vrijdag 22 december 2017

Tentamen

Een zich steeds herhalende droom, waarin ik tentamen moet doen, en continu word afgeleid, zodat het niet lukt om mij te concentreren op de stof, en ik er niks van bak. Ik meen deze keer aardrijkskunde (een vak waar ik vroeger juist geen moeite mee had).

Ik zit bovenin een galerij, zoals bv de appartementen van Pallida, dat de gallerij wel overdekt is. Daar zit ik opgepropt met andere studenten, en er is veel onrust om mij heen, alsof we in India zijn, steeds schreeuwen op straat, honden, enz, hetgeen hier heel gewoon is. 

Naast mij zit een man of jongen mij heel doelgericht te jennen, haalt mij voortdurend onderuit, ik word er gek van. Maar nu reageer ik anders, dan in vorige dromen. In vorige dromen kon ik niet ontsnappen uit de situatie, en werd ik wanhopig. Want het tentamen moest hoe dan ook gemaakt worden. Alsof mijn leven ervan af hing. Nu loop ik op een bepaald moment gewoon resoluut weg. Ik sta op, leg mijn potlood neer en ga naar beneden. Eerst even een bakkie koffie halen, en dan een docent opzoeken om de kwestie uit te leggen. Zeggen dat ik op deze manier, in deze omstandigheden geen tentamen kan maken, dat ik daarom maar gestopt ben, en dat ik pas weer tentamen kom maken, als de omstandigheden niet belemmerend zijn.......

dinsdag 19 december 2017

Nachtmerrie

Een ware nachtmerrie!

Ik zit in de aula van een middelbare school. Iedereen is al naar huis. Het is er kil en hol. Zoals ook wel in een lege kerk. Ook is het er bedompt en ruikt het bedompt. Er zijn wel ramen, maar niet daar waar ik zit, ergens midden in de ruimte. Daar heb ik een gesprek met een collega leerkracht van de basisschool. Hij gaat mij iets vertellen. Eerst overlegt hij met zijn co-assistente, die net begonnen is.

Ik zit daar heel ongemakkelijk, en zij fluisteren, maar ik kan het wel horen. Ik hoor eerst 'het kan dit zijn, het kan dat worden'. Dan hoor ik 'hersentumor', en uit het gesprek maak ik op, dat het eigenlijk wel zeker een hersentumor is. Hij legt haar dan uit hoe je het beste dat nieuws kan brengen.

Ik vind het heel onbeleefd dat het op deze manier gaat. Hij gaat weer tegenover mij zitten, en begint heel geforceerd het gesprek. Begint over koetjes en kalfjes, en dat zijn jongste zoon (die hij niet heeft) nu ook mag autorijden. In gedachten zie ik de jongen in een rode sportwagen voorbij scheuren. Het is een kleine, stoere, blonde jongen.

Dan word ik in een keer heel boos, vuist op tafel, roep hem cynisch bij de naam, meester, en zeg dat hij mij gerust beter kan vertellen waar het op staat. Hij kan duidelijk niet tegen mij op, maar de boodschap is helder: ik heb een hersentumor. En wat gebeurt er dan verder? Nou, hij wordt groter en groter en dan.............en dan maakt hij een raar trillend gebaar met ogen en gezicht, waarmee hij wil uitbeelden dat alle stoppen dan doorslaan. Ja, zegt hij, je kunt steeds minder en minder.

Woedend loop ik weg. Alles verandert in één keer. Mijn hele beeld van de wereld verandert in één keer. Alles is plotseling tijdelijk geworden (wat het al was, natuurlijk). Ik denk zie je wel, dat verklaart ook waarom ik de laatste tijd niet alles goed kon onthouden, en ook niet goed kon horen.

Ik ervaar het als een straf, dat mijn brein mij nu alweer in de steek laat. Dat ik geestelijk langzaam zal aftakelen. Die gedachte is niet te verdragen. Ik loop met Amber door een hele zonnige bloemenweide. Het ruikt er naar zomer, er is een hele felle zon, het is er heel fijn. Ik vertel haar van de hersentumor, en dat ik niet meer beter word. Ze vraagt mij of zij - als kinderen - dit ook kunnen krijgen........

woensdag 29 november 2017

Vakantie

We zijn op vakantie in een ander land (Oostblok?). Het is een ruig en onverkend gebied. Het lijkt ook wel op een pelgrimstocht uit een Bijbelverhaal. Overal zijn mensen, en zij lopen in een karavaan over onverharde kronkelwegen, van hoog naar laag, heel langzaam afdalend. De grond is erg droog, en er liggen kleine harde stenen.

Het blijkt dat ik hier met Amber kom kamperen. Er is nergens plek voor ons, en mensen willen ook geen plaats voor ons vrij maken. We worden er wel onrustig en verdrietig van, dat de mensen niet naar ons omkijken. Uiteindelijk is er ergens dan wel een plekje, maar dat is niet van harte, en is ongunstig.

Het is ergens hoog in de bergen.

Nu ben ik in een grote hal, met een enorme brede trap. Het lijkt op de entree van een hotel, zoals je in films ook wel ziet. Ik moet even oriënteren waar ik nu ben, en wat ik hier doe. Ik moet er eventjes over nadenken. Oh ja, ik was hier op vakantie. Oh ja, we konden geen kampeerplek vinden. Het was ook wel zoals kamperen in Frankrijk. Zuid-Frankrijk. Aan zee.

Nu maak ik een overstap in gedachten. Ik ontdek nu, dat we op vakantie zijn 'op de school van Amber'. En dat het daarom dus logisch is, dat wij ons moeten aanpassen. Dat het even niet gaat om mijn prettige vakantie, maar dat ik hier als gast ben, en de studenten wel iets anders aan hun hoofd hebben. Dat ik de toeschouwer ben, die zich nu even moet aanpassen.

Ik krijg ook wel antwoorden. Mensen lopen naar boven en beneden over de brede trap met loper. Mensen hebben haast. Eerst kan ik het niet zo plaatsen. Ik kijk de portier aan van 'wat is dit!?'. Maar dan kan ik het plaatsen. Ze moeten het podium op. Daar boven is blijkbaar het podium. Ze rennen naar boven in mooie gewaden, wijde rokken. De ene student is al 'helemaal klaar', de andere gaat boven gewoon verder en is nog niet klaar, de volgende heeft de act alweer gehad, en loopt opgelucht naar beneden. Dus het verkeer van boven naar beneden is een stuk relaxter dan het verkeer van beneden naar boven.

Alles wordt mij nu duidelijk. En ook, dat ik hier nu even helemaal niets in hoef. Hoe fijn. En wat een verschil, met andere dromen. Daar had ik steeds taken. En hier helemaal niet meer. Pfffff. Lekker uitrusten maar dan. En om mij heen kijken.

De hal is groot, ruim, grote ramen, en schijnt fel zonlicht naar binnen, het is er schoon. Het is een prettige ruimte. Ik hoef niet mee naar boven. Pfff. Gelukkig niet. Al die stress. Ik zie het later wel hoor. Als alles af is.

In een ander fragment glijd ik bijna van de trap af. Ik schrik, voel een schokje. Maar weet dat ik aan het dromen ben. Dat geeft rust. Gevoel dat ik het goed in de hand heb. 

zondag 26 november 2017

Diversen

Herinnering aan verschillende dromen, en deze samengevoegd:

Ik zit met Hessel in de kamer. We krijgen een telefoontje van mijn broer. Hij roept door de telefoon iets over chrysantenstek. Dat 'de stek binnen is'. Ik kan er niet zo'n touw aan vastknopen. Het blijkt een grapje te zijn, maar ik kan het niet plaatsen. Hessel 'schrijft mee', en hij schrijft met links, op een oranje papiertje. Hij zit gebogen over een houten kistje, of misschien is het ook wel een kistje met chrysantenstek. Hier is dan ook weer een foto van gemaakt, in zonlicht. Hessel schrijft snel, en eigenlijk ben ik het dus zelf, die schrijft.

Ik ben bij een cliënt, maar ik heb nog niet mijn BZkleding aan. Ik probeer steeds ongemerkt de juiste kleding aan te doen, maar elke keer lukt dat maar niet. Het is frustrerend. Iemand heeft een shirt ingeleverd, dat gerepareerd moet worden. Ik hoop dat ik dit shirt dan even kan dragen, dan heb ik toch een uniform aan. Maar het blijkt helemaal geen BZshirt te zijn. Het bevat allerlei naden en kragen. Het is meer een soort sjiek truitje van katoen, maar dan wel versleten.....

Eric is verhuisd en ik verlaat Delft, met een groepje mensen, geheel onverwacht. Hij zegt dat hij dat prima vindt, maar ik moet nog wel even naar zijn nieuwe huisje komen kijken. Het is een jongen van 19 en hij lacht vrolijk.

Het is dat steeds terugkerende fragment, dat ik aan het werk wil in de wijk, maar steeds word opgehouden. Dat is nu alweer het geval, en het vermoeit mij mateloos. Het is op een zaterdagmiddag, en ik sta in de modder, kan niet echt vooruit komen. Er wordt mij gezegd dat er eieren in de grond zouden zitten. Ik moet eerst de eieren zien te vinden, voordat ik verder kan. Ik zie een wit ei onder de modder vandaan komen......

dinsdag 21 november 2017

Uitzicht

In de droom ben ik weer in de omgeving van het landhuis, zoals beschreven in de andere droom. Het is ook wel Buitenkunst. Of met mijn vriendinnen bij de sloot, zoals vroeger. Het lijkt ook wel wat op mijn zustersflat in Oostenrijk. Kern is, dat het landschap een grote rol speelt, en dan met name het uitzicht.

Er zijn magische momenten in de droom, en alleen de magische momenten herinner ik mij.

Het eerste magische moment is het uitzicht op een prachtig, adembenemed berglandschap. Ik sta achter het ouderlijk huis, op de plaats van de meterkast. Ik kijk in de lucht, naar de straatkant. Daar is een prachtig uitzicht van een berglandschap, met twee landhuizen vlak naast elkaar. De bergen op de achtergrond, in mooie herfstkleuren, ook wel een beetje ´in nevelen omhuld´. Iemand zegt dat het eigenlijk niet zo belangrijk is, omdat het ´maar een camping´ is. Ik ben daar wat verbaasd over, dat dit mooie uitzicht een camping is. Maar.......een camping kan toch ook mooi zijn?

Als ik aan de slootkant in de lucht kijk, zie ik ook een prachtig berglandschap, hier niet met een huis. Het andere uitzicht was imposanter, maar dit liegt er ook niet om. Het is prachtig. Ik ga er helemaal in op.

Ik zeg dat ik helemaal niet wist dat dit uitzicht er was, vanuit de achtertuin van het ouderlijk huis. Dit uitzicht was alleen niet zichtbaar voor mijn ogen, maar nu is dat dus wel het geval. Ik heb een ontwikkeling doorgemaakt.

Het andere magische moment is in een winkel, als ik mijn blik werp op twee poppen, die daar tussen de spulletjes uitgestald liggen. Er wordt op ingezoomd met de camera, en het is een magisch moment. 

maandag 20 november 2017

Opgejaagd

Een droom die vaak in verschillende hoedanigheden terugkeert.

Naar het werk moeten, of aan het werk moeten, en steeds iets voor anderen moeten oplossen, waardoor het later en later wordt, en ik de cliënten in de steek laat, zonder dat ik er zelf iets aan kan doen.

Het lukt mij maar niet om mij aan te kleden, ben steeds kledingstukken kwijt, denk dat ik iets aan heb, is dan toch weer niet het geval. Het wordt steeds later en later. Het is al 7.40 uur, terwijl ik er om 7.15 uur had moeten zijn, en ik moet ook nog 20 minuten rijden.

Ik heb het gevoel dat ik steeds word tegengewerkt, en ook geen medewerking uit de omgeving krijg. Ik maak steeds keuzes, bv 'dan maar geen shirt aan'. Als ik dit toch steeds niet kan vinden.....

Op de bank zitten een jonge man en een vrouw. Ze zijn alleen maar met elkaar bezig, en hebben geen oog voor mij. Het lijkt ook wel een beetje of ik dat van vroeger ben......

Bloemen

Een vrij heftige droom, ook al kan ik het mij niet allemaal zo goed meer herinneren. Ook nu ben ik met een groep mensen op vakantie, maar dan in een veel meer 'gewone' woning. Erg rommelig en onoverzichtelijk, heel anders dus dan het landhuis, dat juist heel keurig en steriel was. Ik krijg niet goed overzicht, en dat maakt mij onzeker en op mijn hoede. Ik weet niet waar ik aan toe ben.

Het is niet duidelijk wat we gedaan hebben, wat we nog gaan doen, wie waar slaapt, hoe lang we hier blijven, hoeveel alles kost, wat er in de omgeving te doen is, enz.

Wel is het gezellig, de locatie is leuk, met veel licht hout, dat heerlijk geurt, een soort boslucht, open haard. De groep is op zich wel heel gezellig, maar ook rommelig, en iedereen praat maar door elkaar.

Ik ben steeds houvast aan het zoeken. En die vind ik dan niet.

Schichtig kijk ik om mij heen, zoekend naar een rustig hoekje om te zitten, om dit vervolgens dan natuurlijk niet te vinden.

We zitten op een gezellige hoekbank, en misschien is het ook wel de jaren '70, en toen was zo'n hoekbank best heel hip. Het is een grijze bank met kale plekken. Er liggen overal spullen, plastic tassen, kleren, enz, en dat geeft wel onrust.

Dan zie ik in mijn ooghoek een bos bloemen liggen, op de bankleuning. Tot mijn schrik zie ik, dat deze al een beetje zijn gaan hangen. Dat klopt ook, want ik heb de bloemen gisteren gekregen van iemand, maar niet in het water gezet. Ze zijn al een etmaal zonder water, maar zien er toch nog onder deze omstandigheden heel goed uit. Ik probeer de bloemen te herschikken in een vaas, doe gauw water in de vaas, en zo zie je er niets van. Ik kan de bloemen in de vaas zo aan iemand anders cadeau geven. Het is eigenlijk meer een kunstwerk, en de bloemen staan op een mooi schilderij. Het gaat hier niet om de bloemen, maar om de bloemen als onderdeel van een kunstwerk. Dat kunstwerk moet 'de oceaan over', naar Amerika. Ik zie beelden van een romantisch stelletje in een bootje op zee, met de ondergaande zon. Getekend. Ze kijken over de horizon.

