zaterdag 26 mei 2018

Trouwerij

Ik ging naar een trouwerij, en het bleek, dat ik zelf ging trouwen. Ik reed rond in een kleine bestelwagen, in ZW en omgeving. Er was een vrouw, die met mij mee reed. Ze was steeds met andere dingen bezig. Ik werd hierdoor wel afgeleid, maar kon aanvankelijk nog wel mijn aandacht bij de weg houden. Ik dacht nou, dat is straks wel over, dan gaat ze rustig zitten. Maar het werd steeds erger, en ik moest mijn best doen om de auto in bedwang te houden. We gingen ook een beetje slingeren. Op een gegeven moment boog ze over mij heen, had een dikke winterjas met bontkraag, moest iets pakken aan mijn kant. Verschillende keren zei ik er wat van, maar ze ging gewoon door, trok zich er niets van aan. Ze keek er heel onverschillig bij. Ik ontplofte bijna. Was ook nog zenuwachtig, omdat het wel mijn eigen trouwerij was, waar we naartoe gingen. Dus we waren ook nog aan tijd gebonden. Uiteindelijk kwamen we gewoon op tijd aan, en was er niets gebeurd. Maar mijn irritatie was nog niet uit de wereld!

Blijkbaar had de trouwerij al plaatsgevonden, of het moest nog plaatsvinden, maar was er in een middag een soort pauze. In die pauze was ik met Amber in Den Haag, ongeveer op de plaats waar Hessel gewoon heeft. We genoten van onze vrijheid, en dat er niemand was, die zich met ons bemoeide. Ik had geen idee waar de gasten waren, maar dit was zo afgesproken, dus klaar. Ik was er eigenlijk heel trots op, dat ik mij er ook echt niets van aantrok, aangezien ik ook niets verkeerd deed.

Ik liep even de stad in, en Amber bleef in Hessels huis. In de stad moest ik naar de wc, en blijkbaar moest ik hier ook de trouwring ophalen. Kwam in interessante winkels, zoals de Bijenkorf. Alles heel netjes en schoon. Het kwam zoals het kwam, maakte helemaal niet uit wat ik deed, alles was goed. Ik moest wel nodig naar de wc, kon geen wc vinden, of liep er steeds voorbij. Deed een deur open, die deur was van het personeel, een personeelslid stootte zich hard tegen de deur die ik geopend had, ik bood mijn excuses aan, zijn moest er wel om lachen, was geen enkel probleem. Maar ik zag wel een wondje boven haar neus. Nee hoor, toch was het geen enkel probleem, dat zeiden haar collega's ook, die er omheen stonden. Ze waren allemaal keurig in uniform, mantelpakje, strikje om de hals, ze leken wel stewardessen, gingen na de lunchpauze weer aan het werk, kan wel zijn dat ik door het raam keek, en daar een vliegtuig zag opstijgen. Het raam was links van de deur van de kantine van het personeel.

Ik moest mijn bagage van het ouderlijk huis vervoeren naar mijn eigen woning. De bushalte was op de plaats van mijn oude school. Ik had geen zin om hulp te vragen, en dat was ook niet nodig. Het ouderlijk huis was ook wel onze eerdere woning alhier. Ik had nog een uur de tijd, voordat de bus reed. Ruim een uur. Ik keek op de klok in de kamer. Alles was goed te plannen en uit te voeren. Geen probleem. Er was onder andere een hele grote vuilniszak met spullen bij. Een blauwe zak. De spullen zaten ook wel in een gebloemde blauwe stevige plastic tas. Ik zou eerst deze zak met de fiets naar de bushalte brengen. Daar zouden de spullen even onbeheerd blijven staan, maar dat was geen probleem. Dan zou ik naar huis gaan, op gemak douchen en opfrissen, en de rest van de spullen meenemen, dan bij de bushalte wachten. De route moest eerst via de Raaphorstbrug gaan, dus de plaats van de volgende bushalte. Maar het opstappen zelf moest echt bij de bushalte op de plaats van waar de school vroeger stond.

