de landerijen, druiventeelt, moestuinen, sla.
Een soort frisse, 'schuurachtige' geur, en de geur van verse druiven (hoe ruiken die?).
Landerijen opgedeeld in compartimenten, ieder een eigen stuk, een eigen doel, dat wezenlijk kan verschillen van het er omheen liggende stukje land. Als een soort lappendeken, bestaande uit een grote variatie in lapjes, grof, fijn, bont, effen, enz.
Een zomerse dag in mei, voorjaar nog eigenlijk, vogels die fluiten, de natuur die langzaam in bloei gaat. Aan de zijkant van het huis zitten Amber en Lars, in hun lange jassen, muziek te maken.
Lars speelt gitaar, en Amber zingt. Ze schijnen mij niet op te merken. Ik kijk van bovenaf op het tafereel. Het is een hele natuurlijke situatie. Ze horen thuis op deze plaats en in deze tijd.
Verder zijn er geen mensen aanwezig. Huis huis is wellicht net opgeleverd, heeft nog geen meubels, is groot en leeg. Ook buiten geen mensen. Alles nog rustig. Wellicht heel vroeg in de morgen.
Het wordt door mij ook 'omgekeerd' beleefd: van dat volgestopte huis met allerlei bagage en levenservaringen, aan die drukke verkeersweg, weer terug naar zijn oorsprong, dus als een film, die teruggedraaid wordt, en wat een contrast, wat een rust, wat een verademing!
Het maakt dat ik verlang naar die rust, die ruimte, die leegte, en dat ik die drukte en onrust en onnodige ballast erg graag voorgoed vaarwel wil zeggen. 

Vakantie

Blijkbaar heb ik een vakantie van 10 dagen geboekt, naar een ver, warm land, aan zee en met palmbomen. Ik zit in de bus naar Schiphol, en de moed zakt mij in de schoenen. Op het vliegveld maak ik kennis met mijn medereizigers. Het zijn dames met geblondeerd haar, dik opgemaakt, grote zonnebrillen. Ze hebben elkaar ook nog nooit ontmoet, maar haken enthousiast gillend met elkaar in, zo van 'wij maken er een geweldige vakantie van'! Het is niet dat ze mij er niet bij betrekken, maar ik zie het totaal niet zitten om met dit gezelschap op vakantie te gaan, omdat wij teveel verschillende types zijn. Ik kan de vakantie nog annuleren.

maandag 7 november 2016

Zang

Samen met een jonge vrouw van een jaar of 18 reis ik van Den Haag HS naar Delft. We gebruiken fiets, tram, bus, steeds afwisselend, en het is steeds niet duidelijk welk vervoermiddel nu weer op de voorgrond treedt. Ook lopen we stukken. We moeten dit steeds onderling afstemmen, maar dat is geen probleem, want we voelen elkaar naadloos aan. Misschien ben ik zelf dat meisje, of anders mijn jeugdvriendin Monique (want ze heeft hetzelfde donkere haar als Monique).

We hoeven niets aan elkaar uit te leggen, en alles is goed. Ondanks alle strubbelingen onderweg hebben we ook veel pret samen, en kunnen we goed relativeren wat er allemaal gebeurt. Voor ons is dat allemaal peanuts. We weten gewoon zeker dat we echt wel een keer in Delft arriveren, en dat dan alles achter de rug en goed is. Maar voorlopig zitten we er nog midden in, ook al kunnen we er dan ook al een beetje van bovenaf op neer kijken, en dat geeft veel vrijheid en lucht. Wat ik leuk aan mijn reisgenote vind, is dat ze ook nergens moeilijk over doet, net zoals ik.

Ergens vlak voor de Hoornbrug in Rijswijk zitten we op de bank bij Monique thuis, en zijn we weer kinderen. Het blijkt, dat we in de klas zitten, op de Vrije School, in de vijfde klas, en dat we kerstliedjes instuderen. We staan de hele dag te zingen, en dat maakt ons erg blij. We hebben allemaal donker haar, niemand uitgezonderd, ik ook, en het lijkt ook wel alsof we allen van Joodse afkomst zijn, en op een Joodse school zitten. Ik zie ook kaarslicht branden. Het is er heel warm en gezellig. Wel heb ik nu het gevoel dat ik op de achtergrond 'iets moet', van de volwassenen, en dat beklemt mij, daar zit ik helemaal niet op te wachten, en dat is iets wat mij later heel erg zal gaan tegenstaan. Dat 'later' is dus in het eerdere fragment in deze droom, dus in die zin is dit beeld een flashback. Voor het moment voelt het goed en heb ik het nodig, terwijl ik tegelijkertijd al een beetje voel dat het mij op den duur zal gaan tegenstaan, hoe gezellig en warm en veilig het nu ook voelt......

Brug

Deze droom komt uit het archief: 

In de droom ben ik weer juf van groep 1 en 2.
Er is een druk jongetje dat vaak anderen plaagt, en er is ook een heel rustig, uiterst timide jongetje.
Ik zit in de achtertuin bij mijn ouders, en ben druk bezig met de klas.
Er zit ook een groepje kinderen onder de luifel
(vroeger hadden wij een luifel bij de kassen, en onder de luifel lag de schuit in de sloot).
Dit groepje wordt begeleid door een onderwijsassistente.
Het timide jongetje roept klagend, luidop naar mij, dat het andere jongetje 'hem pest'.
Ik merk dat ik wat geirriteerd reageer.
Ik stoor mij aan de passiviteit / afwachtende houding van het timide jongetje.
Dat laat ik echter niet merken.
Het jongetje gebaart dat ik moet komen (en daar is ie helemaal niet timide in, wat mij stoort).
Ik maak even snel mijn handwerkje af (hielp een meisje met handwerken).
Dan loop ik toch maar naar het jongetje toe, over de brug
(deze brug is de verbinding tussen het ouderlijk huis en het erf van de tuin).
Nu blijkt, dat de houten planken van de brug vervangen zijn door ijzerdraad, met vierkante mazen.
Onder deze mazen zijn de planken wel zichtbaar, dus de brug is stevig genoeg. Tussen het netwerk van ijzer en de planken ligt het zwarte zeil, waar mijn vader altijd verduisterde. Het zeil is ertussen gepropt, en is ook nat. Niet iedereen zal deze constructie begrijpen, maar tuinderskinderen wel: het ijzernetwerk is het gaas dat men spant om bloembedden aan te leggen. Dit gaas gaat - met het groeien der bloemen - steeds een stukje mee omhoog. Het verduisteringsplastic is om te regelen dat de bloemen voldoende licht, maar ook voldoende donker krijgen, zodat ze optimaal kunnen groeien.
Ik loop over de brug, maar zie dat er wel een gat is ontstaan in de bodem van de brug.
In dit gat is geen ijzerdraad zichtbaar (het is een soort winkelhaak) en je ziet alleen het plastic.
Het doet denken aan een ontvelde wond. Ik weet dat er totaal geen man overboord is met dit gat, en dat de bodem nog sterk genoeg is om overheen te lopen. Echter, ik maak mij wel zorgen om het jongetje, als hij straks terugloopt van de luifel naar de achtertuin. Hij is geen tuinderskind, maar een stadsjongetje, en hij kan niet zo goed tegen een stootje, is gauw in paniek. Hij zou dus kunnen denken dat het gat wél gevaarlijk zou zijn. Dit valt dan niet aan hem uit te leggen. Ik moet dus even de onderwijsassistente vragen of ze samen met hem over de brug zal lopen, en zijn handje vast zal houden. Dan zal het wel gaan.
Ik loop over de brug, en kom in een ontspannen sfeer terecht, waar fanatiek geknutseld wordt.
De jongetjes zitten op de schuit, samen met andere kinderen.
Er is eigenlijk niets aan de hand. Ik begrijp niet waarom het jongetje mij zo in paniek geroepen had.
Dat schijnt hij nu alweer vergeten te zijn, want hij zit diep in concentratie te spelen. Het ziet er gezellig uit.
Dan zie ik het andere jongetje, dat vaak pest, en het ook vaak op hem gemunt heeft.
Hij zit tegenover een vriendje, en hij zit op een rieten stoeltje, een gewone eetkamerstoel, maar dan kindermaat, met rieten zitting, vorm vierkant met kruis en in het midden een knoop. De stoel zakt langzaam onder water (ondanks dat ze met zijn allen veilig in de schuit zitten; er is dus een stukje vrij water in de sloot aanwezig). In de eerste instantie lijkt dit eng, en zou je willen ingrijpen. Echter, ik krijg al gauw de boodschap door dat het niet de jongens zélf zijn, die onder water zakken, maar dat er op dit moment iemand stervende is, en bijna overlijdt. Het voelt een beetje gek aan, maar er is totaal geen noodzaak om in te grijpen. Het is goed zoals het is. Het zijn niet de jongens zélf, die ondergedompeld worden.
Ik begrijp nu echter wél de aanvankelijke paniek van het timide jongetje, en ik begrijp waarom hij nu wél rustig is: omdat ook hij het doorziet.

maandag 31 oktober 2016

Wielrennen

Ik loop mee in een optocht, of ik fiets in een fietstocht. In een flits komt de jonge Joop Z. voorbij. Hij heeft de toer gewonnen, en is uitgelaten van geluk. Er hangen geen slingers achter zijn fiets, maar die kun je er rustig bij denken. Je ziet hem bijna niet, omdat hij zo hard fietst. Maar hij heeft de ogen goed op de weg, en alles goed in de gaten. Joop plukt mij uit de groep, en wil mij meenemen op zijn toch, om zijn vreugde met mij te delen. Ik ben verbouwereerd, maar ook heel blij. En vereerd, dat hij mij heeft uitgekozen.

In een ander fragment doe ik mee aan een wielrentocht. Ik heb er heel veel zin in. We fietsen van dorp naar dorp. Het is ook wel op het terrein van Center Parcs. Er zijn steeds posten waar wij de banden laten oppompen. Het is steeds een gevecht, welke post de meeste gasten krijgt. De mensen op de posten zijn afkomstig van plaatselijke fietsenwinkels, dus het is ook reclame, als er veel mensen bij hun komen. Ik ben een beetje aan het puzzelen, want ik het aan de ene post beloofd, maar nu doet de andere post ook een beroep op mij, en ik wil niemand voor het hoofd stoten. 

