vrijdag 6 december 2019

Onrust

Erg onrustige droom.

Wiskunde examen. Weer dat steeds nadenken: moet ik nu wel of niet examen wiskunde doen? Maar ik heb helemaal niet geleerd! Ik heb het examen toch al gemaakt, vroeger? Hoe zit dat nu precies? Kom ik niet in tijdnood?

Er kwam een dominee in het ziekenhuis. Ik werkte in het ziekenhuis, in Emmen. De dominee kwam als een soort journalist. Ze wou kijken hoe het met de patiënten ging, en hoe zij verzorgd werden. Mogelijk wou ze zelf ook helpen met de verzorging. In het ziekenhuis was ik een teamleider. Ik legde haar uit dat ik niet meer actueel op de hoogte was. Voor mij was het ook 20 jaar geleden, dat ik er voor het laatst gewerkt had. Dat was geen probleem.

We kwamen in een kamer van een patiënt die ik nog wel kende. Ik wist alleen zijn naam niet meer. Ik keek door het sleutelgat, en tot mijn schrik lagen daar wel vijf patiënten op een matrasje op de grond. Ik keek rond op de afdeling en in het hele ziekenhuis. Overal lagen mensen op de grond. In de gangen, op de kamers. Het was overvol. Er lag een meisje te slapen tussen de glazen infuuskolven, die ook op de grond lagen. Ik probeerde de slangetjes veilig te stellen, en de kolven van de grond te halen, ivm hygiene, maar er was geen houden aan.

Ik stond aan het voetbalveld van Quintus. Het was op een terp gebouwd. Er was een voetbalwedstrijd gaande. Ik moest steeds achter mensen en kinderen aan lopen, om iedereen veilig te stellen. 


maandag 2 december 2019

Nachtmerrie

Deze droom was een nachtmerrie. Maar dat kan ook goed zijn. Dan kun je dingen wel goed verwerken. Ik werkte in een ziekenhuis. Ik hield op met dat werk, want het was te zwaar geworden. Nu ging ik er schoonmaken. Ik maakte schoon op een gang, en liep een patiëntenkamer in. Daar lag een man op de grond, infuusslangen naast hem, glazen infuuskolf was gevallen. Er stonden allemaal ziekenhuismeubels in de kamer. Ik kon er nauwelijks bij. Het eerste wat ik deed, dat was op de rode knop drukken. Ik kreeg de zusterspost aan de lijn, vertelde wat er aan de hand was en gaf het kamernummer door. Ik zei erbij, dat ze meteen moesten komen, dat zij de man kenden, en ik niet. Daarna zou ik mij meteen over de man ontfermen.  Het kamernummer stond op een  verfrommeld wit papiertje aan de muur, in zwarte cijfers geschreven. Het was moeilijk te lezen, maar ik wist zeker dat ik het juiste nummer had: 344.

Toen ik mij met de man bezig wilde houden, bleek dat hij al in bed was geholpen door een andere schoonmaakster. Ze zat rustig en intiem met de man te praten, een op een. Ik vond het ongelooflijk, hoe ze het in haar eentje voor elkaar had gekregen om de man in bed te helpen. Hij lag prinsheerllijk in het bed, en genoot zichtbaar van haar aandacht. Hij was ernstig ziek, maar nu in veilige handen. Misschien  las ze hem ook wel voor. Ze gebaarde  mij dat het goed  was, en dat ik verder kon gaan met schoonmaken. Ik ging weer op de gang schoonmaken, omdat het anders veel te druk was in de kamer, met ook nog al die meubels erbij. En in een bed tegen de muur lag ook nog een andere patient. Hij lag te slapen. De kamer liep in driehoekvorm, die in de punt uitmondde op de gang. De andere patient sliep tegen de horizontale lijn, de man met mijn collega tegen de schuine lijn, en tegen de andere lijn was een raam. Er hing een zwaar gordijn half voor het raam, het was grotendeels donker gemaakt, alsof de buitenwereld het niet mocht zien.

Het duurde een hele tijd voordat de verpleegkundigen kwamen, maar op zich was de man wel in goede handen, gelukkig. Ik veronderstelde dat ze het gewoon heel druk hadden. Toen kwam in een keer het 'crash-team'. Ze hoefden helemaal niets meer te doen bij de man, maar het leek wel alsof ze dat niet accepteerden. Ze gingen interessant doen, met infusen, en haast maken, en hardop en onrustig overleggen, en ze namen het mij kwalijk 'dat ik niet gehandeld zou hebben', en 'dat ik het verkeerde kamernummer had doorgegeven'. Die twee dingen waren niet waar, maar ik zei wijselijk niets. He he, eindelijk hebben we het goede nummer gevonden, riepen ze spottend. Ik dacht nou, je kent je eigen afdeling toch wel? Als je toch echt niet weet wat het kamernummer is, dan loop je voor de zekerheid toch een rondje? Of is dit te simplistisch voorgesteld? Ze namen het mij uiterst kwalijk, dat ik de andere schoonmaakster bij de man had gelaten, en zelf op de gang was gaan vegen. Want ik ben verpleegkundige, dus had ik hierin het voortouw moeten nemen.

Ik wilde uitleggen dat ik hier bewust voor gekozen had, en dat dat een reden had. Maar ze luisterden helemaal niet. Al snel kwam ik erachter, dat het hun er alleen maar om ging om mij te imponeren met hun zogenaamde deskundigheid, en dat zij het beter zouden weten. Maar ik zag bij hun nog geen greintje liefde voor de man. Heel even twijfelde ik, of ik inderdaad niet juist gehandeld zou hebben, maar toen dacht ik nee, dat is natuurlijk dikke onzin, wat hier beweerd wordt. Ze zaten tegenover mij op een rijtje en lieten even zien 'wat een sterke verpleegkundigen' zij waren, en dat ik dat werk toch echt niet meer aankon, in hun ogen. Ik dacht nou, je denkt maar en je zegt maar, maar ik mis het fundament, dus erg geloofwaardig kom je op mij niet over. Een van de vrouwen zei ja ja, je weet weel wie ik ben, en anders zul je er spoedig achter komen! Ze bleek bij mij in de buurt te wonen. Ik kende haar echt niet. Het was zogenaamd amicaal, maar dat was het natuurlijk helemaal niet. Ze droegen doktersjassen met allerlei interessante apparaten, pennen, enz, maar er zat geen greintje liefde bij. Ze konden het niet uitstaan, dat ze totaal geen vat op mij hadden.

Ik was zielsgelukkig dat Hessel mij kwam ophalen. De verpleegkundigen waren eindelijk weg. De lieve vrouw was er nog wel, maar onzichtbaar. Maar ik voelde haar aanwezigheid. Ze had zich ook niet bemoeid met de kwestie van de zusters. Ik vond het erg dat ze haar in positie zo laag hadden ingeschat, want ze was juist een vrouw met bijzondere gaven. En dan maakt het helemaal niet uit welk beroep je doet. Ze was zoals de Putzfrau in Oostenrijk, en misschien was ik ook wel een Putzfrau.

Ik liep met Hessel van de patient bij de muur, naar de uitgang van de kamer. Halverwege ontdekte ik tot mijn schrik de andere patient op een brancard, met een laken over zich heen. Ik zag nog wat vegen bloed op het laken. Het bleek dat de patient overleden was. Ik schrok ervan. Dit was mij niet verteld. Wat was er gebeurd? Nu ging ik mij alsnog schuldig voelen. Dat was erg zonde, want de patient was een natuurlijke dood gestorven, met de lieve vrouw aan zijn zijde, die hem verhalen vertelde en een washandje op zijn voorhoofd legde.......mooier kun je het niet hebben. Er had zich wel veel onrust in de kamer afgespeeld, van binnenstormende zusters, maar de man was daar volkomen van afgeschermd gebleven, alles was naar wens en op zijn manier verlopen, het was helemaal goed zoals het was. Daar zei Hessel: het is goed, we gaan naar huis. Wat verbouwereerd liep ik achter hem aan, omdat het allemaal nog niet zo tot mij doordrong.

Maar dit was nog niet alles. Ik moest het ziekenhuis nog uit zien te komen, en Hessel moest weer naar zijn werk. De zusters zeiden dat ik mijn werk als verpleegkundige niet meer kon doen, en dat ik in feite nergens voor deugde, wat ik ook probeerde. Ik was er vooral heel verdrietig om, dat ze dat zeiden, en ik begreep het ook niet. Wat voor belang heb je, om zoiets te zeggen? Ik had hen nooit iets aangedaan. Het voelde letterlijk als een steen op mijn maag, alsof mijn romp een harde klomp was. Ik wilde eigenlijk met hun in gesprek gaan, op zoek naar hun zachte kant, dat ze ook meer bij zichzelf zouden komen. Maar dat kon ik natuurlijk helemaal wel op mijn buik schrijven.

Daarom zwierf ik maar wat verder, niet wetende waar naartoe, en waar het op uit zou draaien. Ik liep continu over kronkelweggetjes door het ziekenhuis. Voor mijn gevoel liep ik alleen maar iedereen in de weg, en 'iedereen was druk aan het werk', en ik zou dan helemaal niet nuttig bezig zijn, in mijn gedachten, en alleen maar iedereen in de weg lopen. Er was een presentatie van een collega van de thuiszorg, waar ik als praktijkopleider werkte. Hij nam afscheid, ging met pensioen. Hield een toespraak. Dat was midden in het restaurant. Ik liep dwars over het podium, liep dus weer in de weg. Dat vond hij helemaal niet, maar ik zelf voor mijn gevoel wel.

Het was ook wel weer die open tuin, met lagen aarde in relief. Ik ging maar zo onzichtbaar mogelijk ergens zitten, en net doen alsof ik ook in het publiek hoorde. Dan had ik enige houvast. Maar toen keek ik op mijn horloge. Het was al kwart voor 12, dus ik moest aanwezig zijn op school. Dat haalde ik nooit! Ik zocht naar mijn tassen, die was ik ook al kwijt. Ik was maar steeds aan het zoeken. Zie je wel, dacht ik. De zusters hebben gelijk. Ik kan niks. Ik kan niet eens op tijd op school komen. Laat staan dat ik er kan werken.

Toen werd ik met de schrik en met een heel naar gevoel wakker. Dat is nu weer over, omdat ik de droom heb opgeschreven. 

zaterdag 30 november 2019

Voortuin

Ik loop door een woonwijk, ergens in Wateringen. Er staat een groepje ouders met jonge kinderen bij een tuin van een van de ouders. Ze staan met elkaar te praten, en groeten mij. Het is hartje zomer. Ik wandel heel rustig, en dan zak ik in een keer door mijn benen. Ik voel me daar echter helemaal niet vervelend bij. Ik blijf even op straat zitten, en krabbel dan heel rustig weer op. Alsof er niets gebeurd is, loop ik weer verder. Ik maak er helemaal geen probleem van.
Als ik dichterbij de mensen kom, loop ik zo via de tuin naar de achterdeur. Ik denk nou ja, waarom doe ik dit nou? Ik kom zomaar op hun prive-terrein. Maar ook de anderen schijnen dat heel normaal te vinden, en praten gewoon verder.

Vannacht werd ik wakker, na een droomfragment. Ik kwam met een groep vrouwen ergens vandaan, en we liepen langs een huis, dat vlakbij het strand van Zandvoort gelegen was. We waren druk in gesprek, en liepen vrij vlot. In de deuropening van het huis stond een vrouw, die heel ontroerd was, over de middag die wij samen hadden doorgebracht. Het was een hele bijzondere middag geweest, mensen hadden op hele spontane manier hun hart gelucht, het was gewoon zo gelopen, nu liepen we hier, om even een frisse neus te halen. De vrouw in de deuropening moest huilen van blijdschap en ontroering. Een van de vrouwen in mijn groepje vond dat maar overdreven. Ik zei niks, maar ik dacht bij mezelf: misschien moet je even verder kijken, dan zul je het wel begrijpen.

Ik was volop bezig met 'verhalen van anderen', maar dan op een goede manier. Ik vertelde de verhalen van anderen aan de rest van de wereld, zonder dat ik er zelf last van had. Het ging ahw 'door mij heen'. Ik vond het erg bijzonder, dat dit soort dingen mij vroeger heel erg vermoeid zou hebben, maar dat het mij nu juist verlichting gaf. Dat kwam, omdat ik meer afstand had genomen. Nu had ik het overzicht. Dat had ik vroeger niet. Ik stond nu een aantal meters verder van de situatie, waardoor het niet meer binnen kon komen. En ik schermde het nu ook goed af, zonder af te doen aan de verbinding tussen mij en de ander. 

woensdag 27 november 2019

De was

Ik ben in een nieuw huis, met allemaal afdelingen, waar ook andere mensen wonen. Het lijkt op een commune, maar ieder laat elkaar wel vrij, en met ruimte. Ik woon met mijn gezin op de benedenverdieping. Ik kan de was in de tuin hangen, maar ook op het binnenplaatsje. Ik kies ervoor om de was in de tuin te hangen. Ook ben ik bezig met het uitzoeken van kleine spulletjes, van zolder.