Er komt een persoon uit een andere ruimte. Dat is een collega-leerkracht. Blijkbaar ben ik nu bezig met lesgeven. De man zegt mij, dat het boeketje op zich wel mooi is, maar dat ik het mezelf gewoon moet gunnen om verse bloemen te vragen. Dat ik mij echt niet bezwaard hoef te voelen, dat ik deze niet op tijd in het water heb gezet. Dat ik gewoon om nieuwe bloemen kan vragen. Dan krijg ik een mooi, groot, fris boeket, met een grote doorzichtige vaas en vers water. Mooie paarse bloemen, die levendig en op een wat 'wilde' manier in de vaas dansen.

Ik ben helemaal verlegen met deze belofte......

Er doet zich ook nog iets zorgwekkends voor. Een buurvrouw loopt verdrietig en in paniek door de huiskamer, heen en weer. Het blijkt dat zij kanker heeft, en dat zij niet meer beter zal worden.

Landhuis

We rijden met erg sjieke paard en wagen met koetsier de oprijlaan op, uit de film `East and South`. Het is prachtig. Een heerlijk zomers middagzonnetje, fluitende vogels, op een bepaalde betoverende manier fluitend, voelt hemels aan, een helemaal perfect en `af` gevoel. Ook het mij materialistisch `rijk` voelen, zo van `dus zo voelen mensen zich, die ECHT rijk zijn`.

Freek de Jonge zit ook in de koets. Hij is een stuk jonger dan in het echt. Ik herken hem niet meteen. Hij zit daar met zijn vrouw en een vriend. De vrouw zit lekker warm gehuld in een sjaal in de koets (terwijl het dus zomers weer is). Ze zitten met zijn drietjes heerlijk tegen elkaar aan, en hebben gezellige gesprekken. Ik wil nog zeggen dat ik zijn gesprekken herken van de aflevering van Leo B, maar ik weet niet echt hoe ik dit moet inleiden, dus ik doe het toch maar niet.

We bereiken de hoofdingang van een groot landhuis, met een prachtige, lang uitgestrekte engelse tuin. Ik kijk mijn ogen uit. Het lijkt wel een film!! Amber vraagt `of dit Bodegraven is`. Nee, zeg ik, we zijn nu in het noorden van het land, ergens bij Groningen, en hier is de natuur veel mooier.

De koetsier belt aan, en na een tijdje gaat de zware deur open. De deur gaat heel moeizaam open, omdat deze zo zwaar is. We worden welkom ontvangen, door een gastvrouw. Ik voel mij vooral heel belangrijk, en ook bevoorrecht.

We zijn met een grote groep mensen hier op vakantie. Het landhuis is heel sjiek en schoon, en vooral overal prachtig wit, alsof het net nieuw geschilderd is, alles spik en span.

Het is nog wel een beetje ´erg koninklijk´ voor mij, alsof ik nog niet kan geloven dat dit mij overkomt. Ik durf niet echt naar binnen te gaan. Er lopen steeds kinderen en jongeren in sjieke kleding in en uit. Mogelijk is er hier een bruiloft gaande. Ik blijf er wat aarzelend bij staan van.....wat wil ik nou.....

Ik durf ook niet zo goed in de tuinen te kijken, ben nu bij de achterdeur van het grote huis, het is met name groot 'in de breedte', dus je bent zo van voordeur naar achterdeur. Als ik bij de achterdeur de tuinen in kijk, dan is daar een prachtige sapgroene vlakte, een beetje heuvelachtig, mooie weides, idyllische dorpjes met kerkjes in de verte, heel rustiek, en een ongekende rust. Alles klopt, zogezegd, maar het is nog te groots voor mij, ik voel mij er 'te klein' bij, zogezegd.

Als ik dan toch in het landhuis naar binnen loop, nog steeds vol onzekerheid en aarzelend, moet ik heel nodig naar het toilet. Het is nu het ouderlijk huis, met de grote spiegel, toen deze nog niet gebarsten was, en nog niet was vervangen door de andere. De spiegel speelt een cruciale rol. Het mij begeven in de hal voelt vertrouwd, maar ook spannend.

Het voorheen naar binnen lopen via de voordeur is mij overigens ontschoten. Ik was wel naar binnen getreden, maar daar hield het fragment op. Ik ben er vast wel naar binnen gegaan, maar dat weet ik dus niet, is wellicht onbewust gegaan.

Het is ook wel het Atlastheater in verbouwing, en ik vraag aan de bouwvakkers waar het toilet is. Ze vinden het irritant dat ze door mij afgeleid worden van hun werk. Ze zeggen dat ik nergens naar het toilet kan, omdat er aan de toiletten gewerkt wordt. Ik sta op barsten en daarom word ik heel boos, wil een klacht indienen. Ga tekeer en herken mezelf hier niet in terug.

Ik sta midden in de hal, en dan staat er opeens een grote deur voor mij, ook spierwit geverfd, los van de muur. Ik moet de deur tegenhouden, anders valt deze om. Het is mij een raadsel, waarom deze deur hier precies voor mijn neus is neergezet. De deur schijnt wel geluk te brengen, maar de uitleg hiervan kan ik niet ontcijferen. Ik zit met veel vragen.

In een volgend fragment loop ik resoluut van de woonkamer naar de hal, via een grote houten deur. Deze was eerst gesloten (twee deuren naast elkaar). Niet open te krijgen. Ik open de deur nu met gemak, en met opgeheven hoofd. Loop er doorheen als een prinses op de rode loper. Vertel 'aan het publiek' dat dit de gesloten afdeling is. Dat ik deze ooit niet zelf open kon krijgen. Dat dat maar goed ook was, omdat dat destijds niet veilig was. Maar dat ik deze nu met gemak zelf open kan krijgen, en daar geen andere mensen voor nodig heb. Het voelt nog wat grimmig aan, door alle nare herinneringen aan die tijd, maar dat is maar voor een kort moment. Het volgende moment ben ik compleet bevrijd. Blijkbaar nu pas, na al die jaren. Vijftien jaren na het ziekte- en herstelproces.

Uiteraard kan ik dit nog lang niet bevatten. Het is echt de aanvang van een nieuwe fase. Een hele belangrijke eerdere fase is nu definitief afgesloten.



maandag 30 oktober 2017

Patat

Ik heb een late dienst, en kom bij een familie. Daar vraagt de echtgenoot en de zonen van de cliënt, of ik wel even patat wil ophalen. Het is een rare vraag, want ik ben aan het werk, zit vast aan een route, en zij doen de hele dag niks, hebben alle tijd. Het is raar dat ik toch op het verzoek inga, en er ook niets van zeg. Ik denk misschien nou, daar heb ik toch wel even tijd voor.

Maar het is een hele bestelling, niet alleen patat, maar ook allerlei andere snacks erbij, waardoor het allemaal veel langer gaat duren. Ondertussen gaat mijn late dienst ook door, en wonderwel loopt dat allemaal goed, wordt mijn dienst er niet door verstoord.

Als ik bij een andere cliënt ben, realiseer ik mij dat de bestelling is afgehandeld, maar dat alles nog bij mij thuis ligt, en niet op het adres van de echtgenoot en de zonen. En ik heb nu geen tijd om het naar hun toe te brengen, omdat ik aan het werk ben. Het komt ook helemaal niet in mij op om te zeggen 'haal het maar op'. De postbode bij ons in het dorp oppert het idee om iemand te bellen die die kant op gaat, dan kan die persoon het meenemen. Zij gaat dit regelen, zodat ik weer verder kan met mijn route. 

zondag 29 oktober 2017

Kostuums

Ik ben in het drukke Amsterdam, en moet twee kostuums van mijn opa naar de stomerij brengen (vader van mijn moeder, die wij nooit gekend hebben). Het zijn twee identieke kostuums. Ik doorkruis de stad, en kan nergens terecht met de kostuums. Ik moet heel lang zoeken. Eindelijk vind ik de juiste stomerij. Men heeft mij al verwacht, en toont zich behulpzaam. Men begrijpt wat de bedoeling is, en dat dit best even een ingewikkelde klus is, waar enige zorg en aandacht voor nodig is. Ik zie van bovenaf twee grote vierkante spierwitte wasmachines, met een vierkante opening aan de bovenkant. In elke wasmachine zal er een kostuum gereinigd worden, en dit zal volkomen identiek plaatsvinden. Kenmerkend is, dat alles synchroon loopt. Overal 'zijn er twee van'. Dus van de kostuums, en van de wasmachines, en misschien ook wel van de mensen er omheen. Het doet ook wel denken aan de wasserette, in 'Het schaap met de vijf poten'..........

Geurtje

Ik 'stuif'' een parfumerie binnen, en zeg dat ik een geurtje van mijn man wil kopen, van het merk 'Vaugh'. De verkoopster vraagt nog, of ik even wil rondkijken om mijn keuze te maken, maar ik ben ervan overtuigd dat het deze moet zijn. Het geurtje is duur, 75 euro, maar ik blijf bij mijn besluit.

Als ik even later met het geurtje de winkel uit loop denk ik hé, het moest helemaal geen 'Vaugh' zijn, maar Hugo Boss! Nu kan ik niet meer terug!

Ik had beter voor mezelf een geurtje kunnen kopen, van Dolce Gabbana. Want de mijne is al een tijdje op, en Hessel heeft nog een hele voorraad. Maar nu kan ik niet meer terug, en ik weet ook niet of hij die Vaugh wel wil (de naam is mij verder onbekend). 

Complot

Deze droom heb ik vorige week gedroomd. Ik ben verstrikt in een complot. Het is wel een vrijwillige keuze geweest. Ik heb mij ooit bij deze club aangemeld, en betaal er zelfs contributie voor. Je komt er niet zomaar bij. Er wordt wel wat van je verwacht. Ik ben al aardig op weg. We zijn in september begonnen, en nu is het maart/april. Echter, nu krijg ik spijt dat ik mij bij deze club heb aangemeld. Er is veel saamhorigheid, een enorme sterke band onderling, maar het is te eng, te gevaarlijk, te hoog gegrepen voor mij. Maar toch heb ik het gevoel dat ik niet meer terug kan. Men rekent op mij. Ik heb mijn sporen reeds dubbel en dwars verdiend. Nu alleen het laatste stukje nog. Voor het volgende seizoen mag ik mij afmelden, maar nu nog niet. Dat zou zonde zijn, en is eigenlijk geen optie. Ik verkeer in een patstelling. Ik heb echt het uiterste van mezelf gevergd, en dat doe ik nog. Maar het is teveel en te zwaar. Op zich zou dat nog niet eens de reden hoeven zijn, om af te haken. Echter, het is ook te gevaarlijk. Veel te gevaarlijk. En ik ben bang geworden. En voor een bang mens is het nog extra gevaarlijk. Want een bang mens wordt opgemerkt. Die wordt er zo uit gepikt. Toch is er geen reden tot zorg. Ik zal goed worden opgevangen door de groep. Ik kan blind op hen vertrouwen. Vooralsnog moeten we wel een belangrijke klus klaren. Echter, er wordt zeer goed op mij gelet. Op mijn welzijn, alles. Ik word volledig gemonitoord. Men laat mij geen seconde alleen.

Ik geloof dat ik nog extreem jong ben. Misschien elf, twaalf jaar? Dat verklaart ook de bescherming om mij heen........

Inhoudelijk kan ik mij niet meer zoveel herinneren van de klus. Wel dus het bovenstaande, mijn gevoel erbij. Maar de beelden heb ik nog wel. Beelden, zoals het in de oorlog geweest moet zijn. Dat elke minuut telt. Dat niets niets niets fout mag gaan, anders ben je er geweest. Het is erop of eronder. We zijn bij een woonhuis. Het is aarde-donker. We bevinden ons ergens op het platteland. In de omgeving zeer weinig boerderijen. Vooral heel veel weiland, en dieren. De opdracht lijkt op zich heel eenvoudig. We moeten iemand opwachten. Wat we dan vervolgens gaan doen, is mij volledig onbekend. Maar het gaat er in de eerste instantie om, dat we die persoon zo onopvallend mogelijk ontvangen, en dat hij met ons gaat verdwijnen. Het is van groot belang, dat we met hem verdwijnen. Pas dan zijn wij allemaal veilig. Er wordt mij gezegd dat ik heel goed moet opletten, totdat ik 'onder de grond een gezicht zie verschijnen'. Het is een eenvoudige opdracht, maar de angst giert mij door de keel. Er is geen ruimte voor de angst. Nu niet. Straks is er alle ruimte voor de angst, maar nu in het geheel niet. Ik zal mij nu moeten beheersen, rustig moeten afwachten, op het gezicht moeten wachten, erop moeten vertrouwen dat het goed komt. Dankzij de niet aflatende steun van mannen met hoeden en regenjassen lukt het mij wonderbaarlijk goed om mij te beheersen. Het ziet ernaar uit dat het toch gaat lukken, ook al had ik dat nooit gedacht, en ik had het al helemaal nooit zonder deze mannen gekund.

In een volgend fragment zie ik een man in een regenjas lopen. Hij draagt geen hoed, en hij heeft een kaal hoofd. In mijn kinderlijke beleving ben ik een beetje bang voor de man, omdat hij kaal is. Maar er is niets om bang voor te zijn, want hij heeft een vriendelijk gezicht. Ik krijg de opdracht om een hap uit zijn kale hoofd te bijten. Ik zeg dat dit niet normaal is, dat ik dat echt niet ga doen. Maar het moet, om ieders leven te redden. Dus ik doe het. Ik bijt letterlijk een hap uit zijn hoofd, en moet die hap ook opeten. Ik vind het vreselijk, voel mij misselijk, maar er zijn ergere dingen, het is nu een kwestie van leven of dood, en uiteindelijk viel het toch ook wel mee. Gek genoeg heeft de man er niets van gemerkt. Ik was als een engeltje naar zijn hoofd gevlogen en had de hap genomen. Blijkbaar onzichtbaar voor hem. Er was even een snee in de huid gezien geweest, maar die trekt vrij snel weer weg. Alsof er niets aan de hand is.