Druivenmuur

In de geboorteplaats van mijn moeder, Poeldijk. De druivenmuren van vroeger spreken tot de verbeelding. Als ik door het Westland fiets, probeer ik er nog eentje te ontdekken, maar ze worden steeds schaarser. In de droom een druivenmuur, ergens in Poeldijk. Beeld van een 'doorkijkje', eerst met zonnebloemen (nav mijn fb foto), later met verse druiven. Ik ben betoverd door de dauw, glinsterend in de zon. We zitten met zijn allen op een muurtje, of op een lange blok hout, zoals je ook aan de waterkant kunt zitten. Het is ook wel in een schuurtje, zoals vroeger het schuurtje achter het ouderlijk huis. Overal een beetje duister, vochtig, stoffig, donker, muf. Voorwerpen niet duidelijk te onderscheiden. Bij de deur een grote bak met kleding, die identiek is aan elkaar. Het lijkt ook wel bedrijfskleding, maar het is voor kinderen. Het zijn bloesjes met schortjes, en geborduurde kraagjes, allen volkomen identiek. 

zaterdag 29 oktober 2016

Droomfragmenten

Ik moet een examen Nederlands doen, maar ik word steeds afgeleid. De docente in de klas praat steeds hardop, en loopt onrustig heen en weer. Ik heb er al een paar keer duidelijk iets van gezegd, maar ze gaat gewoon door. Haar dochtertje komt binnen. Het is een meisje met een blanke huid, en rossig haar. Kwetsbaar meisje. Ze vertelt dat ze een bepaalde ziekte heeft. De docente gebruikt dit, om gewoon door te kunnen gaan met hardop praten. Dat dit haar excuus is, terwijl het er niets mee te maken heeft. Hierdoor voel ik mij schaakmat gezet, want ik wil het meisje natuurlijk niet afvallen. Het is heel frusterend, want het examen Nederlands is eigenlijk heel gemakkelijk, maar omdat ik voortdurend word afgeleid, kan ik mij niet concentreren, en hierdoor kan ik de juiste antwoorden niet invullen.

We zitten met een groep mensen op een schuit, die spullen van het ene dorp naar het andere vervoert. Ik vraag een familielid naar zijn kinderen. Over de ene dochter vertelt hij honderduit, maar over de andere dochter vertelt hij niets, terwijl ik er wel naar geinformeerd heb. Het staat hem natuurlijk vrij om dit te doen, maar ik ben wat bezorgd, er vraag mij af of er dan iets aan de hand is met die dochter. Hij beklaagt zich over het feit, dat een familielid steeds nare briefjes schrijft bij alle spullen die met de boot vervoerd worden. Hij heeft alle briefjes en kaarten bewaard van de afgelopen jaren. Hij voert deze aan als bewijs, en heeft met rood de passages onderstreept waar hij het niet mee eens is. Hij is hier heel fel op en teleurgesteld over. De negatieve teksten zorgen ervoor dat de boot vertraging heeft, en zelfs achteruit gaat, in plaats van vooruit. Het is niets voor deze zachtaardige man, om zo fel te zijn. Er is oa een tuinset, nog in plastic verpakking, en hij breekt de verpakking open. 

woensdag 26 oktober 2016

Hert

Ik sta in een groot vierkant sapgroen weiland.
Ik sta midden in dit weiland, en ik ben een hert, een ree of een kievit, of een combinatie......
Er komt een signaal dat ik moet vluchten, en ik besef dat ik veel te laat ben; ik had veel eerder moeten vluchten, maar dat kon niet, want ik had eerder helemaal geen signaal gehoord.
De schrik slaat mij om het lijf.
Welke kant moet ik op?
Ik sta pal in de schijnwerpers, hier in dit vierkante veld. Ze kunnen mij van alle kanten observeren.
Gedreven door gevoel, 'loop ik maar een kant op'. Ik zie dan wel, waar het schip strandt......
Ik weet niet waar ik naartoe loop, maar ik weet wel dat het de goede richting is.
Echter, nu kom ik uit bij de vertrekhal van Harwich, het schip naar Engeland.
Het is in een ondergrondse ruimte.
Het is er een drukte van jewelste.
Oh, hier moest ik helemaal niet zijn; wat nu!?
Het is alleen niet zo'n probleem dat ik niet op de juiste bestemming ben.
Ik ben in ieder geval in veiligheid gebracht, en ver weg van het gevaarlijke veld.
Het veld is mooi, maar op dit moment niet veilig.
Hier, in de vertrekhal, ben ik tussen de mensen, en zij zullen mij wel weer de juiste weg wijzen.
En zo niet, dan zal ik de weg wel vragen.
Dat geeft vertrouwen, dat ik de juiste weg wel weer zal vinden.

Stempelkus

Ik bezoek de vriend in een groot tehuis in Groningen. Het huis ziet eruit als een oud klooster, met een mooie kloostertuin. Het lijkt ook wel op de lagere school van vroeger. De vriend zit daar in de voortuin, op een schommelstoel, al op mij te wachten. Hij verblijft hier, om te herstellen.

Ik zie mezelf allereerst - hard fietsend - bij de Andreaskerk. Er sleept een luchtbed achter mijn fiets, zoals een pasgetrouwd echtpaar lege blikken meesleept. Niemand mag het luchtbed zien, omdat men er anders achter komt dat ik dit hele stuk gefietst heb, alleen om mijn vriend te bezoeken, en dan zeggen ze misschien dat ik er teveel moeite voor gedaan heb. Nee, het gaat niemand wat aan. Het luchtbed is aan 't leeglopen, maar dat wil niet zeggen dat het lek is; wellicht heb ik het gewoon leeg laten lopen.

Als ik bij hem arriveer, blijkt dat ik tevens een brandblusser en een jasbeschermer heb meegenomen. Ik wil deze attributen even voorzichtig in de tuin leggen, voordat ik hem ga begroeten. Echter, ik stoot ergens tegenaan, waardoor spontaan de vloeistof uit blusser loopt, en de blusser in twee stukken breekt. Dat schijnt niet erg te zijn. Het is een bruine, roestige vloeistof. De beide attributen worden bruin gekleurd. Ik mag dit gewoon negeren.

Ik begroet de vriend met een zoen op zijn mond, en ik kijk hem bezorgd aan. Ik maak mij zorgen over hem. Wederom is er geen gevoel van zijn gezicht af te lezen, ook al vind ik wel dat hij er niet gelukkig uit ziet. De kus blijkt een 'stempelkus' te zijn: alsof mijn lippen de stempel zijn, en zijn lippen het stempelkussen. Het is in de vorm van een kleurig figuurtje. Voor mij is het erg verwarrend. Het maakt de situatie gecompliceerd........

zondag 23 oktober 2016

Zorg

Een vriend ligt in het ziekenhuis, en ik ga samen met zijn ex-vrouw de mantelzorg organiseren, zodat hij in een gespreid bedje komt, als hij weer thuis is. Zijn ex-vrouw draagt mij alles zorgvuldig over, en ze wil niets over het hoofd zien.

Om die reden gaat zij mee met ons gezin, op kampeervakantie. Dat is eerst wel even een ongemakkelijke situatie, omdat het voor een 'doel' is, en niet alleen voor de gezelligheid. Maar de gezelligheid krijgt al snel de overhand, waardoor het doel eigenlijk minder in beeld is.

Ze biedt mij aan om in de grote rubberen boot te slapen, die voorheen van hun gezin was. Net als ik wil zeggen dat ik dat prima vind zegt ze oh nee, toch niet, want dat slaapt helemaal niet lekker. Ik denk dat zij doelt op het feit dat je niet overdekt bent in de boot. Maar je bent wel overdekt, want je kunt de boot gewoon afdekken met een zeiltje. Echter, ze doelt op het feit dat er - bijna in het midden -  een harde verhoging in de boot aanwezig is, die maakt dat je er niet lekker in slaapt. Mij lijkt dat niet zo'n probleem, en ik denk dat je dat wel kunt omzeilen. Maar de vrouw is resoluut. Nee zegt ze, niet doen.

Ik bied haar één van onze tenten aan, en die gaat zij opzetten. Ze had ook net zo goed bij ons in de tent kunnen slapen, maar het is misschien voor haar ook wel fijn om even op zichzelf te zijn, om de boel te overdenken.

Ondertussen komt het ontslag uit het ziekenhuis van 'onze patiënt' in zicht; hoe gaan we dat organiseren? Wie krijgt welke rol?

We zijn in een groot, overdekt winkelcentrum. Samen met de ex-vrouw van de vriend kopen we hier Oosterse producten. Het is er heel gezellig. Als we naar boven kijken, zien we onze vriend heen en weer schommelen, zoals je met gym aan de ringen hangt. Ik vind het wel wat apart, maar het schijnt heel gewoon te zijn.

Uiteindelijk staan we in een kringetje om hem heen, op de Boulevard in Scheveningen. Hij heeft een vierkante wond op zijn rechter bovenbeen. De wond is 'precies vierkant', met gebogen hoeken. De wond is niet verontrustend, maar ziet er schrijnend en pijnlijk uit. De wond gloeit, alsof er gloeiende kooltjes vanaf komen.

Van onze vriend komen we verder niets te weten; we kunnen zijn gezicht niet aflezen, en we weten niet wat hij voelt. Dat blijft allemaal achter gesloten deuren. 

maandag 12 september 2016

Rekening

In de droom ben ik in een bankgebouw in Coevorden. De bankmedewerker bekijkt samen met mij hoe ik de zaken het beste kan organiseren. Dan stuit hij op iets vreemds. Hij ziet, dat iemand anders een rekening geopend heeft op mijn naam. Ik vind dat ook vreemd, en ik had dat nog niet eerder opgemerkt.

De medewerker vertrouwt het niet, en gaat het voor mij uitzoeken. Hij zegt dat dit wel vaker voorkomt, en dat mensen er voordeel mee willen winnen om bij anderen een rekening te openen, omdat ze daar dan geen belasting over hoeven te betalen. Ook is het een manier, om te proberen macht over de ander uit te oefenen.

Ik had hier nog nooit van gehoord, en ik vind het een rare gang van zaken. Kijk, zegt de medewerker. Hier vinkt de betreffende man aan dat hij een drankje voor jou besteld heeft. En hier vinkt hij aan dat hij iets voor jou gekocht heeft (dat was iets onbenulligs). Hiermee wil hij de schijn wekken, dat hij de rekening ook gewoon voor jou zou gebruiken, terwijl de rekening voor iemand anders bedoeld is.

Ik vraag mij af waarom hij het nu uitgerekend bij mij wil proberen. Waarom niet gewoon op zijn eigen rekening? Ik ben stomverbaasd over deze man, die ik gewoon vertrouwde.
De bankmedewerker waarschuwt mij, en zegt dat hier sprake is van internetcriminaliteit.

Ik ben mij werkelijk van geen kwaad bewust........ 

maandag 8 augustus 2016

Bakken

Ik was van plan om iets te bakken; ik weet niet wat ik ging bakken. Enthousiast gooide ik de ingrediënten in de schaal, en ging dit mixen met melk. Tijdens het bereiden schoot mij nog iets te binnen, wat ik ook wilde bakken. Ik dacht er niet zoveel bij na, en voegde de ingrediënten van dit recept ook toe. Enthousiast ging ik verder met mixen. Halverwege kwam ik er tot mijn schrik achter, dat de ingrediënten van beide recepten helemaal niet samen konden, en dat hierdoor beide baksels sowieso zouden mislukken. Ik vond het maar raar van mezelf, dat ik niet beter nagedacht had.
Nu moest ik een nieuwe beslissing nemen. Hier zou ik ook wel uit komen, maar dit was niet nodig geweest, als ik beter had nagedacht.