Dan in een keer, neem ik al die dingen mee de tram in! Waarom, dat is mij zelf ook onduidelijk. Daar zit ik, in de tram in Utrecht. De spullen liggen verspreid over de banken, en er zitten mensen hier en daar. Het geeft veel onrust. Het is niet zo erg als ik spullen zou achterlaten, maar ik wil toch alles bij elkaar houden. Er is een bak met kleine spulletjes, en een wasmand, die half open op een bank staat.

Nu blijkt, dat ik in Den Haag ben. Dat klopt beter, want in Utrecht rijden volgens mij geen trams. We rijden bij het Spui. Er wordt gezegd dat ik mij in een paradijs voelde, toen ik in Den Haag ging wonen, in het anti-kraakpand. Dat klopt ook wel. Ik was er zo zielsgelukkig mee. Plotseling klopte alles, viel alles op zijn plek! Men name natuurlijk het huis zelf, waar ik mij ontzettend fijn voelde. Maar ook de vrijheid, dat ik zomaar even de stad in kon, naar een bioscoop of uitgaan. Dat ik aan niemand verantwoording hoefde af te leggen en niet afhankelijk was van vervoer. Dat ik midden in de nacht kon besluiten om nog even in mijn eentje naar 'Iets Vrijers' te lopen. Dat was een prachtige tijd!

Op het Spui stap ik uit, neem al mijn spullen mee (het is wel wat veel werk, maar het lukt). Dan neem ik de tram weer terug, naar de wijk Bouwlust/Vrederust, mijn eerste werkplek in Den Haag. Het lukt allemaal, maar dan denk ik dat het ook gemakkelijker had gekund, dat ik met de auto had kunnen gaan. Het is nog de witte Golf.

Ik ben op een kraamfeest, met vooral jonge mensen met kinderen. Het is in een grote tuin, met perkjes op verschillende hoogtes, en veel kersverse aarde, het ruikt lekker. Het is misschien ook meer, dat ik hier even om het hoekje kom kijken: alles verloopt naar wens. Ik kan weer verder trekken. Ik probeer 'stilzwijgend' te vertrekken, maar het blijkt dat ik nog zware baby-sokjes bij me heb. Ik weet even niet waar ik deze moet laten. Ik wil niet dat er een kindje met blote voeten is, maar ik wil ook niet opvallen. Dus ik laat de sokjes op een bistro-tafeltje achter, en vertrek. 

maandag 25 november 2019

Gesloten afdeling

Een droom, die vaker terugkomt: ik was weer op de gesloten afdeling, ik wist weer niet waarom, het ging toch goed met met, het gevoel 'iets fout te hebben gedaan, want anders zou ik hier toch niet naartoe gebracht worden', en geen idee wat je dan fout hebt gedaan.

Ik was er misschien al, en anders zou ik er gebracht worden. Het was ook weer zo, dat ik precies de regels kende, en het personeel, en het dagprogramma. Ik verzamelde zelfs al spulletjes voor het dagprogramma, zoals handwerkmateriaal voor de creatieve therapie, en ballen voor het sporten.

Ik zat op de bank in het vorige huis, en kon voor het oog geen kant op, omdat ik weer in een ernstige crisis zou verkeren. Maar inwendig was er gewoon helemaal niets aan de hand, integendeel, het ging juist heel goed met mij. Maar ik moest dat dus verbergen, want ik moest eraan 'meedoen', dat het niet goed met mij zou gaan, anders hadden de anderen geen 'belangrijke taak', en dan hadden ze dus ook 'geen aanzien', en daar konden ze niet mee omgaan. Dus hun gevoel van eigenwaarde verliep dan blijkbaar 'via mij'. Dat voelde trouwens wel griezelig. Ik dacht nou ja, als het dan zo moet, dan werk ik wel mee, inwendig weet ik wel beter.

De deur naar de keuken stond open, en bovenop de deur lagen de broodjes voor het ontbijt, in het paviljoen. Het deed ook wel denken aan de Center Parcs huisjes, en dat er aan de huisjes brood gebracht werd, ivm de ontbijtservice. Ik vond het allemaal maar een rare toestand. Was liever bezig met de dagelijkse dingen, zoals werken, iets goeds doen voor anderen, buiten de deur.

Onderliggend weer de voortdurende beklemming: blijkbaar staat het buiten kijf dat ik weer achter gesloten deuren moet, het voelt toch een beetje alsof je een crimineel bent, terwijl je niets gedaan hebt. Je doet juist alleen maar goede dingen. Dat anderen voor jou bepalen. Dat je ook niet weer, wanneer je dan weer weg mag. En wat de reden is dat je ofwel langer moet blijven, ofwel al eerder weg mag. Wie bepaalt dat, en waarom dan? 

zondag 24 november 2019

Reis

Ik was met een groep mensen op reis. We bezochten allerlei plaatsen, en gingen toen weer verder. Het waren ook wel een soort bedrijfsbezoeken. Het was erg interessant, en totaal niet vermoeiend. Dat kwam, omdat het vooral interessant was, en omdat we er helemaal klaar voor waren. Ik nam een beetje de leiding, omdat ik de verschillende locaties al heel goed kende. Dat was alleen van heel lang geleden, dus was het wel fijn, dat er ter plekke voorlichting gegeven werd, over de actuele ontwikkelingen.

We namen ook deel aan een politiek debat. Er zaten allemaal serieuze mensen in jasje dasje en mantelpakje, heel serieus te vergaderen en debatteren. Het was in een college-zaal-opstelling, maar in een halve cirkel, zoals in de Tweede Kamer. Ik vond het raar dat er helemaal geen grappen gemaakt werden. Er was een te serieuze stemming. Ik nodigde mijn medereizigers uit, om tussen deze mensen te gaan zitten. Eerst aarzelden ze, maar ik zei nee hoor, je kunt het gewoon doen. Dus deden ze het, ze waren over de drempel, er was hilariteit, maar iedereen deed meteen mee, het was sfeer-verhogend, de mensen die daar waren vonden het ook helemaal prima.

Er was een overzichtje, zoals de wijzer van de benzinetank, op het dashboard van de auto. Bij de streeptjes stonden de namen van de reeds aanwezige mensen. Ik schreef onze namen er met licht potlood tussen. De anderen schrokken daar wel van. Kan dit zomaar? Ja hoor. Wij horen er net zo goed ook bij. Ieder heeft zijn/haar bijdrage. Hoe groot of klein ook. Ja. Dat was ook wel zo. De anderen waren er wel trots op, dat hun namen er nu op stonden. En ik ook. Ik schrok ervan, dat ik dit gedurfd had. Maar ik had het toch maar mooi gedaan. Het voelde wel 'eng', maar nu kon ik ook niet meer terug. Het was goed, zoals het gegaan was.

In een ander fragment stapte ik uit de taxi, zoals in de film, die ik deze week. Ik vroeg - net als in de film - aan de taxichauffeur om even op mij te wachten. Dat was prima. Ik kwam in een gebouw of huis, met vele verdiepingen, met open verbinding tussen de boven-en onder-verdiepingen. Het was er groot, ruim, licht, schoon, wit, fris. Dat was enerzijds een voordeel. Alles stond met alles in verbinding. Waar ik wel heel erg aan moest wennen, dat was dat ik mij dus niet meer 'onzichtbaar' ergens kon terugtrekken, op deze manier. Ik zag wel, dat dit 'de moderne tijd' was, maar ik had echt veel tijd en ruimte nodig, om hier aan te wennen. Ik stond wel degelijk achter dit concept, maar het vroeg van mij gewoon even een behoorlijk grote transformatie. Dat was niet erg, prima, genoeg tijd.

Ik moest op verschillende verdiepingen tegelijk zijn, verschillende mensen deden een beroep op mij, ik had niet altijd het overzicht, deed mijn best, overvroeg mezelf niet. Er was ook nog een sjieke vrouw. Ik moest haar helpen met douchen. Het duurde allemaal heel lang, omdat ze veel sieraden droeg, en laagjes sjieke kleding. Dat ging allemaal eerst heel langzaam uit, en toen weer heel langzaam aan. Ik had er niet op gerekend, dat ik deze vrouw moest helpen. Nu moest de taxichauffeur veel te lang wachten. Ik dacht nou ja, het is niet anders. Het is niet ideaal, maar dit overkomt mij nu. Maar weer het beste van maken.

Uiteindelijk ging het gelukkig redelijk vlot met de dame. Ze was me dankbaar, en zei dat ze het verder zelf af kon, dat ik iemand anders kon gaan helpen. Ik zag ook, dat het prima ging. Dus nu kon ik rustig naar de taxichauffeur lopen, het uitleggen. Alles op gemak. 

donderdag 21 november 2019

Paspoort

Ik was met het gezin in het buitenland. We gingen naar een strand. Het was het Noordzeestrand, maar het kon ook wel een meer in het binnenland zijn. Het zag er een beetje kaal en woestijnachtig uit. We waren hier een paar dagen geweest, en hadden heerlijke dagen gehad. Nu zouden we weer terugreizen naar Nederland, maar we waren de paspoorten kwijt. Hessel ging bellen en informeren wat we nu precies het beste konden doen.....

Huis

Ik ben bij een vriendin op bezoek. Ze heeft net een nieuw huis, en laat dit trots aan mij zien. Ze heeft echt wel haar best gedaan om er iets van te maken, maar het is een tuinpad in een kas, en daar kun je helaas geen sfeervol huis van maken. De woonkamer loopt in een haarspeldbocht. We 'sjezen' er doorheen, en 'vliegen bijna uit de bocht'. Ik kan het allemaal niet zo volgen. Het plafond is erg hoog, het is mij te open, te weinig knus. Ze heeft het wel afgeschermd met bruine doeken, maar dat maakt het meer slordig. Ik probeer maar een beetje neutraal te reageren, vind het echt te bot om te zeggen wat ik er werkelijk van vind, ze heeft er zoveel werk aan gehad....

Ik ben in het schuurtje bij het huis van een vrouw. Ze ziet eruit zoals in sprookjes, in een lange rok met schort voor. Het valt mij op dat het schuurtje eigenlijk gewoon ingericht is als huiskamer. Er staat een piano, en bovenop de piano staat een elegant vaasje met verse bloemen. Het zijn roze gerbera's, met een beetje fris groen ertussen. De bloemen stralen veel positieve energie uit. Het is echt een bakerpunt in deze ruimte. Ik zit me te bedenken dat de bloemen naar de woonkamer moeten, ivm de kou, maar dat schijnt niet te hoeven. Er ligt een gehaakt kleed op de piano. Het is ook wel weer het achterhuis, van die mensen uit het dorp.

Vlak van tevoren heb ik een aanvaring met een vrouw gehad. Ze liep me steeds letterlijk in de weg. Dan moest ik iets pakken uit de keukenla, en dan ging zij in de weg staan. Eerst dacht ik dat het toevallig was, maar het gebeurde elke keer weer, ook in andere situaties. Op het laatst dacht ik dat ze het expres deed. Toen zei ik er wat van, kon ik het ook niet meer netjes houden, gaf ik haar een sneer. Ze raakte compleet overstuur, en vluchtte naar boven. Dat was via een trap naar zolder, dus precies zoals vroeger de woning van de Marokkanen bij ons achter.

De vrouw zit op zolder te jammeren, en ik erger mij hieraan. Blijkbaar vindt ze niet de moed, om er even met mij over te praten, en vraagt ze in plaats daarvan op deze manier aandacht. Ik ga er dus ook niet op in. Zo heftig was mijn reactie nu ook weer niet. Ze jammert zoals de moeder, uit het sprookje van Jaap en de Bonestaak: dat ze geen geld hebben. Ik denk wat zeur je nou, Jaap komt toch al in actie, is druk bezig met geld verdienen via de Bonestaak, en jij zit hier maar te jammeren 'dat het allemaal niet goed komt'. Kom dan in actie! 

zondag 17 november 2019

Bus

Ik reis mee in een grote bus van een reisbureau. We hebben er al een lange rit op zitten. We naderen Leiden. Vlakbij de studentenflat waar ik woonde, rijdt de bus over een smal bruggetje. Het is even spannend of het bruggetje de bus zal houden, en daarom kondigt de chauffeur aan dat we het bruggetje naderen, en dat hij de inschatting goed kan maken. Dat gaat ook prima. Niks aan de hand. Nu zijn we vlakbij de studentenflat, waar ik vroeger woonde.