Zo gaat het leven door. Alle kastanjes zijn nu uit het vuur gehaald. We zijn vrij!!!!!!!!

Ontmoeting

Gisterenochtend werd ik met een heel bijzonder gevoel wakker. Ik wist dat ik gedroomd moest hebben, maar ervaarde dit niet als een droom.............veel meer als een echte ontmoeting.
Het droomfragment ziet er als volgt uit:

Ik ben bij opa v. S in het bejaardenhuis. Hij zit daar statig op zijn stoel, en ik ben druk bezig om iets in orde te maken. Het lijkt wel alsof ik ballonnen aan zijn stoel bevestig, omdat hij jarig is. Ik denk nog nou, dat is toch ook kinderachtig, houdt opa daar eigenlijk wel van? Maar ik ben in ieder geval druk in de weer, zoals ik dat ook was toen ik als juf voor de klas stond. Dan draai ik mijn hoofd naar de andere kant. Dus naar de straatkant. Ik sta nu aan een smal granieten aanrecht.

Ik sta oog in oog met een man, die ik heel goed ken, maar ik moet even heel goed nadenken waarvan ik hem ken. Het is een mooie man, van een jaar of 28. Hij is tenger gebouwd, en draagt een mooie donkerblauwe wollen trui, met een blauw geruit kraagje erboven. Hij kijkt mij vriendelijk aan, en in de droom zal ik ook ongeveer die leeftijd moeten hebben. Aan zijn blik zie ik, dat hij mij ook heel goed kent. Het komt allemaal heel dichtbij. Hij heeft de donkere haren netjes achterover gekamd, zoals het mode was in de jaren '40/'50. Ik weet en voel, dat deze man in die tijd leeft. Er is veel lichtvoetigheid, helderheid om hem heen. De man heeft lieve, vriendelijke ogen. Hij kijkt mij verwachtingsvol aan, want blijkbaar zijn we samen bezig met een of ander project, zou ik iets uitzoeken, en zou ik daar nu verslag van doen. Of ook wel zoals de schooljuf, die even iets overlegt met haar collega van de andere klas................

Pas als ik een tijdje wakker ben, realiseer ik mij wie het geweest moet zijn. En ook dat ik het zeker weet. Ik ben verbouwereerd. Ik weet echt zeker, dat ik dhr O. heb ontmoet. Hij was een cliënt in de thuiszorg. Hij heeft vroeger enorm goed werk in de oorlog gedaan. Een hele bijzondere man.

Meneer O. heeft zich heel duidelijk gemeld in mijn droom, en ik voel mij zeer vereerd.

Ik weet dat mijn opa zich ook gemeld heeft. Dit wellicht in het kader van het feit, dat het ouderlijk huis verkocht is. Maar ik kan mijn inhoudelijk niets van deze droom herinneren.

zaterdag 28 oktober 2017

Last

Dit is een droom van eerder deze week. Ik ben bij een cliënt, en de cliënt zegt:
"Het schijnt zo te zijn, dat jouw zus zo goed als overleden is."

Ik schrik enorm, word helemaal lijkbleek, wil meer informatie, krijg die informatie niet, word woedend, zeg me dan wat je bedoelt met 'zo goed als', wat is er gebeurd!? Maar ze zwijgt in alle talen, en ik ontplof! Er is voor mij geen gelegenheid om te bellen, ik kan geen kant op, moet doorgaan met mijn werk. Ze zeggen ook wel dat het om mijn dochter zou gaan, in plaats van mijn zus, maar dat wordt dan later weer ingetrokken. Ik word gek van dat ongewisse.......heb mij misschien nog wel nooit in mijn leven zo machteloos gevoeld.................

Dan krijg ik eindelijk gelegenheid om te bellen. Ik bel naar mijn ouders. Probeer zo rustig mogelijk over te komen. Mijn vader neemt de telefoon op, en praat heel ontspannen. Dat stelt mij al gerust. Hij vertelt een heel verhaal over andere zaken, en ik kom er niet tussen. Maar ik wil het wel zo snel mogelijk weten, want ik ontplof nog steeds bijna. Dus ik vraag zo nonchalant mogelijk, hoe het met mijn zus gaat. Oh ja, prima hoor. Ze was op de wintersport geweest, had daar een ongelukje gekregen, is vervroegd naar huis gegaan, wordt nu thuis verwend met thee en broodjes, gaat misschien nog even een fijne boswandeling maken, heeft geen letsel overgehouden.

Er valt een niet te beschrijven last van mij af....................


Droomfragmenten

Ik ben bij een cliënt thuis, en wil mijn werk doen: datgene, waarvoor ik gekomen ben. Echter, het wordt mij onmogelijk gemaakt. Er is steeds weer wat anders, dat in de weg loopt, letterlijk ook. Ik wacht geduldig af, want ik ben immers te gast. Echter, inmiddels is het al bijna half 10, en nu moet ik echt naar de volgende cliënt, terwijl ik hier het werk niet heb kunnen afmaken. Het gaat om honden, die in de weg lopen, een huishoudelijke hulp die te laat is, en heel veel kletst, en dan weer een andere huishoudelijke hulp, die als een kip zonder kop door het huis loopt. Het draait dus helemaal niet om de cliënt, en ik kan niet eens bij de cliënt komen, om fatsoenlijk zorg te verlenen. Uiteindelijk is het dan toch gelukt (wat de zorg inhoudt, dat weet ik niet). Met een voldaan gevoel verlaat ik de woning, ook al ben ik dan te laat bij de volgende cliënt, maar het is toch te overzien. Dan bemerk ik, dat ik al die tijd mijn pyama aan had! Ik schaam mij dood! Hopelijk is het hun niet opgevallen. Natuurlijk is het hun wél opgevallen, maar ik heb die gedachtes tegen beter weten in, om mezelf moed in te spreken. Ik zwaai de cliënt uit, en dan verschijnt er een collega van mijn leeftijd in de deuropening. Blijkbaar heb ik bij haar de zorg verleend. "Niet aan iedereen vertellen dat ik diabetes heb!", roept ze mij na. Ik ben helemaal verbaasd. Natuurlijk zou ik dat nooit vertellen. Maar waarom roept ze dat zo hard? Nu hoort iedereen het alsnog! Ik ben in een stedelijk straatje en ik ben wel echt buiten, maar het lijkt ook wel een decor voor een film of toneelstuk (zoals 'Toen was geluk heel gewoon'). Het straatje loopt omhoog, zoals in mijn zustersflat aan de Himmelreichstrasse. Al zwaaiend 'verlaat ik het toneel', en kan de volgende scène beginnen.

Ik ben in het buitenland, in een ruig, heuvelachtig, verlaten gebied, waar niks groeit en ook niets gebouwd wordt, vanwege de slechte grond. Het is er droog, dor, niet onderhouden, verlaten, afgezonderd van de rest van de wereld, niet bruisend, niet levendig, maar doods. Toch is het op de een of andere manier wel een fijne plek om te komen, want hier wordt niets van je verwacht, hier komen geen mensen, en toch ben je wel lekker buiten, in een grote ruime omgeving, en kun je je lekker afzonderen van de wereld, om op adem te komen. Eigenlijk houd ik heel erg van deze plek, juist omdat er geen drukte is. Er blijkt toch wel een treinstation te zijn, of de herinnering aan een treinstation (in de mist). Ik zie stukken rails, maar deze lopen aan weerszijden niet door, verdwijnen in de mist. Het is locatie station Veenwouden. Mijn ouders halen mij op, van het station. Mijn vader rijdt in een vloeiende halve cirkel zo het perron op, keurig volgens afspraak. Ik ben het op deze manier totaal niet van mijn vader gewend, en heb er zo mijn vraagtekens bij.......

We zijn op weg, met een vliegreis. Op weg naar Spanje? Het is een lange vliegreis, en we gaan onderweg even pauze nemen. Gewoon in de lucht! Ik wist helemaal niet, dat dat kon!? Maar het blijkt toch mogelijk te zijn. Iedereen stapt uit, en strekt de benen. We zijn nu ter hoogte van Griekenland. Ik zie een heuvelachtig gebied, dat extreem stoffig is. Je zou zo het stof weg willen blazen, zoals dat je het stof van een boek blaast, dat heel lang in de kast heeft gelegen. Maar het lukt niet om het stof weg te blazen. Hier wonen mensen onder het stof. Ze zijn arm en ze werken hard, maar ze zijn gelukkig met elkaar. Het is niet hetzelfde gebied als wat ik eerder beschreven heb. Verder krijg ik geen informatie........

vrijdag 13 oktober 2017

Hardlopen

Na een goede voorbereiding ga ik hardlopen in mijn geboortedorp. Ik mis meteen al de groene natuur en onverharde paden van Drente. Dit slaat nergens op, een beetje 'in de bouw' te gaan hardlopen. Maar goed, je moet wat.......

Ik draag een blauw BZ-shirt en een gekleurde korte broek eronder. Ik ben een jaar of 18. Als ik de stoep op loop, draai ik mij nog even om, om te zwaaien. Daar zit Amber voor het raam, in haar roze pyama, als meisje van een jaar of 4. Ik zie dat mooie, fijne gezichtje weer, en dat ze het eigenlijk te druk heeft om te zwaaien, omdat ze zo opgaat in haar spel. Ook de rest van de familie zwaait mij uit.

Ze hebben niet in de gaten, dat mijn Duitse vriend zich bij mij voegt. Ik wist niet dat ik met hem had afgesproken, maar misschien wist ik het toch ook weer wel. Ik vind het in ieder geval heel gewoon. Hij ziet er exact hetzelfde uit als ik, dus blijkbaar dragen we een uniform, en horen we bij een club.

Er zijn nog wel een paar dingetjes. Ik zeg hem meteen dat ik mijn mobiel vergeten ben. Dan zeg ik 'nou ja, dat is ook niet zo'n probleem'. Ik wil namelijk niet meer terug naar het ouderlijk huis. Dan moet ik van alles uitleggen, waarom ik daar met hem loop, enz. En ze kunnen het nu zelf ook wel zien. Maar als ik terug ga, dan moet ik weer reacties aanhoren. En daar heb ik geen zin in. Kom, we gaan, denk ik alleen maar.

Maar.......ik heb ook geen flesje water meegenomen, en dat is toch eigenlijk wel noodzakelijk. Ik bedenk met dat ik dat vroeger ook niet had, als ik in één ruk door liep naar mijn vriendje in Delft, zo'n 12 km verderop. Dan ging het toch ook prima.

Mijn Duitse vriend zegt niets, kijkt alleen maar, en uit zijn blik merk ik op dat 'er water genoeg is'. Hij heeft al het water, zogezegd. Als ik wat moet drinken, dan hoef ik slechts hem te vragen, en dan komt het goed. Hij heeft de toegang tot een waterbron. En ik kan die toegang ook heel gemakkelijk krijgen. Hoe, dat weet ik nu nog niet, maar dat is helemaal niet moeilijk. Als ik in beweging kom, dan komt dat vanzelf.

En dan nog wat: hij is een hardloper, ik allang niet meer! Ik heb alleen van de week een stukje gelopen, en moet het allemaal weer gaan opbouwen. Maar dat schijnt ook geen punt te zijn. Snelheid en duur schijnen niet uit te maken. Ik kan mij rustig overgeven. Es, maak je maar niet druk.

We verlaten de bouw, en komen op de dijk in Stavoren. Ik kan mijn geluk niet op. Heerlijk, weer lekker terug in het noorden. En hier heerlijk op de dijk, langs het water........

Ik loop hem een stukje vooruit, en ik weet eigenlijk niet waarom. Alsof hij achter mij op de uitkijk staat, of de kust veilig is. Ik vind het niet zo aardig van mezelf, vind dat ik op hem moet wachten, maar dat schijnt niet te kunnen. Plotseling loop ik daar met mijn vroegere vriendje uit Delft. Ik vind niet dat dit de bedoeling is. Ik laat hem links liggen, en onze wegen scheiden spoedig.

Mijn Duitse vriend voegt zich weer bij me en we zijn maatjes, kunnen samen de wereld aan, oer-Hollands, hier met de elementen van het ijsselmeer.

Hij maakt even zijn veter vast, zijn voet steunend op een bankje. Ik neem niet eens even het fatsoen op hem te wachten, en zeg ook niets, loop gewoon door. Maar ik had het helemaal niet in de gaten gehad, er is geen opzet bij! Alsof ik uit twee personen besta.......eentje die gewoon loopt, en niets in de gaten heeft, onbevangen als een kind, en eentje die zegt he joh, wacht eens even!! Het hoeft toch niet moeilijk te zijn, want hij loopt veel sneller dan ik, hij sluit zo weer aan. Maar nee, het duurt toch allemaal langer, en ik denk er ook helemaal niet aan om te kijken, ik blijf maar doorlopen, met mijn gezicht gericht op oneindig, verder verder verder, met dat eindeloze water, dat mij nog zo heel veel te bieden heeft, het is heerlijk, vrij..................ongekende mogelijkheden...............

In een volgend fragment ben ik blijkbaar op de plaats van bestemming. Ik ben op een afdeling van een verpleeghuis, en ik heb daar wat spulletjes gebracht, goede daden verricht zogezegd. Ik word hier welkom ontvangen, ze vinden het gezellig dat ik hier ben, blijkbaar hebben ze op mij gewacht. Er wordt gevraagd of ik adressen uitwissel met een andere hardloper, die hier dus ook schijnt te zijn, een vrouw die vroeger bij mij in de klas heeft gezeten. Ik doe het voor de vorm wel, maar eigenlijk hoef ik niet zo nodig met haar adressen uit te wisselen. Dan schiet mij te binnen, dat ik mijn Duitse vriend wil zoeken........niets adressen uitwisselen!