Kinderfeestje

Samen met Irene geef ik een kinderfeestje aan jonge kinderen bij haar in de buurt, en daarvoor reis ik speciaal af naar Noord-Holland. Het zijn voornamelijk jongens, van een jaar of 8-9. Het is afwisselend zonnig weer en regen, en daarom is het steeds onduidelijk wat we zullen gaan ondernemen. Het plan is, om te gaan zwemmen. Alles loopt steeds in het honderd, en we hebben het heel slecht georganiseerd. Ook is er onvoldoende toezicht op de kinderen. Ik vind dat heel erg, want dat is juist helemaal niets voor ons. We zijn juist altijd heel zorgvuldig en oplettend. Ik excuseer mij tegenover Irene, vind dat ik haar teleurstel, zeg dat ik normaal gesproken helemaal niet zo ben, ook al weet zij dat ook wel. We gaan steeds van plek naar plek, soms met de kinderen erbij, soms niet, soms ben ik er alleen en dan ben ik bezorgd om de anderen. De moeders komen alweer, om de jongens op te halen. Ik leg het dilemma uit, maar het schijnt helemaal geen probleem te zijn. De jongens hebben zich de hele middag prima met ons vermaakt, en erg gelachen. Hooguit liepen er op een bepaald moment wat jongens verloren over straat, maar ook dat was zo opgelost. Ach, zeggen ze, maak je niet druk, het is toch slecht weer, ik zou voor de rest van de middag maar lekker binnen een film gaan kijken. Dan komen wij zo wel terug. Ik ben helemaal opgelucht. Voor onszelf was het chaotisch, maar voor de jongens was het blijkbaar geen probleem. Ik reis door Noord-Holland, het is donker, ik zie licht branden in de boerderijen, het is een mooi beeld.
In een ander fragment blijkt de buurvrouw van mijn ouders overleden te zijn. Ik ben diep geschokt en verdrietig. Ik weet dat ze overleden is, maar 'in het echte leven' weet ik het nog niet. Ze is gevallen, en ligt op de grond in om de hoek. Ik heb de opdracht hier met de sleutel naar binnen te gaan. In 'het echte leven' weet ik nog niet wat mij te wachten staat, maar in mijn onderbewuste weet ik wel wat er aan de hand is. Toch ga ik niet naar binnen. Ik zeg tegen mezelf, dat ik mezelf in bescherming moet nemen. Ik moet eerst hulp gaan halen, en dan samen naar binnen gaan. Niet alleen.....




maandag 11 juli 2016

GGZ

Deze week een tweetal dromen, die vaak terugkeren: dat ik weer ben opgenomen als cliënt in de GGZ, dat ik iedereen probeer duidelijk te maken dat het niet nodig is, omdat er niets met mij aan de hand is, maar dat niemand dit hoort.

De eerste droom was eigenlijk meer een 'experiment'. Psychiatrisch verpleegkundigen hadden gezamenlijk een teamdag, en het onderwerp was, dat zij zich een dag lang moesten inbeelden hoe het was om een cliënt te zijn, en 'dus aan de andere kant te staan'. De collega's deden er wat lacherig over en ik ontplofte bijna, wilde duidelijk maken dat ik ook cliënt geweest was, en dat er niets te lachen viel, maar die boodschap kwam niet over. Ik werd 'als experiment' opgesloten in de separeer, en zou er na een kwartiertje weer uit bevrijd worden, maar ik wilde absoluut niet dat men de deur op slot deed, en hield dit heel stellig tegen. Ik was verbaasd dat hier onmiddellijk naar geluisterd werd, en dat de zware deur niet verder dicht ging dan mijn hand aangaf. Ik werd hier erg blij van en dacht 'oh, zo eenvoudig werkt het dus..........het lijkt veel moeilijker dan dat het eigenlijk is.....'. 

Daarna vervolgde het experiment in een fragment uit mijn eerste stage psychiatrie, dat een collega mij volledig negeerde, en met de rug naar mij toe zat. Ik wou iets zeggen, en de mensen in mijn omgeving gaven een totaal ander antwoord, dat niets met mijn onderwerp te maken had. Ik had sterk de indruk ze mij niet hoorden, maar ik zei er wel wat van, en dat had meteen effect. Ik werd er blij van dat ik na al die jaren alsnóg voor mezelf kon opkomen in deze situatie. 

Ik vond het zinloos en lachwekkend dat mensen zo langs elkaar heen praatten, en vond het ook zonde van die opleiding en investering van psychiaters, psychiatrisch verpleegkundigen, psychologen, maatschappelijk werkers (immers, je kunt nog zoveel gestudeerd hebben, maar als je niet luistert naar wat de cliënt werkelijk te zeggen heeft, dan zul je de cliënt nooit daadwerkelijk kunnen helpen, en dan is al die moeite van investering voor niets geweest).

Vannacht droomde ik dat ik weer was opgenomen. Dit is een steeds terugkerend fragment. Het gaat dan om een afgebakende periode van een paar weken. Dan denk ik nou, die paar weken zijn wel te overzien, als ze me dan niet begrijpen, dat ik hier niet hoor, dan zijn we zo een paar weken verder, en kan ik weer gaan en staan waar ik wil. Maar tegelijkertijd blijf ik dan ook mijn best doen om duidelijk te maken dat ik hier weg moet, gewoonweg omdat ik hier niet op mijn plek ben.

In de droom was ik steeds aan het onderhandelen. Ik kreeg wel weekendverlof, maar moest dan toch terug. Ik zei nou, als jullie mij dan niet willen laten gaan, waarom dan bv niet gewoon dagbehandeling? Ik zocht steeds escapes, bv een dagje op het water, die vrijheid. Het verschil tussen vrij zijn en opgesloten zijn was dan extra groot. En ook de frustratie, dat ik het hun maar niet duidelijk kon maken, en dat ik er toch ook niet onderuit kon, niet mijn eigen gang kon gaan. 

zondag 3 juli 2016

Twee dromen

Gisteren en vandaag heb ik twee duidelijke dromen gehad.

Gisteren:

We bevinden ons in Leiden. Uitzicht zo'n beetje vanaf de Utrechtse Veer. We zien een grote brede rivier (dus de grachten zijn verbreed), en daar varen grote schepen op. Het is 's avonds laat, en het lijkt wel wat op een lichtjesroute. De schepen hebben weinig ruimte, maar het gaat goed. Er zijn veel onverwachte bochten in de vaarroute, maar de schippers laveren er net zo gemakkelijk door, en geven elkaar de ruimte. Ik kijk er in vogelvlucht naar. Dan is er een soort stuwmeer, waar mijn jeugdvriendin kleine kikkervisjes verzamelt, in allerlei soorten. Ze is er heel trots op. De rivier met boten vormt samen met het stuwmeer met visjes een plattegrond van (oud)Leiden. Je tekent er nog iets omheen, en je komt op de vorm van een uiltje. Kijk, een uiltje, zegt mijn jeugdvriendin. Het is een uiltje 'om in te kleuren'. De achterliggende gedachte: je kunt ernaar kijken van nou, dat is gewoon een plattegrond van Leiden. Maar als je extra goed kijkt, en hier en daar nog wat lijnen aanbrengt, dan zie je veel meer diepgang en wijsheid, en kun je dus de afbeelding van de uil onderscheiden. Het is veel meer dan een afbeelding: de uil kan jou ook leiden.....

Vannacht: 

Met Hugo een heel stuk gefietst, met Hugo voorop het rekje. De weg heeft heel, heel lang geduurd. Wel was het een hele prettige en ontspannen reis. We wisten eigenlijk niet dat het zo lang geduurd had. Hugo is een jaar of 7. Het laatste stuk loop ik, met Hugo 'voor mij uit'. Kenmerkend is wel steeds, dat Hugo zich vóór mij bevindt. Hij staat op de voorgrond, ook al is hij heel rustig en bescheiden. We zijn zogezegd 'gearriveerd', en voegen ons bij een klein groepje mensen rond een kampvuur in de duinen. Dit is een soort 'oeroud' beeld, dat al jarenlang nu en dan terugkeert in mijn dromen (de plaats in de duinen, of op het strand bij zee, dus vlakbij de duinen, met een groep mensen en een kampvuur, zoals primitieve volkeren). Het is 'heel gewoon' dat we hier arriveren, ook al is Hugo 'de nieuwe' in de groep. Maar iedereen schijnt hem toch al te kennen, en hij wordt heel warm en welkom ontvangen. Zijn zachtheid wordt meteen goed gelezen. Rechts van ons in de verte nu even niet de zee (anders wel, maar dit beeld doemt tussendoor op). Er is een dijk in de mist, en er komen nog meer mensen in de verte aan, doet ook wel Bijbels aan, mensen in lange gewaden en op kamelen). Hugo stelt vragen over dit beeld. Het is een prachtig uitzicht. Ik zeg 'dat het goed is'. Het is in de periode dat Hugo nog veel mijn nabijheid opzoekt, en samen met mij is.

maandag 20 juni 2016

India

Een 'levensechte' droom, en ik had echt heel sterk het gevoel dat ik daadwerkelijk in India was. Ik werd een paar keer wakker, en dan zei ik tegen mezelf dat het niet echt was, maar zodra ik in slaap viel, was het voor mijn gevoel weer 'helemaal echt'.

Gisterenavond heel vroeg gaan slapen, en tijdens het inslapen was ik echt nog wakker, toen ik een beeld zag verschijnen 'dat niet klopte met de werkelijkheid', en ik dacht hé, ik ben nu dus 'wakker aan het dromen'!!!! Het was een beeld bij de serre-deur, in het ouderlijk huis. De serre en de achtertuin waren afwezig. Er werd druk gebouwd, met hijskranen en grote vrachtauto's. Den Haag 'werd uitgebreid'. Het was op een koude, mistige, schemerige ochtend. Doordeweeks. Er was geen begaanbaar pad meer, en alles was opgebroken, met grope hopen zand en modder. De werkers vonden het 'heel gewoon' dat het er allemaal zo uit zag, terwijl ik natuurlijk heel verbaasd was. Opvallend was, dat de sloot nu ook niet meer te onderscheiden was. Deze 'ging op' in 'het nieuwe landschap'. Wellicht was de sloot uitgegraven, en ontdaan van afvalproducten, wat ik heel vond, Het was prettig dat nu 'alles gelijkgetrokken' was.

