Deze weblog bevat een weergave van de dromen die ik 's nachts droom. Ik schrijf op wat er in mij opkomt, maar het is natuurlijk nooit een exacte weergave. Naast de dromen in deze weblog heb ik op zolder ook twee multomappen vol met beschrijvingen van dromen. Ik wil alles nog eens doornemen, overeenkomsten, verschillen, symboliek opzoeken en interessante droomverslagen publiceren. Privacy is gewaarborgd door 'zuinig om te springen met naam en toenaam'.
donderdag 20 januari 2022
Verschillende droomfragmenten
dinsdag 4 januari 2022
Fiets
maandag 3 januari 2022
Huis
Verschillende fragmenten
zondag 2 januari 2022
2014
Vannacht gedroomd van mijn fietstocht van Kampen naar Zalk In de droom fietste ik van Zalk naar Kampen Men vroeg mij waarom ik die route nam omdat ik immers afhankelijk was van de veerpont en of ik dan niet beter een andere route kon nemen omdat het pontje immers niet altijd vaart en dan kun je wel iemand bellen maar dan moet je dat ook eerst afwachten dan ben je er ook niet meteen zeker van Ik dacht ze begrijpen er ook niets van Ik loop liever het pontje mis dan dat ik dat prachtige uitzicht moet missen Ik fietste een heuvel op Er was eerst nog helemaal geen uitzicht Maar hoe meer ik naar boven fietste des te meer uitzicht Toen ik eenmaal boven gekomen was werd het ruime uitzicht mij op een presenteerblad aangeboden Er was rust, groen, zon, water, koeien, zachtheid, kerkje, huisjes Waar ik ook keek, het was er overal Het uitzicht op Zalk, maar dan in spiegelbeeld Zalk was nu aan de kant van de veerpont Terwijl Zalk in werkelijkheid 180 graden de andere kant op is Ik werd door de ruime blik omringd Het deed wel een beetje denken aan de aankomst in de hemel dat wat je dan in verhalen leest dat het zich zomaar in één keer aan je openbaart op een moment dat je het niet verwacht Vooral die glinsterende zonnestralen op het water Dat vond ik nog het allermooiste Die zonnestralen op het water waren dan weer de verbinding met de aarde |
Droom 2014
Ik ga je nu vertellen over een droom. Normaal gesproken schrijf ik mijn dromen op www.droomvriend.blogspot.com. Echter, deze droom is heel belangrijk voor mij, en de beleving was zeer heftig. Het is een beetje een rode draad in mijn leven. Ik vind deze droom belangrijk om te gaan verwerken in mijn roman.
Je hebt de protagonist en de antagonist.
Ik weet niet of je het zo goed schrijft, maar ik dacht het wel.
Kijk, ik ben al een heel eind op gang, maar de antagonist ontbreekt gewoon, tot nu toe.
De droom van vannacht is een enorm goede inspiratie en voedingsbodem, voor het tot stand brengen van de antagonist. Daarom is het van belang om alle aspecten van deze droom te onthouden.
Hier dan de beschrijving van de droom, die ik 'levensecht' herbeleefde, vanmorgen vroeg, precies op het moment dat de zwemmers van de stichting 'Be Tough' de zee in gingen, voor de monstertocht van Den Helder naar Texel (bij het ontwaken was ik erg van slag, moest eerst een douche nemen, om ervan bij te komen):
Droom:
--> Van tevoren even wat feitjes. Vlak voor de zomervakantie nam ik het besluit om mij te voegen bij het plaatselijke zangkoor. Ik kan helemaal niet zingen, heb mij hier nooit op gericht, heb weleens een week zang gedaan op Buitenkunst, vond dat overigens geweldig mooi, en doe ook vaker mee aan zangworkshops op Buitenkunst, en elke keer krijg ik daar dan weer zo'n magisch gevoel van. Resumerend komt het erop neer, dat ik in de verste verten geen solo-zanger ben, maar dat ik zingen in een koor gewoon heel mooi vind. Dus: wat let je!? Er is hier in het dorp het zangkoor, allemaal dames, en ze repeteren elke week in de plaatselijke kerk, die heel mooi, authentiek en knus is.
De droom is dus geen uitbeelding van de realiteit, want in werkelijkheid voel ik mij juist heel welkom, en is er een goede sfeer in het kerkje, een prettige sfeer, ik om er altijd heel graag.
--> Een ander feit is, dat hier ook jaarlijks de Dodenherdenking plaatsvindt, aan de andere kant van de toren (dus niet aan de kant van het witte kerkgebouw), en er dus dan ook gesproken wordt over het onrecht dat in de oorlog elkaar is aangedaan.
--> Dan nu de droom
(tevens meteen uitgewerkt met mijn achteraf-analyse):
De dag is aangebroken.
De eerste repetitie met het zangkoor wordt een feit.
Ik ben helemaal gelukkig, dat het nu zo ver is.