De bus staat stil bij de spoorwegovergang. De plaats van bestemming is bijna bereikt, en het is te merken aan de buschauffeur dat hij nu wel even rust wil, na deze lange reis. Er kunnen hier ook al mensen uitstappen; dat scheelt een hoop drukte bij het eindpunt van de reis. Dus ik stap ook uit, aangezien het dus vlakbij de studentenflat is. Maar ik moet wel mijn bagage nog hebben. Het lijkt wel alsof de buschauffeur dat is vergeten. Even twijfel ik; misschien zit ik gewoon in een stadsbus, en verwacht de chauffeur niet dat mijn bagage nog onderin het ruim zit.

De chauffeur komt niet in beweging om mijn bagage op te halen, en reageert duidelijk geirriteerd. Hij is van plan gewoon weer door te rijden, als de spoorbomen weer omhoog gaan. Ik tik driftig op het raampje en maak gebaren, maar hij trekt zich er niets van aan. Er zijn ook andere mensen, die hun bagage nodig hebben. Ik kom ook voor hen op. Maar het haalt niets uit. Ik merk hoe dik het raam is, van dubbel glas, je kunt hierdoor zelfs het kloppen bijna niet horen, het is als een muur, waar je niet doorheen komt.

Uiteindelijk krijg ik een grote bruine koffer, die half open is, met een paar schamele kleren en schoenen, het ziet er slonzig uit. Ook krijg ik de rugzak van een schooljongen, die half open is. De drinkbeker valt er bijna uit. De koffer is ooit wel van mij geweest, maar dit is niet de bagage die ik bedoelde. Ik vind het beledigend dat ik zo afgewimpeld word, en ik kan er niets tegen doen.

Op de plaats van de studentenflat ben ik met het gezin van komaf in een vakantiehuisje. Ze maken kennis met mijn Duitse vriend. Hugo is blijkbaar nog heel klein, en hij heel groot. Hugo klimt als een aapje tegen hem aan, en is bijzonder geinteresseerd in de ketting die hij draagt. Hij staat daar dus uiteindelijk met Hugo als kind in zijn armen, en hij moet er erg om lachen.

Hij maakt ook kennis met mijn vader, en mijn vader praat hardop in zijn slaap. In de droom is mijn vader heel ziek, en moeilijk aanspreekbaar. Hij is heel erg aan het worstelen met gedachten en herinneringen. Ik hoop dat hij wat rust krijgt.

Ik wandel over een 'vergeten laan' in mijn geboortedorp. Het is een eindeloze route tussen de kassen. Ik kom geen mensen tegen. Hier en daar worden er nieuwe huizen gebouwd. Den Haag rukt aan. Ik kan het allemaal niet terug herkennen. Het gaat nu wel erg lang duren. Ik word nu een beetje bezorgd. Waar kom ik uit? En hoe gaat het verder? Het is heel vroeg in de ochtend. Iedereen slaapt nog.

In een zaaltje kijken we naar een film. Het is met de techniek van vroeger. Zoals je als kleuter naar dia's van een kaboutertje keek. Of de vakantiekiekjes. Het scherm verandert niet. Het is oker geel, en het 'golft een beetje', alsof het losse verf is, op het doek. Het stelt een zandvlakte voor, en het is gecombineerd met bruin, de jaren '70 kleuren. Het bruin is onderdeel van een mandala, maar ook wel een vierkant in een cirkel. Er zijn ook oranje kleuren in het beeld te zien. Het is geen bewegend beeld, dus we blijven kijken naar dit stilstaande beeld. Ik doe dit dus een tijdje, maar dan denk ik dat het wel weer tijd is om op te stappen. Nee, dat is in het geheel niet de bedoeling. Dat zegt iemand, die zaalwacht heeft, zoals in een bioscoop. Het is van groot belang om te blijven zitten, en heel rustig af te wachten. Het is juist de bedoeling om het allemaal over mij heen te laten komen, hoe lang dit verder ook gaat duren. Mijn Duitse vriend geeft een demonstratie van 'archeologie door de jaren heen'. Hij gaat laten zien hoe de mensen vroeger omgingen met film. Dus dat heeft heel veel tijd en geduld nodig. Ik heb er nog wel vragen over. Want in de prehistorie had men toch helemaal nog geen film!?!? 

Studentenhuis

Het blijkt, dat ik woon in een studentenhuis. Dit huis doet denken aan ons eigen huis, en ook wel het huis van mijn jeugdvriendin, met een binnenplaatsje. Maar hier is de binnenplaats veel groter.
Ik woon hier met een heleboel andere mensen. Het zou ook wel een soort commune kunnen zijn, want de mensen zijn rond een jaar of 50, net zoals ik. Of het is ook een beetje zoals een school.

We hebben allemaal een eigen kamer, en genoeg ruimte voor onszelf. Dat vind ik heel prettig. Ik heb de ruimte voor mezelf, die ik nodig heb. En de anderen hebben ook genoeg ruimte voor hunzelf. Ik merk dat ik dat heel prettig vind: dat de anderen ook goed in hun vel hebben, de ruimte hebben om zich verder te profileren, dat er geen onvrede is. Ik merk hoe een weldaad is voor mijn gemoed, en dat het andersom mij zo kwetsbaar maakt, als er in mijn omgeving onvrede is.

We lopen naar buiten, en lopen dan eerst door een groot 'achterhuis', zoals in het huis waar ik vroeger wel af en toe kwam, in Kwintsheul. Hier stond eerst nog geen zandbak, maar nu dus wel, splinternieuw. Wat leuk zeg!

Later ben ik weer binnen, en toch weer in het studentenhuis, tussen de studenten van een jaar of 20. Ik merk dat ik al een beetje aan de late kant ben: ik moet naar de basisschool. Ik zit boven, op een zolderkamer, een soort leeszolder. Ik moet een witte, stijle trap naar beneden nemen. Eerst even een andere studente voor laten gaan, dan ben ik aan de beurt. Het is een solide trap, maar ik moet wel even goed kijken waar ik loop. De trap is netjes wit, pas geschilderd.

Ik moet ook nog mijn schoenen aandoen. Dat geeft niks. Het kan allemaal rustig. Ik heb genoeg tijd. Ik vind het wel apart, deze schoenen. Ze lijken op grote legoblokken, het zijn wel echt schoenen, maar ze zijn van lichtgrijs vilstof, wel een hele mooie kleur, het voelt zacht aan de voeten. Ik draag een sjieke broek, in dezelfde lichtgrijze viltstof. Ook draag ik een elegante witte blouse en een mooie donkerblauwe colbert. Ik bekijk mezelf, en moet er wel erg om lachen. Dit is toch helemaal geen kleding voor mij! Maar het voelt goed. Het is een soort eer aan mezelf. Ik ben hiermee op de goede dag. Ik ben blij, energiek, en heb zin in de dag! 

zaterdag 16 november 2019

Bergen

Ik ben samen met Hessel in een prachtig berglandschap. Het is ook wel een duinlandschap, zoals 'Dune de Pyla', waar we in 1996 waren. Ik vind het heerlijk om weer aan zee te zijn. Het is prachtig om zo uit te kijken over de grote zee, en tegelijkertijd in de bergen te zijn. Hessel is weer eens een keertje flink op dreef met zijn grappen. Het is weer 1996, en we hebben nog geen kinderen.

Het is best een hele klim naar boven, met kronkelweggetjes. We lopen hier met Bekende Nederlanders, maar daar hebben we beiden een Broertje Dood aan; wat een poeha & overdreven gedoe van die lui. We hebben er helemaal niets mee. De lucht is een flink stuk ijler, we raken vermoeid, het ademhalen gaat moeilijker, maar dat mag de pret absoluut niet drukken, we blijven samen slap ouwehoeren en in een deuk liggen.

Hessel wordt enthousiast op zijn schouder getikt. Verbaasd kijkt hij om; het is Matthijs van Nieuwkerk! "Hé gast, wat vind ik dat nou toch geweldig, om jou hier te zien. Wat maak je prachtige dingen. Ik wil je graag in mijn uitzending." Hessel is verbouwereerd, weet niet wat hij moet zeggen.
We vinden Matthijs niet overdreven BN-er.....dit is echt gemeend. Het voelt alsof we hem allang persoonlijk kennen (natuurlijk omdat we vaak DWDD kijken). Ik weet even niet waar Matthijs op doelt, maar het zullen ongetwijfeld de vlogs zijn als 'Surfin' Dad'. Ik moet er wel om grinniken. Vind het op zich schattig van Matthijs, maar zo overdreven hoeft niet van mij. Matthijs kijkt mij even vluchtig recht in de ogen. Hiermee merk ik, dat hij mij graag mag, maar even niet weet hoe te reageren. Hessel is duidelijk de extraverte, ik de introverte. Wellicht heeft het ook te maken met de inhoud van Hessels vlogs, vooruit blikkend, het is het plan om mijn verhaal over PND in het najaar op te nemen, voor een buitenstaander natuurlijk erg beladen, en zeker ook voor Matthijs, die eigenlijk heel gevoelig is..............wie zal het zeggen.

Ik wil nog tegen Matthijs zeggen dat Jan Mulder vanmorgen bij ons op de koffie was, maar ik zeg nee Ester, houd je in, niet overdreven doen. Matthijs is dan alweer bij de andere BN-ers, en ik denk nou ja, wel zo rustig, kunnen wij weer samen verder.

Ik zie een pruik van witte wol op de grond liggen. Het is een breed kapsel, met een grote vlecht. 

vrijdag 15 november 2019

Goud

In de droom hebben we al heel wat omzwervingen gemaakt. Dit is alleen niet zichtbaar. Alleen het volgende fragment wordt uitgelicht. Het is weer het idee van een donkere omgeving, je weet niet wat er achter het donker zit. En datgene wat uitgelicht wordt, is juist heel licht van aard. 

We zijn in de slaapkamer van het ouderlijk huis van mijn jeugdvriendin. Zojuist hebben we beneden in het gebouw van de volkshogeschool gezeten, en heeft ieder zijn of haar medisch verhaal verteld. Ik moest dat ook doen. Ik werd daar niet vrolijker van, heb niet het gevoel dat dit mij dichter bij mijn doel brengt. Ik ben blij dat we nu weer 'verder trekken'. 

We lopen naar boven, en daar is dus die slaapkamer. De persoon die met mij mee is, had er eigenlijk niet zoveel zin in, maar is toch meegegaan. We komen in de slaapkamer, en overal blinkt klatergoud. Er zijn meerdere bedden, en de bedden hebben goud in verschillende motieven en kleuren. Ik denk nou, dat lijkt me wel een zwaar sprei, als je daaronder ligt; niet echt praktisch. Er hangt goud aan de muren, en de spiegels zijn versierd met goud. Middenin de kamer bevindt zich een badkamer, met de spiegels. Ik sta er wel wat 'dubbel' in. Natuurlijk vind ik het best heel mooi, maar ik vind het vooral zwaar overdreven en niet nodig. Ook niet praktisch. 

Naast de badkamer blijkt een smalle gang te lopen, richting het huis van de buren. De gang wordt eigenlijk in het huis van de buren 'geboord'. In die gang bevindt zich een bed, dat er zo in geschoven is. Er is om het bed in het geheel geen ruimte meer open. Er ligt een ouderwets groen/creme deken op het bed. 

De andere persoon is gretig om het bed te betreden, door de gang te gaan, op zoek naar meer goud. Zelf sta ik heel anders in de situatie. Ik vind het juist zwaar 'overdone', zou juist minder goud en meer overzicht willen. 

We worden tegengehouden door een vreemd mannetje, een soort sprookjesfiguur, op het bed. Hij heeft een lange tocht achter de rug. Het mannetje 'moet rechts fietsen', zoals je ook de de roltrap rechts moet staan, zodat anderen erlangs kunnen. De andere persoon is geirriteerd en ongeduldig, wil erlangs, zit op het mannetje in te beuken. Ik zeg nee joh, is het niet handiger om het anders aan te pakken? Volgens mij wil die meneer iets ons vertellen. Maar zij heeft er geen oren naar, wil er hoe dan ook langs.....

vrijdag 25 oktober 2019

Brief

Ik ben op bezoek bij een jong echtpaar. Het kan wel zijn, dat de vrouw een collega van mij geweest is. Ze leven een afgezonderd leven, maar laten mij wel toe. Als ik daar thuis kom, kruipt de man in een kast, springt in het vak van een boekenkast, zoals een kat dat doet. Ik zeg dat ik hem niet aan het schrikken wilde maken. De vrouw zegt, dat dit niet aan mij ligt. Hij springt uit voorzorg altijd in de kast, als er mensen op bezoek komen. Ik voel de grote angst, die zij beiden hebben. Ze zijn erg op hun hoede. Ik heb het met hun te doen. Dit is toch niet nodig? Wat naar, om zo door het leven te moeten gaan. Maar ik begrijp het aan de andere kant ook wel.