Dan het droomfragment over India. Ik logeerde in een oude flat, die leek op 'de oude Holdert', of de studentenflat, waar ik vroeger woonde in Leiden. Het was er wel klein en beholpen. Blijkbaar was ik meteen na de examenuitslag van Amber gaan reizen naar India. Het had een paar weken geduurd, maar nu was er noodzaak om eerder naar huis te gaan dan gepland. Ik had een paar hele mooie en fijne weken gehad, en had het 'India-gevoel' weer helemaal opgesnoven. In die zin was ik helemaal verzadigd. Mijn reisgenoot liet het steeds afweten. Eerst was hij een 'typetje uit een tekenfilmserie'. Ik zag er erg tegenop om nog langer met hem in één bed te slapen. Ik wilde naar huis. Maar ik kon het niet overleggen, want hij was steeds de hele dag weg, en vertrok dan al heel vroeg. Er was nog geen mobiele telefoon. In de flat waren meerdere backpackers met veel bagage bezig. Doorkruisd was het ook wel zo, dat het dus de oude bejaardenflat was, en dat er spullen versleept werden van mensen die er gingen wonen, of mensen die overleden waren. De hele gang lag vol met spullen, rugzakken, oude koffers. Ik vond dat niet erg, want dat gaf wel een gevoel van saamhorigheid. De gang was te smal, bedompt, donker. Je moest steeds over de spullen heen lopen. Ik was bezig met het regelen van een vliegticket, en vond het fijn dat we zo dicht bij het station van Bombay logeerden. Dan had ik een gemakkelijke verbinding naar het vliegveld. Ik begreep niet hoe ik aan al dat geld gekomen was, om een India-reis te ondernemen. En ik weet eigenlijk ook niet of ik al een ticket voor de terugreis had. Eén van de backpackers kondigde aan, dat hij met de auto naar Nederland zou gaan. Het was een grote 'rechthoekige bak'. Zag er solide uit, ook al was het wel een oude auto. Ik dacht nou, het kan met niet schelen hoe lang het gaat duren, maar ik wil meerijden. Dacht nog wat zonde van mijn reis, ik zou toch veel langer in India blijven. Maar bedacht me toen dat ik er echt al heel erg van genoten had, en dat ik er op deze manier vrede mee had dat ik eerder naar huis ging. Het had te maken met de omstandigheden, en vooral, dat ik mij niet meer op mijn gemak voelde bij mijn reisgenoot. Ik hoopte dat hij snel weer terug zou komen, dan kon ik het hem nog vertellen, in plaats van met de stille trom te vertrekken. Ik voelde mij wel bezwaard naar hem, maar anderzijds had ik groot gelijk, gezien de manier waarop hij met mij omging. Ik haastte mij om al mijn spullen bij elkaar te krijgen, want ik wou de jongen met de auto geen oponthoud bezorgen. Hij vond het prima dat ik mee zou rijden, maar dan wilde ik natuurlijk wel op tijd klaar staan. Het was lastig de spullen te vinden, want deze lagen ook wel tussen de spullen van anderen. Anderzijds maakte het mij ook niet uit als ik dingen zou vergeten. Mijn reisgenoot kwam terug, en nu was hij niet meer het typetje uit de tekenfilmserie. Ik sprak nog even met hem, en legde hem heel zakelijk maar ook eerlijk de situatie uit. Hij reageerde er verder niet zo op, dus ik vond het verder wel prima. Ook wel vreemd, dat het nu op die manier ging. Maar ja, dat was niet anders. Ik ging lekker met de auto mee, met de jongen. Dat gaf rust.

zaterdag 28 mei 2016

Kerk

Er was een klein, gezellig, rommelig huis ergens in een bos. Het was een sprookjesachtig huis, met schattige steentjes, een soort Anton Pieck huis. De omgeving was ook sprookjesachtig. Het gaf een beetje het 'kinderfeestjesgevoel'. Het leek een speelgoedhuisje. Het was 's avonds een uurtje of zeven, zo het tijdstip dat een kinderfeestje bijna ten einde is. 

Het was heel rommelig en onoverzichtelijk. Er liep familie rond, die ik al heel lang niet gezien had. Ik wist niet zo goed wat de bedoeling was, en waar ik mij op moest voorbereiden. Overal stonden spullen en kleren, er waren veel verschillende kamers, iedereen liep in en uit, het leek wel een mierennest. ik kon het zo van bovenaf bekijken. Het maakte mij onrustig, dat ik niet wist wat hiervan de bedoeling was, wat ons te wachten stond.

Toen bleek dat er vlakbij een klein kerkje stond. Daar gingen we naartoe. Ik dacht dat iedereen nog bezig was, maar nu was iedereen toch klaar, en op weg naar het kerkje, dat maar zo'n 100 meter van het huisje stond. Het was in een mooie, landelijke omgeving. Hessel had ook steeds rondgelopen in het huis, maar nu bleek dat hij nog op bed lag. Ik riep hard naar het huis, dat hij ook moest komen, en hij sprong direct uit bed, riep 'ik kom eraan!' Het was net een komisch theaterstuk. Hessel droeg zijn gele broek, met een wit shirt.

Toen we in de kerk waren, kwam ik er pas achter waarom we naar de kerk gingen. Het grappige is trouwens, dat ik nu toevallig naar een film kijk waarin iedereen ook naar de kerk gaat, voor een bruiloft, en dat er ook sprake was van mensen in allerlei kamers, die zich aan het voorbereiden waren, net zoals in deze droom. Echter, in deze droom ging het om een crematie.

Toen we in de kerk waren, bleek het een crematorium te zijn. Het bleek dat mijn neef was overleden (die ik verder niet ken). Hij was zo'n 10 jaar ouder dan ik. Er werd 'popmuziek' gedraaid, en blijkbaar was het begin jaren '60, waarin het helemaal nog niet zo gewoon was dat er popmuziek gedraaid werd, en al zeker niet op een crematie. De aanwezigen (die elkaar in het dagelijks leven niet vaak ontmoeten) werden geacht gezamelijk een klaagzang te houden bij de overledene. 

Er was een kunstwerk van een romp, in vier vlakken. In elk van de vier vlakken stond een liefhebberij van de overledene uitgebeeld. We gingen elke liefhebberij stuk voor stuk 'bezingen', met de ogen gefocust op dat gedeelte van de romp. Het was niet eng ofzo, maar gewoon mooi.....

dinsdag 24 mei 2016

Baby

Gisteren droomde ik, dat ik aan Hessel om een 'troostdoekje' vroeg. Ook droomde ik, dat ik weer naar de psychiatrische inrichting moest, en niet begreep waarom, omdat ik niet ziek was. Mensen konden hier ook geen antwoord op geven; ik moest er gewoon naartoe.

Vannacht droomde ik, dat ik op een groot huis moest passen, van een collega. De telefoon ging. Ik wist eerst niet hoe ik moest oppakken. Ik nam op met de naam van mijn collega, maar deze haalde ik door elkaar met een andere naam. Daar schaamde ik mij erg voor. De collega was uit met haar man, maar ze kon dit ook horen. Ik dacht nou, ze zal wel denken, wat raar dat ze mijn naam niet meer weet.

Later ontdekte ik, dat het huis een hele grote serre had, met daarachter een diepe tuin, zoals vroeger thuis bij mijn vriendinnetje die verder weg woonde. In de serre stond een grote rieten tafel met rieten stoelen, waar het gezin met zijn zessen kon zitten. Alles stond keurig recht. Schilderijen keurig recht aan de wand. Tuin netjes aangeharkt. Wellicht speelde er ook een hond in de tuin.

Het bleek dat ik op een baby moest passen, maar dat wist ik helemaal niet. Echter, ik had al uitermate goed voor dit meisje gezorgd, dus ik hoefde mij totaal geen zorgen te maken. Ze waren ontzettend blij met mijn zorg, omdat ik dit deed op een manier die zij niet konden, en in die zin was ik echt van toegevoegde waarde. Ze hadden mij nodig. Wijze inzichten, zonder dat ik hen dit oplegde.

Toen bleek het mijn vriendin te zijn, en ze moesten hals over kop naar Schiphol, met de baby in de reiswieg. Het was zo'n rieten reiswieg. Ik nam direct met haar de praktische dingen door: speentje, flesje, rammelaar, schone luier. Ze vond dit rustmoment wel prettig, en kreeg toen weer overzicht.
Het zou helemaal goed komen.

Datgene wat ik in mijn boeken schrijf, dat deed ik nu in een voordracht, aan een grote groep mensen. Ook de plannetjes in mijn hoofd werden in de droom 'concreet'. Ik hield een betoog over 'een verhaal', en ik zei 'dat iedereen wel een verhaal te vertellen heeft, van welke aard ook'. Ik maakte het heel laagdrempelig en voor mezelf ook overzichtelijk en klein. Ik zei nou, als je je verhaal wilt vertellen, en je hebt daar hulp bij nodig, dan weet je mij te vinden. Ik kan je daarbij helpen tegen een bepaald tarief, dat ik niet al te hoog wil maken............

zaterdag 21 mei 2016

Vis

Op straat werd een kennis uit het dorp gefouilleerd. Ze had een plastic bol met een paar spulletjes erin. Ze zei dat er iets anders in zat dan er in werkelijkheid in zat. Het was een lang, spannend moment, want ik wist dat het niet waar was wat ze zei, maar ze hield vol, en dat begreep ik heel goed. Ze zou bijna ontmaskerd worden. Het was bij de Heulbrug.

Men stond op het punt om de bol open te breken, en deze was ook al een beetje open, zodat er bijna spulletje uit vielen, maar op het laatst ging dat wellicht toch niet door. Het was o.a. een opgepropt zwart stukje doek en een paar stuks plastic inhoud van verrassingsei, waar dan ook weer een klein speelgoedje in verstopt zit. Of iets wat je uit de kauwgomballenautomaat haalt. Er zouden rubberen badeendjes in moeten zitten, maar deze zaten er niet in, en de vrouw wilde doen geloven dat deze er wel in zaten. Ze was ontzettend bang, en haar lijf stond strak van de spanning, ze rilde. Maar ze gaf geen kick.

We gingen met het gezin per vliegtuig naar een huisje van Center Parcs. Bij de daling bleek het een onderzeeër te zijn. Het voorraam was een ruim voorraam, zoals van onze auto. Er zwom een grote roze met blauwe vis tegenaan, die ook kon praten, en pruillippen had. Het was een erg komisch gezicht, en hij krioelde alle kanten op, alsof hij dansjes voor ons maakte. De vis leek de beschermer van ons gezin te zijn, en hij was ook heel sterk en onverwoestbaar. Ik werd er blij van.

De onderzeeër / het vliegtuig daalde in onze achtertuin, en we werden opgewacht door een groep pinguins uit de dierentuin, in zwart-wit-oranje. Dat waren ook wel dames, die zo gekleed waren. Ze begroetten ons heel blij, en ik ervaarde dit als een echt welkomst-commité. Maar toen we in ons huis kwamen, waren daar allerlei vreemde afbeeldingen van het internet. Het was onderwijskundig bedoeld, om zieke mensen beter te maken, maar het schrikte mij wat af. Men was vergeten dit weg te halen, en het was een soort dia-avond geweest. Ik was net te vroeg binnengekomen. Als ik later was binnengekomen, dan was het gewoon gezellig ingericht geweest, en hadden we hier niets van gemerkt.