Ik wil er achteraan! Hoe heeft het nou toch zo kunnen lopen!? Ik begrijp er niets van..........

woensdag 4 oktober 2017

Autorijden

Een droomfragment, vlak voor het wakker worden, 6.45 uur:

Met Hugo in de auto, wellicht nog een Volkswagen Polo, of een combinatie van de Polo en de Up.
Ik houd er rekening mee, 'dat er iets kan gebeuren'.
Dat heeft niet met onszelf of met de auto te maken.
Ik ben voorbereid.
Het is vroeg in de ochtend.
We rijden ter hoogte van de benzinepomp bij Nieuwlande, richting Hoogeveen.
Alles valt in een keer uit.
De motor, het licht van de auto, de verlichting op de weg.........
Het is nu aarde-donker, maar een heel speciaal soort sereniteit, Heilige Grond......
Ik moet ons in veiligheid brengen.
Heel rustig zeg ik tegen Hugo, dat hij de alarmlichten even moet opzoeken.
Dat moet op de tast.
Rechts boven op het dashboard.
Ik vraag mij even af, of hij het wel zal vinden.
Later denk ik dat het wel te vinden moet zijn, omdat dit licht altijd blijft branden.
Maar ik weet niet of dat nu ook het geval is, want ik heb het niet gezien.
Het zal wel goed komen.
Zonder die alarmlichten lukt het ook wel.
Die alarmlichten zijn alleen maar voor extra veiligheid, opdat anderen ons kunnen zien.
Ik draai rustig aan het stuur, om de auto heel rustig op de vluchtstrook te draaien.
We zijn beiden niet bang, niet onrustig.
De atmosfeer is mistig, sereen, een niemandsland, muisstil........

zondag 17 september 2017

Zwembad


(deze droom is van eerder, maar was terecht gekomen in een andere weblog..........)

Ik ben in het zwembad van Rijswijk. Ik voel weer dat drukkende gevoel, omdat ik zo bang was om in diep water te zwemmen, en daarom vaak met een gespannen gevoel rondliep in het zwembad. In de droom is er ook golfslag in dit zwembad. Het zwembad is voor mijn gevoel enorm groot, en ik voel mij enorm klein. De tekening van een inmens groot zwembad, en ik als een klein streepje erin. Voelt wel beangstigend.

Maar dan komen de golven, en voel ik mij op mijn gemak en ontspannen. Ik laat mij gewoon meedeinen. Ik stoot tegen een jongen uit mijn klas aan. Hij zegt, dat 'de vriendengroep nu naar huis is'. Ik bedank hem voor het inlichten.

Het schijnt, dat ik steeds een Westlandse vriendengroep tegenkom, op Terschelling of Buitenkunst, op een vaste plek. Ik vind dat heel leuk (net als vroeger), want het blijft vrijblijvend, en je ontmoet toch regelmatig mensen.

Er is weer zwarte aarde / modder, en er lopen speelgoedsoldaatjes. Ik kan ze zo vastpakken, maar ze zijn ook wel heel serieus.

Ik ben op een terras in het centrum van Center Parcs, in Nijmegen. Er zitten nog twee andere vrouwen, die hier alleen zijn. De ober zegt, dat hij ons niet kan bedienen, dat we dan met minstens 10 mensen moeten zijn, pas dan kan het wel. Het gaat om koffie met kers/kwark gebak. De andere vrouwen vinden het maar raar, maar ik begrijp het wel.

Ik zit in de bus, weer met een groep, waar ik het goed mee kan vinden, maar waar ik verder niet bij hoor. Ik zit op een plek alleen. Op mijn beide armen zijn wonden, die behandeld zijn. Onderarmen. Er is mij door de specialist gezegd, dat ik de bovenste huid kan verwijderen. Dat dat ook de bedoeling is. Ik ben er nog wel wat onwennig over, maar doe het toch. Er is van beide armen de onderste helft geheelde wond (dus nog wel litteken) en de bovenste helft losse huid op de wond (alsof je een boekje openklapt). Die losse huid moet ik nu dus verwijderen, alsof je een briefje papier van een boekje afscheurt. Het doet in het geheel geen pijn, en dat huid laat makkelijk los van het aanhechtingspunt (alsof het al ribbelpapier aldaar was). De lederhuid is van beide armen niet bebloed. De achtergelaten wonden echter, zijn zeer rijk doorbloed, in een soort mandalafiguur. Ik schrik er in de eerste instantie van. Het lijkt ook wel een kunstwerk. Het is synchroon, dus van beide armen dezelfde prent. Maar na de eerste schrik ben ik wel gerust, en vind ik het ook wel mooi......

zondag 3 september 2017

Middelbare school

Omdat Hugo vandaag weer naar school gaat, roept dat blijkbaar herinneringen op aan mijn eigen tijd op de middelbare school, en droom ik hierover. Geen leuke droom.

Vandaag moet ik weer naar school, en ik zie er enorm tegenop. Alles in mij verzet zich ertegen. Het is vooral de ongezellige sfeer tussen 'vriendinnen', die mij tegenhoudt. Welke streken gaan ze nu weer uithalen!? Het voelt niet veilig, en het liefst wil ik in mijn bed kruipen, ver onder de dekens. Het zijn eigenlijk alleen lakens, twee over elkaar, spierwitte lakens. Ik ben druk bezig met beddengoed, krijg hier geen overzicht in, het sleept over de grond. Mijn moeder roept naar boven met de vraag, of ze mij misschien naar school moet brengen, omdat ze mijn zusje ook die kant op brengt. Normaal gesproken gaat mijn zusje juist de andere kant op. Maar ja, nu zij toch deze kant op gaan, kan ik net zo goed meerijden.

Ik ben dus ruim op tijd op school, en dat is de voorkant van het gebouw van het Scheper Ziekenhuis. Mijn moeder en zusje zijn al weggereden. Mijn moeder draagt nog haar nachtjapon. Er staat een enorm schip 'geparkeerd' op het parkeerterrein van de huisartsenpost. Het schip is zo groot, dat je hier alleen de voorkant ziet. Je kunt eigenlijk niet op het schip kijken, want dat is zo hoog als het dak van het ziekenhuis. Het lijkt erop, dat ik hier op een rederij in Rotterdam ben, en ik ben verdwaald. Ik kan nog net langs het schip richting de hoofdingang van het ziekenhuis lopen, maar daar moet ik niet naartoe, dus daar schiet ik niets mee op.
ue h
Ik ben veel eerder dan gepland 'op school', dus ik tref ook nog geen medeleerlingen. Dan realiseer ik mij, dat ik ook nog niet ontbeten heb. En ik heb geen mobiel en geen portemonnee bij mij. Dan bedenk ik mij, dat het ook wel goed is om uit te testen, 'niks bij je te hebben'. Ik probeer altijd weer een stapje verder, dat zit nu eenmaal in mijn aard, iets Spartaans......

Ik voel me ontzettend naar, de droom is heel beklemmend, ik schrik naar wakker, maar als ik het zo opschrijf, dan is die spanning er meteen vanaf.

Ik zou natuurlijk gewoon kunnen afwachten tot de medeleerlingen komen, en ik heb al tegen mijn moeder gezegd dat ik wel wat leen van de anderen. Maar het is geheel mijn stijl niet om te lenen, mijn eer te na eigenlijk, dus dat ga ik niet doen.

Ik maak mij er trouwens ook erg veel zorgen over, dat ik weer naar school ga. Ik ben niet voorbereid, weet niet wat er vandaag gaat gebeuren, ben totaal niet op schema met de lesstof, voel mij doodongelukkig in deze klas, ervaar de docenten als afstandelijk, dus stap ook niet zomaar op een docent af, durf dat echt niet.

Ik besluit terug naar Kwintsheul te lopen - er is toch nog tijd zat - en te informeren bij Simone en Monique, zij weten wellicht meer.............

Maar dan moet ik mij niet laten zien, als ik het ouderlijk huis voorbij ga, want dat is niet leuk voor mijn moeder, zij heeft mij immers net gebracht. Het komt totaal niet in mij op om haar om hulp te vragen. Mogelijk zit ik nu in de bus, want ik rijd het ouderlijk huis voorbij, richting de winkel van Monique haar vader. Ik ben erg verbaasd. Er hangen lichtrode ouderwetse gordijnen voor de ramen, met een bruin werkje erin van kleine ruitjes. Mogelijk is het hele ouderlijk huis weer in de staat van vroeger, toen mijn opa en oma er nog woonden. Ik zie alleen maar de ramen en de gordijnen, verder geen enkele kleur van de tuin of plantjes of wat dan ook. Het lijkt alsof er niemand meer woont.

Even later, in de winkel van Monique haar vader, zie ik dat alles veranderd is. Het lijkt ook wel, alsof de winkel groter is geworden, langer van vorm. De vloer is mooi uitgewerkt met bakstenen, en in het midden een soort vloerschildering. Er is in het midden een wand geplaatst, en achter die wand is de toonbank. Voor de wand kun je je spulletjes uitzoeken. Deze zijn prachtig sfeervol uitgestald, met ook veel aandacht voor de verlichting. Ik loop hier rond als een vreemde, en verwacht dat ze mij hier niet meer zullen herkennen. Met de staart tussen de benen loop ik weg.

Ik loop in de richting van het ouderlijk huis van Simone. Daar in huis allerlei bedrijvigheid. Voor de ramen zie ik stapels serviesgoed. Gaan ze verhuizen!? In huis is het een drukte van jewelste. De zussen schreeuwen door elkaar, maar de moeder houdt de leiding. Het huis is bomvol spullen. Er is ook wel een bepaalde gezelligheid, dat je er graag komt. Hier zou ik welkom ontvangen worden, maar ik denk ach, het is al zo lang geleden dat ik Simone voor het laatst zag, laat nu maar zitten ook.

Ik loop dan weer verder, mij steeds meer zorgen makend om school, en ik merk aan mezelf dat ik het aan alle kanten probeer te vermijden hiermee geconfronteerd te worden. Wat moet ik nu!? En hoe zit het nu met de tijd? Er schijnt toch nog steeds genoeg tijd te zijn. Ik zie andere leerlingen voorbij fietsen, richting school.

Je zou toch zeggen dat het heel gemakkelijk is: thuis alsnog ontbijten, portemonnee en mobiel mee, fiets pakken en naar school. Maar dat schijnt geheel onmogelijk te zijn. Ik zit compleet gevangen in mezelf, en zwerf over straat. Ik weet totaal niet meer wat ik moet doen, voel mij ontredderd.

Zal ik mij anders voor deze dag ziek melden? Nee, dat is ook geen optie. Net zoals geld lenen is ook ziek melden iets wat je niet doet. Ik zie dat als een afgang, want ik ben helemaal niet ziek. Met ziek melden laat je zien dat je het niet aan kunt (in mijn visie!), en dat is voor mij mijn eer te na, dat zou de afgang van de eeuw zijn........

zaterdag 2 september 2017

Wiskunde

Ik reed op een scootmobiel, en ik was er heel handig mee. Ik kwam overal. Later ontdekte ik, dat er in de asfalten weg diepe groeven waren gezet, nadat ik er met de scootmobiel gereden had. Groeven in hele rechte lijnen, en nette bochten. Rondom het ouderlijk huis en in Hoek van Holland waren die groeven terug te vinden. Niet in doorgetrokken lijnen, maar hier en daar wat langere lijnen, die langer doorliepen. Ik voelde mij hier bezwaard over, want het was niet mijn bedoeling om het wegdek te schaden, maar het scheen geen enkel probleem te zijn. Ik was bang dat het andere verkeer dan minder stabiel op de weg zou staan, maar het had werkelijk geen enkele consequentie. Het scheen zelfs wel een mooi sierwerk te zijn. Niemand maakte zich er druk om.

Ik moest examen doen voor wiskunde, en had niet geleerd. Deze komt ook elke keer weer terug. De andere vakken waren goed te doen. Ik had geen scheikunde en biologie in mijn pakket, alleen de talen, en dat ging prima. Ik gaf mijzelf op mijn kop dat ik niet geleerd had. Waarom stelde ik dat elke keer weer uit? Zo kwam ik elke keer voor dezelfde stress te staan. Ik dacht steeds dat ik niet hoefde te leren, dat ik mijn vwo-diploma allang gehaald heb, en dat het dan dus niet voor de tweede keer hoeft. Maar nu ik er zo voor stond, begon ik hier ook wel weer over te twijfelen. Dan moest het maar zonder voorbereiding. Zou ik alles nog wel weten? Ik vond het niet handig van mezelf, dat ik dit verwaarloosd had. Dat had niet nodig hoeven zijn. Ik voelde mij daarom ook minderwaardig ten opzichte van de anderen, die hun hand er niet voor omdraaiden........

Buiten, bij de gymzaal, zat een dorpsgenoot te roken en koffie te drinken. Hij had - naast zijn eigen kopje - ook een letterlijk half kopje koffie staan. Ik ging gezellig met hem kletsen, en dronk dat halve kopje koffie op. Binnen waren ze al begonnen met gymmen, en het scheen dat ik elke keer niet mee deed, omdat ik dan bv niet fit was. In werkelijkheid is zoiets denk ik zo'n beetje nog nooit voorgekomen, dit is juist niets voor mij. Ook deze keer zat ik al 'een reden te bedenken', waarom ik niet mee zou doen. Maar ik voelde mij hier helemaal niet goed bij! Toen besloot ik mijzelf er overheen te zetten, en toch mijn gymkleren aan te doen. De gymjuf zou niet merken dat ik te laat was, want zij was een invaljuf, en ze kende alle leerlingen nog niet. Een vrouw met blond lang haar, lang van postuur. Wel een vriendelijke vrouw.

Het omkleden viel echter heel erg tegen, en ik moest steeds op zoek naar allerlei kledingstukken, moest er zelfs nog voor op pad, naar winkels of bij mensen thuis. Het leek wel een zoekspel, en het duurde eindeloos. Ik wou dat ik er nooit aan begonnen was, en begreep nu ook wel van mezelf waarom ik het liever niet had gewild. Het verzamelen van de kleding kostte veel moeite, maar ook het aantrekken kostte veel moeite. Zeker de schoenen, dat was helemaal lastig. Alles ging heel langzaam, net zoals in dat theaterstuk, en ik hoorde ook de muziek van Radiohead erbij. Ook nu voelde ik mij weer minderwaardig ten opzichte van de anderen, die allang in de gymzaal rondjes aan het rennen waren. Maar uiteindelijk lukte het toch, en ik was heel trots op mezelf.