De man heeft naar ons gesprek geluisterd. Hierdoor komt hij tot ontspanning, en komt langzaam, op zijn eigen tijdstip, de kast uit. Wow, dat had ik niet verwacht. De vrouw kijkt mij intens gelukkig aan. Dit is echt een teken van vertrouwen! Het ijs is gebroken. We zijn alledrie heel gelukkig met deze situatie.

Blijkbaar heb ik een stuk tekst voor hun geschreven. Maar dat wist ik zelf niet. Misschien vanwege hun huwelijkse inzegening. Ik laat de handgeschreven tekst zien. Ik heb een stuk met potlood in de kantlijn gemarkeerd. Dat stuk lees ik even hardop voor. Kijk, dit stukje heb ik inhoudelijk veranderd, zodat jullie privacy beter beschermd wordt. Ik vertel hier hetzelfde als wat ik eerder vertelde, maar minder openhartig, en het doet niet af aan het verhaal. Ze zijn erg blij dat ik het heb aangepast. Dit was niet op hun eigen verzoek, maar was gewoon mijn eigen opvatting.

Dit is een goede basis voor de verdere samenwerking. 

Weide

Ik begeef mij  bij de molen in Aalden. Er is een 'variant van de schildersontmoetingsdag'. De bezoekers krijgen een soort rondleiding door hun eigen leven, of door het universele leven van een groep mensen. Spiritualiteit en religieuze beleving in het dagelijks leven is het centrale thema. Er kan van alles aan de orde gesteld worden, als het maar om dit thema draait. Als reminders stralen er steeds streepjes zonlicht tussen de ene locatie en de andere. Het is een heel prettig samenzijn, veel saamhorigheid, zonder dat het nu allemaal 'te vroom' zou zijn.

Ik kom onder andere bij een vrouw, die vertelt dat ze via het geloof een paar collega's geholpen heeft bij belangrijke stappen in hun persoonlijke dagelijks leven.

Het was een hele uitgebreide  rondleiding, en ik ben net bezig deze af te sluiten. Ik kan nog wel heel gemakkelijk terugkijken. Ook al ben ik op de locatie bij de molen, ik kan ook vanuit vogelvlucht op de andere locaties neerkijken. Maar dat ik echt terugkijken. Ik kan er gerust nog eens naartoe, maar ik hoef er niet meer te zijn. Overal is de laatste hand gelegd. Ik ben toe aan de volgende fase.

De volgende fase betreft een pad naar de molen. Het is het pad, waar ik de zonnebloemen fotografeerde. Er staan nog wat standjes met mensen die bezig zijn met een thema in hun leven, maar dat betreft niet meer mijn thema. Ik kan nu doorlopen, gewoon heel rustig wandelen en vooral niet haasten. Ik hoef er geen extra inspanning meer voor te doen, en ik word ook niet afgeleid of overprikkeld, omdat de omgeving geen fysieke elementen meer bevat, en er zijn ook geen mensen.

Er is een grote weide. Ik ben helemaal onder de indruk van  deze ervaring. Ik kijk uit over een glooiiende weide, badend in licht. Er is de stilte die een natuurgebied eigen is: sereen, met hier een daar de zang van een vogel, een zuchtje wind. Er groeien grote cactussen in verschillende bonte kleuren. Het lijkt wel, alsof de cactussen geverfd zijn. Dat is ook zo, zegt een van de deelnemers..
Er is verfpoeder gebruikt.

Dit is een slanke, blonde vrouw, met sluik haar. Ze begeleidt me nog een stukje de weide op. Ze geeft aan dat het misschien wel wat apart is, dat de cactussen geverfd zijn. Maar er zijn alleen maar natuurlijke verfstoffen gebruikt. Ik ben overweldigd,  ze had het helemaal niet hoeven verantwoorden.

Het voelt spiritueel, zoals in India. Ik voel zelf alle vertrouwen in deze te vervolgen weg. Het gebaar de  van de vrouw symboliseert het feit, dat anderen er ook vertrouwen in hebben. Als ik voor mii uit kijk, dan zie ik een ruime, lege vlakte. Verderop zijn geen cactussen meer. Het is wel apart om hier cactussen aan te treffen,  want die gebied is verre van woestijn-achtig. Het is juist heel vruchtbaar,, sappig groen, gezond. Door de oase van licht kan ik niet ver zien, maar ik word er ook niet door verblind. Het lijkt wat mistig te zijn, maar dat komt ook door het licht.

Ik weet niet wat mij te wachten staat, en ik heb ook geen behoefte om hier achter te komen. Ik heb er namelijk alle vertrouwen in. Het belooft veel goeds......

Examen

Ik heb een examen Nederlands. Het is de steeds terugkerende Rode Draad. Iedereen wist dat hij/zij examen had, maar op de een of andere manier kom ik er later pas achter. Dan is het examen al achter de rug, of de anderen zijn er net mee bezig. Dan moet ik hemel en aarde bewegen, om bij het examen te komen, en dit alsnog te maken.

Ik heb geluk dat het een examen Nederlands is, en ik dus niet van tevoren heb moeten leren. Maar de studenten hebben het examen wel van tevoren mogen uitprinten, dus dat moet ik ook nog even snel regelen. Via via lukt dat, gelukkig. Het is nog donker, 's ochtends vroeg. Maar dat geeft niet, want het papieren examen heeft lichtgevende letters. Dat kan  ik in de bus op gemak doornemen.

Ik spring in de eerste bus richting Naaldwijk, bevind mij op dat moment ergens voorin Den Haag. Ik weet niet waar ik precies moet zijn, maar ik weet wel dat het ergens in Naaldwijk is. En dan ben ik alvast maar op weg. Ik vraag aan jongeren in de bus waar ik moet zijn. Er is een jongedame met lang donker haar bij. Ze legt het allemaal heel geduldig uit.

Ik kijk naar buiten. Het is nog steeds erg donker. We rijden van Wateringen naar Naaldwijk, dus ook voorbij het ouderlijk huis. Dat voelt een beetje gek, maar ook wel weer prettig. Dat is dan maar weer voorbij, zeg maar.

Ook een steeds terugkerend thema: ik heb geen schoenen aan, of niet de juiste schoenen. Nu heb ik die oude instappers aan, met ook nog verfspetters erop. Maakt me niks uit. Als ik maar schoenen draag. Niemand die het opmerkt, als ik examen doe. Ook heb ik een tas met gaten, en ik geef mezelf op mijn kop, dat ik nu juist zo'n tas heb meegenomen. De papieren van het examen vallen door de gaten heen.

Ik word wakker, en moet mezelf er echt van vergewissen dat het maar een droom was, en dat ik echt geen examen meer hoef te doen. Ik ben erg opgelucht.


maandag 21 oktober 2019

Truien

Ik ben op een school, en ik ga er voor het eerst lesgeven. Er is een hele goede sfeer. Er is een gezellige en open sfeer. Veel humor. Ik voel mij er heel erg op mijn gemak. De bel gaat, en iedere leerkracht gaat naar zijn of haar 'etage'. Ik ben van alle kanten ingewerkt, krijg veel ondersteuning. Ik vind het wel even spannend om de juiste etage te zoeken, maar heb deze al spoedig gevonden. Alles is heel open, zoals mijn zolder, niet hokkerig, met kamertjes, en veel licht. Dat vind ik prettig. Wat ik ook heel opvallend vind, dat is dat het echt al precies is ingericht zoals ik het zelf graag zou willen. Veel kleur en gezelligheid. Ook kleedjes op de vloer. Beetje in de Jaren '70 kleuren: bruin en oker geel. Helemaal naar mijn zin. Een collega vraagt nog of ik iets nodig heb maar nee hoor, het gaat goed komen. Net als ik van start wil gaan, kom ik erachter dat ik hele rare kleren aan heb. Ik draag een lang T-shirt als een jurk, het ziet er niet uit, heb hieronder geen lange broek of schoenen. Ik moet mij dus nog snel even verkleden. Dan blijk ik opeens een dikke trui aan te hebben, die ik niet aan wil hebben. Dus ik trek de trui uit. Maar dat gaat lastig, want de trui heeft een strakke col. Als ik de trui eindelijk uit heb, blijkt dat ik nog een wollen trui aan heb. Zo gaat dat maar door, met wel tien truien....

Gesloten afdeling

Het aloude thema komt weer terug: ik ben weer op de gesloten afdeling, en ik vraag mij af waarom ik hier ben. Ze zijn er niet zeker van of ik ook zonder gesloten deuren kan. Tot die tijd moet ik hier blijven. Ik vind het wel een heel gedoe. Ze hebben onnodig werk van mij. Ik doe gewoon mijn dagelijkse dingen. Dat kan trouwens hier ook wel. Ik heb geen last van de gesloten deuren. Wel zo rustig. 

Hutje

Ik ben op doorreis, en onderweg heb ik een soort hutje gemaakt, om te overnachten. Het doet denken aan de verlaten plaats in de woestijn, toen we daar tijdens onze woestijnreis opeens een heel gezin tegenkwamen, dat daar hun dagelijks leven leefde. Mijn doorreis is een kronkelweg, zoals elke keer terugkomt in dromen. Ik verlaat de kronkelweg, en morgen zal ik de kronkelweg weer vervolgen. Ook heeft de weg verschillende hoogtes. Geen hoge bergen, maar wel heuvelachtig.

Van takken heb ik een soort hut geimproviseerd, die lijkt op de vorm van een carpoort. Ik leg er een luchtbed, en gebruik de groen gebloemde slaapzak. Het ziet er gezellig uit. Naast het bedje is een ruimte om er een 'heel kamertje' van te maken. Eerst had ik in de bocht op straat gelegen. Die bocht omarmd de plaats van het hutje. Ik moest daar de boel in de gaten houden, kijken of er verkeer aankwam, hierop anticiperen. Maar ik wilde die rol niet meer aannemen, het werd me te vermoeiend. Ik heb overlegd, en het was geen enkel probleem om de veilige plaats op te zoeken, en daar een hutje te bouwen. Ik had niet op deze reactie gerekend, en was er heel blij mee.

Het is inmiddels dageraad, en plotseling ontdek ik nu, dat we vlakbij zee zitten. Dat wist ik helemaal niet. Ik had vannacht het ruisen van de zee ook niet gehoord. Ik zou nu toch graag wel weer willen verplaatsen, veel dichterbij zee. Daar heb ik echt zin in. Ik hoop dat het goedgekeurd wordt. Vast wel. 

zondag 13 oktober 2019

Verschillende droomfragmenten

Verschillende droomfragmenten:

Ik ontmoet een uil in mijn droom. Ik noem hem 'Oehoe, de uil'.

Er vliegt een vleermuis laag boven een heidegebied, in alle vroegte. Hessel en ik maken daar een wandeling. Het is er heel stil en met ijle lucht. Er hangt nog een zwerm van mist of witte wieven over het land. In een keer is de vleermuis bij ons. We schrikken even, maar zijn dan erg blij. Het is heel goed dat hij bij ons is, heeft vriendelijke ogen.

We zitten op een kar, maar het kan ook wel een bus zijn. Als het hele vroegere tijden zijn, dan is het een kar. Is het het heden, dan is het een bus. Op de kar zit ook een waarzegster. Ze pakt ongevraagd mijn hand. Ik zou nooit uit mezelf een waarzegster bezoeken. Maar dit kan wel. Ze kijkt in mijn hand, spreekt over levenslijnen. Ze zegt dat mijn levenslijnen eigenlijk al uitgevoerd zijn, en naar tevredenheid. Ik kan nu rustiger verder, op de ingeslagen weg.

Er wordt besproken wat ik met opgeslagen trauma moet doen. Hoe hiermee om te gaan? Er wordt iets gezegd over genen. Ik begrijp het eerst niet helemaal. Ik denk eerst dat ze bedoelen, dat het ligt opgeslagen in mijn genen. Dus dat is dan geen goed nieuws. Maar het wordt positief bedoeld. Ze bedoelen dat het ligt opgeslagen in mijn genen, dat ik in staat ben om er een weg in te vinden, hiermee om te gaan. Daar ben ik erg opgelucht over. Nu kan ik weer verder. Ze bedoelen, dat ik er niet heel hard voor moet gaan werken, hier een weg in te vinden. Die weg is reeds gelegd, heb ik ook zelf al gelegd. Dus gewoon deze weg volgen, en dat doe ik al, ben ik al mee bezig.

Er is een bushalte, mensen stappen uit, ik heb te laat in de gaten dat ik hier ook uit had gemoeten, dat is echter geen probleem. Ik stap later uit, en krijg hulp met mijn spullen, van alle kanten medewerking. Het is Overvelte in vroegere tijden.