dinsdag 3 mei 2016

Kamer

Van deze droom kan ik mij alleen een fragment herinneren. Ik was aanwezig in de kamer van een jonge vrouw die overleden was. De kamer was heel sfeervol ingericht. De kamer werd in gebruik genomen door de familie, als ode aan de vrouw, en werd elke dag schoon gehouden. Dit vond men belangrijk, zodat de kamer 'er nog altijd bij zou horen', en niet in de vergetelheid zou raken. De kamer maakte onderdeel uit van een groot complex, wellicht een vakantiepark. Aangrenzend waren veel grote ruimtes, waar de gasten de maaltijd gebruikten, en er was van allerlei soorten voedsel voorzien. Ik vond het daar maar druk, en trok mij het liefste terug op de kamer van de vrouw. Dit was niet eng ofzo, maar heel gewoon. Ik moest nog wel een tijdje 'bij de familie' blijven, en wachten op een geschikt moment, dat het toegestaan was om mij ongestoord terug te trekken op de kamer. Maar het liefst ging ik er meteen naartoe. Ik was ook wel in het ouderlijk huis van de vrouw, en zat dan bij de familie in de serre. De moeder vertelde hoe ze om beurten naar de kamer gingen, om deze schoon te maken en op te ruimen, en dat het schoonmaken en opruimen een heel fijn rustig gevoel gaf. Ze gebaarde mij dat ik naar de kamer kon gaan, en dat niemand dat zou merken. Ik aarzelde nog wel iets, omdat ik de overleden vrouw niet gekend had, en niet wist of ik hier zomaar naartoe mocht gaan. Maar de moeder zei dat de vrouw het juist fijn zou hebben gevonden. Toen ik de kamer betrad, begon ik meteen met opruimen en schoonmaken, omdat dit een prettig gevoel gaf. Ik ging al gauw helemaal op in het schoonmaken, en had ook het gevoel dat ik heel goed afgestemd was. Het bracht mij in een bepaalde sfeer, en er was een zachte, vriendelijke omgeving. Op een gegeven moment kwam ik erachter dat ik ook bladeren in allerlei kleuren opveegde, evenals zwarte aarde, en dat verbaasde mij, omdat de kamer zich niet buiten bevond. Toen bleek, dat de kamer op een terras gebouwd was, en dat de kamer ook gedeeltelijk in de buitenlucht was, met hier en daar openingen in het dak. Het was op een overdekt terras zogezegd. De jonge vrouw had hier geen kou gevat (waar ik eerder wel bezorgd om was geweest, maar nu was ik gerustgesteld). De kamer grensde namelijk aan zee, met een blank strand ertussen, aan zee. De temperatuur was zeer aangenaam warm. Het contact met 'buiten' maakte, dat er contact mogelijk was met de overleden vrouw, die heel tevreden op het tafereel neerkeek. De aarde met bladeren lag loodrecht onder een kleine opening in het glazen dak. Dit was de rechtstreekse verbinding met de overleden vrouw.

dinsdag 26 april 2016

Busuitje

Met een groep heb ik een busuitje door het Westland. Ik zit helemaal voorin de bus, bijna op de voorbumper. Ik vind het heel grappig, en bedenk mij dat ik nog nooit van mijn leven een bus bestuurd heb, en dan ook nog eens helemaal vooraan, dus nog vóór de chauffeursplaats. Het is enorm fijn om op deze manier alles in de hand te hebben, en te bepalen welke kant we op gaan, weliswaar in overleg met de passagiers, maar wel dat ik zelf richtinggevend ben, de aanstuurder zogezegd.
De bus volgt mij als een logge slurf, zoals een speelgoedbus van stof, bedekt met leer. Het gaat allemaal heel gemoedelijk.

We stoppen bij een kas ergens bij de Vogelaer, en blijkbaar gaan we daar pauzeren. Ik vind het prima. Het is aan de berm van een kas, en ik ben verbaasd dat ik de bus kan parkeren op dit smalle stuk. Ik voel mij zoals ik mij nog nooit gevoeld heb, gewoon zelf de situatie in de hand hebben, zonder heen en weer gesleurd te worden tussen mensen en stemmingen, heel fijn. Het smalle stuk naast de hoge kas is doodlopend, en eerlijk gezegd vraag ik mij af waarom de reisleider ons uitgerekend hier naartoe heeft gestuurd, maar ik vind het geen punt, ik geef me over aan de situatie, het is immers voor de gasten.

Het is hartje zomer, heel warm, we willen wel verkoeling. De reisleider legt uit dat we in dit slootgebied tussen de kassen (wat hier een soort meer is geworden) wel kunnen zwemmen, maar dat we moeten oppassen voor de bodem met gevaarlijke scherpe voorwerpen, of stukken drijvend oud hout, en het water is ook niet zuiver, omdat er verderop een fabriek gevestigd is, en daar komen gifstoffen van vrij in het water. Maar, zegt hij, je kunt hier prima zwemmen, ik zwem hier ook altijd.

Nou, geen haar op mijn hoofd die er ook maar over denkt om hier te gaan zwemmen. Dat ga ik echt niet doen! Ik twijfel nog even, als andere mensen wel gaan, maar dan besluit ik het toch echt niet te doen. Wel raas ik even later in een klein bootje 'naar de overkant', samen met een bekende zanger (ik weet niet wie hij is). Hij is klein en iel en draagt een pak, en maakt heel veel praatjes en herrie, zwaait met zijn armen, ik vind het allemaal maar overdreven, zal blij zijn als we zo weer terug zijn. De mensen aan de overkant staan ook verbaasd naar hem te kijken, van wat moet die man. Hij probeert mensen te werven om te gaan zwemmen in het water, en er iets gezelligs van te maken. Niemand reageert. Logisch ook.

Ik zie een slaapkamer in een tuindershuis, naast de hoge kas. Het is het kamertje van de moeder van mijn vriendin, en ook wel mijn kamertje, samen met mijn vriendin. Het is ouderwets ingericht, jaren '50, met ouderwets behang, met kleine bloemetjes. En een ouderwets bed. Een grote commode. Op de commode ligt een heel dik herinneringsboek van mijn vriendin. Het boek bestrijkt haar totale leven. Ik vind het ongelooflijk boeiend om in het boek te gaan bladeren. Op de bovenkant liggen losse bladen, en ik weet niet wat bij wat hoort. Dat stoort mij. Het boek is niet netjes geordend. Ik besluit dat ik het pas wil lezen, als het netjes geordend is. Nu ben ik veel te bang dat er dingen door elkaar gaan, en het is niet mijn bezit, dus dan ben ik bang dat ik dingen door de war haal. Ik vind het jammer dat ik nu dus langer moet wachten. Het is twee keer de dikte van een A4 multomap, terwijl het maar in één A4 multomap zit. Dat ergert mij ook. Naast de commode een groot raam, waar je ver naar buiten kunt kijken, zoals uit een scène van Kate Bush, als de hoofdpersoon uitkijkt naar de terugkomst van Heathcliff. Bergen, bossen, heiden, meren...............ik word er wel rustig van.
Aan de andere kant van het raam staat mijn eenpersoonsbed. Naast het bed mijn chinese dagboek, en op de grond een special van Flow. Het deken is zo'n ouderwetse deken. Ik bedenk mij dat anderen deze kamer ook gezien hebben, en deze ongetwijfeld herkend moeten hebben als mijn kamer, met al die typische dingetjes van mij.


zondag 24 april 2016

Ochtenddienst

Zondagochtend. Ik maak ontbijt klaar voor Hessel, en ik ga weer een paar uurtjes slapen. Dat is uniek te noemen, dat dat lukt, want lange tijd kon ik helemaal niet meer uitslapen.

Ik droom, en ik weet dat ik droom, maar toch kom ik niet uit de puzzel. Het bewuste stoeit dus met het onderbewuste, dus dat is wel een interessant proces.................

In de droom is het later op de woensdagochtend, en ik ben ergens op gesprek. Maar dan denk ik he...........ik had vanmorgen toch ook moeten werken in de thuiszorg!? Of niet!? Dan herinner ik mij een aantal cliënten waar ik geweest ben. Maar...............een aantal ook niet! Maar.............moest ik wel werken of niet? Ik wil het opzoeken in mijn agenda of op de kalender, maar die heb ik niet meegenomen. Ondertussen moet ik ook verder met het gesprek.

Dan denk ik nee joh, je droomt dit, je hoeft helemaal niet te werken, je denkt dat alleen maar, omdat je dat droomt. Dus je hoeft je nergens druk om te maken. Ok. Nou. Rust weer dus. Maar ja. Dan begint het weer opnieuw. Weer die schrik. Van ik had toch moeten werken. De cliënten zullen inmiddels wel gebeld hebben. Ik ga naar het kantoor. Het is nu een kantoor in Den Haag, en ik zie ook de wijken van Den Haag. Het is een grote ruimte, zoals een ruimte voor sport, of bv een gymzaal op een basisschool. Alles is aanwezig, het ziet er netjes uit. Er zijn werkruimtes aan de wanden ingericht, maar er staan geen stoelen bij. Ik wil aan collega's vragen of ik nog cliënten ben vergeten, maar zij zijn steeds in gesprek, en ze hebben zelf ook niets gezegd. Er loopt steeds een arts-assistent 'door het scherm heen', en hij is druk in gesprek, ik ken hem van vroeger, van het ziekenhuis, hij is heel vriendelijk en betrokken. Ik wil in de computer opzoeken of ik moet werken, maar het blijkt dat men de computers heeft meegenomen, ter reparatie. Overal heerst een vrolijke en bedrijvige sfeer, en ik word door iedereen vriendelijk begroet, maar krijg geen antwoord op mijn vraag. Het lijkt erop dat ik mij geen zorgen hoef te maken. Dan bedenk ik mij weer dat het helemaal geen issue is, omdat ik dit alleen maar droom, en in het geheel dus niet hoefde te werken, dus ook niet een paar uurtjes.

In een ander fragment glijd ik op een groot feestterrein door de modder. Het eerste moment schrik ik hier heel erg van, omdat ik er niet op gerekend had. Maar vrijwel meteen herpak ik mij en zie ik dat het geen enkel punt is, omdat ik een grote regenbroek draag, die mij van alle kanten beschermt. Het belangrijkste is, dat mijn broek op deze manier droog blijft, zodat ik geen kou zal hebben en dit geeft mij ook de kans om te genieten van het glijden door de modder. Ik ga er helemaal in mee, en laat mij alle kanten op glijden. Blijkbaar biedt de regenbroek totale bescherming, want ik word niet vies.

Als ik wakker word, heb ik pas definitief de bevestiging dat ik inderdaad niet hoefde te werken, en dus ook geen cliënten vergeten ben (wat mij overigens in het echt nog nooit is overkomen). 

zaterdag 23 april 2016

Droomfragmenten

Twee droomfragmenten, één van vorige week zaterdag, en één van vannacht:

Ik zit in de trein, en heb bagage in de trein en op het perron staan. Ik weet niet of het perron nu bij de trein hoort, waar ik welke bagage heb, wat er precies in zit, wat mee te nemen als de trein weer gaat rijden..............het is onoverzichtelijk, maar ik geef mij eraan over.
Een oudere dame 'zit op mijn nek', en ik kan haar niet van mij afschudden. Ze waarschuwt mij voor iets, waarover niets te waarschuwen valt, en wat alleen maar haar eigen verhaal is. Ze zit veel teveel in mijn comfort zone en ik probeer haar boze en indringende blik te ontwijken. Dat lukt niet, en in de volgende fase hangt ze al letterlijk om mijn nek. Het ziet er gek uit, want ze is dik en draagt veel rokken, en veterschoenen. Het ziet er hilarisch uit voor stationsgangers. Je ziet de witte strookrokken, waarmee wij vroeger deftige dame speelden. Het is ook gevaarlijk, want zij hangt over de treinrails, en nu kan er elk moment een trein komen, staat ie er nog niet. Ik voel me heel verantwoordelijk voor de vrouw, en eigenlijk is dat niet eerlijk, want zij was zelf degene die aan mijn nek ging hangen, boven die treinrails. Maar ja, ik was degene die het op mij nam, en ik had ook nee kunnen zeggen. Dus daarom voel ik mij wel heel verantwoordelijk. Persoonlijke betrokkenheid bij de vrouw heb ik gelukkig losgelaten; het loopt tot aan de burgerplicht, en niet verder dan dat. Dat is wel heel prettig.
De trein gaat rijden, en nu is er dan het beslissende moment. Welke bagage neem ik mee, welke laat ik achter, welk gedeelte behoort tot het rijdende gedeelte, welk gedeelte van de trein zit nog aan het perron vast, voor welk gedeelte wil ik kiezen en waarom? Ik bemerk al gauw dat de bagage vooral uit kleding bestaat. Kleding is te vervangen, dus dat kan ik op een gegeven moment wel loslaten. Ik zie mijn Interrail rugzak op het perron staan, met rode en witte kleding, in de rugzak, en verspreid over het perron. Het is ok. Ik neem het niet mee. Eerst aarzelend, maar dan toch resoluut, ben ik in de trein gestapt. Ik vind het verschrikkelijk spannend, en dat is nog zacht uitgedrukt. Dit is station Haarlem. Een zonovergoten station, en ik ben weer een jaar of 18 en voel mij weer alleen, maar niet eenzaam, doch vrij van alles en iedereen, en dat verkies ik nog altijd boven verplicht bij een groepje horen wiens groepsnorm niet bij je past. Want dat is met handen en voeten gebonden, en dat wil ik onder geen beding.