Toen ontdekte ik, dat ik helemaal niet had hoeven haasten, omdat de juf eerst nog 'Sinterklaas ging spelen', voor de dorpsgenoot, die buiten zat te roken. Het was wel komisch, want iedereeen zag dat de juf helemaal geen Sinterklaas was. Ze zag eruit als een stripfiguur, het gezicht getekend in dunne zwarte lijntjes, bol gezicht. Dit fragment was voor mij ontspannend en ontladend. Nu kon ik even rustig ademhalen, en wist ik zeker dat de anderen niet op mij zouden letten. 

vrijdag 1 september 2017

Opgenomen

Weer dezelfde droom, dat ik opgenomen was, en niet wist waarom. Een reeks van verschillende droomfragmenten, aan de lijn van een halve cirkel, de oever van een meer, of een baai, een strandje, ergens in Zuid Europa.

In het eerste fragment is er een feestje bij mijn ouders thuis. Ik voel mij totaal niet op mijn gemak. De huiskamer en keuken staan helemaal vol met onnodige meubels. Ik kan er nauwelijks langs. Iedereen viert feest, maar ik heb het totaal niet naar mijn zin. De meubels staan mij in de weg, en ik vind het maar raar dat de anderen helemaal geen last hebben van de meubels, alsof alleen ik degene ben die deze kan zien en er tegenaan loopt. Mijn neefje maakt gaatjes in het tafelkleed, en ik word hier heel boos over, wat niks voor mij is, want wat kan mij zo'n tafelkleed schelen. Ik zeg dat het nu niet meer bruikbaar is, dat ik het zo kan weggooien. Ik ben woedend.

In het volgende fragment ben ik weer opgenomen, zonder dat ik weet waarom. Dat is een droom in dezelfde vorm, die vaker terugkeert. Het is niet naar, ik stem er wel mee in, en ik vind het ook wel fijn om even niets te hoeven. De mensen om mij heen zijn vriendelijk (medepatiënten), het verplegend personeel is zorgzaam, het is fijn dat ik het met deze mensen mag doen, kan werken aan mijn herstel. Het is gewoon een open opname. Tuurlijk, je bent het liefste thuis, maar als dit voor nu beter is, dan vind ik het best ok. Het heeft ook voordelen. Maar als ik het dan even laat bezinken, dan word ik toch wel angstig. Want ik weet helemaal niet waarom ik hier eigenlijk ben, voor zover ik weet, mankeer ik psychisch niets. Ik maak me ook echt niet zo druk om 'het stempel', maar zie het meer praktisch: nu kan ik dus niet werken, en dat vind ik zonde, onnodig ook, omdat er niets met mij aan de hand is, en dan kan ik dus net zo goed werken. Het is geen ontkenning; er is echt ook niets aan de hand met mij, dus ik zit hier echt voor niets. En dat is dan zo'n gedoe! Ik werk in deze droom als praktijkopleider. Dat heeft op zich voordelen, want dan kun je je eigen tijd indelen. Dan valt er misschien nog wel wat te regelen.........
En ik kijk ook naar de toekomst. Want er is elke keer maar weer die opname, terwijl ik niet weet waarom. Hoe moet dat dan verder!? Zo kan ik toch ook niets opbouwen!? Er ontstaat toch wel een soort paniek en beklemming. De mede-patiënten zijn veel berustender. Blijkbaar zijn zij al aan die situatie gewend, of werken ze helemaal niet meer!? Ik kan dit dilemma dus ook niet met hen delen.
De medicijnen worden uitgereikt. Er is een mooie ochtend-herfstzon. Ik krijg verschillende kleuren medicijnen, en dat zijn stukjes van Lego-blokjes. Hoe krijg ik deze weg!? En wat heeft het voor nut!? Ik heb geen idee waar deze medicijnen voor dienen. Het lijkt net alsof er voor ieder maar gewoon willekeurig wat van de grote stapel gepakt wordt. Zo voor het oog, dat er 'toch wat gebeurt'. Ik weet echt zeker, dat deze medicijnen niets uithalen, en dat ik alleen maar last ga krijgen van de bijwerkingen. Maar ik laat het maar een beetje over mij heen komen. Ik zie wel wat ik ermee ga doen. Dan word ik met de schrik wakker, en voel mij belazerd...........nee he, niet wéér die droom dat ik ben opgenomen..............tegelijkertijd de opluchting dat het helemaal niet waar is, en vooral het gevoel van bevrijding.

In het volgende fragment ben ik met mijn collega bij de benzinepomp in Erm, en lopen wij in de richting van Sleen. Het schijnt dat de late dienst opgedeeld is, en dat dit in het naburige café besproken is, of nog besproken moet worden. De collega zegt, dat ze mij hierover een berichtje heeft gestuurd. Ik zeg dat ik dat niet gelezen heb, omdat ik officieel nog vakantie heb. Daar heeft zij wel begrip voor. Uiteindelijk zal de verdeling van de cliënten heel duidelijk worden, en goed te doen. De weg is donker, en we hebben allebei geen zaklamp bij ons, maar er is wel een heldere sterrenhemel, en bovendien zijn we samen. We komen hier wel uit.

Het is een enorme stap, dat ik er nu niet langer meer alleen voor sta. Dit heeft ook te maken met het feit, dat Hessel zei 'verzin zelf een goede afloop van je droom'. Dat heb ik dan dus blijkbaar onbewust toch gedaan, en blijkt dus mogelijk te zijn! Ik heb in ieder geval heel duidelijk backup geregeld. Dit gemeenschapsgevoel heeft ook wel te maken met de Buitenkunstvakantie Randmeer, waar ik het gevoel had, dat we één grote familie waren. Een grote stap voorwaarts dus!!!!

woensdag 30 augustus 2017

Verdwaald

Een levensechte droom, vroeg in de ochtend gedroomd.
Met de schrik wakker worden van 'oh, het is gelukkig maar een droom'.

Ik ben bij een cliënt in de thuiszorg geweest. Het is een rustige dienst. Ik heb vandaag nu nog als enige dienst, en dus ook de bereikbaarheidsdienst. De zorg voor de resterende cliënten kan ik op mijn gemak doen, en is niet van urgente aard.

Het is een prettige dienst, en het is mooi weer. Ik wil naar de auto lopen. In de droom heb ik een grote grijs / antracietkleurige bus, met gele reclame, en ook een ruitmotief in geel. Het is geen reclame voor de thuiszorg, maar voor één of ander garagebedrijf. Ik kan dit niet direct met elkaar in verband brengen. Het schijnt dat ik ook heel gemakkelijk in staat ben om dit busje te berijden, dat ik er vertrouwd mee ben, dat het echt mijn busje is, dat ik ermee kan lezen en schrijven. Dat verbaast mij wel, want ik wist helemaal niet dat ik in een busje kon rijden!! Het valt mij op dat het een busje is in een sterk rechthoekige vorm, dus met scherpe rechte hoeken, geen welvingen. Ik ben vol van zelfvertrouwen, en heb alles goed op schema, ben helemaal 'bij'.

Maar het volgende moment kan ik het busje niet vinden! Ik begrijp er niets van..........zeker in de volgende straat geparkeerd. Wat gek, want dat weet ik helemaal niet meer. Nee, daar ook niet. Hoe nu verder? Wel, ik ben er gewoon rustig onder, want ik loop vooruit op de tijd, dus alle tijd.

Dan volgt er een zeer onrustige fase, die voor mijn gevoel wel uren en uren duurt, en waar geen einde aan komt. Ik kan het busje nergens meer vinden, en ik herken ook de omgeving van mijn eigen dorp niet meer. De cliënten wonen in en om het dorp, en het zou zelfs te lopen zijn. Misschien nog een, twee, hooguit drie cliënten, die het allen prima vinden als ik eventueel wat later kom. Het was eerst half 12, einde van de ochtend, en als ik na een tijd weer op mijn horloge kijk, zie ik tot mijn schrik dat het al 20 voor 2 is! De cliënten zouden nu ook om mij bezorgd kunnen worden, en dat geeft hun onnodig extra veel stress. Maar er heeft nog niemand gebeld op de bereikbaarheidstelefoon, en ik heb het zelf te druk met mij concentreren op het vinden van de juiste weg, om zelf te bellen.

De stress en de onrust nemen toe. Ik pas een ijzersterke discipline toe, blijf heel rustig, ben heel daadkrachtig, ga steeds meteen de weg vragen, als ik een aanknopingspunt zie, voeg ik meteen de daad bij het woord. Geen paniekreacties, maar weloverwogen, overzichtelijk. Steeds als ik de weg vraag, hoop ik heel erg dat het geen bekende uit het dorp is. Want dan zou ik 'ontmaskerd' kunnen worden. Dan zou men zich afvragen waarom ik de weg in mijn eigen dorp niet weet. En ik begin mij er steeds meer voor te schamen, dat ik de weg niet weet. Maar gelukkig kom ik geen bekenden tegen, en alle voorbijgangers leggen het heel rustig en duidelijk uit. Het duurt tergend lang, maar toch lijk ik dichter bij mijn doel te komen.

Ik rijd ook nog een stukje met de bus mee, en weet op tijd waar ik weer moet uitstappen. Ondertussen kan ik duidelijk van bovenaf volgen welke wegen ik steeds neem. Deze wegen verlopen in een stervorm of bloemvorm in en om het dorp. Ik kom dus niet vooruit, maar draai steeds rondjes, in de hoop onderweg dan toch de bus tegen te komen, wat absoluut niet gebeurt. Ik vind het ook heel raar dat ik de omgeving in mijn eigen dorp totaal niet terug herken. En het lijkt meer op een stad.

De telefoon is een keertje af gegaan, maar steeds heb ik geen gelegenheid om op het scherm te kijken. Ik word steeds door andere dingen afgeleid. Het duurt voor mijn gevoel tergend lang, voordat dit eens een keertje kan. Als ik dan eindelijk het schermpje lees, dan blijkt dat een berichtje te zijn van een of andere reclame, waar je niet op in moet gaan. Daar ben ik wel opgelucht over. Dat ik niet plotseling ergens moet zijn, terwijl ik totaal niet weet hoe ik er moet komen.

Ik kan natuurlijk een collega bellen, en de situatie uitleggen. Maar ik weet totaal niet hoe ik dat moet aanpakken. Ook is het wel goed om de cliënten nu te gaan bellen. Maar ik staar voor een zwart leeg scherm, heb geen telefoonnummers, en heb niets bij me.

Keer op keer blijf ik elke keer erg rustig, handel ik rustig en weloverwogen, hoop ik maar dat niemand het in de gaten heeft. Als ik weer de weg vraag, word ik geleid door een weiland, en stap ik door de modder. Ik zal dan aan de andere kant van het heideveld uitkomen, maar dan zal ik de bestemming wel bereikt hebben. Kan niet missen, recht toe recht aan, maar het begint ook al te schemeren (ook al is het dan begin van de middag) en ik zak weg in de modder, omdat het veel geregend heeft. Hoe zorg ik ervoor, dat ik de koers recht houd? Onderweg word ik wel geholpen, maar ik heb geen idee hoe en door wie.

Uiterlijk is er nog steeds niets aan de hand, maar innerlijk is er zo'n enorme worsteling, dat ik inmiddels denk dat mijn korte termijn geheugen beschadigd is geraakt. Dat zou betekenen dat ik deze dienst niet af kan maken, en moet vragen of een collega het overneemt. Het zou ook betekenen, dat ik sowieso niet meer kan werken, en dat vind ik verschrikkelijk.

Het is een groot grijs gebied tussen mijzelf als persoon en de maatschappij om mij heen.
Dat grijze gebied zijn mijn hersencellen, die het laten afweten, terwijl ik altijd juist zo'n olifantengeheugen heb gehad.................


zondag 27 augustus 2017

Extra kamer

In de droom ben ik een motorrijder. Ik heb een afspraak bij de kapper. Dat is eigenlijk niet nodig, want ik ben twee weken geleden al naar de kapper geweest. Deze kapper wil er alleen maar geld aan verdienen. Ze vraagt er 15 euro voor. Normaal vraagt ze 20 euro. Ik sta er helemaal niet achter, en het is ook nog eens een keertje niet mijn eigen kapper. Maar ik heb de afspraak nu eenmaal gemaakt, dus vind ik dat ik niet meer terug kan.

Het blijkt nu, dat ik de afspraak heb tijdens mijn bereikbaarheidsdienst. Dat is geen probleem, want de afspraak is vlakbij mijn werk. Mocht ik een oproep krijgen, dan ben ik in korte tijd al bij de cliënt. Maar het wordt mij toch kwalijk genomen. Ik had die afspraak niet mogen maken.

Ik ga wel naar de afspraak, en op de terugweg rijd ik op de motor over de Bovendijk, in mijn geboortedorp. Ook loop ik een stukje over het pas aangeplante chrysantenbed van mijn vader. Het is opvallend dat de chrysanten in de buitenlucht geplant zijn. De rijen lopen recht, maar ook wel in golfjes. Het zijn helemaal geen chrysanten, maar kleine witte bloemetjes, gelijkend op gipskruid. Maar toch wordt er gezegd dat het chrysanten zijn, gericht op productie. Ben ik dan de enige van de familie, die het anders ziet? Ik zie witte bloemetjes, die hier gewoon rustig mogen groeien, niks geen druk van productie.

Het blijkt dat we andere kleding moeten dragen voor het werk. Ik werk niet in de thuiszorg, maar in het ziekenhuis. We moeten de kleding zelf ophalen en uitzoeken. Het lijkt wel een inboedel voor de Kringloopwinkel. Of sterker nog: de opbrengst van de lorreboer. De kleding is werkelijk tot de draad versleten. Maar toch moeten wij dit gaan dragen. Ik draag een jurk, die sluit als een judopak. Ik draag er niets onder, en ben steeds bang dat de riem loslaat.