Met het gezin van komaf ben ik in Zuid-Frankrijk. Er is een groot kasteel, gebouwd op een vlakte van los zand, op een grote hoogte, een klif, met uitzicht op een prachtige zee. We lopen langs het kasteel en we gaan naar de klimtoestellen, om er te spelen, terwijl we wel al volwassen zijn. Ik geniet eerst van de schoonheid van deze omgeving, de lucht ruikt heerlijk. Maar dan besef ik, dat we in los zand lopen. Dat heeft afwisselend donkere en lichte kleuren. We lopen hier op het randje, ik vind het wankel, zo vlak langs die afgrond. Ik probeer de anderen dat duidelijk te maken, maar niemand luistert naar mij. Dan zit er niets anders op dan in ieder geval mezelf in veiligheid te brengen. Het lukt me prima om mezelf in veiligheid te brengen. Ik heb een fijn plekje in de duinen gevonden, op vaste grond, deze grond is heel stabiel, ik ruik de aarde. Dit is dichterbij zee. Ik voel hier de verbondenheid met de zee. Dat was daar niet zo, omdat ik steeds op mijn hoede moest zijn niet te 'verzanden'. Het was mul zand, je kon er ook zo in wegzakken, ik zei dat steeds tegen de anderen, maar niemand luisterde. Nu kan ik dat achter mij laten, verblijf ik op mijn stabiele duin, kijk ik uit op zee. Als ik achterom kijk, zie ik het kasteel in de verte. Daar lopen ze nog steeds door het mulle zand. Het is onveranderd gebleven. 

Zuurkool

In de droom ben ik een bezorger van Van der Valk Hotels. Ik bezorg een zuurkoolmaaltijd aan het ouderlijk huis. Ik geef de maaltijd door het bovenste raampje van de voordeur door, aan de bewoner. Die bewoner is niet mijn moeder, maar een hele tengere vrouw met geblondeerd kort geknipt haar. Ze is een jaar of 70. De maaltijd gaat steeds van hand tot hand. Ik heb een hele berg zuurkool op het stoepje liggen, en deze maak ik netjes helemaal op, door dit van hand tot hand te geven. Ik heb het gevoel dat ik goed werk heb verricht, geef uiteindelijk de laatste portie, zeg dat ze nu voorlopig wel genoeg zal hebben. Dan krijg ik een sneer, dat het geen stijl ik dat Van der Valk zo'n berg zuurkool aan haar wil slijten. Ik ben helemaal verbaasd, want ik dacht nu juist dat ik het zo netjes afgehandeld had.


vrijdag 13 september 2019

Vuilnisman

Al fietsend overdenk ik
Ik denk aan de vuilnisman
We zetten de grijze bak aan de weg
Een tijdje later halen we 'm weer op
Meteen die voor de buren ook

De bak is leeg
We denken zie zo
We gaan koffie zetten
Drinken koffie
Denken zie zo
de bak is leeg

Maar wat toch fijn elke keer
dat dit werk voor ons gedaan wordt
Ik weet wel
ieder heeft zo zijn taak in het leven
maar dat betekent niet
dat je het dan allemaal
maar heel gewoon moet vinden
en vanzelfsprekend

Denken we er weleens bij na
wat die vuilnisman allemaal nog meer doet
dan die bak van jou als lego in zijn auto plaatsen
leeggooien en weer naar de volgende bak gaan?

Ik heb het eens gezien in een vlogje
Je nam een kijkje
in de werkdag 
van een stoere vuilnisvrouw
dat je denkt zo hee
dat is niet niks

Dus ja
het komt elke keer toch maar weer mooi voor elkaar
En het geeft een goed gevoel
om bij dat soort dingen stil te staan

Dat we niet alleen op deze wereld zijn
Dat we voor elkaar klaarstaan
Ongeacht wat je er in geld voor verdient
Want daar heb ik het hier nu even niet over

Niet zeggen van nou het is toch hun werk, duh
Nee
Maar gewoon zeggen hee
dat is best tof
dat elke keer die vuilnis van mij
zo netjes wordt afgevoerd

Dus bedankt daarvoor
Geweldig!
En dat mag ook weleens gezegd worden......

Bijzonder

Een aantal bijzondere dromen. 

Het is weer duidelijk het 'droomfragment', dus dat alles er omheen donker is, en dit fragment oplicht. Ik fiets over de Oude Haagweg / Loosduinse Kade Den Haag. Wellicht kom ik uit Parnassia, en mag ik een paar uurtjes 'vrij zijn'. Ik fiets nogal hard, omdat het regent. Ik kijk ondertussen naar de cafeetjes en restaurantjes aan mijn rechter hand. Blijkbaar ben ik op zoek naar een restaurantje, om samen met het gezin te reserveren. Ik fiets op de OV-fiets. 

Dan rem ik in een keer heel hard af. Ik ben het restaurantje bijna alweer voorbij gefietst. Mijn gevoel zegt, dat ik dit restaurantje moet hebben. Het is meer een etalage, waar fietsen en brommers staan uitgestald. De bouw van het pandje doet een beetje Zuid-Europees aan, met mooie geel beschilderde muren. Het brengt je naar vroegere tijden. Ik twijfel even of ik inderdaad dit restaurantje wil kiezen, en niet een andere. Nee, het wordt toch deze.

Als ik naar binnen loop, zie ik de naam 'Jezus' op de voorgevel staan. Ik ontdek dat nu pas, dus dat was niet de reden waarom ik voor dit restaurantje koos. Het geeft me wel een goed en veilig gevoel. Het heeft niets te maken met religieuze indoctrinatie. Deze mensen hebben hun restaurantje uit liefde deze naam gegeven, zonder bijbedoelingen. 

Binnen word ik welkom ontvangen; men had mij al verwacht. Ik kan in de gezellige zithoek plaatsnemen, krijg koffie met zelfgebakken taart,krijg een rondleiding. Er zijn allerlei kleine kamertjes en vertrekjes, het doet denken aan gezellige studentenkamertjes uit de jaren '70, zoals onze schrijfkamer, er zijn ook veel sieraden uitgestald, die je eventueel kunt kopen, veel sieraden uit India. Er wordt harde Jaren '60 Muziek gedraaid, oa de Moody Blues.

Ik voel mij hier 100% thuis en op mijn gemak. Het is de plaats die ik in de volgende fase van mijn leven gekozen heb. Ik zal hier naartoe gaan verhuizen. Zelf ben ik nog niet zover, maar de mensen die hier verblijven zijn allang zover. Ik kan hier elk moment komen, maar kan uiteraard zelf het gewenste tijdstip uitkiezen. Maakt niet uit hoe lang die nog gaat duren. Ze weten dat ik vroeg of laat voor de deur sta. Alles is goed. 

Het lijkt misschien allemaal nog erg onoverzichtelijk, romantiserend, roze-bril-achtig, maar er zit een zeer goed en weloverdacht plan achter, het is het werk van jaren geweest, ze doen echt niet zomaar iets, alleen is dat inzicht niet voor iedereen toegankelijk, ze worden gauw afgedaan als 'dat zal wel niets zijn', maar ik weet wel degelijk beter................werkelijk, dit project staat als een huis!!


Een ander droomfragment:

Ik ben nog half wakker, slaap bijna in. Ik zie een trommeltje met foto's van vroeger. Ik denk aan mijn opa, die in de oorlog is overleden bij een bombardement. Ik kijk nog eens naar het trommeltje, en zie daar de hand van opa. Het is een stevige, robuuste mannenhand. Hij steekt zijn helpende hand naar mij uit. Dat is heel duidelijk. Ik ben zo verbouwereerd, dat ik de hand nog niet durf te pakken, maar spoedig zal ik dit wel durven. Dan haalt hij ook nog een grapje uit. Want als ik het volgende moment weer kijk, ligt er een blokje chocolade in de hand. Dat blokje chocolade kan in bij de thee opeten. 

maandag 9 september 2019

Den Haag

Een droom die zich vaker herhaalt: ik woon weer op de Herengracht in Den Haag. En ik stel weer vragen van he, hoe kan het nou dat ik hier woon. En betaal ik dan wel huur? En ik woon toch eigenlijk ergens anders? Betaal ik dan dubbel huur? Weten de mensen die hier wonen eigenlijk wel, dat ik hier ook nog woon? Er is een hoekje voor mij ingericht, en in de rest van het huis wonen de nieuwe mensen. Zien zij mij wel? Loop ik hen niet in de weg? 

Het geeft onrust. En het geeft ook bezorgdheid: het huis is eigenlijk afgekeurd om in te wonen (was destijds niet het geval, maar in mij droom dus wel), en staat op de lijst van afbraak. Is het dan wel veilig, om hier te blijven wonen? Wat doe ik hier eigenlijk, in Den Haag? Is het wel praktisch ivm werk, om hier te wonen? Moet ik dan niet te ver reizen naar vrienden en familie? 

Het geeft ook het gevoel van bevoorrecht zijn. Dat ik hier nog steeds welkom ben, omdat het 'mijn huisje' is, ook al ben ik allang vertrokken. Er wordt mij hiermee eer betoond, zogezegd. Ik krijg een speciale plaats. 

Ik heb contact met andere mensen. Wie zijn deze mensen? Leven ze eigenlijk wel? Ik moet hen onderdak bieden. Er is hier wel genoeg onderdak, maar is deze omgeving wel veilig? Een van de gasten heeft opgemerkt, dat er gewoon een opgemaakt bed in de woonkamer staat. Daar kan hij gaan slapen. Het is een ouderwets opgemaakt bed, en ook niet een heel comfortabel bed, maar hij is er erg tevreden mee. 

De meubels zijn naar de zijkant geschoven en het staat allemaal rommelig door elkaar. Het is niet gezellig ingericht. Ik zit met de gasten in de nok van de zolder, te 'vergaderen'. Ik heb duidelijk de leiding, en behoorlijk wat vinger in de pap. Ik weet eigenlijk niet of ik zo blij ben met deze positie. 

woensdag 19 juni 2019

Bergen

Ik ben samen met Hessel in een prachtig berglandschap. Het is ook wel een duinlandschap, zoals 'Dune de Pyla', waar we in 1996 waren. Ik vind het heerlijk om weer aan zee te zijn. Het is prachtig om zo uit te kijken over de grote zee, en tegelijkertijd in de bergen te zijn. Hessel is weer eens een keertje flink op dreef met zijn grappen. Het is weer 1996, en we hebben nog geen kinderen.

Het is best een hele klim naar boven, met kronkelweggetjes. We lopen hier met Bekende Nederlanders, maar daar hebben we beiden een Broertje Dood aan; wat een poeha & overdreven gedoe van die lui. We hebben er helemaal niets mee. De lucht is een flink stuk ijler, we raken vermoeid, het ademhalen gaat moeilijker, maar dat mag de pret absoluut niet drukken, we blijven samen slap ouwehoeren en in een deuk liggen.

Hessel wordt enthousiast op zijn schouder getikt. Verbaasd kijkt hij om; het is Matthijs van Nieuwkerk! "Hé gast, wat vind ik dat nou toch geweldig, om jou hier te zien. Wat maak je prachtige dingen. Ik wil je graag in mijn uitzending." Hessel is verbouwereerd, weet niet wat hij moet zeggen.
We vinden Matthijs niet overdreven BN-er.....dit is echt gemeend. Het voelt alsof we hem allang persoonlijk kennen (natuurlijk omdat we vaak DWDD kijken). Ik weet even niet waar Matthijs op doelt, maar het zullen ongetwijfeld de vlogs zijn als 'Surfin' Dad'. Ik moet er wel om grinniken. Vind het op zich schattig van Matthijs, maar zo overdreven hoeft niet van mij. Matthijs kijkt mij even vluchtig recht in de ogen. Hiermee merk ik, dat hij mij graag mag, maar even niet weet hoe te reageren. Hessel is duidelijk de extraverte, ik de introverte. Wellicht heeft het ook te maken met de inhoud van Hessels vlogs, vooruit blikkend, het is het plan om mijn verhaal over PND in het najaar op te nemen, voor een buitenstaander natuurlijk erg beladen, en zeker ook voor Matthijs, die eigenlijk heel gevoelig is..............wie zal het zeggen.

Ik wil nog tegen Matthijs zeggen dat Jan Mulder vanmorgen bij ons op de koffie was, maar ik zeg nee Ester, houd je in, niet overdreven doen. Matthijs is dan alweer bij de andere BN-ers, en ik denk nou ja, wel zo rustig, kunnen wij weer samen verder.

We drinken ijswater, zoals de ijle lucht, uit glazen in de vorm van omgekeerde driehoeken met voet. Matthijs drinkt ook een glas met ons, en loopt dan dus naar de anderen, zijn glas in zijn hand.