Ik heb wel wat geoefend in de zomervakantie, maar vind het natuurlijk erg spannend.
Ik ben nu eenmaal geen zanger, en er zal nog flink gewerkt moeten worden aan mijn techniek.
Maar dat maakt niet uit: daartoe ben ik zeer gemotiveerd.
Bovendien heb ik zin om mij te voegen bij deze enthousiaste club dames.
Met een spannend gevoel in mijn lijf loop ik in de richting van de kerk.
Wat kan ik verwachten van deze avond?
Hoe zal ik straks weer naar huis gaan?
Helemaal vervuld, en over een drempel heen?
Ik verwacht van wel.
Zal de dirigent een beetje tevreden over mij zijn?
Dat vind ik nog wel spannend.
Het is zoals vroeger de eerste keer, dat ik naar een nieuwe vereniging ging.
Met knikkende knieën!
Als ik bij de kerk aangekomen ben, staat iedereen nog buiten.
Het lijkt wel een staande receptie, of een markt, buiten in de zon.
Dames staan ontspannen te praten, in flierige witte blouses, en nippend aan cocktails met rietjes.
Ik had gedacht dat het heel serieus zou zijn, en dat we op tijd moesten beginnen.
Maar nu krijg ik toch een veel meer ontspannen indruk, en maak helemaal geen haast.
Er is een fijne, lichtvoetige sfeer, waar ik mij helemaal bij kan aansluiten.
Het maakt, dat ik er helemaal zin in krijg, en dat de zenuwen als sneeuw voor de zon verdwijnen.
Echter, het volgende moment schrik ik heel erg.
Een vrouw (die niet bij het zangkoor hoort) staat letterlijk 'op de barricades', met haar borst vooruit, hoofd in de lucht.
Het eerste wat ik denk: oh nee, gaan we weer. Wat heeft ze nu weer dan?
Wat is er nu weer dan, wat ze van mij niet kan uitstaan, waar ze jaloers op is?
Waar is ze nu dan weer op uit?
Welke beweegredenen zijn het deze keer?
Het is duidelijk een gevolg van een proces dat zich al eindeloos en vele malen herhaald heeft.
Ik doe gewoon mijn ding, ben wie ik ben, en zij haakt te pas en te onpas pootje.
Het is hardnekkig gedrag, waar ik in de verste verten niet tegen bestand ben.
Waarom? Omdat ik zelf dit gedrag niet voor elkaar krijg.
Ik ben niet in staat om terug te meppen en bovendien sta ik er niet achter om terug te meppen.
Ik ben van de dialoog, van het gesprek aangaan, en dat is natuurlijk het laatste waar zij op zit te wachten.
Bij haar gaat het om macht, om overwinning, om overbluffen, om 'had je wat'.
Zij verklaart mij de oorlog, en ik doe niet mee, zogezegd.
Ik ga liever in mijn dagboek schrijven, of gedichten, en dat maakt haar alleen nog maar bozer.
Deze keer echter, laat ik haar volledig links liggen.
Een koekje van eigen deeg, zogezegd.
Dus loop ik met grote passen langs haar heen, het hoofd omhoog, en met een arrogante blik.
Reden: ik heb ZO geen zin in haar. Niet in haar gedrag, en niet in haar aanwezigheid.
Wegwezen. Opzouten. Uit mijn gezichtsveld. Verdwijn.
Op het moment dat ik dit gedrag vertoon, ben ik een totaal ander persoon.
Wellicht een personage uit de serie 'Gooise Vrouwen'.
Ik moet ook eigenlijk erg om mezelf lachen.
Zo van kijk mij nou. Dat is toch niks voor mij.
En ik wacht eigenlijk op het moment, waarop de vrouw haar scepter neerlegt.
En dan naast mij plaatsneemt in het gras. En dat we er samen hartelijk om kunnen lachen.
In een deuk liggen. Niet meer bijkomen van het lachen.
Zo van kijk ons eens. Wat een belachelijke vertoning.
Maar dit alles gebeurt niet.
Ze volhardt in haar machtsvertoning.
En stukje bij beetje verandert ze in een man met een helm. En dan komt er ook een vlag bij.
Een soldaat dus. Een soldaat op wacht. Van 'stel je voor'.
Stel je voor dat ze over mij heen lopen.
Ik raak nu ernstig bezorgd om haar lot. Het is haar menes. Het wordt steeds erger.
Ze raakt letterlijk versteend, blijft onbeweeglijk, en ik kan er niets tegen doen.
Ik loop door, diep gekwetst, en boos op mezelf, dat ik mij WEER uit het veld laat slaan door zoveel negativiteit, die als een zware deken over mij heen gevallen is.
Ik laat de zware deken mijn hele 'zijn in de wereld' overspoelen.
Ik sta in een open veld, en ik ben volkomen weerloos.
Radeloos en intens verdrietig onderga ik mijn lot, in het geheel niet in staat om in te grijpen.