Ik ben in het ouderlijk huis, en doe overloopkast open. Het is de kast met de deur met glas in lood. Tot mijn verbazing ontdek ik in de kast een trapje naar boven. Helemaal achterin de kast liggen bikini's van mijn moeder, in allerlei soorten en maten. Ze refereren naar een mooie periode op het strand. Het zijn mooie herinneringen van haar. Ze liggen helemaal achterin de kast, alsof ze niet gezien mogen worden. Ik loop heel voorzichtig het trapje op, naar boven. Aan de muur hangen kleine herinneringen, zoals een plaatje van Holly Hobbie. Ik bedenk mij dat het toch 'helemaal niet kan, zo'n trapje naar nog een etage'. Ik weet niet zo goed wat ik ermee aan moet, en daarom wil ik eigenlijk niet verder naar boven lopen.

Ik loop toch een paar stapjes naar boven, kijk links en rechts. Het is een kleine etage, met lage ramen in horizontale vorm. Er komt veel fel licht door de ramen. Het is een hele fijne, aangename ruimte. Ik kan verder niet zien hoe het is ingericht, ook omdat ik niet verder durf te kijken.

Ik denk erover aan mijn moeder te vragen of ik deze kast mag gebruiken, voor mijn eigen creatieve spulletjes. Het lijkt met erg handig, zo'n inloopkast. Maar dan bedenk ik mij dat dat niet nodig is, omdat ik thuis voldoende ruimte is.

In het dagelijks leven riep deze kast bij mij als kind een magische beleving op, vanwege de diepte in de kast: wat zou erin zitten!? Liggen er nog spullen die ik nog nooit eerder heb ontdekt? Ik ben in alle kasten van het ouderlijk huis geweest, en ik was altijd degene die alles opruimde en dit ook goed bijhield. Maar op de een of andere manier sloeg ik deze kast dan over. Dit, terwijl deze kast het meest voor de hand ligt, zo direct op de overloop, als je boven komt........

vrijdag 18 augustus 2017

Overzicht

Ik ben (weer) bij een cliënt. Ik ben mijn handschoenen vergeten, om de steunkousen aan te trekken. Het zijn speciale handschoenen. 'Toverhandschoenen'? Ik heb ze wel echt nodig om mijn werk te doen. Samen met een stagiaire ga ik op pad, om de handschoenen te zoeken. We zwerven door bossen en over heuvels. Ondertussen kunnen we - in het dal - de cliënt zien, met haar echtgenoot. Ze ligt heel lekker in bedje van struiken, heel comfortabel, en ze krijgt bezoek van de familie. Het lijkt allang weer vergeten te zijn, dat ik er ook nog iets moest doen, en nu naar handschoenen zoek. Ik zeg tegen de stagiaire 'wat maak ik mij ook druk, ik hoef helemaal niet te werken, ik ben met vakantie'. Ik krijg verder geen reactie van de stagiaire. Dan bedenk ik mij, dat ik helemaal geen stagiaire bij mij heb, dat het gewoon de jongere versie van mezelf is, en dat voelt heel prettig, vertrouwd.

Het is elke keer weer die uitdaging: er zijn mensen die deze ochtend geholpen worden, maar ik weet dat ik vakantie heb, dus wellicht is het gewoon niet echt, maar een droom. Maar ja, voor die paar procent kans dat het toch wel werk is dat deze ochtend af moet, kan ik het toch niet helemaal loslaten, en ik vind ook dat ik de mensen niet kan laten zitten, ook al heb ik dan vakantie.

Ik ben heel liefdevol een vrouw aan het verzorgen, Alles verloopt in alle rust. Er is tijd genoeg. Ik weet, dat er ergens anders nog een man wacht, op het aansluiten van een pomp. Die pomp ken ik wel, van het ziekenhuis. Het zal goed komen. Alles op zijn tijd. Het is een vriendelijke man, met een baard. Hij is wel heel ziek.

Toch ben ik er nog niet helemaal gerust op. Ik weet dat ik droom, en als ik niet droom, dan weet ik dat ik vakantie heb, en dus nu even niet de verantwoordelijkheid heb van een aantal cliënten onder mijn hoede. Maar onbewust blijft het mij toch bezig houden.

Dan komt er iets, dat eigenlijk voor alles een oplossing is. Hugo heeft ermee te maken. Hij heeft mogelijk geholpen, met het vervaardigen van deze oplossing. Hij heeft eraan meegewerkt, samen met andere jongens van zijn leeftijd. Het is een cabine aan een kabelbaan. Het is niet alleen een plaatsje om veilig te zitten. Het is ook een zusterspost. Vanuit deze cabine doen wij ons werk. En hier brengen wij de tijd door tijdens onze nachtdienst. Het is de centrale post, die cliënten kunnen bellen als ze ons nodig hebben. Deze post moet dus ook centraal zichtbaar en bereikbaar zijn. Dit hebben ze heel handig opgelost, door er een cabine van een kabelbaan van te maken.

De cabine glijdt heel zachtjes boven het landschap, terwijl de mensen slapen. De kabel is oersterk; er kan echt niets gebeuren. Je voelt je heel veilig in de cabine. Er is binnen ook ruimte genoeg, om je werk te doen.

We hangen boven het lappendeken van huisjes en velden, en rijden heel zachtjes lager het dal in. De kabel staat erom bekend, dat ie alle tijd neemt. Ik krijg weer de gedachte van 'he, dit kan toch eigenlijk allemaal niet............maar toch geef ik het voordeel van de twijfel'.

De zon is heel langzaam bezig met opkomen, en misschien is de zon ook wel de kabel, die alles regelt en regisseert, en ervoor zorgt dat dingen niet uit de hand lopen, maar alles op zijn tijd. Het is een bijzonder moment: de cabine kabbelt heel rustig aan het dal in (naar beneden), de zon komt heel langzaam op (omhoog), de ijle lucht van de nacht vermengt zich met het behaaglijke zonlicht van de dag, nog even, en het behaaglijke zonlicht wint het van de ijle lucht, maar de ijle lucht nu is vooral heel prettig, ook fijn om in te blijven (nog even in de nacht blijven, zoals de januarimaand), gewoon even rust, voordat de dag weer losbarst, nu even in die sereniteit blijven, graag................niet alles tegelijk.

Ik ruik de lucht ook, van ijl vermengd met warm, de geur van ijs vermengd met de geur van vuur. Dat is ook te zien in kleuren, namelijk frisblauw / grijs, vermengd met vuurgeel / oranje. Ik verlang naar beiden, en ik word juist nu ook getrakteerd op beiden, maar als ik mocht kiezen, dan kies ik nu echt nog voor net iets meer ijl en nacht, dit voor de rust, en het overzicht, maar vooral voor de grote behoefte aan overdenking in stilte, voordat het met iedereen gedeeld wordt.

En dank weer, voor deze mooie droom........

zaterdag 12 augustus 2017

Eigen regie

Gisteren nacht had ik een nare droom. Het ging weer, zoals het zo vaak gaat. Zoals ik al best vaak gedroomd heb, gedurende mijn leven. Dat ik bij een cliënt ben, dat ik in de knoop kom met de tijd, of dat ik de weg niet meer (terug) kan vinden, dat ik maar blijf zoeken en zoeken en dwalen, en dat het nergens toe lijkt te leiden, dat anderen gewoon verder gaan met hun leven en niets opmerken..............

In deze droom ging alles fout tijdens de verzorging, maar de cliënt maakte er geen punt van, omdat er een goede vertrouwensband was. Het was ook wel te overzien. In het werkelijke leven heb ik bv nog nooit een teiltje water laten vallen. Maar in de droom werd er wel gemorst met water (wellicht van spoelvloeistof). Dit gaf veel tijdoponthoud. Toen ik eindelijk klaar was met de zorg, wist ik niet meer waar de auto geparkeerd stond. Het was in het drukke centrum, terwijl ik in een rustig buitengebied werkte. En het drukke centrum kende ik niet.

Ik zwierf uren en uren door het buitengebied, en herkende de omgeving totaal niet. Veel niemandsland, industrie, braakliggend bouwgebied, kantoren, in een keer totaal nieuwe werkcomplexen met voorname mensen in sjieke kleding, enz. Opvallend was, dat ik uiterlijk rustig bleef, maar innerlijk was het een chaos. Ik kon door mensen heen lopen, en zij zagen mij ook niet. Het waren vooral dames die keihard werkten in de zorg, en die nu eindelijk hun welverdiende vakantie hadden gekregen. Het ging om de kerstvakantie. Ik zou ook bijna vakantie hebben, maar ik moest dus nog naar een paar cliënten, en ik kon mijn auto niet vinden, dus ik had nog lang geen vakantie, en ik was zo moe, zo moe, zo moe........

De dames waren sjiek gekleed, en kregen van alle kanten complimenten van hun bazen, onder het genot van een cocktail, en ik kon wel met hen meegenieten, ze hadden het dubbel en dwars verdiend, maar ondertussen werd mijn nood steeds hoger...................ik zat helemaal vol spanning............met de schrik werd ik wakker, en besefte ik dat het maar een droom was.................

Droom de volgende nacht:

In de zorg wordt gesproken over de eigen regie van de cliënt. In deze droom ging het om de eigen regie van de verpleegkundige. Ik had zo'n mate van eigen regie ontwikkeld, dat ik 'geslaagd was voor het leven', zogezegd. Alles was in kannen en kruiken.

Ik had nachtdienst gehad in het Scheper, en het liep tegen de ochtend. Ik begaf mij op de tweede etage. Er moest een papiertje met medicatie in orde gemaakt worden. Ik kon het bijna niet lezen. Het was een kopie, en kleine lettertjes. De apothekersassistente moest op die ochtend op veel plaatsen tegelijk zijn (alsof ze naar bevallingen moest) en zij stelde mij gerust: dit papiertje was helemaal super in orde, ik had het geweldig gedaan. Ze had alleen nog even mijn identificatie nodig, maar dit was meer voor de vorm, formeel, omdat het zo hoorde. Ik liep de trap af, om mijn pasje te halen. Nu zou het helemaal goed komen. Ik had er alle vertrouwen in.

De eigen regie werd gesymboliseerd weergegeven door een groen blokje (hetzelfde groene blokje waarin wij in het schema op de computer onze bereikbaarheid weergeven). Je kon dan een test doen, door langs alle zijden van het blokje te lopen, en te proberen met een bruin pijltje het blokje als het ware 'lek' te steken. Zou je dat gemakkelijk af gaan, dan zou het blokje (en dus de eigen regie) nog meer ontwikkeling behoeven.

Ik was dus meer dan geslaagd voor de test: het blokje stond als een huis, en het was helemaal niet mogelijk om er met een bruin pijltje doorheen te prikken. Hij kon prikken wat ie wou, maar het ging hem niet lukken. Het leek ook heel onlogisch, om met een pijltje door zo'n stevig en solide blok te willen prikken. Het was wel een vriendelijk pijltje, en goed bedoeld. Er werd gezegd dat ik ook respect moest hebben voor dit pijltje. Hij deed ook zijn best........

woensdag 9 augustus 2017

Huis aan de rivier

We hadden een huis gekocht in een Oostblokland, aan de rivier, of aan de zee. Een plaats waar ik vaker over droom. Die zee kan dan wild worden, en daarna juist weer heel rustig.
Bij aankoop had de rivier droog gestaan, en zag je de bedding. Dat was geen leuk gezicht. Nu had men er een laagje water in laten lopen, maar dat spuwde alle kanten op, heel wild. Toch kwam het goed. Het was onvoorspelbaar, maar niet gevaarlijk. Er was een man, die mij dat liet zien.

Ik begaf mij binnen in het huis. De anderen waren op stap. Ik bleef de hele dag binnen. Net zoals in India, toen ik heel ziek was. Maar ik vond het niet erg. Eindelijk rust. Veel kleurpotloden. Fijn de hele dag mandala's tekenen. Saai, maar nu goed voor mij.

Het huis bleek onderdeel van een vakantiepark te zijn. In de wandelgangen een zwembad, met spelende kinderen. Gezellige ruimtes. Ik mocht er gaan zitten. Die extra ruimte gaf een prettig en veilig gevoel. Ik deed het niet, maar dat was niet erg.

Slaapkamer 'binnenste buiten' op het strand, met matrassen.

Een oudere vrouw met netje voor haar gezicht, en kinderen die afscheid van haar nemen. Een vrouw komt met een baby in een glazen kistje. Ze toont het de vrouw. 

zondag 6 augustus 2017

Tentamen archeologie

Droom, nav een boek dat ik kocht, over het verband tussen 'opruimen en kunst'. De kunstenaar ziet opruimen in feite als een vorm van kunst (ordenen). Dit boek geeft mij een antwoord op de vraag, waarom ik mijn hele leven al spullen verzamel, orden, verschuif, opruim.......

Het heeft dus blijkbaar (onbewust) toch te maken met een kunstzinnige manier van in het leven staan (associatief denken).

Overdag had ik gezocht naar een link tussen het kunstzinnige en de penvriendschap met mijn vriend uit Duitsland. Het onbewuste heeft het net zo makkelijk overgenomen, want kwam met een antwoord, nav de archeologie.........

Archeologie is immers ook verzamelen, zoeken, ordenen, enz.......

Hier de droom:

Ik schrik wakker uit de droom, en zeg nog net niet hardop de worden "Doe het"!! Het is een beetje een schrikdroom (nachtmerrie is een groot woord), en ik ben in ieder geval heel boos. Ik moet mij er eerst van vergewissen dat het echt 'maar een droom is', en ga dus even uit bed.

Vervolgens toch maar wat korte notities in mijn dromennotitieboekje, en die ga ik nu dus uitwerken (dank je wel, dromen-notitieboekje).