Ik zie een pruik van witte wol op de grond liggen. Het is een breed kapsel, met een grote vlecht. 

maandag 17 juni 2019

Scheveningen

Ik ben 'ergens midden in het land', en zo zie ik het ook tevoorschijn komen op de landkaart van Nederland. Ik moet naar Scheveningen komen, om daar 'in de modder te staan'. Daarna zal ik weer terugkeren naar de plaats ergens midden in het land. Die plaats is wel in Zuid-Holland, en redelijk vlakbij de kust. Het is een fijn tripje; ik geniet ervan. Op het strand sta ik in grote laarzen in de modder. Ik draag een bloemetjesrok en ik heb heel veel plezier. Ik moet schaterlachen en ik sta in de felle zon, in een verder hier en daar beschaduwde omgeving. Het is prachtig zomerweer. Het is nog zo fijn rustig op het strand als het vroeger was. Het strand is in de droom ook veel schoner dan het tegenwoordig is.

Ik word opgeroepen om naar een kamer te komen, en moet wachten in de wachtkamer. Als ik in de kamer kom, moet ik met de behandelaar oefenen in het 'goed en netjes gaan zitten op een fauteuil'. Ik ben in de droom een man, met een keurige lichtblauwe blouse en een dikke lichtbruine ribfluwelen broek. Ik voel me ook helemaal zo. Ik voel me erg timide, een nerd. Ik ben erg intelligent, maar sociaal volkomen geisoleerd. Het is een hele aparte gewaarwoording om totaal iemand anders te zijn. Ik ben ook bang voor de persoon die mij helpt, terwijl er in het geheel geen reden is om bang te zijn. Ook moet ik op een vergelijkbare manier oefenen met 'de was doen', in de badkamer. Dat voelt al iets vertrouwder dan het oefenen in zitten, maar het houdt niet over. Het blijft allemaal erg spannend. 

vrijdag 14 juni 2019

EHBO

We vieren een feestje met de 'jongens van de EHBO'. Ik zeg dat de jongens van de EHBO het goed gedaan hebben. Ik zeg ook nog: "Ere zal u ere toekomen". Dat is een hele mooie uitspraak, en ik voel echt een soort helende kracht, als ik dit zeg.

Het is niet duidelijk of het gaat om ambulance-medewerkers, of dat het een groep jongens is die een goede daad hebben verricht. Het heeft ook te maken met onze verhuizing van nummer 13 naar nummer 17. Het kan zijn dat ik met terugwerkende kracht alle verhuizers opnieuw bedank. Dingen zijn afgerond, en ook veel meer dan dat. Er zijn levens gered. Als het niet op deze manier gegaan was, dan was het niet zo goed afgelopen als nu. Ik realiseer mij dat nu pas, en ben er blijvend dankbaar voor.

Ik ben in Hugo's slaapkamer, en deze is helemaal leeg. Er is alleen een spiegel. Ik sta zonder kleren te dansen voor de spiegel. Dat voelt helemaal niet raar ofzo. Het is heel gewoon. Dan bedenk ik mij, dat ik mij kan spiegelen met de verhuizers in de achtertuin van nummer 13. Het werk is gedaan, en ze eten met zijn allen een taartje.

Ik voel nu wel enige schaamte van oh, misschien hebben ze mij wel gezien. Dat duurt maar heel eventjes. Direct daarop volgend weet ik, dat dat helemaal niets uitmaakt, het hoort er gewoon bij, zo kijken zij er ook naar.

Ik ben in het ouderlijk huis, het is avond. Iemand heeft mij gezegd dat ik vannacht in de zorg moet werken, en 'je wist dat toch wel'.....Ik wist dat helemaal niet, niemand heeft mij dat verteld. Maar hoe dit ook verder gelopen is, ik zal toch moeten werken. Het heeft geen zin om daar tegenin te gaan. Ik zal eraan moeten geloven. Ik stel mij er mentaal op in, en hoop dat ik het fysiek zal volhouden. Ik baal er wel van, want dit betekent dat ik na vannacht helemaal uit mijn ritme ben, en dat is helemaal niet goed voor mij, vanwege de schildklieraandoening. Maar ik heb het gevoel dat ik geen keuze heb. Dan kom ik erachter, dat ik voor morgenochtend een dienst heb aangenomen bij Treant. Dat is zaterdagochtend. Ik wist toen nog niet dat ik vannacht zou moeten werken. Oh nee, gaan we weer...........ik zal hierover dus moeten bellen, iemand anders zal die dienst moeten doen.

Maar zodra de echte stress weer naar boven komt zeg ik hardop NEE. Allemaal niet nodig om je dat op de hals te halen. Je werkt niet meer in de zorg. En je droomt dit maar.

Probleem opgelost!!

woensdag 12 juni 2019

Lavendel

Ik word altijd vroeg wakker op Buitenkunst. Ik was al wakker, toen er een baby huilde. Het was niet een indringend geluid; het was meer om te melden van kijk, ik ben wakker. Het was eigenlijk prettig om naar te luisteren, omdat het huilen was om te communiceren (zo zie ik dat). Ik dommelde weer wat in slaap en droomde over Lavendel: ik zag een lichtpaars aquarel-achtig 'waterig' beeld in een prachtige paarse kleur. Ook rook ik de lavendel, en zag ik oliedruppeltjes. Het was een hele mooie ervaring. Tevens kwamen er lavendel-takjes bij. 

Nare droom

Ik lig in een ruimte, op steentjes. Het zijn de steentjes van het Herinneringscentrum Westerbork. Het is onderdeed van een herdenking, en ik neem het uiterst serieus. Het is de bedoeling dat je daar gewoon blijft liggen, en ook niet om je heen kijkt. Dus ik volg deze instructies nauwgezet op. Ik wacht op een teken, een signaal om een groepsopdracht te krijgen, en deze uit te voeren. Deze blijft uit. Ik besluit nog even te wachten, mijn best te doen om hier zo roerloos mogelijk te blijven liggen. Ik lig op mijn buik, dus met mijn hoofd naar de grond gericht. Het ligt erg ongemakkelijk, maar ik heb het er wel voor over. Het begint nu echt te lang te duren, dus voorzichtig kijk ik toch even om mij heen, hoewel dat volgens de instructies eigenlijk niet mag. Nu blijkt, dat ik hier helemaal alleen lig, bij de steentjes. Ik begrijp er niets van. Het was de bedoeling dat zeker zo'n twaalf mensen aan deze ceremonie zouden deelnemen. Er zou een spreker zijn, die ons van een afstand instructies zou geven. Ik hoor daar wel vaag geluiden van, maar heel ver weg. Het duurt wel even om mij te realiseren dat ik hier nu gewoon alleen ben, en dat ik voor niks gewacht heb. Toch voel ik mij niet alleen, omdat ik samen ben met de steentjes.

Ik sta resoluut op, want het heeft geen zin om hier nog langer te blijven liggen. Ik word er alleen maar koud van. Het is een rechthoekige ruimte, en in het midden is een deur naar een andere ruimte. Dit is de kamer, met ramen naar de straat, en de andere ruimte is de voorkamer. Hier zijn de gordijnen naar beneden.

Ik loop nietsvermoedend door de deur naar de voorkamer. Tot mijn schrik zie ik rechts in de hoek (tegen de wand van de voorkamer aan) een zwart gasfornuis, met zwarte kleren er overheen. Er staat een kleine heks met een grote puntmuts, een wijde rok en puntschoenen gebogen over het gasfornuis. Het is meer een karikatuur van een heks (niet een persoon, een poppetje, zonder gezicht). Zodra ze mij ziet, krijgt ze de schrik van haar leven en vlucht ze de voorkamer uit. Ik vraag me nu af wie er het eerste geschrokken is: zij of ik. Of misschien tegelijk!? Ik bedenk me dat ze echt niet zo van mij had hoeven schrikken. Ik wou alleen maar aan haar vragen wat verder de bedoeling is van de ceremonie. Pas later kom ik erachter, dat het allemaal doorgestoken kaart geweest is, en dat ik haar - zonder het mij bewust te zijn - ontmaskerd en uitgeschakeld heb. Ik vind het ook vervelend voor haar, dit was zo niet mijn bedoeling. Ik heb helemaal niet in de gaten dat zij hele slechte dingen met mij voor had, en dat ik op tijd het vege lijf gered heb. Ik kan het ook gewoon nog niet geloven, en ben nu erg opgelucht. 

vrijdag 7 juni 2019

Onderwijs

Ik was in een grote zaal, bijvoorbeeld van een dorpshuis. Ik wist niet zo goed wat er ging gebeuren. Er waren mensen, speciaal voor mij gekomen. Ze moedigden mij aan bij het zoeken naar werk. Het was een verrassing, want ik hoefde niet te kijken wat er bij mij paste. De andere mensen gingen kijken wat er bij mij paste. En dat was heel veel! Iedereen kwam in beweging. Ik werd er verlegen van. Er werden een paar kasten met boeken de zaal in geschoven. Een beetje op een manier zoals in een circus. Ik reageerde blij en ontroerd. Het kon een bibliotheek zijn, maar ook een klein klaslokaal, waarin ik kinderen instructies gaf bij lezen en schrijven. Ik moest even 'voor de show' iets improviseren, zodat men er een voorstelling bij kreeg hoe ik mij in deze setting zou bewegen. Het was geheel ontspannen, leek op een voordracht bij Buitenkunst, maar was bloedserieus. Ik verliet de ruimte, en ontmoette Hessel op een parkeerplaats naar de snelweg. Daar was hij met collega's bezig met een oefening. Ze droegen fluoriserende vestjes. Ik vertelde het verhaal. Hij was blij voor mij.

Droom van eerder:
Ik zit bij de lift. Ik zit in een rolstoel. De lift is te klein voor mijn bagage. Ik vraag hulp. Er wordt gezegd dat ik moet wachten, tot de tijd rijp is. Ik ben er nog niet aan toe. Ik weet precies wanneer ik er wel aan toe ben. 

zaterdag 25 mei 2019

Zee

Ik ben op vakantie bij Center Parcs, op een park vlak aan zee. Het is een van de laatste dagen dat ik daar ben. Ik heb net een wandeling of een fietstocht gemaakt, en ben  hier erg voldaan over. Het geeft een herboren gevoel. Ik loop met de fiets aan de hand door de duinen, en probeer een glimp van de zee op te vangen. In een keer bemerk ik, dat de duinen er niet meer zijn. De zee begint voor mijn voeten. Aan de ene kant is dit een prachtige ervaring, maar aan de andere kant vraag ik  mij wel af hoe het land dan beschermd moet worden tegen de invloeden van de zee. Komt de zee nu niet in een keer in bewoond gebied, met alle gevolgen van dien?

Ik had graag willen zwemmen in de zee, maar had begrepen 'dat dat nog te vroeg was'. Maar nu zie ik al mensen zwemmen, en ook hele oude mensen. Nou, dan wil ik het toch ook wel! Het ziet er wel rommelig uit, omdat de zee af en toe hier en daar het land overstroomt. Er worden dan mensen meegenomen in die sterke stroming. Dat is hun eigen keuze, maar voor mezelf weet ik niet of dat goed voor mij zou zijn. Toch is het verlangen om te zwemmen in de zee sterker.

In een volgend fragment ben ik in de kleedkamer van het zwembad van Centerparcs. Ik wil mijn badpak aan doen, en dan weer terug naar de plaats waar ik was. Ik word echter belemmerd om bij mijn kluisje te komen, omdat er mensen voor lopen. Het is een groep jonge mensen, en zij staan op het punt om te vertrekken. Er moeten alleen nog wat belangrijke zaken geregeld worden, dus stel ik mij ondergeschikt op. Maar het gaat nu wel heel lang duren.

Er is mij verteld dat ik vandaag twee examens heb. Het is al 10 uur in de ochtend, ik ben nog niet aan het eerste examen begonnen, ben ook niet op school, heb geen briefje met de gegevens. Anderen zeggen dat het wel goed komt, maar ik word hier wel heel onrustig van. 

maandag 20 mei 2019

Borden

Ik ben ergens op bezoek. Er hangt een stapeltje borden aan een touw boven de tafel, zoals een kroonluchter. Iemand gaat eraan hangen. De borden blijven wel op hun plaats, maar het touw slingert alle kanten op. Ik begrijp niet zo goed het doel van deze actie. Voel me er wat ongemakkelijk bij.