In het volgende fragment fiets ik vrolijk door mijn geboortedorp. Blijkbaar heb ik een grote stap gezet, maar ik weet niet wat er in die tussentijd is gebeurd. Ik weet ook niet wat er met de vrouw is gebeurd, en hoe het nu met haar gaat. Wel weet ik zeker, dat zij niet met de trein mee is gegaan, en ik wel. Ik ben zonder haar verder gegaan, en dat bevalt mij meer dan prima. Men heeft mij er wel van verzekerd dat er goed voor de vrouw gezorgd wordt. Ik kan hier volledig in berusten, want ik voel het niet langer meer als mijn plicht om voor haar te zorgen. Het heeft immers al lang genoeg geduurd. Nu ben ik vrij. De zon schijnt en de lucht is ijl. Ik fiets vrolijk zingend over de Heulbrug, en na het passeren van de brug ziet de wereld er totaal anders uit: lichter, met meer ruimte, overbodige bebouwing is weggehaald, zodat hier ruimte vrij is gemaakt voor de aanleg van parken. Ik ben zo enthousiast, dat ik meteen wil bellen om mijn hulp aan te bieden bij de aanleg van parken............

Vannacht droomde ik, dat ik iets voelde aan de zool van mijn schoen. Ik had er last van. Het leek wel alsof er iets in mijn laars zat. Toen ik dit ging onderzoeken, bleek dat het een grote prop was van de inhoud van een halve flacon plakkaat schoolverf. Diep kobalt blauw. Ik was onder de indruk van de kleur. Ik was niet bang voor morsen, want dat gebeurde niet. Het viel mij op dat de verf niet opgedroogd was, maar vloeibaar was gebleven. Dat vond ik wel knap, zo opgepropt onderaan een schoenzool, minstens al een dag lang. De verf spreidde zich prachtig uit over een vel wit papier, en ik werd er heel blij van. Het leek op een blauwe lucht, die alle kanten op ging, verdund met water. Ik moest er wel aan denken om niet teveel water te gebruiken. Met een gepaste hoeveelheid water zou het effect het grootste zijn. 

zondag 10 april 2016

Herengracht

Een droom die vaak terugkeert (het meest vaak van alle dromen):
Ik schijn weer op de Herengracht te wonen, maar ik bewoon de etage niet meer, en heb deze in onderhuur, net zoals destijds aan Klaas. Wel kan ik er gewoon ten allen tijde nog binnen lopen, en dat vindt de onderhuurder geen probleem. Als ik er dan binnen loop, lijkt het alsof ik er toch nog woon, en ook geen ander huis heb. Dat is dan verwarrend, omdat de bovenburen helemaal niet weten dat ik er nog woon, en mij ook nog nooit ontmoet hebben. Ik voel mij dus bezwaard naar de bovenburen, terwijl ik hun helemaal geen verantwoording hoef af te leggen. Toch is het anderzijds ook wel weer een zorg voor hun, omdat de etage op het punt staat van instorten, aangezien het een oud huis is, dat ook op nominatie staat om afgebroken te worden. Waarom keer ik hier dan elke keer weer naartoe terug? Wat wil ik hier nog halen?

In verschillende dromen ontmoet ik steeds weer andere bovenburen, al dan niet aanwezig, maar dan weet ik wel hun aanwezigheid, ook al zie ik niet hoe zij eruit zien. Deze keer is het een getrouwd homo-stel, en zij zijn hier pas komen wonen. Zij weten niet zo goed wat ze met de situatie aan moeten. Ben ik nu wel of niet de buurvrouw!? Ze begroeten mij in ieder geval hartelijk, en ik krijg een stevige handdruk. Het is een lange forse man, en een kleinere man, iets meer gezet. Ze zijn beiden heel vriendelijk en gastvrij. Ze kijken afwachtend van 'wat gaat er gebeuren'......

Het is ook wel de schuurzolder, van de schuur achter het ouderlijk huis, die nu afgebroken is (en de Herengracht 1 is dus ook allang afgebroken).

Ik heb net medicijnen uitgezet voor een cliënte. Alles heb ik netjes en zorgvuldig gedaan, maar toch liggen er losse pillen in een eenpersoons bed, dat staat op de plaats waar de bank staat in het ouderlijk huis. Ik wil de pillen pakken, en kijken welke pillen dat zijn. Maar mijn moeder gaat al in het bed liggen, in het middagzonnetje. Ik wil haar niet storen, door te zeggen dat ik de pillen eigenlijk moet hebben. En ik wil haar middagrust in het zonnetje niet onderbreken.......

vrijdag 8 april 2016

Maan

Ik werd ontvangen in een ruimte met muren, zonder behang. Het was een kamer in een oud gemeentehuis, of in een zorginstelling. Sfeer zoals in de jaren '70, en misschien speelde het zich ook wel af in de jaren '70. Er waren geen ramen in de ruimte, maar de deur stond altijd open. Het kon ook wel een ruimte in een schoolgebouw zijn. Er was altijd wel iets te beleven. Omdat er geen ramen in de ruimte waren, was het er ook vrij donker. De mensen die mij ontvingen, excuseerden zich hiervoor. Maar ik zei dat het geen probleem was, omdat de deur altijd open stond. De deur was van een prachtige zeeblauwe kleur, en er zat ook een raam in de deur. Dat bood mij een mooi ruim perspectief op de toekomst. Ik zag het helemaal zitten, zogezegd. Er was ook heel fijn kantwerk in de blauwe verf van de deur verwerkt. Als je goed keek, dan zag je dat het niet effen blauw was, maar dat het eigenlijk een schilderij was, waar het kantwerk in verwerkt was. Het schilderij stelde een lucht voor, met mooie, rustige wolkjes. Op de voorgrond zag je een rustig strand en een zee. De zee kabbelde heel rustig en gemoedelijk. Het ging vooral om de lucht. Deze stond op de voorgrond. Ik was onder de indruk van het schilderij.

Dit alles had ik overigens nog niet opgemerkt, toen ik de ruimte net betreden had. De mensen die mij ontvingen droegen echt kleding uit de jaren '70. Er was een vrouw, maar ik kon niet zien hoe zij eruit zag. De man was lang, breed en blond. Ik werd wel wat overweldigd door zijn verschijning, omdat hij zo groot en breed van postuur was. Hij droeg een kaarsrechte khaki terlenka broek met wijde pijpen, en een colbert jasje in dezelfde kleur. Daaronder een mooie witte blouse, met puntkragen. Het kon wel zijn dat hij rookte. Zijn blonde kapsel was een beetje vierkant. De man was nog jong, misschien begin 30. Maar ik was een stuk jonger in de droom, want ik zag hem als een veel oudere man dan ik zelf was. De man verontschuldigde zich, dat er in de ruimte 'zo weinig te zien was'. Ik was door een andere deur naar binnen gekomen dan de blauwe deur (de blauwe deur merkte ik later pas op). Deze deur bevond zich midden in de lange lengte van de rechthoekvormige ruimte (en de blauwe deur op de hoek). Deze deur was ook wel de deur naar de winkel, in het ouderlijk huis van mijn vriendinnetje van vroeger. Er stonden schoolbanken in een lintopstelling, in het midden van de ruimte. Daar tegenover de twee mensen, en ik dus aan de andere kant van de schoolbanken, bij de deur.

Blijkbaar was het de bedoeling dat ik iets mocht uitkiezen. In ieder geval was er van tevoren de afspraak gemaakt dat ik een kunstexpositie ging bekijken in deze ruimte, en als ik dan iets moois tegenkwam, dan mocht ik het meenemen, mits ik ook goed kon onderbouwen waarom ik voor dat voorwerp had gekozen. Ik speurde inderdaad alle muren af, op zoek naar schilderijen. maar ik kwam alleen maar kale muren tegen, die wel heel netjes afgewerkt waren (zoals men in de jaren '70 erg hield van dit soort muren zonder behang). De vloerbedekking was mosgroen, ook heel erg uit die tijd, en wat stoffig deed het aan, ook al was alles wel heel schoon. Dat mosgroen leek dan weer op de grot, die ze vroeger bij mijn vriendinnetje hadden, in plaats van een Kerststal.

Ik dacht te menen dat er wel degelijk schilderijen waren, maar dat deze zich achter de muren bevonden, en nu voor het blote oog niet te zien, maar wel aanwezig. Na alle vier muren bestudeerd te hebben, zag ik het sleutelkastje waar de man mij op wees. Hij kon blijkbaar niet al die dingen zien die ik wel zag, zoals de schilderijen en de blauwe deur, die open stond. Logisch dus, dat hij zich verontschuldigde, en tegen mij zei dat er eigenlijk te weinig te zien was voor mij. Hij hoopte dat ik dan toch nog iets in het sleutelkastje zou vinden, wat bij mij zou passen. Nu zag ik, dat de ruimte plotseling helemaal leeg was. Er was ook geen sleutelkastje meer, maar er hingen nog wel wat kleine attributen aan spijkertjes aan de muur. Ik liep deze op gemak even langs. Ergens tussen deze attributen vond ik datgene waar ik eigenlijk gewoon naar op zoek was. Ik had in feite geen ander doel. Missie volbracht dus!

Het was een flinterdun gouden munt, iets groter dan de grootte van een gulden. Het leek op bladergoud, dat bewerkt was met inscripties. Daaronder hing, met kleinde schakeltjes, een heel klein maantje, dat erbij hoorde. Ik moest eerst even nadenken, en kon de link niet leggen. Wat deed zo'n maantje nu bij zo'n grote munt? Maar toen dacht ik oh ja, natuurlijk............het gaat om een grote volle maan, en daaronder een klein halvemaantje. Dat kleine halvemaantje was het symbool voor Hugo. Symbool dat Hugo altijd bij mij was, ook al legde ik daar niet zo de nadruk op. Maar dat hij er gewoon wel altijd is. Ik was ook onder de indruk van het schakeltje tussen de beide manen. Dat was zeer fijntjes, en met de grootste zorg gesmeed, van alle kanten vast en betrouwbaar. Het woord 'oer' kwam naar boven, zoals een oerbos. Dat je ervan op aan kunt, en dat het al eeuwen oud is.

Ik kreeg de woorden 'toewijding, overgave, devotie' door.
Er werd wel gezegd dat devotie het meest toepasselijk was.