Het blijkt, dat ik een tentamen archeologie moet maken, op locatie Buitenkunst Elp, dus in de buitenlucht, samen met een heleboel andere camping-gasten. Mijn vriend uit Duitsland is de leraar, en hij is een strenge leraar. De anderen weten niet, dat wij elkaar kennen. Hij moet eerst even naar het toilet. Oh, denk ik......dan kan ik ook nog wel even rustig naar het toilet (ons kent ons, hij zal het wel niet zo nauw nemen). In feite is hij dus één van de Buitenkunstdocenten, en staat archeologie dit jaar nieuw op het programma!!!

Het is erg belangrijk dat ik ga slagen (zoals bij het afrijden voor mijn rijbewijs, dat gevoel). Ik wil de spanning er een beetje af halen, door dus eerst op gemak naar het toilet te gaan. Vervolgens kom ik te laat aan, en zijn de anderen al fanatiek begonnen (houten stoeltjes op het Buitenkunstveld, waar anders de tenten staan). Mijn vriend zwaait van een afstand naar mij, en geeft mij een knipoog, gaat dan vervolgens voorover gebogen met de ene been over de andere serieus verder in zijn rol als docent (een soort intellectueel).

Ik mag overigens in het geheel niet laten blijken dat wij elkaar kennen, en ik mag niks zeggen. Ik krijg daar ook geen gelegenheid voor, dus dat is makkelijk.

Ik doe enorm hard mijn best op het tentamen, maar ik krijg niet eens de kans om het op gemak door te lezen, omdat ik continu word afgeleid. Eerst moet ik op een poes letten, die wegloopt, vervolgens moet ik op een jong kind passen, dat steeds huilt, en ik troost haar met alle geduld van de wereld, maar het haalt niets uit, het is water naar de zee dragen. Ondertussen tikt de tijd door, zijn de eerste studenten al klaar met het tentamen, heb ik het nog niet eens kunnen bekijken, leg ik steeds de prioriteit bij mijn omgeving, terwijl ik dat eigenlijk niet wil.

Mijn vriend uit Duitsland geeft mij - zo subtiel mogelijk, zodat niemand het merkt - enige aanwijzingen, en ik mag uitwijken naar een andere plaats, waar ik mij hopelijk beter kan concentreren. Dat is helemaal aan het begin van het terrein, de allereerste aankomst voor gasten zogezegd. Op zich ben ik blij dat ik nu de gelegenheid krijg om mij af te zonderen, maar ik houd mijn hart vast, want op deze plek heb ik de verantwoordelijkheid voor het gehele reilen en zeilen van de groep mensen alhier (en dan heb ik het nog niet eens over de mensen die nog komen).

Het lijkt veel te ingewikkeld, maar blijkbaar heeft het ook een bedoeling dat het mij nu zo moeilijk wordt gemaakt, want zo heb ik in één keer wel het overzicht over de hele camping, over wat mensen doen en laten, en krijg ik ook in een razend snel tempo nieuwe inzichten, hetgeen uiteindelijk een rust geeft die ik op een andere manier niet had kunnen bereiken. Maar pfff, het valt niet mee.....

Ik begin toch ook snel inzicht te krijgen in het tentamen archeologie, terwijl ik op geen enkel moment het tentamen heb kunnen inzien. Blijkbaar leer ik dus op een andere manier, die ook nog eens veel vlotter gaat.

Ik krijg van mijn vriend allerlei 'geheime verzamelingen' aangereikt. Blijkbaar kunnen anderen die verzamelingen niet zien. Het zijn echt prachtige verzamelingen, met veel kleuren, heel origineel en kunstzinnig aangelegd.

Het gaat o.a. om het volgende:
- een ovale houder met allerlei make-up spulletjes, op een bepaalde manier te rangschikken;
- een kijkboek (zoals je dat van behang hebt) met 'geplette petjes' uit New York;
- dit in allerlei soorten en maten, oa een lichtblauwe kleur, en een dieprode kleur met grote letters;
- ooit het bezit geweest van hele rijke, maar ook hele arme mannen;
- een kijkje in de gymzaal van vroeger, in de Raaphorst;
- een kijkje in het moment van vroeger, dat ik met mijn moeder sandalen kocht bij Ruygrok;
- een afdruiprek van diep bruin keramiek.

Ik besef dat het tentamen dus helemaal niet moeilijk is, dat het slechts gaat om een invuloefening, dat ik eigenlijk alles al weet. Ik weet dat mijn vriend glimlacht, maar hij mag hier niet aanwezig zijn, hij is nog bij de andere mensen en mag hier niet naartoe komen, maar ik weet dat hij glimlacht van dat kan jij makkelijk Es.

Ik word dus net weer een beetje blij, en vooral erg opgelucht. Nu gaat het lukken!! Vol enthousiasme ga ik aan de slag met de spullen en aanwijzingen, het is nu drie-dimensionaal geworden, in plaats van alleen zo'n wit papiertje.....wat een meerwaarde!!

Ik leun op een dikke boomstam (van een afgezaagde boom), alsof ik een toespraak in het bos houd, maar nu ben ik nog druk bezig met mijn raadsels. Dan komt er plotseling een tweetal brallende studenten aan, ze roken een dikke sigaar, zijn heel luidruchtig, komen vlak naast mijn staan, nemen al mijn ruimte in. In verzoek hen om ergens anders te gaan staan, leg de situatie uit, maar ze horen mij gewoon niet, en als ze mij eindelijk opmerken, luisteren ze gewoon niet.

Nu zie ik, dat dit een pauze-plek is, voor de mensen van het tentamen, en dat het dus blijkbaar legitiem is om hier herrie te maken, te roken, enz. Wat nu!? Ik kan niet langer mijn geduld bewaren, en ontplof.

"Ga weg, ga weg................ik smeek het je, ga weg!"

"Doe het, doe het
doe het!!!" roep ik wanhopig.

Ze reageren lacherig, en er is geen beweging in te krijgen.

"Doe het NU!!"

Dan druipen ze lacherig af.

Ik voel me er heel naar onder, voel mij respectloos behandeld..........

Word dus heel boos wakker, met die woorden: "Doe het nu!!"

Verschillende dromen

Ik zit met Hessel op een bootje, of ik wacht op bus of tram, ergens bij Rotterdam cs, maar die voert dan wel over het water. Het begint te schemeren. We hebben ons lang voorbereid, en nu gaan we dan eindelijk vertrekken. Er moet nu niets meer tussen komen. Een chauffeur of schipper zal ons veilig overbrengen. Misschien is het de andere kant van de weg, of de andere kant van het water. Dat kan ik niet echt zien. Belangrijk is, dat wij ons nu concentreren, en niet al teveel gestoord worden door elementen van buitenaf.

Ik kijk nog even over de rand van de houten boot naar de kade, als we op het punt staan om weg te varen. Een jongeman, die verliefd is op Amber, staat daar aarzelend aan de kant. Ik voel dat ik voor hem moet zorgen, terwijl Hessel gericht is op het vertrek. De jongeman vraagt 'of Amber zin zou hebben om met hem in een vissersboot de Noordzee over te varen'. Ik ben erg verbaasd over de vraag. Hij kijkt er heel serieus en wat hulpeloos bij, en heeft een serene uitstraling. Ik zie zijn gestalte ook kleiner worden, omdat we dus blijkbaar toch al weg varen. Ik kijk Hessel vragend aan van 'wat moet ik antwoorden', en dan zeg ik - heel eerlijk - dat het mij lijkt dat dit Amber op den duur zou vervelen, met een vissersboot op zee. Ik wil de jongen ook niet teleurstellen, door het mooier te maken dan het is. Tegelijkertijd vind ik het ook een verantwoordelijkheid, om namens Amber te spreken.

Ik kijk nog een keer naar de kade, maar de jongen is al verdwenen. Nu is de boot overdekt, en kijk ik door een raampje. Dat voelt overigens wel zo veilig. Het voelt wel wat ontheemd, dat de jongen nu verdwenen is. Anderzijds geeft dat voor mij ook wel de bevestiging, dat ik dus blijkbaar niet voor hem hoef te zorgen.

In een andere droom zit ik in de bus, van Hoogeveen naar Emmen, en rijden we door Gees. Ik luister naar een gesprek van jongeren, die heel hard praten. Een jongen zegt heel stellig, dat hij 'op de tekenschool zit', maar dat hij het duidelijk niet naar zijn zin heeft. Hij wou eigenlijk naar 'de deeltijd fiets-opleiding', maar daar kon hij niet naartoe, want daar zitten allemaal jongeren die hem op de basisschool gepest hebben, en dan zou hij weer 'geen leven hebben'. Ik vond de jongen erg zwak en klagerig en slachtofferig overkomen. En volgens mij viel het ook alles mee, met het pesten door die anderen......

De bus kan niet verder rijden, omdat spullen uit Ambers kamer de weg gedeeltelijk blokkeren. Het is net te smal voor de bus, om te passeren. 

zondag 30 juli 2017

Verschillende fragmenten

In de droom ben ik bij een patiënt, die even lekker een dutje gaat doen, terwijl ik sta te wachten om hem te gaan helpen. Ik zeg hier iets van, en hij zegt nou, jij staat toch ook eerst nog te praten, jij maakt toch ook geen haast? Ik sla een beetje dicht, en heb het gevoel dat ik steeds maar moet aanpassen. Later is hij heel lang aan het zingen (zingt wel mooi), en kan ik nog niet beginnen met de zorg.

Ik zie een houten ouderwets vitrinekastje, in een hal van een boerderij, ergens in een hoek. Het is een mooie post. Het kan ook wel de entree van een hotel zijn. Het kastje wordt gefilmd, en er wordt ingezoomd op het onderste gedeelte van het kastje. Dat bestaat uit twee houten deurtjes, die beschilderd zijn in roze en blauw. In het kastje worden wasmiddelen en schone kleding bewaard. Links van de vrouw, en rechts van de man. Het is de opdracht om dit strikt gescheiden te houden. Het één mag niet in aanraking komen met het ander.

Ik ben met een groep drukke kinderen in het zwembad. Samen met een man ben ik de coach van de kinderen. De man biedt de coaching in het zwemmen en bewegen. Ik bied de morele ondersteuning, die minder zichtbaar is (de man is fysiek heel bezig en alert, om de kinderen in het gareel te houden, wat wel nodig is, ik ben meer de onzichtbare kracht).

Ik houd een vrouw in bescherming, onder water. Ik vraag haar, of het wel kan, onder water, of ze dan niet verdrinkt. Ze zegt dat dit niet het geval is, dat dit juist een veilig gevoel geeft.

Dan ben ik met de vrouw op de kade in Volendam. We zijn de vrouwen van vissers. We kijken uit op de vissersboten. We moeten steeds zo ontzettend lachen, dat we er bijna in blijven. We zijn goed gebekt, en zeggen alles wat we denken. Misschien wel iets te fel naar anderen, maar voor onszelf geeft dat niet. We zien eruit als feminstes, in gekleurde kleding. De andere vrouw draagt een bril in blauw montuur. 

zaterdag 15 juli 2017

Twee patiënten

Ik werk nauw samen met een team in het ziekenhuis. We zorgen voor twee terminale cliënten. Er is één cliënt overleden. Mijn gevoel zegt, dat ik bij de andere cliënt moet gaan kijken. Ik heb hem nog niet eerder ontmoet. Hij ligt er slap bij, en heeft gebraakt. Ik roep snel mijn collega's. Zij zijn in overleg met de arts, bij de andere cliënt. Ik val voor een moment stil (die stilte is heel belangrijk), en dan zeg ik, dat ze snel moeten komen. De man is zojuist overleden. Hij ligt er rustig bij. Maar het ziet er ook heel verdrietig uit. Iedereen heeft de man goed gekend. Ik kende hem niet. Men is heel betrokken met elkaar. Dat voelt heel warm. Ik denk maar hee, ik werkte toch niet in het ziekenhuis? Blijkbaar toch wel. Een collega stapelt snoepgoed op het rekje van een rollator. De man spaarde snoepgoed. Reepjes met rood papier. Allemaal dezelfde. En ook nog iets van rood. Iedereen is liefdevol bezig met de laatste zorg rondom de twee patiënten.

Ik krijg de boodschap van het woord 'Teunisbloem'. 

Twee dromen

Ik droom dat ik in een nieuwe woning ga wonen, maar deze is al ingericht met spullen van de vorige bewoner. Het is de bedoeling, dat deze spullen blijven staan, en dat er niets aan veranderd hoeft te worden. Het is de inrichting van een vrouw, die heel doorleefd in het leven heeft gestaan, en onlangs is overleden. Er zijn veel dikke Perzische tapijten. Ik wil er doorheen kijken, maar dat lukt moeilijk, de stof is te dik en te oud.

Het is een hele bijzondere oude dame geweest. Het is een groot verlies dat ze niet meer leeft, maar tegelijkertijd is er vooral veel dankbaarheid voor haar leven, voor wat ze betekend heeft voor anderen, en het is ook een keer goed, ze heeft er zelf vrede mee dat het leven voorbij is, en zo is het voor de omgeving ook beter te accepteren. \

Ik loop wel wat onwennig rond in het huis. Het is enerzijds wel ingericht, maar er zijn ook gedeeltes die nog helemaal niet ingericht zijn. Dit zijn heel wit en blank. Zuiver, er schijnt licht doorheen, puur zonlicht, het ruikt heel zacht en fris, het lijkt ook wel water, zonlicht en tegelijkertijd water. ten, lan

Er zijn planten, persoonlijke spulletjes, briefjes, kaartjes. Opvallend is een grote cassette met blinkend zilveren sieraden, vooral fijne ringetjes, met diamantjes erin gezet.............

In een andere droom ga ik met Amber in een glazen lift heel hoog, nog hoger dan haar appartementje, zo'n beetje 'naar de hemel'. De hoogte lijkt grenzeloos, en het is één avontuur.

Dan ben ik weer in het studentenhuis in Leiden. Ik zeg tegen mezelf 'dat het nu eens afgelopen moet zijn, om steeds over het studentenhuis te dromen, of te denken dat ik daar nog woon'. Ik vind dus dat die periode maar eens afgesloten moet worden.

Ik kom huisgenoten van nu tegen, die ik dus niet ken. Zij kennen mij ook niet, en ik ben onzichtbaar, loop dwars door hun heen. Het valt mij wel op, dat zij hier onverschillig rondslenteren, alsof zij niet gelukkig zijn.