Ik ben in het ouderlijk huis. Er is net een groepje vrouwen hier op bezoek geweest. Het zijn niet mijn vriendinnen, maar ik ken hen wel. Blijkbaar moest er in mijn ouderlijk huis vergaderd worden, of zoiets. Iedereen vertrekt, ik zie de dames naar huis fietsen of rijden met de auto. Maar dan zie ik, dat niemand haar troep heeft opgeruimd. Ik ga vliegensvlug alles opruimen, voordat mijn moeder thuis komt. Je kunt het echt niet maken om mijn moeder met die rommel op te zadelen, terwijl ze er zelf niet eens bij was. Ik moet wel opschieten, want ze komt zo thuis en ik kan niet in alle kamers tegelijk zijn. Het geeft ergernis en onrust, maar ik kan niet meer dan mijn best doen. Ik vind het irritant dat het de dames blijkbaar zo onverschillig laat. Maar ja, het is niet meer terug te draaien.

In mijn kamertje van het ouderlijk huis hebben we het diner gehad. Er staat een grote lange houten tafel, met een mooi dik wit tafelkleed. Hier begin ik als eerste de borden en het bestek op te ruimen.

Ik ben aangenomen bij een GGZ-instelling, om een opleiding te volgen die te maken heeft met het opleiden van jonge mensen. Eigenlijk heb ik die opleiding al, maar deze opleiding geeft weer meer verdieping. We krijgen een rondleiding. Er is een prettige sfeer, en ik heb veel zin om de opleiding te gaan volgen. Het is een enthousiaste groep cursisten.

Ik hoor de naam noemen van iemand die hier al heel lang werkt. Dan bedenk ik mij, dat hij de verpleegkundige is, die mij lang geleden begeleid heeft, toen ik opgenomen was op de gesloten afdeling. Ik ga er eens meer op letten, en nu kom ik ook meerdere namen tegen van mensen die er destijds bij waren, en die hier blijkbaar nog steeds werken. Ik bedenk mij, dat ze mij wellicht niet herkennen, omdat ik nu ander haar heb en een bril draag. Maar ik kan natuurlijk gewoon rustig vertellen dat ik hier ooit opgenomen ben geweest. Het zijn zowel verpleegkundigen uit Beilen, als verpleegkundigen uit Den Haag.

Deze relaxte houding lijkt op het oog heel normaal. Maar het is wel echt geweldig, dat dit type droom eindelijk een wending heeft gekregen. Een steeds terugkerende droom was: "Ik ben op de gesloten afdeling, ik weet niet waarvoor, ik weet niet hoe lang, haal me hier weg, het is hier op zich niet ongezellig, maar ik hoor hier niet." Elke keer die hevige angst. En die angst is er nu in het geheel niet, integendeel.

Wat geweldig!!

gedichten

Ik krijg de opdracht dat ik moet opletten als ik de naam 'Stancy Luzzen' in het nieuws voorbij zie komen. Hij is rechter van beroep, en werkgever van degene die mij de opdracht gegeven heeft. Ze zegt dat hij een hele goede werkgever is en dat hij ten onrechte van iets beschuldigd wordt. Dat we dat bij deze dus alvast weten. Hoewel het natuurlijk goed bedoeld van haar is, lijkt het mij juist niet handig van haar, om dit in de wereld te brengen. Dan leg je er juist nadruk op, en misschien komt zijn naam wel helemaal niet in het nieuws. Ik vraag mij ook af of de man zelf weet dat zij dit meldt aan ons.

Ik krijg het aanbod om een religieus boekje gratis te ontvangen, en ik heb de keuze uit drie boekjes. De titels zijn ongeveer als volgt: avondgebeden, portret van God, gebedenboekje voor kinderen. Er wordt mij aangeraden het boekje 'gebeden voor kinderen' te bestellen, omdat dit enthousiast samengesteld en mooi weergegeven is, met mooie portretten, omringd met gouden krullen. De drie boekjes zitten in een zwarte kaft, waar je de boekjes uit kunt drukken. Er is ook een medaillon-vorm bij.

We zijn bij Simone op de boven-etage aan het spelen. Er is een ruimte met twee vertrekken, en het lijkt op het Groninger Museum. Het is er erg schoon en de muren zijn hel wit geschilderd. De verf is nog te ruiken. We mogen steeds in ploegen naar binnen. Ik wil wel naar de moeder, maar dat is nog niet de bedoeling. Als ik er even later toch kom, ben ik te laat. Er wordt een 'positive vibe' over haar heen verspreid, zoals wierook. Het is de oranje gloed, zoals het bewerkingsprogramma van foto's. Het is een hele prettige zachte atmosfeer. Het gaat niet om mijn moeder, maar de moeder van mijn vriendinnetje. Als we in het volgende vertrek worden toegelaten, wil ik haar graag wel zien. De begrafenis-ondernemer spreekt mij in alle rust toe. Nee, ze zijn nu met haar bezig, maar 'je krijgt je moeder weldra te zien'. Eerst ben ik geschokt, want ik weet wel dat ik haar straks te zien krijg, maar dan zal ze al dood zijn, en nu is ze nog niet dood! Ik kijk straks naar haar lichaam en naar dia's van vergeelde foto's. Ik kan haar nu niet meer aanraken. Ze is ongrijpbaar geworden. De begrafenisondernemer loopt weer weg, want ze heeft het druk.

Ik sta hier nu in mijn eentje in dit tweede vertrek. Ik weet niet of ik moet huilen of moet lachen. Ik moet meer lachen dan huilen. Ik ben vooral heel ontroerd en opgelucht, maar ik weet niet of het gepast is om dat op dit moment te uiten. Ik gooi mijn hoofd en haar achterover, spreid mijn armen, zou een oerschreeuw van dankbaarheid willen schreeuwen, maar houd die in, ik kijk naar een zonnige hemel (ook al ben ik hier onder een dak, ik zie toch de zomerse zonnige hemel met vogels, in heel zacht lichtblauw). Het dringt tot mij door dat ik haar echt niet meer zal zien in dit aardse leven, maar de dankbaarheid om wat ze gegeven heeft overheerst. Ik heb het volkomen afgesloten.

Ik voel nog wel even een heftig schokje van pijn vanwege het afscheid, maar daarna is dat achter de rug en is het helemaal prima zo. De vrouw zelf is allang op een andere plaats en heeft enorm veel rust en vrede gevonden. Er hangt een aureool van sereniteit om haar heen en ik ruik wierook. 

zondag 19 mei 2019

Hotel

Ik ging met Hessel naar een hotel. Vlak voordat we naar binnen gingen, tilde hij mij op. Hij ging mij 'over de drempel' helpen, zoals wanneer je net getrouwd bent. Ik dacht nog nou, ik ben toch veel te zwaar. Maar het lukte wel. Het maakte mij wel heel lang. Ik dook voor mijn gevoel hoog de lucht in. Ik kwam met mijn gezicht in een hele ijle lucht. Het was mistig om mij heen. Dat voelde heel prettig fris aan. Het was een mooie, serene omgeving. Letterlijk met je hoofd in de wolken.

We kwamen binnen in het hotel. Eerst was daar een ruimte met zwembad en basketbal of tennis, zoals op de sportschool. Buiten kon je op terras zitten. Ik keek verbaasd om mij heen. Aan de linker kant waren de toiletten. Ik ging daar zoeken, of daar misschien de ingang van het hotel was. Ik vroeg aan Hessel of de hotelgangers hier ook mochten zwemmen, maar dat was niet het geval. 

vrijdag 17 mei 2019

Buitenkunst

Ik ben in een groot gebouw, waar het niet overal overdekt is. Ook wel een groot complex, ergens in de jungle, of in het binnenland van  Frankrijk, zoals kastelen, gebouwd op een heuvel of een terp. Of het Scheper ziekenhuis. Dit gebouw is eigenlijk altijd mijn wereld geweest, en nu verlaat ik deze wereld. Ik heb talloze goede herinneringen aan deze wereld, en er waren ook veel hoeken en uitwegen die ik verkend had, met allerlei verrassingen die ik onderweg tegenkwam, en weer verder uitwerkte. Maar nu ga ik deze wereld verlaten. De aanleiding of toedracht hiervan is niet bekend. Voor mezelf is het wel duidelijk, dat alles gaat veranderen, en dat ik hier niet meer terug zal komen. Dat vind ik in het geheel geen probleem, omdat ik allang gericht ben op de nieuwe plaats, waar ik naartoe zal gaan. Die plaats is niet een begrensde wereld in het binnenland, maar een appartement aan de kust. Dat appartement zal mijn uitvalsbasis zijn, maar voor de rest zal ik mij het grootste gedeelte van de dag aan de kust begeven, vlakbij zee. Ik zie mezelf er ook met een hond, en ik gooi steeds een stok weg, de hond rent er vrolijk achteraan. Hij is jong en fris en blij. Ik ook. Ik ben gekleed in luchtige zomerkleren.

Ik ben nu nog in het oude complex, maar ik  kan al in de toekomst kijken, en maak de dingen al mee die in de toekomst gaan gebeuren. Ik voel mij nog steeds erg op mijn gemak in dit complex, maar toch zal ik het niet gaan missen. Dat komt ook omdat ik er uitgebreid de tijd en de aandacht voor neem, om dingen goed af te sluiten. Hier word ik wel in gedwarsboomd, want mensen proberen mij in deze periode te houden. Aanvankelijk heb ik dat zelf helemaal niet in de gaten. Het komt ook doordat ik zelf niet duidelijk ben in het uitdrukken van mijn doelen. Dan krijg je vanzelf die tweeslachtigheid.

Het is een groot complex, met een bovenverdieping en een benedenverdieping. De bovenverdieping is voor de kinderen. Dat is hun afdeling. Ik kom daar dus ook nooit. Het is eigenlijk gewoon het complete terrein van Buitenkunst. Nu wil ik wel even naar boven, ook om de kinderen gedag te zeggen. Er is een niet stijle helling, en daar kan ik zo op lopen om boven te komen. Deze is mogelijk voor de rolstoelgebruikers in het ziekenhuis. Echter, ik neem het stijle gedeelte, waar een trapje aan bevestigd is. Het lukt net niet om er via deze manier te komen, dus dan toch maar via de helling.

Het is boven heel gezellig met al die kinderen. Ze hebben er compleet hun eigen wereld gemaakt. Ze zijn blij en uitgelaten, hebben geen volwassenen nodig. Zijn met elkaar veel krachtiger, dan wanneer er volwassenen bij zijn. Ik vind het ontzettend leuk en hartverwarmend om dit mee te maken.

Ik word gevraagd voor een bijeenkomst in een lokaal. Ze willen dat ik vooraan zit, iedereen is met mij bezig en naar mij op zoek. Ik hoef er voor mezelf niet echt naartoe, maar vind de belangstelling van de kinderen ook wel weer grappig. En dat ze alles zo fanatiek regelen. Ze zeggen dat de lezing alleen is voor moeders die ziek zijn. Ik zeg dat ik helemaal niet ziek ben, en dat ik dus niet bij de lezing kan zijn. Ze zeggen dat ze dan wel net doen alsof ik ziek ben. Ik zeg 'maar dat kan toch niet'? Dan kom ik erachter dat er een grote taart uitgedeeld wordt, als er een zieke moeder in de zaal is. Ik word hier dus eigenlijk voor ingezet. Ik besluit het maar zo te laten, vind het wel wat apart.

Ik zit vooraan bij de lezing, en krijg alle aandacht. Het lijkt eigenlijk alsof er alleen aan mij voorgelezen wordt, en de rest van de zaal 'tweede rang' is. Ik vind de situatie ook wel wat dubieus, want er wordt mij nu een ziekte aangemeten die ik niet heb. Dan had ik liever die aandacht niet gehad. Maar het is moeilijk om uit deze situatie te stappen. Ik besluit  het maar even mee te spelen. Het is zo voorbij. Ik beweeg in een bepaalde richting. Een kinderleidster naast me duwt me steeds weer terug in de oorspronkelijke richting. Ik word hier woedend van, maar omdat ze zo vriendelijk blijft lachen, durf ik er niets van te zeggen. Haar vriendelijke lach is eigenlijk heel dwingend, en ik kan er niet onderuit. Ik kan er niet tegenin gaan.

Het blijkt dat ik gesolliciteerd heb op mijn oude werk. Ik ben er een half uur eerder. Ik zit beneden te wachten. Ze zijn boven aan het werk. Van alle kanten komen oud-collega's naar mij toe, maken een praatje, vinden het geweldig dat ik er ben. Vragen of ik anders al eerder op gesprek wil. Nee, laat mij maar wachten. Ik zeg dat het niet helemaal de bedoeling is dat ik hier ben. Dat ik best een tijdje voor hun wil werken, maar daarna weer wat anders wil. Oh, dat is een teleurstelling, zegt een collega. Want de mensen bouwen een band met je op, en dan moet je weer afscheid nemen. Een leidinggevende zegt dat ik iets moet doorgeven aan een collega. Het gaat over een client. Ik zeg dat ik hier niet werk, het dus ook niet kan regelen. De leidinggevende staat er niet echt voor open. Ondanks dat het fijn is dat iedereen zo vriendelijk en gastvrij is, wil ik hier toch niet langer blijven. Ik wil niet meer dat mensen druk op mij zetten en dingen verwachten die ik niet kan en niet wil waarmaken. 

woensdag 15 mei 2019

Zee

We rijden met het gezin langs een zee. Het lijkt op Kijkduin. Het is in een hobbelig duinlandschap, met kuilen in de weg. Hessel zit aan het stuur en rijdt gewoon voorzichtig door, het komt allemaal goed. De zon hangt laag, en zal spoedig zakken in de zee.