Het is een groot raadsel hoe het in Godsnaam mogelijk is dat ik niet in actie kom tegen dit onrecht.
Het verbaast mijn moeder keer op keer weer.
Hoe kan het. Hoe kán het!?
Tijdens de ontmoeting met de 'soldaat' spreekt ze mij vanuit de hoogte aan, roept ze mij op het matje, roept ze mij geheel ten onrechte ter verantwoording.
Ze blijft maar op me inpraten, op een indringende en gemene manier, en haalt er dingen bij die in het geheel niets met de kwestie te maken hebben. Even vóór dit moment heb ik haar vader op een bankje naast de kerk zien zitten, nog heel jong.
Hij lachte en zwaaide naar mij, dus ik lachte en zwaaide terug, helemaal verbaasd, omdat ik hem eerder nog nooit zo uitbundig en vrolijk had gezien, en nu schrik ik daarvan, dat hij er eigenlijk nooit zo heel blij uitziet voor mijn gevoel, dat er een beladenheid om hem heen hangt.
Ze is ijzersterk in haar dialoog, of nou ja, het is eigenlijk een monoloog. En ook al slaat ze inhoudelijk de plank volledig mis, en zet ze zichzelf eigenlijk voor gek, toch ben ik er in het geheel niet tegen bestand, wat ik dan tegelijkertijd weer vreselijk slap van mezelf vind.
Haar woorden en manier van praten zijn als een gifpijl, die direct mijn hart doorklieft. Ze dramt maar door en ze dramt maar door en ze dramt maar door, en ik word er met de minuut ongelukkiger van, om mijn eigen lot, maar ook om háár lot, van wat is er met je gebeurd, dat je je ZO laat kennen.
Ik dreig dat ik haar vader erbij ga halen, en tegelijkertijd vind ik het een laffe opmerking van mezelf, en ook volkomen zinloos, want haar vader heeft nooit ingegrepen, dus dat zal hij nu ook heus niet doen, ook niet nadat hij mij zo vrolijk begroet heeft.
Tot mijn stomme verbazing spreekt één van haar vriendinnen (die het normaal gesproken ook steeds op mij gemunt heeft) haar aan op haar gedrag, en zegt ze dat ze moet ophouden met haar gedram.
Het is 'fight or flight'.
Fight is geen optie, want dat krijg ik gewoon niet voor elkaar, terwijl ik zelf niet begrijp hoe het in Godsnaam mogelijk is dat ik dat niet voor elkaar krijg, en waar mijn kracht van vroeger gebleven is, de kracht van lief en vriendelijk zijn, maar tevens heel duidelijk en zelfbewust mijn eigen pad kiezen.
Zijn het de hormonen?
Word ik gewoon onderuit gehaald, omdat vanaf mijn 13e de hormonen hun eigen weg kiezen, vanaf het eerste moment van de menstruatie, en het overzicht en inzicht volkomen zoek is, omdat de hormonen ervoor zorgen dat alles in mijn lijf en in mijn geest alle kanten opvliegt, behalve de goede kant?
Maar hoe zit dat dan met die anderen?
Dat wat mij gedurende mijn hele jeugd sterk en ontastbaar maakte, dat wat maakte dat ik mij onderscheidde van de rest, dat hele specifieke creatieve artistieke eigene lieve zachtaardige scherpzinnige schrandere, dat mij in feite onschendbaar maakte voor de inbreuk van anderen, omdat anderen het bewonderden en het niet konden evenaren, dat wordt nu op zeer grove wijze doorkliefd, als een oorontsteking die dwars door het trommelvlies heen boort, en al het gelukkige inwendige harmonieuze leven achter het oor een kopje kleiner maakt.
Het zelfbewuste, zelfverzekerde kind, weliswaar gevoelig, en snel van slag te brengen, maar tevens moedig, erop af, het niet uit de weg gaand, haar eigen pad volgend, voor zichzelf opkomend, ook al is dat dan door te huilen, maar door de tranen heen wel degelijk haar vrouwtje staand.
En moet je nu eens zien; waar is dat alles gebleven!?
Waarom toch jezelf keer op keer op keer van het toneel laten meppen, bij de eerste de beste sneer van de ander!?
Het feit dat ik de oorsprong van mijn houding niet weet te achterhalen maakt, dat ik nóg onzekerder word dan ik mij al voelde. Ik lees terug in mijn dagboek, en daar vind ik GEEN twijfelend, onzeker, bang kind nee, daar vind ik gewoon een NORMALE puber met normale idealen en normale onzekerheden, maar vooral een puber die het leven wil gaan vieren, alleen nog niet weet HOE.
En zéker als kind schitterde ik de sterren van de hemel, en is er nooit een moment geweest waarop ik mij in een hoek liet drukken, het feit dat ik veel te lief en veel te zacht was dan buiten beschouwing gelaten, maar ik heb mij nooit één moment onderdrukt gevoeld door anderen, of het gevoel gehad dat ik anderen voor hun beurt liet gaan. Als het erop aan kwam, dan kwam ik wel degelijk voor mezelf op.