In een kamer ergens midden op de gang ligt een baby, op een eenpersoonsbed. Ik vind het vreemd dat er niemand bij de baby is, en ik besluit tot die tijd bij de baby te blijven. Ik verschoon zijn luier. Hij lacht heel leuk naar mij. Het lijkt wel alsof ik hem ken. We hebben dikke pret. Het blijkt de baby van de jongen te zijn, waar ik (bijna) voor het eerst verliefd op werd, als kind (in werkelijkheid heeft hij geen kinderen). Ik wil hem zeggen dat ik bij zijn zoon ben, en dat hij zo leuk naar mij gelachen heeft. Voordat ik naar de gang loop, wil ik zeker weten dat de baby veilig op het bed ligt. Hij rolt uit enthousiasme bijna naar de rand van het bed, dus ik zorg ervoor dat hij weer in het midden van het bed ligt. Het is een krachtige, stevige baby.

In de gang kom ik een andere huisgenoot tegen. Hij heeft donker haar en is klein. Het valt mij op, dat hij beschaamd van mij 'wegkijkt'. Ik loop de kamer weer binnen, om te kijken hoe het met de baby gaat. Daar ligt de (Turkse) vrouw van de jongen uit mijn jeugd, naast de baby. Ze blijkt dus de moeder te zijn, maar is vreemdgegaan met de jongen uit de gang.

De jongen uit de gang weet dat ik goed contact heb met de jongen uit mijn jeugd, en is dus bang dat ik het hem ga vertellen. Dat ben ik ook van plan, want ik ben woedend. Er is hem onrecht aangedaan, en ik wil het voor hem opnemen.......

woensdag 5 juli 2017

Snelweg

Deze droom tijdens een zeer intensieve middagslaap, na extreme vermoeidheid.

Ik begeef mij op de Hoornbrug in Rijswijk, in de richting van Delft. Ik ben daar mogelijk met het gezin van komaf, in de auto uit de jaren ´70. We zijn nog aan de kant van Rijswijk, en we staan op het punt om over de brug te rijden. Het is een hele brede weg, met veel stroken in dezelfde richting, zoals ook de weg uit Utrecht richting Den Haag. Alles verloopt echter gestroomlijnd, en er schijnt een vriendelijk zomers zonnetje. Alle automobilisten rijden behoedzaam en voorzichtig. Er is overzicht. Het is veilig. Men houdt rekening met elkaar. Heeft oog voor elkaar.

Nu ben ik daar met de stagiaire, of misschien toch ook wel alleen, in onze eigen auto van nu, en rijd ik naar een client in de wijk. Het is erg druk, spitsuur misschien, en het duurt nog wel even, voor dat we de brug over zijn. Die tijd kan ik niet wachten, want ik moet op tijd bij de volgende client zijn.

Plotseling stap ik de auto uit (op een van de middelste stroken). Ik weet niet waar ik de auto laat, en of deze nu in de weg staat, ik denk het niet, ik denk dat de auto samen met mij verdwijnt. Ik steek heel voorzichtig de stroken rechts van mij over. Dat kan nu wel, want het verkeer staat nu stil, men ziet mij en stopt voor mij. Het is wel een beetje spannend, strook voor strook, maar het gaat prima. Ik begrijp zelf niet zo goed waarom ik dit doe, maar er is een reden voor. Ik gebaar de andere automobilisten dat ik hun dankbaar ben, weet dat het zo niet helemaal mag, maar het is goed gegaan. Ik loop, vlak voordat de weg de hoogte in gaat met de brug, langs het hek aan de zijkant naar een zijweg, met klinkers, die parallel loopt aan de snelweg. Het is een 'eenvoudige' weg in vergelijking met de snelweg, maar wel van grote waarde, en een weg waar ik mij veel meer op mijn gemak voel, veel meer thuis ben, en dus zekerder van mezelf. Bovendien schijn ik zo sneller mijn doel te bereiken.

Vlakbij het water is een vriendelijke woning, niet grenzend aan het water, maar tegenover de snelweg. Het is het ouderlijk huis van de stagiaire. Ze is er zelf nog niet. Ik sta in het gangetje. Ik hoor de moeder vriendelijk roepen 'kom maar verder hoor!'. Het is er warm en knus en gezellig. Er komen mij allerlei huiselijke geuren tegemoet. In de droom kom ik nog niet de woonkamer binnen. Er is een tussendeur met een glazen raam, bewerkt met een tekening. Ik heb nog niet naar binnen gekeken. Er is een houten vloer.

Ik zeg tegen de stagiaire dat we lopende of fietsend naar het station gaan, en dat we zodoende veel eerder bij onze bestemming komen, in plaats van heel lang met de auto op de brug te moeten wachten in de file. Dat bedenk ik tot mijn schrik, dat mijn werktas nog in mijn auto ligt, en hoe kan ik nu verder? De moeder van de stagiaire stelt mij gerust (hoewel ik haar niet ontmoet). Het zal goed komen. Ik zie een beeld van mijn geparkeerde auto, met de tas op de passagiersstoel, ergens in een rustig park, aan de Delft-kant van de Hoornbrug, dus in gedachten is het doel al bereikt, gewoon per auto, alleen ik kies blijkbaar een andere methode, maar de auto met tas is allang gearriveerd, alleen ik zelf nog, en de stagiaire gaat mee, dus geen probleem, het komt sowieso goed, dat heeft de moeder mij ook duidelijk gemaakt. 

zaterdag 24 juni 2017

Vliegtuig

Het is een thema, dat vaak terugkeert in een droom. Ik zit in het vliegtuig, met andere mensen, die ik niet ken. Ik weet niet wat de eindbestemming is. Blijkbaar heb ik gewoon een vakantiereisje geboekt. De steeds terugkerende gedachte maar oh, ik kan die ticket toch helemaal niet betalen. Straks heb ik geen geld over, en wat dan. Maar ik kan niet meer terug. Ik zit al in het vliegtuig. Ik vind het helemaal niet nodig, en denk dat ik het geld hier helemaal niet aan had hoeven uitgeven. Maar het is al gebeurd. En al die bagage. Dat is toch ook een heel gedoe.

Ik probeer er nu maar het beste van te maken. De mensen om mij heen zijn vriendelijk. Er is een gemoedelijke sfeer. Ik voel mij veilig. Zoals heel vroeger, toen ik in mijn eentje reisde. Ik vond het spannend, maar voelde mij ook veilig, tussen de andere reizigers.
Er ligt een heleboel bagage om ons heen, van tassen, koffers, enz. Alles netjes verpakt. We wachten af welke richting het vliegtuig verder zal gaan.

Er wordt omgeroepen dat 'we gaan opstijgen naar Canada'. We houden ons goed vast, en gaan in één keer bijna loodrecht de lucht in. Ik denk dat het eng zal zijn, dat ik van alles zal voelen, maar dat is helemaal niet het geval. Het is eigenlijk ook heel gewoon. Voordat ik het weet, ben ik er ook al aan gewend geraakt.

Dan zit ik in de vertrekhal van Schiphol. Ik vul een enquete in. Dat is namens het hele gezin. Voor het invullen van die enquete moet ik een keppeltje dragen in een granieten asfaltkleur, wellicht van hard plastic of van lood. Dat keppeltje wordt op zijn plek gehouden door een koptelefoon. Die koptelefoon is dan weer aangesloten op de enquete, met knopjes. Die knopjes komen dan weer overeen met de knopjes in de cockpit van de piloot, in het vliegtuig dat verderop geduldig staat te wachten. Dit hele systeem is afkomstig van de Chinezen, en het is van groot belang dat ik die enquete voor hun invul.
Iedereen is allang klaar met de enquete, maar volgens mij heeft niemand deze volledig ingevuld. Ik vind dat ik deze wel volledig moet invullen. Ondertussen lopen de anderen baldadig om mij heen, en kan ik mij niet meer goed concentreren op de laatste vragen. Er is ook wel wat tijdsdruk. Het is 10 uur in de avond, en ik moet het vliegtuig halen. Bij de laatste vragen bedenk ik mij, wat de andere gezinsleden geantwoord zouden hebben. Ik probeer het tempo wat te versnellen, maar ik word steeds afgeleid. Ik ben in een Chinees restaurant. De Chinese mensen serveren maaltijden. Ze zien mij ploeteren. Ik vraag of ik nog veel tijd heb. Ze kijken mij begripvol aan en zeggen oh, maak je niet druk, genoeg tijd, maak maar rustig even af hoor.

Nu en dan valt het keppeltje van mijn hoofd, en gaat de koptelefoon scheef zitten. Ik vind het allemaal maar onrustig. Waarom wil ik het allemaal zo volledig afronden? Maar nog even een paar vragen, en dan is het klaar. Dan heb ik dit weer achter de rug. Dat is dan ook wel weer fijn. Dan kan ik het afsluiten........

maandag 12 juni 2017

Drie dromen

12 juni 2017:

Ik zit in de trein, en heb een aantal kampeerattributen bij mij. Ik kan alleen uitstappen, als ik ook alle spullen mee kan nemen. Als ik niet alle spullen mee kan nemen, dan 'gaat het feest niet door'. Dan kan en wil ik ook niet uitstappen. Het is o.a. een slaapzak in hoes, en een goed gevulde rugzak, solide en strak ingepakt.

Ik ben zeer alert op de te nemen beslissing. Het 'goed uitstappen' heeft veruit de voorkeur boven 'zo snel mogelijk uitstappen'.

Ik krijg het bericht door, dat ik 'kan uitstappen in Dalen, want dan ben ik al in Coevorden'. Het is niet duidelijk of de trein van Emmen of van Zwolle komt. Ik weet dus ook niet, of het in mijn voordeel is, om in Dalen uit te stappen. De trein zal van Coevorden naar Dalen naar Coevorden gaan.

Ik krijg het bericht, dat ik voorsprong heb als ik in Dalen uitstap, omdat ik dan al in Coevorden ben, en dus ben ik eerder in Coevorden. Ik laat mij niet afleiden door dit bericht, en denk even goed na wat ik zelf wil. Ik vind het op zich wel mooi, dat ik gestimuleerd word, maar ik vind het belangrijker dat ik echt mijn eigen keuze maak.

Na goed beraad met mezelf stap ik uit in Dalen. Het is een spannend moment. Met name het bij me houden van de slaapzak kost veel moeite, maar het lukt! Het scheelt wel veel dat de trein gelijkvloers is met het perron. Dat maakt alles nog een stuk gemakkelijker. Ik ben blij dat ik het gedaan heb. De kogel is door de kerk. Het station blijkt niet Dalen en niet Coevorden, maar Zwolle te zijn (dus nog een flinke stap verder dan verwacht!!).


Tuinpad

Ik begeef mij op het onverharde pad, op het erf van mijn vader van vroeger, toen hij nog tuinder was, naast het druivenkasje. Het is een voor mij magische plaats (ik weet niet waarom, zo waren er meer magische plaatsen in mijn beleving als kind). Rechts is nog de volkstuin van de fam van der P, met het groene houten huisje.

Ik ben halverwege, en ik zit vast in het zand. Ik kan niet vooruit of achteruit. Ik kan niet achteruit kijken. Dat is zeg maar de afspraak. Ik ben halverwege het pad, en denk 'waar ben ik aan begonnen', maar ik kan niet meer terug. Waarom heb ik gekozen kind te zijn in een ondernemersfamilie, die zo hard moet zwoegen om het bedrijf overeind te houden? Het is schijnbaar normaal in dit gebied, andere tuinders vergaat het net zo, maar in dit fragment zie ik de absurditeit en overbodigheid van al die stress, die vooral zo te maken heeft met status, je bewijzen, maar voor wie, voor wat, het mag het je niet waard zijn.

Het is eigenlijk een terugblik op mijzelf van een jaar of 10, en op al die stress om mij heen, van zo'n bedrijf, die ik allemaal absorbeer, maar waarom, voor welk doel, het is allemaal zo niet nodig, en waar en wanneer kom ik weer van die stress af? Op dat moment denk ik nog dat het 'van levensbelang is' (weet ik veel), dat het doorgronden hiervan een voorwaarde is om volwassen te worden. Een inzicht, dus.


Texel

We hebben met het gezin een vakantie gehad op een waddeneiland (Terschelling), en hebben een heel stuk langs de waddenkust gefietst, in de lage zon. Het vrije gevoel helemaal omgeven te zijn door water, zout op je huid. We gaan naar de plaats, waar de boot zal arriveren. De fietsen hebben we ingeleverd, ook al is dat niet zichtbaar in de droom. De waddenkust wordt onderbroken door een uitstulping in de zee, in de vorm van een sleutelgat, van asfalt, zoals ik dat vroeger als kind beleefde, als de weg opnieuw geasfalteerd werd, en ik verbaasd keek naar dat gitzwarte, warme 'goud', waar dan verse witte strepen op geschilderd werden. Op het ronde gedeelte van het sleutelgat is 'de vuurtoren van Texel' gebouwd. Ik weet niet of het precies dezelfde vuurtoren is, maar mij komt ter ore dat dit de vuurtoren van Texel is. De vuurtoren heeft een fris geverfde rode romp, en een spierwitte, pas overgeschilderde kop. Er zijn ook kleine raampjes.
In een volgend fragment zitten we met het gezin binnen te wachten op de boot, en we lezen wat in roddelbladen / de leesmap, zoals bij tandarts / internist. De kinderen zijn nog klein.
Dan begint Hessel te neuriën en te zingen, steeds harder aangezwengeld. Het klinkt heel prettig.
De man naast hem was eerst onopvallend aanwezig, maar begint nu in één keer mee te zingen. Het gaat volledig synchroon, en dat is betoverend, prachtig. Ik kom er niet tussen, en ik ken de tekst ook niet. Zij kennen het feilloos. Pas dan kom ik erachter, dat de man mijn vriend uit Duitsland is. Ik word er heel gelukkig van. Er is zelfs nog een derde man, die feilloos meezingt. Ik ben sprakeloos. De kinderen en ik worden er helemaal rustig van......