Ik ben ergens in een ruimte, en ik moet op mijn qui vive zijn. Niets is wat het lijkt. Mensen doen vriendelijk, maar hebben een dubbele agenda. Ik voel dat. Ik moet strategie bepalen. Gewoon rustig en kalm blijven. Dat lukt mij. Ze hebben de indruk dat ik hun verhalen geloof. Mooi zo laten. Uit zelfbehoud. Nu moet ik alleen nog zorgen dat ik rustig blijf.

Ik word even wakker, en zeg tegen Hessel: "Ze presenteren zich als een Nutsbedrijf, maar ik trap er echt niet in." Ik heb een man en een vrouw tegenover mij zitten. Ze hebben een nare uitstraling. Ik voel mezelf heel goed begrensd naar deze mensen toe. Ik doe nog even rustig mijn woordje, en daarna zal ik weer afscheid nemen. Laat ze maar denken wat ze willen. Het gaat toch niet door.

Ondertussen is het van groot belang om gewoon vriendelijk en beleefd te blijven. Nog even volhouden. En dan later alles netjes afzeggen en afblazen. Precies volgens de regels. Niet met modder gooien. Dan komt het goed en ben ik goed beschermd.

Een client gaat onder de douche en ik ga weg. Onderweg denk ik, dat ik toch niet zomaar weg had kunnen gaan. Ja hoor, zeg ik tegen mezelf. Want deze client is overleden. En jij gaat ook weer verder. En je zult dit wel dromen, want het klopt niet dat je deze client onder de douche hebt geholpen. Toch begin ik te twijfelen. Ik ga terug en de scene gaat verder als waar ik gebleven was toen ik weg ging. De client heeft niets in de gaten gehad. Ik help hem in de kleren en we lopen naar zijn vrouw in de huiskamer. Alles gaat volgens plan.

Mijn zich voortdurend herhalende droom, dat ik continu bij de mensen in de wijk moet zijn, dat ik geen adresgegevens en geen auto heb, dat niemand mij vertelt waar ik moet zijn, dat ik alles op alles zet om er toch te komen ook al kan dat niet.........dit fragment lijkt hier ook weer op. Maar in mijn achterhoofd weet ik al, dat ik deze droom niet meer hoef te dromen, omdat ik niet meer in de wijk werk. Ik mag het afsluiten. Dat blijkt moeilijk en ingewikkeld. Het is een mantra geworden, die zich steeds herhaalt.

Toch komt er een wending. Ik zit aan de koffie met het echtpaar. Ik ben hier samen met een jongeman en zijn vader. De vader is vroeger huisarts geweest, en hij is bezig met het verzorgen van een echtpaar. Het is een vriendelijke, wat gezette kale man. Hij draagt een net pak, zonder colbert.
Het is nu in een verzorgingshuis, en hij is een gang verderop. Ik zit hier gezellig te kletsen en ik bedenk mij, dat het nu toch wel lang gaat duren. De vader is al een stuk ouder, je kunt het toch niet maken om hem even te hulp te schieten. De zoon maakt al aanstalten om die kant op te gaan.

Dan zeg ik resoluut tegen het echtpaar: "Oh wacht, dat is ook zo. Ik werk helemaal niet meer in de zorg. Ik wacht hier wel even totdat ze klaar zijn. Dan zal ik wel vragen hoe het gegaan is." Het echtpaar vindt het volkomen logisch dat ik dat zeg, gewoon omdat het zo is. Uiteindelijk loop ik naar de gang. Daar komt de vader aan lopen. Hij is trots op het verrichte werk. Het was niet goed gegaan met de vrouw, maar hij heeft het opgelost. Hij pakt zijn zoon vriendschappelijk bij de schouders en zegt 'zo, gaan we nu met zijn drietjes ergens gezellig iets eten?' Ik word door iemand (die ik verder niet zie) tussen hun in gewurmd, en we moeten er met zijn drieën om lachen. Het blijkt op de gang te zijn van de PAAZ, waar ik in 2002 opgenomen was geweest. Het is dus een 'beladen' gang, maar door het gebaar van de man komt alles in een ander daglicht te staan.

Het is ook wel de lange vader van de lange zoon, die zijn zoon weleens van sport komt halen. Er is nu iets doorbroken. De gang van de PAAZ geldt niet meer, en de zorg geldt voor mij ook niet meer. Het is goed zo, en het is zoals ik het wilde en voor ogen had. Ik vond het lastig om af te sluiten en wist ook niet precies hoe. De man heeft het laatste stukje voor mij geregeld. Het echtpaar kijkt blij toe. Zij hadden het allang begrepen.

Nu kunnen we gezellig naar een restaurantje gaan. Het is tegen het middaguur, nu ergens in Duitsland. 

dinsdag 14 mei 2019

Huizen

Ik ben ergens in Coevorden, en op doorreis. Ik kom er mensen uit het verleden tegen. Ze staan daar klaar om mij te begroeten, maar er is verder geen reden om in contact te gaan. Het is goed zoals het is. Zij leven hun leven, en ondertussen vertegenwoordigen zij zichzelf op deze plaats, als standbeelden in het Madame Tussaud Museum. Het is eigenlijk allemaal wel vrij normaal.

Ik loop langs mijn vriendje van vroeger. Hij omhelst mij en zorgt voor mij. Er valt een poes heel speels van zijn schouder. Die poes had al die tijd in zijn nek gezeten, maar dat had ik nooit geweten. Ik schrik er een beetje van, dat hij nu zomaar in een keer komt opduiken. Dat is echter nergens voor nodig, want de poes heeft een intens lief karakter en zorgt goed voor ons. Ik zie nu pas dat de poes al die tijd met ons mee is opgelopen. Ze kijkt me onderzoekend aan, en ik voel me eigenlijk ook best bezwaard, dat ik nu pas contact met haar zoek. Maar het is goed. Ze begrijpt het wel. Er staan mensen om ons heen. Zij willen graag weten hoe wij ons tot elkaar verhouden. Maar ze krijgen geen grip op ons. We leven mooi in een afgesloten ruimte.

Het gebeuren speelt zich af rondom een vijver, zoals in de nieuwbouwwijk bij de school. Er staan nu geen gewone huizen, maar pakhuizen. Het zijn de pakhuizen die ik in Nieuw Amsterdam heb bewonderd. Ik vond het mooi dat nieuwe huizen in oude stijl waren gebouwd. Nu staan ze zorgvuldig gerangschikt in een ronde of ovale vorm, rondom een vijver. Het geeft overzicht en rust. Alles klopt en is perfect met elkaar afgestemd. Alles heeft met alles te maken. Het is precies zoals ik het altijd gewild heb. 

maandag 13 mei 2019

Parijs

Ik loop door Parijs. Het is overal ontzettend druk, waar ik ook ga. Ik word overal omver gelopen door mensen. Ik probeer de oevers langs de Seine. Daar is het wellicht wat rustiger. Maar als ik daar naartoe ga, stromen er ook weer hordes mensen die kant op. Ik word er gek van. Op de een of andere manier hebben ze mij ook steeds nodig, en word ik dus achtervolgd, omdat ik iets voor hun in orde moet maken wat ze zelf niet kunnen, maar vooral wat ze zelf niet willen.

Er is geen beginnen meer aan, en ze slaan erg nare taal uit. Mijn gevoel van teleurstelling en verdriet neemt met de minuut toe. Ik kan totaal niet meer relativeren, omdat ik zo overspoeld word door de energieën van andere mensen. Ik zeg steeds dat het moet stoppen, maar het stopt niet. Er is totaal geen ruimte voor mezelf, ik word letterlijk voor de voeten gelopen.

Ik ben in en in verdrietig, omdat ik al die jaren dag in dag uit zo verschrikkelijk mijn best doe om netjes en vriendelijk te zijn tegen anderen. En als ik iets van mezelf tegenkom wat niet zo leuk is naar anderen toe, dan probeer ik daar aan te werken en er met andere mensen over te praten. Zodat ik anderen beter begrijp en weer vriendelijk tegen hun kan zijn. En ik heb ook heus wel gezien en ervaren, dat veel anderen het lang niet zo nauw nemen als ik. Ik heb dat al die jaren gedoogd, maar in een keer ben ik er helemaal klaar mee, het komt zo binnen, het maakt mij zo verdrietig en onmachtig, waar doe ik het dan allemaal nog voor, als anderen en zo laconiek mee omgaan!?

Maar er komt totaal geen beweging naar mijn kant toe. Eerder in de droom had ik nog een gezellige avond met de buurman. Hij legde mij nog een paar weggetjes in Parijs uit, en hoe ik moest lopen als ik even de weg niet zou kunnen vinden. Daarna zeiden we gedag. Nu loop ik hier, en ik ben totaal op mezelf teruggeworpen, ik heb geen geld, geen bezit. Iemand zegt dat ik dan de auto moet pakken. Ik weet dat ik met de auto ben. Dat is een veel te grote lelijke zwarte auto, soort Amerikaanse truck, een onhandig ding. Deze staat ergens aan een vaart geparkeerd, maar ik zou totaal niet weten waar en hoe.

Ik probeer mensen rustig uit te leggen dat ik verdwaald ben, dat ik ergens weer even een houvast nodig heb om verder te gaan. Maar niemand trekt zich er iets van aan. gaat door met zijn eigen ding. Het kan ook wel, dat ik onzichtbaar ben en niet van deze aarde, dat ik in een onstoffelijke vorm mensen wil toespreken, maar dat niemand luistert. 

donderdag 9 mei 2019

Zeeland

Ik ben met het gezin van komaf in Zeeland op vakantie. Ik moet elke keer mijn best doen om op mezelf te kunnen zijn. Elke keer lukt dat niet. Ik word er gek van. Ik zeg er steeds niks van. Ik weet wel dat ik mijn grenzen moet aangeven, maar het lukt gewoon niet. Hierdoor loop ik steeds weg van situaties, in de hoop ergens anders rust te vinden. Maar dan kom ik weer in een nieuwe onrustige situatie. Het is ook steeds opnieuw een situatie waarin anderen mij nodig hebben. Ik wil dat gewoon even niet. Ik wil gewoon even 'zijn', en niet continu 'nodig zijn'.

Mijn moeder rijdt resoluut van het grint van het ouderlijk huis weg, richting dorp. Ze rijdt in een grote witte station-wagen. Deze is net heel schoongemaakt. Het witte lak blinkt in de zon. Ik vind de auto onooglijk lelijk en veel te groot. Ik ben als een plank tegen de achterklep gedrukt en kan er elk moment uit vallen. Ik bevind mij hier samen met een kleiner persoon. Ik gil en gil dat ik eruit moet, dat dit gevaarlijk is, ik ben voor de helft in de auto en voor de helft op straat, de auto rijdt laag bij de grond. Maar mijn moeder hoort mij niet, de motor ronkt. Ik weet mij toch uit de situatie te bevrijden, voel mij erg boos, maar durf dit niet te zeggen.

In ben in winkelcentrum de Bogaert, winkelen met collega's, terwijl ik dat eigenlijk niet wil. Er staat een laddertje ter decoratie in een winkel. Ik klim in het laddertje, ook al is het wankel. Het lukt toch. Zo kan ik alles van een afstandje bekijken. Bovenin het laddertje bevindt zich een 'nephaan'. Ik heb op een hogere etage van V&D een pop gekocht. Deze is helemaal niet stevig. De benen zijn al uit de kom. Ik ga de pop straks ruilen.

Ik ben dus ook op vakantie, mijn moeder is aan het pakken, het huisje is overvol, ik wil hier weg maar ik mag niet weg, ik moet helpen met pakken, anders krijg ik het predicaat dat ik 'altijd op de vlucht ben' (wat ook zo is). Ik wil nog even naar de zee, maar het blijkt allang donker geworden te zijn, ik had het niet in de gaten. Ik loop wel langs de zee, maar het is aardedonker. Er lopen nog meer mensen. Er staan stenen van ruines. Ik bedacht met dat ik nog wel even naar het zwembad had gewild. Deze is in het vakantiehuis. Het is nu heel warm. Allemaal gemiste kansen. Steeds niet de mogelijkheid om goed voor mezelf te zorgen, te doen wat ik echt wil.

We vertrekken zo meteen, dus kan ik het ook niet inhalen.....onbevredigd gevoel.