Op de achtergrond bleven mensen zich er onnodig mee bemoeien, schijnbaar met de bedoeling om mijn gang van zaken te ondermijnen. Onbewust misschien, maar het gebeurde wel. Ik zag dat allemaal gebeuren, maar het had totaal geen vat meer op mij. Ik dacht nou ja prima, maar het gaat toch echt anders gebeuren, en op mijn manier. Ik ging hierover ook niet in discussie. Hield mij er ook niet mee bezig. Concentreerde mij gewoon op mijn eigen dingen en liet de ander verder wel in zijn waarde. 

Opa

Deze week een heldere droom gehad, wederom met veel licht.

Mijn opa was overleden. Ik was reeds aanwezig in 'Het Trefpunt', waar hij woonde. Daar had ik een optreden, dat eigenlijk in de (oude) Kastanjehof was. Ik was druk bezig met dat optreden. De mensen zaten al in de zaal, maar we waren nog niet klaar met de voorbereidingen. Alles verliep heel rommelig. Iemand anders was al begonnen met het optreden. Ik moest van alles tegelijk doen. Maar ik bleef er wel rustig onder.

Toen tikte iemand mij op de schouder, vroeg aan mij of ik even mee wilde komen. Hij vertelde, dat mijn opa was overleden. Ik reageerde heel verdrietig, ook al had ik mij erop voorbereid. Ik moest huilen.

We liepen samen op, naar de plaats waar hij was opgebaard. Het was aan de rechterkant van de entree van het ziekenhuis. Het gebouw stond in de droom een kwart slag gedraaid naar links.

Het was de bedoeling dat hij hier opgebaard zou zijn. Ik kreeg hier veel rust mee, want ik dacht: dat is een mooie lichte plek, maar wel beschermd, achter glas. En hij is niet alleen, want hier lopen veel mensen langs, en dat is ook niet raar ofzo, want op deze plek worden meer mensen opgebaard, dat hoort zo.

Ik liep er met een broeder van de afdeling naartoe. Zijn witte jasje was extra wit. Hij was zachtaardig, en toonde veel begrip. Had alle tijd voor mij. Hij was blond en kaal, zoals Stef Bos, maar dan kleiner van postuur, en iets vooruit gebogen. Liep wat aarzelend, maar dat had ook wel wat.

Mijn opa was hier nog niet opgebaard. "Ze zijn nog met hem bezig, om hem mooi te maken.", zei de broeder. Ik was gerustgesteld, wachtte rustig af.

Er stond een wit bord voor het hoekje, met het opschrift 'Dodenhoekje'. Dat was ook niet raar ofzo.......

Toen werd ik bijna wakker en dacht ik he..............ik snap er niks van....................opa is toch allang overleden!?

vrijdag 18 mei 2018

Verschillende droomfragmenten

Ik val even in slaap, en in een flits droom ik het volgende:
Ik sta aan de kant van de weg. Een Russische man passeert mij razendsnel. Het is in de buurt van de Herengracht. Druk op de weg. Het is een kleine, iele man, ziet er wat vreemd uit, kort leren jasje, strakke broek aan, ik vertrouw het niet. Echter, de man bedoelt het juist heel goed. Hij overhandigt mij een zilveren ring, die in het midden dubbel is. Hij drukt mij op het hart goed op de ring te passen, en is dan in een flits weer weg.

We woonden in een appartementencomplex, op Kijkduin. We konden zo uitkijken op de zee. Hessel en ik waren de eigenaren of beheerders. We hadden hier erg mee geboft. Het gaf veel vrijheid. Toch was er ook een keerzijde. We moesten zorgen voor de psychiatrische patiënten, die hier verbleven. We hadden veel verantwoordelijkheid, maar toch konden we het makkelijk aan, en gaf het ook veel voldoening. Veel vertrekken in het gebouw, licht, heerlijk de zeelucht en het zeelicht, ramen zonder ruiten, rommelige kamers, bedden overhoop en lakens gekreukt, maar dat was niet zo'n groot probleem. Ik kwam met Simone uit de richting van Wateringen in het complex. Ik zat in een rolstoel, en zij duwde mij. Het ging wat lastig, omhoog het duin op. We maakten ons zorgen waar de rolstoel te laten, omdat we geen slot hadden. Ik ontdekte dat ik niet vanwege een ziekte in de rolstoel zat. Mogelijk vanwege een act.