Dus: waar is dat gebleven? Waar is dat allemaal gebleven?
En wat maakt, dat anderen mij elke keer de pas af willen snijden, terwijl ik vroeger vooraan de rij liep?
Is het OMDAT ik vroeger vooraan de rij liep?
Is het misschien dat ze denken oké, nu is het MIJN beurt een keer en moet jij je plek weten?
Is DAT het?
Na de confrontatie met de 'soldatenvrouw' laat ik haar op wacht staan bij de kerk (en inmiddels is er ook al een soldatenhuisje bij gekomen, zoals je weleens ziet in een kinderprogramma, dat ze er steeds meer bij tekenen, en de soldaat staat er nog steeds onbeweeglijk en versteend bij, en staat ook op een flinke verhoging).
Tot mijn opluchting komt haar broer naar mij toe, om zich te verontschuldigen voor het gedrag van zijn zus. Ik sla hem vriendschappelijk op de schouder, en zeg hem dat hij dat helemaal niet hoeft te doen, dat hij die ballast niet bij zich hoeft te dragen, maar dat ik zijn initiatief wel heel erg waardeer.
We zitten beiden peinzend voor ons uit te staren, ons afvragend hoe het zover heeft kunnen komen, en wat we hieraan kunnen doen. Ik sta op het punt om te zeggen dat ik er niets van begrijp hoe deze dame zo'n lieve broer, en ook lieve moeder kan hebben. Echter, op het laatste moment zeg ik het toch NIET, om geen kwade woorden te verspreiden. Dat is een verstandige actie.
Ik loop door in de richting van de toren, die bij ons náást de kerk staat. Blijkbaar weet ik precies waar ik zijn moet, want ik ga recht op mijn doel af, zonder nog precies te weten wat dat doel dan is, maar blijkbaar weet ik het op onbewust niveau al van A tot Z.
De andere dames staan nog steeds heel ongedwongen met elkaar te kletsen, met cocktails met rietjes in de zomerzon, en van het gebeuren met de soldaat hebben ze ook niets meegekregen, blijkbaar was dit gebeuren ook onzichtbaar voor hun, zou het niet onzichtbaar geweest zijn, dan hadden ze wel ingegrepen, dat weet ik zeker.
Ik loop de wenteltrap op naar boven (in werkelijkheid ben ik nooit in deze toren geweest, en weet ik ook niet of er een wenteltrap is, in de droom lijkt het nog het meest op de wenteltrap in de Dom in Utrecht).
In een volgend fragment zit ik nonchalant met een groepje jongeren op de wenteltrap, vlak voor het bovenste punt van de toren. We zitten hier niet in de weg, omdat dit gewoon de plaats is waar wij wonen, of waar wij tijdelijk verblijven met zijn allen. Het kan ook wel zijn dat dit ons verenigingsgebouwtje is, waar wij wekelijks bij elkaar komen, en samen mooie creatieve plannetjes maken.
Ik denk in het geheel niet meer aan de nare sfeer met de soldatenvrouw. Het lijkt alsof dit al jaren achter mij ligt.
Het lijkt ook gewoon een vergeten periode te zijn.
Ik heb het supergezellig met deze mensen. We kunnen met elkaar lezen en schrijven. Er is ook een collega van het Scheper Ziekenhuis bij. Er is een ontspannen sfeer, wederzijds respect, we lachen veel met elkaar, laten elkaar in waarde.
Zo compleet anders dan met die soldatenvrouw.
Met haar werd er ook veel gelachen, maar meestal was dat 'anderen uitlachen'. Ik kan nog zo duidelijk naar voren halen hoe ongemakkelijk ik mij daarbij voelde, maar als verlamd aan de grond genageld stond, niet wetende hoe ik moest ingrijpen, niet de vrijheid voelend om gewoon weg te lopen uit deze nare sfeer, laat staan om het voor de anderen op te nemen, die keer op keer uitgelachen werden.
Dan is er plotseling iemand, die mij erop wijst dat het zangkoor reeds aanvangt met de repetitie, en dat het van belang is dat ik op tijd aanwezig ben, zéker bij deze eerste repetitie.
Ik schrik op, en meld aan mijn vrienden dat ik weg moet, dat ik blijkbaar niet bij het juiste workshopgroepje ben ingedeeld (dit doet dan weer denken aan Buitenkunst).
Plichtsgetrouw als ik ben, haast ik mij naar beneden - tegen mijn zin, want het was hier juist zo gezellig, ik heb natuurlijk heel veel zin in het zingen, maar vind een goede sfeer het belangrijkste, en ik moet eerst nog maar eens zien af te wachten of ik deze gezelligheid ook weer ergens anders kan vinden.
De mensen uit dit groepje vinden het ook jammer.