Ik zat achterin de bus, en de bus reed achteruit. Het was op Terschelling. Het ging allemaal netjes, en alles was onder controle. Toen kwam ik er tot mijn schrik achter dat ik zélf de buschauffeur was! Oh, zei ik, maar ik kan helemaal geen bus besturen! En toch ging het gewoon goed, en vond iedereen het heel gewoon dat ik de bus achteruit reed. Het was prachtig strandweer. Ik zag wel op tegen de rit over het eiland. Zouden ze dan niet in de gaten krijgen dat ik helemaal geen buschauffeur was? Zou ik iedereen wel veilig overbrengen? Maar op de één of andere manier vond ik het ook supergaaf om dit te gaan doen!!!!!

donderdag 31 maart 2016

India

Vorige nacht kreeg ik bij het inslapen het volgende beeld:

Flatgebouwen in een sjieke wijk, ergens in de VS. Midden in de nacht, en doodstil op straat.
Ik ben een auto, die op de parkeerplaats staat, en ik verander steeds van kleur (felle kleuren).
Een kleine, onopvallende auto, tussen alle grote bakken in saaie grijze, antracieten en zwarte kleuren.
Dan - als donderslag bij heldere hemel - word ik in een lichtstraal gezet, die kaarsrecht naar de hemel stijgt. Vervolgens word ik in die lichtstraal kaarsrecht naar de hemel geloodst, parallel aan de flatgebouwen, en de flatgebouwen voorbij.......

Droom van vannacht:

Ik geef les op een school in Midden-Drenthe. Het is het einde van de middag, en ik heb een leuke dag gehad met de kinderen. We zijn nog druk bezig met knutselen, en daarna opruimen. Het leslokaal is gezellig rommelig. We hebben met hout gewerkt. Het ruikt er naar hout en lijm. Overal ligt papier. De kinderen zijn druk bezig alles op te ruimen. Ik loop in en uit, en de kinderen vragen af en toe iets aan mij. Het is allemaal heel ontspannen.

Dan blijkt, dat ik op reis zal gaan naar India. Ik word al voorbereid met beelden. Het schijnt zo te zijn dat ik er pas nog geweest ben, en dat ik naar een plaats ga waar ik vaker geweest ben. Ik was hier helemaal niet op voorbereid, en moet dus in mijn hoofd omschakelen, hetgeen moeizaam verloopt.
Het is een uurtje op één, en ik heb begrepen dat mijn vliegtuig om 14.30 uur vertrekt. Als alles volgens plan verloopt, is het allemaal nog wel te halen, maar het geeft wel onrust.

Het schijnt te zijn dat ik samen met mijn reisvriend naar India zou gaan, en dat hij al helemaal klaar staat. Nu voel ik mij dus ook nog bezwaard naar hem, en eigenlijk ook onder druk gezet.

Ik heb ook al contact met kleuters en hun moeders in India. Ga ik daar ook lesgeven? Of ga ik werken in de gezondheidszorg? Het is geen skype contact, want ik ben echt in India, en deze mensen ken ik dus blijkbaar ook al heel goed, het is heel vertrouwd, evenals de omgeving.
Maar ik kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn, overzie het niet, en heb het gevoel op deze manier mensen tekort te doen.

Alles staat al klaar. Het vliegtuig is al geregeld. Mijn koffers zijn gepakt. Het is alleen nog niet met mij overlegd. Dus dat brengt de onrust. Het is achter mij om geregeld. En daar val ik over. Terecht natuurlijk. Ik heb het zelf niet in de hand.

De kinderen zijn veranderd in cursisten van ww. Iedereen begrijpt dat ik naar India moet, en werkt mee om alles zo snel mogelijk af te ronden. Ik merk nu dat ik de handtekeningenlijst nog niet heb laten invullen, en dat ik ook nergens een formulier kan vinden. De assistente pakt een stukje papier, en iedereen zet netjes haar handtekening. Eerst protesteer ik nog, want ze wil een bladzijde van een tijdschrift hiervoor gebruiken, en dat kan natuurlijk niet. Maar het komt goed, met een wit briefje. Ik moet er dus maar genoegen mee nemen dat er geen formulier is. Dat moeten ze op het hoofdkantoor dan maar goedkeuren. Ik moet ook nog thuis de administratie doen, maar daar is geen tijd meer voor. Zo kan ik ww dus niet goed afronden, en dat voelt ook niet goed.

Ik denk nog even na, en dan neem ik het besluit om toch maar niet naar India te gaan.

zondag 20 maart 2016

Texel

Ik begeef mij op het eiland Texel, en ook wel aan de boulevard in Zandvoort. Het is een droombeeld dat ik vaker heb gehad. De wetenschap dat de zee dichtbij is, terwijl ik eigenlijk ergens in het binnenland, berglandschap of stad ben, maar dat ik dus elk moment naar de zee kan, wat ik erg prettig vind. Een kustlijn met sjieke appartementen, een boulevard, en grote schepen die voorbij varen.

Eerst komt Hessel mij ophalen, omdat ik ergens gekampeerd heb, of gelogeerd in een B&B. Ik ben bezig met het inpakken van mijn spullen, hetgeen moeizaam verloopt. Elke keer valt er weer iets, of spullen 'wandelen gewoon weg', zoals kleine kinderen dat doen, als ze iets leuks tegenkomen, of kikkers die wegspringen. Onhandig ook, als ik zie dat zwemkleren nog in een nat bundeltje zitten, en niet eens uitgewrongen. Fijn ook, dat ik blijkbaar zo opging in het moment, en zo enorm genoten heb, dat ik de tijd vergat. De racefiets moet ook mee, en de tent 'hangt nog aan flarden', zoals de speelgoed wigwam tent vroeger van mijn broers, met gekleurde vlaggetjes wapperend in de wind. Ik vind het ook wel grappig dat het allemaal zo rommelig is. Maar hoe komen we op tijd bij de boot, en hoe krijgen we alles netjes in tassen? Eerlijk gezegd interesseert mij dat helemaal niet. Lekker rebels. We zien wel waar het schip strandt.....

Ik word ook wel opgehaald van een psychiatrische instelling waar ik enige tijd verbleef, terwijl ik mij psychisch heel goed voel, en er in die zin geen aanleiding was om daar te verblijven. Een vriend komt om de hoek kijken, en ik verbaas me dat hij helemaal vanuit Duitsland naar Texel is gereist, alleen om even een glimp van mij op te vangen. Ik moet de gegevens van mijn man opgeven, of van de vriend, en ik weet het telefoonnummer van de vriend niet uit mijn hoofd. Er moet worden getekend voor ontslag.

Op de plaats waar de boten af en aan varen, is er een afgesloten mee, als voorbode van de zee. Aan de zijkant van het meer sta ik achter prikkeldraad. Links zie ik de boulevard, rechts de zee. In de verte wellicht een grote brug en een asfalt weg. De brug is enorm groot en sterk, en vervoert zware vrachtwagens de zee op. Ik heb daar respect voor. Zoals een kind respect heeft voor zijn sterke vader. Ik hoor ze denderen en ik weet hoe hard ze werken.

We hebben een heel eind gelopen tot aan het prikkeldraad. De campinghoudster of B&B houdster is dat hele stuk met mij mee gelopen. Het was een lange tocht, die niet iedereen begrijpt, maar we hebben het gered. Het is opvallend dat ik totaal niet meekrijg hoe de vrouw eruit ziet, of hoe ze praat. Ze is er gewoon, en ik schijn haar ook te zien en met haar te praten, maar ik kan totaal niet beschrijven wie zij is. Wel voel ik dat ze vriendelijk en geduldig is, en dat ze veel meer weet dan wij denken.

Ik word 'bevrijd', en krijg van haar toestemming om voorzichtig tussen het prikkeldraad door te kruipen, op te passen voor de distels, en dan het afgeschermde meer betreden. De distels dienen als begrenzing. Ik sta op het punt de stap te zetten, en ben zo blij als een kind.

Ik bedank haar hartelijk, en zeg haar vaarwel.

zaterdag 19 maart 2016

Verdwaald

Een zeer dramatische en indrukwekkende droom, waarin ik mij heel verloren voelde, echt een 'roepende in de woestijn', en dat niemand mij hoorde, hoe hard ik ook riep. Beangstigend.
Ik begaf mij afwisselend in het buitenland (Oost-Europa) en in Nederland, en liep door afwisselend bekende, onbekende gebieden en gebieden die ik wel 'als Nederlands' herkende, dus minder onzeker dan die totaal onbekende buitenlandse gebieden.

Het was 'lopen, lopen, lopen'. Ik liep maar door, en ook in kringetjes, en ik wist totaal niet waar ik naartoe moest, wist mij totaal geen raad, sterk de gevoelens en beleving van het jaar 2015, waarin het gevoelsleven alle kanten op ging, aangezwengeld door een ontregelde schildklier. Een achtbaan waar geen einde aan leek te komen, en het ene moment wist je niet wat het andere moment zou brengen, dat je op het laatst ook dacht van nou ja, als het zo moet, dan vind ik er ook niet veel meer aan, dan lijkt het meer op overleven.

Maar dóórgaan is het devies. Lopen lopen lopen. Veel afwisseling van gebieden, en meer stadslandschap dan platteland, wel enigszins vergelijkbaar met de India-reis. Het gevoel een zwervend bestaan te leiden, en dat ze je elk moment kunnen oppakken, omdat je letterlijk de weg kwijt bent, en je hebt je gedachten wel op een rij, maar je dreigt langzaam vermoeid en uitgeput te raken, omdat je niet weet waar je bent en waar je vannacht moet slapen, en dus dan denken ze misschien dat je ook psychisch de weg kwijt bent, en dan kun je onterecht worden opgesloten, misschien wel in een politiecel. Je voelt je een paria.

Zo ging het steeds in rondjes en in rondjes, en ik werd er heel moe van, mijn geduld werd heel erg op de proef gesteld, er kwam maar geen einde aan, een kat die steeds achter zijn staart aan rent. Ik maakte letterlijk rondjes, zoals in een kermisattractie. Op één van de rondjes ging ik een ruimte binnen, zoals een auto een garage binnenrijdt. Dat kwam volkomen onverwacht! Deze ruimte had de vorm van een halve 'stokbrood gezond'! De achtbaan en kermisattractie was verdwenen, en ook het decor van de onrustige reis was verdwenen. Ik bleef er beduusd bij achter, en voelde mij nog verre van optimaal, voelde mij nog steeds die zwerver in dat onrustige landschap, en onzeker en ongemakkelijk.

Ik kwam in ontmoeting met een dorpsgenote. Zij zou net opkomen voor een voorstelling, en was verkleed in kleding uit de jaren '50. Ik schaamde mij voor haar. Daar was echter geen reden voor. Ze begroette mij vriendelijk. Ze zag heus wel dat ik er wat gehavend uitzag, maar wat maakte dat uit. Ik was terug in het dorp, en daar ging het om.