In een droom twee woorden;
'ligo sacrali'
'rauwe aardappel'.
Ik at de rauwe aardappel helemaal op, geheel tegen mijn zin. Het deed me denken aan vroeger, als ik ergens op bezoek was en niet durfde te zeggen dat ik het niet lustte, dat ik het tegen mijn zin opat. Het voelde afschuwelijk. Ik moest de aardappel echt helemaal opeten, maar moest er bijna van overgeven, voelde mij misselijk.

In de droom had ik verkering met de Marokkaanse man, die vroeger bij ons op het erf gewoond heeft. Ik werd ingewijd in zijn familie. Het was een zigeuner-familie. We trokken van het ene feest naar het andere, en dansten heel uitbundig, zoals zigeuners, met kettingen en kralen en tamboerijn. De mannen waren dominant aanwezig. Ik werd er wel bang van: zij waren luidruchtig en sterk. Mogelijk was ik ook nog een jong kind. Er werd afwisselend, in een soort carrousel, op een meisje van drie jaar gepast, dit ging prima.

maandag 7 mei 2018

Bijzondere dromen

Verslag van twee bijzondere dromen (verschillende nachten):

Ik zit voorin een grote vrachtwagen, voor mijn gevoel heel hoog. We rijden een hele lange rit. De bestuurder zit rechts, wij zitten links. Het is heel veilig, we deinen steeds mee, het is midden in de nacht, een donkere nacht.

Naast mij een moeder, die haar kind optilt, alsof ze staat. Ze hoeft het kind niet op te tillen, het kind kan ook op haar schoot zitten, maar toch heeft ze het kind steeds hoger, en niet voor haar eigen gemak op de schoot. Het is een jonge moeder. Ze heeft het zwaar, maar ze doet keihard haar best, en ze doet het heel goed.

Het kindje - een meisje - slaapt. Ik houd steeds haar linker handje vast. Dat is slap, van het slapen. Het voelt heel zacht aan. De rit duurt enorm lang, ik ontplof zowat, hoe lang nog, dit is zo uitputtend................maar dan is het einde in zicht. Het kan ook wel zijn, dat we door een woestijn rijden. Iedereen in de vrachtwagen licht op, wordt vederlicht, ontwaakt uit een slaap, de chauffeur ook, die eerst niets zei, maar nu opgetogen meldt dat we er bijna zijn.

Plotseling wordt het meisje wakker. Ze kijk met met grote, lieve ogen aan. Ze is nog te jong om te kunnen praten. Maar ze zegt tegen mij: "Let it go".........

Met de chauffeur betreden we een huis, gaan heel hoog, in de nok. Daar zijn losse planken, beschilderd in verschillende kleuren. Het is de bedoeling, dat we daar vergadering houden. Het voelt allemaal onzeker en als een vraagteken, maar het zal goed komen.

De andere droom:

Met een paar andere mensen beklim ik een berg of een heuvel, in grote kronkelwegen, het is niet altijd overzichtelijk, maar als we doorlopen, komt het goed. Het is een ruig en droog gebergte, ergens in een ver land. We gaan een psychiatrische patiënt bezoeken. Ergens halverwege ontmoeten we zijn dochter. We lopen met haar gelijk op. Ze draagt een naamkaartje met dezelfde achternaam als mijn naam. Haar voornaam is Gerda. Het is allemaal ingewikkeld, en moeilijk voor de dochter.

Ik vraag mij af hoe lang het nog duurt. Maar het einde is in zicht. Dan zien we plotseling de vader lopen. Hij is de patiënt. Hij loopt ook in kronkelwegen. Ik zie alleen een flits van zijn rug, en een kaal hoofd, met lang grijs haar. Hij is verward en ontredderd. Wij kunnen hem niet helpen, helaas. We kunnen hem ook niet bijhouden.

Ik ontdek een poezie-album van mezelf, dat ik nog niet eerder gezien had. Het bevat mooie gekleurde bladzijdes, en ook getypte velletjes. Ik ben er helemaal blij mee.