Ze zijn wat alternatief gekleed, leven wat alternatief, vergelijkbaar met de Duitse groepen die jaarlijks gekostumeerd rondlopen op Middeleeuws Ter Apel, en het Middeleeuwse leven uitbeelden.
Vooral het ontspannen leven, ieder de ruimte biedend, spreekt mij erg aan, voelt vertrouwd en huiselijk, en ik vind het jammer dit nu zo overhaast weer te moeten verlaten maar ja, het is niet anders.
De jongeman die het laagste op de trap zit, heeft een ijzeren houdertje op zijn hoofd, een soort boekenhouder, met een plat rechthoekig bovenvlak. Dat is ervoor bedoeld dat ik langs hem naar beneden kan lopen, en hij geeft mij ook die ruimte, ook al vindt hij het wel heel jammer, en laat hij mij liever niet gaan. Het is een jongeman van een jaar of 19, met nonchalante krullen, iets te lang haar, wat hem juist wel mooi staat, alternatief gekleed, het hoofd wat naar beneden. Hij doet mij denken aan één van de schoolvrienden van Amber, waarmee ze nu op Lowlands staat, die ook in een bandje speelt.
Ik maak gebruik van het ijzeren 'onderzetje' bovenop zijn hoofd. Eerst wil ik het niet, en geef ik aan dat ik hem geen pijn wil doen. Echter, hij zegt dat er weinig keuze is, en dat hij het onderzetje speciaal voor deze gelegenheid op zijn hoofd heeft laten zetten, dat het voor hem ook tegen zijn natuur in is, maar dat hij ook geen keuze had. En dat ik wel van het onderzetje gebruik moet maken, omdat hij anders weer moet gaan verantwoorden waarom dat ding op zijn hoofd zit. En dat als ik er gebruik van maak, dat dat onderzetje dan ook weer van zijn hoofd af mag.
Ik begrijp het, en neem de stap dus, om hem definitief achter mij te laten, zonder te zwaaien nog wel, en ook naar de anderen van de groep zwaai ik niet, wat me wel pijn doet.
In een ander fragment bevind ik mij in de kerk, dus in het witte gebouw náást de toren. Het wordt allemaal zeer groots aangepakt, bijna koninklijk. Er komt ook hoog bezoek kijken. De ruimte is veel groter dan in werkelijkheid, met allemaal etages en verborgen ruimtes. Het lijkt wel op een groot kasteel.
Het is zondagochtend, de ochtendzon schijnt koninklijk naar binnen, er is goud en lichtrood fluweel, allemaal warme elementen, maar hierdoor schijnend voel ik de kilte (in kou) en de holle akoestiek die een kasteel eigen is, en die door de anderen niet gevoeld schijnt te worden.
Ik ruik het ook in de lucht die ik inadem: die is hol, inhoudsloos. De anderen schijnen dat niet in de gaten te hebben, en gaan helemaal op in het belangrijke, voorname, in het 'kijk ons eens belangrijk en ervaren zijn'. Ik hoor hier nog niet bij, want ik kom hier voor het eerst op repetitie. De dirigent is nog niet aanwezig. Hij heeft gemeld dat hij later zou komen, en is nog in druk overleg over de laatste puntjes op de i, met een jongeman in pak, met gitzwart achterover gekamd haar, ook een heel voorname heer.
Ik word steeds zenuwachtiger en ongemakkelijker, voel me weer onveilig in het open veld, mis enorm de geborgenheid van het groepje dat ik achter moest laten, vraag me af waarom ik dat dan gedaan heb, maar dat kwam omdat dat groepje niet was ingedeeld bij 'zang', maar bij 'installaties' - nu ben ik dus weer op Buitenkunst - en ik hoor dus niet bij installaties, omdat ik betaald heb voor zang, en niet voor installaties.
Toch bedenk ik mij dat ik mij geen zorgen hoef te maken, omdat ik al een aantal dames heb gesproken, toen ik hen in het dorp tegenkwam, en ik ook al besproken heb waar ik zou gaan zitten. Dus ik loop de tribune op, en spreek vriendschappelijk één van de dames aan van 'nou, hier ben ik dan, ik kom naast je zitten'. Maar nee hoor, plotseling is er nu totaal geen ruimte meer voor mij, het hele groepje kijkt mij wantrouwig aan, en ik word vriendelijk verzocht weg te gaan, want ik verstoor hier deze belangrijke ontmoeting met voorname mensen, waar ik niet aan kan deelnemen, aangezien ik nog niet eens bij het koor zit, en dit mijn eerste keer is.
Ze laten dus nu plotsklaps een heel ander gezicht zien, en het voelt als een klap midden in mijn gezicht. Ik ben er nu wel beter tegen bestand, maar toch loop ik weg, omdat ik de anderen ook niet voor gek wil zetten temidden van deze 'voorname mensen', die van buitenaf een bezoek brengen, en die hier helemaal niets mee te maken hebben. Ik wil de goede naam van het koor niet in diskrediet brengen.