In een ander fragment ging het om drie strak gestreken kindertruitjes in antraciet kleur, gecombineerd met een rood, afkomstig uit de zee. Gestreken en 'gestijfd'. Er was een prachtig buitenlands strand, en dat was een oase van rust, ongekend, na al die tijd, ik snoof het van alle kanten in mij op, en rook de zilte zeelucht. Waar ik ook keek, het was overal rustig, en het zand was nog onbetreden, geen mensen hier, en een heerlijke zon, prachtige natuur, de zee kabbelend, en helder zeewater. Ik was er nog erg onwennig, en dacht 'waar blijven die andere mensen', maar dat was niet nodig, ik kon het hier in mijn eentje wel af. Ik maakte mij zorgen om de drie truitjes. Daar moest iets mee gebeuren. Ze moesten een transformatie ondergaan, en ik wist niet op welke manier dit ging gebeuren. Wilde hier invloed op hebben, maar dat had ik niet. Toen doken er drie mannen perfect synchroon de zee in, en de kindertruitjes gingen synchroon mee, en de mannen droegen duikkleding in de kleuren van de kindertruitjes, en er was afwisseling met de helder lichtblauwe milde golven en een perfect afgestemde rode streep tussen de verschillende personen en golven. Het blauw van de golven maakte veel indruk op mij, en was heel rustgevend. Azuurblauw. 

zondag 24 januari 2016

Camera's

Er is een aantal locaties uit mijn jeugd, die vaker in dromen terugkeren. Deze locaties lijken van spirituele waarde, terwijl ik er in werkelijkheid niet opvallend vaak geweest ben, Blijkbaar liggen daar toch hele vroege jeugdherinneringen opgeslagen.
Eén van die herinneringen: dat ik naar de crèche op de Bovendijk gebracht werd, en dat ik daar de hele ochtend in het halletje heb staan huilen (krijsen) met een sandaal in mijn hand. Dat de leidsters mij niet rustig konden krijgen, dat er eigenlijk niet zoveel aan de hand was, maar dat ik gewoon boos was om deze situatie. Ik droeg een fijn zomerjurkje. Ik vond het er best leuk, daar ging het helemaal niet om. Maar ik was boos, omdat ik anderen niet voor mij wilde laten bepalen.
Dit beeld keert nogal eens terug, dat ik bij mijn moeder achterop de fiets over die Bovendijk de huizen voorbij zag gaan, en dat ik nadacht. Het lijkt zelfs, alsof mijn hele leven zich langs die Bovendijk afspeelt!

Aan het einde van de Bovendijk was je bijna bij Rijswijk, en sloeg je linksaf. Dat is nu allemaal niet meer terug te herkennen, maar in de tijd was het een recht, landelijk weggetje met huizen en kassen aan weerszijden, dat aan het einde afboog naar links, en dan was je bijna in de stad. Wellicht voelde ik ook wel dat dit 'de weg naar de stad' was. Het komt ook wel in droomfragmenten voor uit de tijd dat ik adolescent was, en letterlijk 'uitbrak' naar de stad, naar mijn vriendje, over de Middenweg (vlakbij de Bovendijk). Het is verbonden met een gevoel van protest, willen uitbreken, niet opgesloten willen zijn, de gevestigde orde de rug toe willen keren. Daarom is die bewuste plaats blijkbaar zo belangrijk voor mij.

In de droom stond net om de hoek, richting het Oosteinde in Wateringen, een auto uit de jaren '70. Er zat een raar mannetje in de auto, met een camera, en hij zat te turen in een verrekijker. Het leek op een snelheidscontrole, maar de camera's konden ook wel voor een ander doel zijn. Alsof ik in de gaten werd gehouden. Het voelde mij helemaal niet goed. Ik wist niet hoe hieraan te ontsnappen. Het mannetje maakte duidelijk dat er geen ontsnappen mogelijk was. Ook al zou ik van hem weg fietsen richting de stad, dan nog zou ik niet aan hem kunnen ontkomen, althans, dat was zijn verhaal. Toen ik van hem weg fietste, bleek hij overal stroomdraden gespannen te hebben, wat ook wel leek op het  gaas dat mijn vader in de tuin gebruikte. Het leek allemaal heel bedreigend en alarmerend, maar het stelde niets voor, en het was allemaal gebakken lucht. Het leek me wel handig om in Delft te overnachten, en dat ging ik nog even overleggen met Hessel. Ik moest even weg uit deze omgeving.
Er was nog een sloot bij het Oosteinde, en daar was een groep jonge zeeverkenners in een groot zeilschip. Het schip was volgeladen met enthousiaste jonge mensen. Hugo stond midden op het schip, maar hij was nu een meisje, met prachtig dik stevig donkerblond lang haar. Ze ging helemaal op in de activiteiten van de groep.

Hessel had 'vier / vijf  bulldogjes' mee naar huis genomen. Hij had de hondjes gekregen van een collega, en ze waren bestemd voor andere mensen. Maar ik kwam er niet achter voor wie de hondjes bestemd waren, hoe lang ze nog bij ons zouden blijven, hoe we voor hen moesten zorgen. Ik voelde mij erg verantwoordelijk. Maar ik was ook heel gek op de hondjes, wilde ze steeds optillen en aaien, liep van beneden naar boven, blijkbaar om het huis aan de hondjes te laten zien. Ze brachten heel goed nieuws, zo werd gezegd, maar verder kreeg ik hier geen informatie over.

In een bos in Emmen stonden twee picknicktafels, vlakbij elkaar. Eén tafel aan de weg, en één tafel wat meer het bos in, in de schaduw, en bedekt door de bomen. Aan de picknicktafel aan de weg zat een echtpaar, een legpuzzel te maken, thermoskannetje koffie bij zich, druk in gesprek. Zij merkten ons niet op. Ik was hier met een vriend. We liepen naar de andere picknicktafel. Ik wist steeds niet zeker of ik hier wel met hem wilde zijn en ik wist ook niet wat hij van plan was, hier, wat dieper in het bos. Ik vond het wel fijn dat er een tafel en bankjes aanwezig was, zodat we eens goed konden praten en erbij zitten. Hij moest bellen om te overleggen, en ik bedacht me steeds dat ik nu dus de keuze had om er tussenuit te piepen. Dat wilde ik eigenlijk wel doen, maar toch deed ik het niet, omdat ik te verlegen was, en vond dat ik dat niet kon maken. Maar het voelde wel ongemakkelijk, zoals ik vroeger als kind mij niet veilig voelde in voor mij nieuwe situaties, die ik niet kon overzien, en waarin de mensen eigenlijk niet zo vriendelijk deden, of dat ik gewoon iets voelde wat voor mijn gevoel niet klopte.

De vriend zei dat we het grootste gedeelte van het proces achter de rug hadden, en dat we gedurende ons leven vooral van de kleine dingen geleerd hadden. Ik wilde dit graag aannemen, maar vond hem niet transparant, wist niet wat ik wel en niet kon geloven. Hij bleef vaag. Ik had daar altijd begrip voor gehad, maar nu had ik dat niet meer, en was mijn geduld opgeraakt. Dat vond ik op zich niet erg: het was weer een nieuwe fase in mijn ontwikkeling. Maar ik wilde hier toch wel graag weg, en in veiligheid gebracht worden.........

(de volgende ochtend gaat het nieuws als eerste over snelheidscontroles...........)

zondag 17 januari 2016

Injecties

Het was Koningsdag. Ik had kennisgemaakt met Koning Willem Alexander, die in de droom nog prins was, en studeerde in Leiden. We waren ook in Leiden. Het was een hele normale kennismaking geweest. Gewoon, zoals studenten onderling.
Er werden overal festiviteiten gehouden. Het was heel druk in de stad. De prins deed wel een beetje uit verplichting mee. Ik moest hem assisteren, en moest zorgen dat ik bij hem in de buurt bleef. Maar dat viel niet mee, want hij ging steeds hier en daar een praatje maken, en dan was ik hem weer kwijt.
Ik stond zelf helemaal niet achter dit baantje, en vond het erg saai. Het was mij opgedrongen.

Eerst zwom ik samen met hem dwars een open water over, waar de grachten op uitmondden, en waar veel bootjes voeren. Hij zwom hard, maar ik kon hem toch wel bijhouden. Ik vond wel dat hij eigenlijk te dik was, maar toch ook wel gespierd. Hij legde uit dat wij de taak hadden om de mensen op de kade af te wachten. Ik dacht nou, dan kunnen we daar toch ook gewoon naartoe lopen. Maar blijkbaar kon dat niet. Ik voelde mij lekker moe na het zwemmen, en was benieuwd wat er verder nog zou komen. Dat werd mij niet verteld. Beetje zoals stage lopen vroeger, en dat je met iemand meeliep, die niet vertelde wat er ging gebeuren, en wat er van je werd verwacht. Precies ook die denigrerende houding van de andere persoon.

Op een gegeven moment was ik hem echt helemaal kwijt, maar daar kon ik ook niets aan doen, want hij schoot maar van hot naar her. Bleek dat hij bij de kade naar beneden was gelopen (zoals je bij de grachten in Utrecht naar beneden kunt lopen), en daar een praatje was gaan maken. Ik begaf mij aan de andere kant van de gracht, op de redactie van het studentenkrantje 'De Mare'. Daar beklaagde ik mij bij de andere studenten, die ondertussen bezig waren met drukken. Ze moesten er wel om lachen.

Vervolgens was ik aan een bakkerij, weer aan de andere kant van de gracht. Het zag er prachtig sfeervol uit. De hoofdkleur van de inrichting was rood. Beetje engelse stijl, allerlei vakjes heel zorgvuldig ingericht met tierelantijntjes. Het was alleen al mooi om alles te bestuderen. De verkoopster nam ook alle tijd. Ik was er met een andere vrouw, en zij had een kindje in de kinderwagen. De vrouw stond de hele tijd te praten met de verkoopster. Het zag er allemaal heel relaxed uit. Ook aan deze vrouw was ik onderdanig. Ik moest geduldig wachten tot ze klaar was. Misschien was ik ook wel haar kind. Het was enerzijds fijn om in deze winkel te vertoeven, maar de plicht riep, en ik was W-A al heel lang uit het oog verloren. Uiteindelijk zei ik tegen de vrouw dat we nu echt weer naar W-A moesten.

De vrouw maakte het gesprek met de verkoopster af, en toen ging ze mij afsnauwen. Dat ik geduld moest hebben. Dat het echt wel goed kwam. Ik kromp ineen. Zoals dat vroeger ook ging, met die stagebegeleiders. Het bleek dat ik W-A één keer per dag een injectie moest geven. Nou, daar zat ik helemaal niet op te wachten! Maar ik had geen keuze. Ik ging alvast bezig met het klaarmaken van de injecties. Toen zei de vrouw dat het er drie per dag waren, in plaats van één. Ze keek me aan van 'hoe kun je zo dom zijn, te denken dat het er maar één is. Terwijl mij toch echt duidelijk was gezegd dat het er één moest zijn. Nu bleek ook dat ik de injecties alleen maar klaar moest maken, en dat zij ze moest geven. Ik zei nou, dan mag je wel opschieten, als hij nu nog zijn eerste injectie moet hebben. Ze zei kribbig dat ik mij er niet mee moest bemoeien. Ik liet me beïnvloeden door haar kribbige houding. Toen ik een dopje op de naald terug wilde doen, schoot de naald door het dopje heen, en raakte ik de naald aan met mijn vinger. Deze naald kon ik dus helaas weggooien. Maar ik kon geen potje vinden, om de naald in weg te gooien. Ik maakte mij er ook zorgen over dat ik van tevoren mijn handen niet gewassen had. Straks kreeg ik heel journalistiek Nederland over mij heen, vanwege kritiek op het klaarmaken van injecties voor W-A.......