Ik denk, ik loop nu wel weg, dan kom ik er later wel met hun op terug, dat heeft nu helemaal geen zin. Vervolgens ga ik naar een hele andere plaats, ook hoog op een tribune, vraag netjes of deze plaats nog vrij is. Nou, dat wordt moeilijk, zegt één van de dames. Een vriendin van hun zou daar gaan zitten, maar ze is er nog niet. Ik ontplof bijna, maar leg dan heel rustig uit dat het voor mij op deze manier onmogelijk gaat worden om deel te nemen aan het koor, leg uit wat ik allemaal al geprobeerd heb, en dat ik toch wel graag op tijd aanwezig wil zijn en op de juiste plek wil zitten, dat de plek er wel toe doet, omdat ik uitgekozen ben als alt, en dat het ook invloed heeft op de zang en dus op het hele koor en dus op het aanzien van het koor, als ik niet op de juiste plek zit. Ik leg er al mijn kussentje neer (want sommigen gebruiken een kussentje, vanwege de harde banken, ik gebruik een lichtbruin kussentje). Ik zeg dat ik mij anders dan maar voor het koor moet afmelden, want dat kan nog, maar tegelijkertijd wil ik dat juist niet, want ik had me hier juist zo op verheugd.
Op het kussentje leg ik een rood strikje met een belletje.
De vrouw naast mij is heel vriendelijk, en doet haar best om dit samen met mij op te lossen, ook al is het niet van harte, omdat ze dan weer bang is dat haar vriendin boos zal worden, terwijl ik dan ook denk van nou, dan moet die vriendin er zelf ook voor zorgen dat ze op tijd is. Anderzijds is er een fragment dat ik innig in een rijtje van zo'n vier vrouwen een polka-dans doe, en ik bemerk dat ze stevig mijn hand vasthoudt, heel liefdevol.
zaterdag 1 januari 2022
Dood
Droom 2014:
Nog nooit eerder heb ik zo'n bijzondere, maar ook heftige droom gehad.
De droom was zo levensecht, dat het nu lijkt alsof ik nog steeds in de droom ben.
Het is in twee fases opgedeeld.
In de eerste fase krijgen wij - als 'team' - het bericht, dat één van onze 'pupillen' niet lang meer te leven heeft. Het is een jonge man, met verstandelijke vermogens die minder goed ontwikkeld zijn, terwijl hij intuïtief / spiritueel juist uitermate sterk en ver ontwikkeld is (ook al hebben de meeste mensen dat helemaal niet in de gaten, omdat ze het niet herkennen).
--> Gisteren was er een programma op televisie, over een jonge man in een woongroep, dus vandaar dat ik daar nu over droom.
We zijn allen onder de indruk, want we houden allemaal heel veel van hem, maar we gaan direct tot handelen over, en zetten onze eigen emoties opzij. We willen er in de eerste instantie zoveel mogelijk voor hem zijn. We helpen hem onder de douche. Hij laat urine en ontlasting lopen, vindt dit vreselijk naar, schaamt zich er enorm voor, wij proberen hem te troosten, en zeggen dat hij zijn lot zo moedig draagt, maar hij is ontroostbaar. In een diepere laag is te zien, dat hij vooral huilt om het feit dat hij binnenkort gaat overlijden, hetgeen paniek met zich meebrengt, waar hij op dat moment niet mee overweg kan, hij staat er helemaal alleen in, en wij zijn slechts toeschouwers, we kunnen hem niet ECHT helpen, en hij weet dat, en wil ons hier niet mee belasten, en wil er ook niet voor uit komen, en dus uit het zich vooral vanwege het feit dat hij ontlasting en urine verliest.
Het moment van machteloosheid en paniek duurt niet lang, is niet zo heftig als verwacht, is goed te overzien, ook al is het niet leuk. Dan gebeurt er iets wonderlijks. Ik word zélf de man!
--> Nu gebeurt dat natuurlijk wel vaker in dromen, en het is dus niet een uitzonderlijk verschijnsel, maar wat het uitzonderlijk maakt is, dat er in rap tempo een transformatieproces op gang komt, en dat proces gaat mijzelf aan, en niet een ander, en dus is het dichterbij dan ooit, zonder dat het beangstigend is, en om laatstgenoemde reden is dit een (persoonlijke) topprestatie, en voelt het levensecht aan.
Van het ene op het andere moment ben ik nu zélf de man geworden.
De fase van schaamte, angst en paniek is inmiddels volledig afgesloten, uitgebreid gezien en gehoord.
Deze heeft voldoende aandacht gehad om nu los te mogen laten.
Het is wel een aparte gewaarwording dat deze fase echt voorbij is, en het voelt ook een beetje alsof ik mij er met 'een Jantje van Leyden' vanaf maak, omdat ik tijdens deze moeilijke fase nog niet de persoon was die ik nu wel ben, en dan lijkt het net alsof een ander deze klus voor mij heeft moeten klaren, en ik mij er nu heel gemakkelijk vanaf maak.
--> Dit is goed te verklaren. Ik heb de klus wél zelf geklaard, alleen was ik mij dat niet bewust. En já, ik werd inderdaad geholpen, ook al weten we nooit door wie en hoe en ik kies er altijd bewust voor om hier niet verder op in te gaan. Het feit dat ik moeite heb om de bewerking van Rammstein mee te zingen (Engel --> dat hij geen engel wil zijn) heeft hier sterk mee te maken. Gisteren zei ik tegen een mede-koorlid dat ik moeite heb met het lied, omdat ik mij wél gesteund weet door engelen of wie of wat dan ook, en het voelt tegennatuurlijk om dan te gaan zingen dat ik niet de engel wil zijn van de ander. Zonder woorden begreep zij wat ik bedoelde. Door dit moment werd ik mij bewust van het feit dat het voor mij dus blijkbaar heel gewoon is om mij omringd te voelen door engelen (of wie of wat dan ook), maar ook dat het heel gewoon is dat ik voor een andere een engel (of wie of wat dan ook) kan zijn, voor mensen dichtbij, maar ook voor mensen die op dit moment niet in mijn dagelijkse leven zijn. Het feit dat wij dus ook nog in de kerk aanwezig waren (waar we immers oefenen met de zang) maakte dit alles nog eens extra werkelijk. Dit is in feite voor mij het eerste 'bewijs' dat ik het dus dag in dag uit op deze manier ervaar, en het is een hele sterke kracht, die heel sterk duidelijk maakt dat het niet klopt om te zingen dat ik geen engel wil zijn voor de ander (maar misschien heeft Rammstein wel een diepere betekenis, die juist wel weer heel liefdevol is, maar dat zou ik dan even moeten uitzoeken, vooralsnog heb ik sterk het gevoel en de behoefte om juist met tegenkrachten in opstand te komen, zoals grote uitingen van liefde).
In de droom ga ik voor de zekerheid alles nog een keer bij langs, om mij ervan te vergewissen dat de paniek echt voorbij is, en dat het 100% zeker is dat er geen lijken meer uit de kast komen. Daarom stel ik mij kwetsbaar op in de klas. Ja, ik ben weer in de klas bij juffrouw van Zeijl of bij meester Berkhout, en de handwerkjuf is in de klas, dus het is erg rommelig, meisjes komen te pas en te onpas om hulp vragen bij het breien. Een collega van Icare zit bij de deur, met haar bureau schuin, en het bureau ligt vol met papieren. Ik kom binnen en ik kan er nauwelijks meer bij, zo vol is de klas. Ik vraag de collega om hulp, en ik ben blij en trots dat ik in staat ben om die hulp te vragen.
--> Herinnering aan gisteren, toen ik op kantoor kwam, en mijn collega breeduit aan mijn bureau zat, zich meteen verontschuldigend, terwijl ik zei meid, blijf toch lekker zitten, ik ga wel in het kleine kamertje zitten, ik heb alweer een ochtend Duitsland achter de rug, dus ik blijf ook niet zo lang, en bovendien wordt dit toch de nabije toekomst, dat dit bureau niet meer door mij in beslag genomen wordt.
--> Wat ik hiermee in feite (zonder mij dit bewust te zijn) deed, dat was letterlijk een stap terug doen, en uitgaan van de feiten, namelijk JA, het is de realiteit, NA 11 NOVEMBER bin ich verschwunden!!
Tegelijkertijd geef ik aan dat ik de ochtend in Duitsland verbracht heb, en daar ligt nu de focus, aangezien ik van mijn werk ook nog overuren heb staan, en het momenteel niet megadruk heb, aangezien ik al zo hard gewerkt HEB, en dus al heel wat zaken netjes heb afgerond.
--> De collega reageerde heel vriendelijk en meelevend.
In de droom maakt de collega haar werk even snel af, kijkt of de kinderen verder kunnen met de handwerkjuf, legt meteen haar spullen opzij, om er voor mij te zijn. Normaal gesproken wil ik het niet afdwingen dat een andere mij stante pede moet komen helpen, maar nu heb ik geen keuze, omdat ik (in de droom!) NIET LANG MEER TE LEVEN HEB!!! Ik laat mij door de collega helpen, maar dat is meer om háár gerust te stellen en haar aan het idee te laten wennen. Zelf ben ik er al min of meer aan toe om 'alleen verder te gaan'.
Het 'alleen verder gaan' is voor een moment even heel beangstigend. Na de hulp van de collega sluit ik het contact met de mensen in mijn omgeving af, omdat alles is afgerond en uitgebreid gezien, en ik nu dus definitief kan en mag gaan loslaten. Het volgende moment lijkt dus op een 'alleen verder moeten gaan'. Nu voel ik pas ZELF hoe het nu daadwerkelijk is om te gaan sterven, en alles en iedereen achter je te moeten laten. Er komt weer een lichte paniek naar boven, en de ervaring is sterk te vergelijken met een baby die door het geboortekanaal gaat, en dit op geheel eigen kracht moet doen, alleen door die donkere gang, maar nu in precies omgekeerde richting. Ik voel compassie met de baby, om er vervolgens achter te komen dat ik het ZELF ben!
--> Dit is het meest bijzondere moment van de droom: vertwijfeling van oh jee wat nu, het is ECHT allemaal voorbij, ik ga ECHT deze wereld verlaten, triviale zaken en de mensen om mij heen, het geldt alleen voor die mensen, want ik ga nu niet met hen verder, ik ga een andere kant op, en ik word er naartoe gesleept, naartoe gevoerd, alsof ik op een vriendelijke manier word meegezogen met de stroming van de zee. Beroepsmatig heb ik vaak mensen bijgestaan die gingen sterven, en nu zit ik er zelf midden in, en blijkt het zo totaal anders te zijn dan ik mij had voorgesteld, vooral ook veel en veel minder eng dan ik gedacht had, ook al is er dan wel de voorwaarde om in alle overgaven 100% lost te laten.
--> Het initiatief om het project in Duitsland te gaan volgen pakt ongelooflijk goed uit: ik ga letterlijk over de grens kijken, iets wat ik in al die 19 jaren niet durfde, en nu wel, en het helpt mij enorm om zaken nu los te gaan laten, en van een totaal ander perspectief te gaan bekijken.
Het einde van de droom is heel mooi.
Ik krijg beelden van de Happinez-agenda (gekocht toen een collega van mijn leeftijd in maart dit jaar gecremeerd werd, de agenda kocht ik in de aanbieding bij V&D, en de agenda ik echt mijn maatje geworden, met prachtige teksten en afbeeldingen).
Vervolgens denk ik heel nuchter ja, ik moet veel gaan missen, maar ik ga nu wel dichter bij God komen, ik ga God (of wie of wat dan ook) ontmoeten, en daar verheug ik mij eerlijk gezegd ook wel op, ik ben heel nieuwsgierig, ik voel me als een kind dat naar een kinderfeestje mag.
--> Te maken met mijn vertaling van de week, van het woord 'Tschüss'.
--> Ook te maken met een woord dat ik van de week tijdens een droom doorkreeg: neugier (schrijf je dat zo, in het Duits). Het was een boodschap: wees maar gerust nieuwsgierig.
Vliegers
Droom uit 2014:
Het is midden in de nacht, en ik bevind mij in een hemelruim, zoals 'Le petit Prince'.
Ik ben hier helemaal alleen. De lucht is zacht en zwoel. Het voelt heel veilig.
Ik voel mij beschermd door deze omgeving. Opgenomen in een groter geheel. Zoiets.
Ik vind het niet eng om hier helemaal alleen te zijn, want ik voel mij gedragen en beschermd.
Tot in het oneindige kan ik kijken naar de sterren, en ik kan er geen genoeg van krijgen.
Het oogt zoals in een sprookje of in een kinderboek, maar tegelijkertijd is het realistisch en heel down-to-earth; dichterbij de realiteit kun je eigenlijk niet komen, zoiets.
Het is alsof ik terplekke het geheim van het leven op aarde ontrafel.
Ik begeef mij ook wel in een duinpan, bij een strand waar verder helemaal niemand is.
Het voelt er prettig en geborgen en veilig. Ik zal de duinpan oversteken in de richting van de zee
(een droombeeld dat ik eerder ook al eens gehad heb).
Dan zie ik in een lucht een hele 'optocht' van vliegers. Het zijn allerlei soorten en maten, kleuren en afmetingen. Ze zien er perfect uit, zijn heel ingenieus in elkaar gezet, heel knap gedaan.
Alle vliegers hebben een heel eigen, uniek karakter; geen enkele vlieger lijkt op de andere.
Soms is het overtuigd een vlieger, soms lijkt het veel meer op een tent, en dan is het grappig te zien dat de tent in de lucht vliegt, terwijl ie eigenlijk met beide beentjes in de aarde hoort te staan.
Ik kijk er met iemand anders naar, maar dat is een engel, of een niet bestaand persoon
(of een persoon die wel bestaat, maar op dit moment niet in mijn leven is).
Het voelt heel vertrouwd, heel echt, heel 'thuis', alsof het altijd zo geweest is en ook altijd zo zal blijven. We verwonderen ons over de schoonheid van de vliegers, die zo duidelijk afsteken tegen de donkere lucht, en op hun gemak in een rechte diagonaal naar beneden zweven, heel weloverwogen.
In een ander fragment deelt Amber een kamer met iemand van Buitenkunst. Dat vind ik wel wat apart. Ik zeg tegen de man dat ik het leuk vind dat hij nu een vriendin heeft. Hij reageert er nauwelijks op.
Grotebeer.net:
"Komt er een vlieger in je droom voor die gemakkelijk vliegt,
dan staat dit voor het bereiken van je grootste dromen."