donderdag 30 april 2015

Berglandschap

De droom van een tijdje geleden:

Over een hobbelig berglandschap met onverharde wegen rijd ik als passagier in een oude auto, samen met collega's die ik ken van verschillende banen. De auto is oud, en niet zo goed meer, maar rijdt toch nog goed. Het landschap is droog, met stofwolken, en heeft dringend regen nodig. Het ziet er woestijnachtig uit, maar dan in grote hoogten, die reiken tot aan de wolken. Die combinatie is wel bijzonder. Hoewel ik hier wel aanwezig ben, ben ik eigenlijk ook al op een andere plaats. Die plaats is ver van hier, en wordt gekenmerkt door helderheid, rust, een schone omgeving, nieuw en vernieuwend, dus met veel tegenhangers van de huidige situatie. Ik hobbel wel mee in de auto, over de ongemakkelijke wegen, en ik heb alle geduld van de wereld, ook al weet ik dat mijn tijd hier er allang op zit, en dat het alleen nog maar een kwestie is van het pakken van het goede moment.

In een scherpe bocht word ik plotseling door de collega's uit de auto gezet. Dit geschiedt in harmonie, en het lijkt bijna wel volgens afspraak. Het is hoe dan ook wel heel rigoureus: zij rijden door, zwaaien nog, en ik sta hier dan alleen, in dat verlaten en stoffige berglandschap, heel hoog in de bergen. Wat nu!? Vlak naast de plek waar ik sta, is een verpleeghuis gebouwd, in tropische stijl. In een soort etage woning. Ik betreed het verpleeghuis, en het ziet er heel gezellig en verzorgd uit. Het is niet mijn bedoeling om weer in een verpleeghuis te werken, maar dat schijnt ook niet te hoeven. Wie weet ben ik hier meer een toeschouwer of een bezoeker, maar ik heb hier wel een duidelijke en ook belangrijke functie, die zich nog verder moet gaan uitwijzen. Het maakt me nieuwsgierig, en ik word er ook heel blij van. Ik wil naar boven lopen, en alle ruimtes van het gebouw verkennen. Echter, dat naar boven lopen gaat heel traag, omdat ik 'steeds op de anderen moet wachten'.
Er gaan namelijk bellen af: bewoners drukken op de bel en het is de bedoeling dat de collega's die bellen beantwoorden, maar zij zijn natuurlijk onderweg in de oude auto. Dat betekent dat ik al die bellen moet beantwoorden, en dat is geen doen. Het brengt me ook totaal niet verder, integendeel: het brengt me steeds meer achterop.

Het lijkt allemaal heel ontmoedigend op deze manier, maar schijnbaar is dit proces even nodig, om helemaal grondig weer bij de basis aan te komen. Als ik hier eenmaal weer doorheen ben, dan kan ik een groeispurt maken, zo wordt mij gezegd. Er komt een moment dat de collega's terugkeren van hun rit. Dan nemen ze het werk van mij over, en kan ik op gemak het gebouw verder verkennen, de hoogte in. Iedereen zal het mij dan ook gunnen, omdat ik mijn sporen inmiddels wel verdiend heb.

Belangrijk om te weten is ook, dat ik niet meer opnieuw naar beneden hoef, als ik eenmaal de bewoners met de bellen verlaten heb, en overgedragen aan de collega's. Nee, als het eenmaal is overgedragen, dan is er ook geen weg meer terug. Dan kan ik op gemak boven blijven. Prima om dan af en toe weer eens naar beneden te komen, maar dat is dan niet meer om mij een slag in de rondte te werken. Die tijd heb ik dan echt wel gehad.

Dat is een geruststellend idee, want ik had het op die manier ook niet volgehouden.
Deze weg echter, is heel prettig. Zodra ik hierboven de boel een beetje verkend heb, ontstaat er ook weer vrijheid voor mijn creatieve aspiraties. Mijn eigenheid in werk zal steeds meer toenemen, en hiermee dus ook mijn vrijheid. Met deze stijl van werken zal ik wederom veel kunnen betekenen voor andere mensen, maar in de eerste instantie voor mezelf. Dat is een belangrijk verschil met vroeger: dat ik mezelf veel meer op de eerste plaats stel: rust en werkplezier op nummer één.

woensdag 22 april 2015

Droomfragmenten

Hier weer een greep uit een aantal droomfragmenten in de afgelopen weken:

Kerstboom

In de voorkamer van het ouderlijk huis zit Amber in haar roze pyama. Ze is een jaar of 7-8.
Het is een beetje volgebouwd met speelgoed en planten. Het doet denken aan het verhaal dat mijn moeder vertelde: dat ik als kind alle plantjes op de eettafel had gezet, omdat dat 'er zo gezellig uit zag'. Wellicht heeft Amber dit ook gedaan, in de droom. Ze is - als gewoonlijk - lekker bezig in haar eigen artistieke belevingswereld. In de flow, zogezegd.
Amber kijkt met grote ogen in de camera, maar je ziet dat ze eigenlijk in gedachten is, met 1001 dingen bezig, zoals ik dat ook doorgaans ben. Het doet denken aan een foto van Amber, van vroeger.
Ik maak deze foto 'voor Facebook'. 'Voor het plaatje' denk ik, specifiek denkend aan mijn moeder.
Amber zit vlak naast de kerstboom, die pompeus is opgetooid (mijns inziens te pompeus, ik zou het zelf veel eenvoudiger doen). Vlak daarnaast staat een palmachtige plant, met zijtakken die haaks op de hooftak staan, in een soort mild groen.
Zo'n week na deze droom zie ik diezelfde plant in de huiskamer van de tante van Hessel.

Tocht

Hessel en ik ondernemen een tocht door Noord-Nederland. Het is een thema dat erg vaak terugkeert in mijn dromen: de tocht gaat via kronkelwegen en nooit rechtstreeks, en op veel onverharde wegen / ruig gebied, dus lang nog niet geciviliseerd, zo ongeveer eind 19e / begin 20e eeuw. Hoewel onhandiger dan in de huidige tijd (want omslachtiger) is dit veel meer mijn 'natural habitat', en door dit te ervaren merk ik, dat ik in de geciviliseerde en volgebouwde wereld geneigd ben de draad / het overzicht kwijt te raken, vooral als ik niet weet wat het doel van de bebouwing is (bijvoorbeeld het gebouw van de Rabobank in Groningen: waarom zo groots en pompeus, en hierdoor weer te weinig geld voor de zorg..........dit verhaal klopt dan voor mijn gevoel niet, en dat brengt onrust). Wat ook zo fijn is van deze wegen van vroeger: alles is nog in harmonie met de natuur, je treft er geen woningen of gebouwen aan waarvan je denkt 'dit past niet'. Als iets niet past, dan brengt mij dit onrust. Ik heb liever dat het past, ook al is het dan misschien omslachtig en kost het meer werk, dan dat ik steeds achter de feiten aan loopt). Kenmerkend aan mijn dromen over 'de oude route' is, dat ik van begin tot eind meteen het overzicht heb, ook al is het gebied nog zo ruig, dat ik de hobbels, bobbels, kronkels als mijn broekzak ken, dat ik weet waar het licht en donker is, en daarop kan inspelen. Het speelt zich steeds af in nachtelijke landschappen maar dat geeft niet: het uitzicht op het glooiende landschap met hier een daar een lichtje (ook gekleurde lichtjes) geeft rust. Het is er zwoel en zomers weer bij.
Deze keer reis ik met Hessel naar het noordelijkste puntje van Nederland (dat is onze opdracht), en ook komen we in gebieden die nu water/waddenzee zijn, maar wat vroeger wel land was. We komen dus nog veel noordelijker dan in deze tegenwoordige tijd zou kunnen, en dat is in de droom een gunstig teken, want het schijnt: hoe noordelijker, hoe spiritueler, hoe dichterbij God / je kern.
Vrienden bieden aan te logeren en ik wijs het aanbod af, maar met aandringen van Hessel ga ik er toch op in en vind ik het wel zo prettig, na zo'n lange tocht. De vriend gaat met mij mee het dorp in.
Het is ergens bij Bad Nieuweschans. Ik schijn het meteen te herkennen en word hier blij van, zie een kroeg waar ik eerder was geweest met een collega. Hij geeft mij een schouderklopje als bevestiging dat de lange toch nu achter mij ligt, en dat ik mag genieten van hetgeen die tocht heeft opgeleverd.
Ik ben heel blij met het schouderklopje, ook al moet ik zelf nog erg aan het idee wennen, en kan ik het nog niet toelaten. Er is onrust, omdat ik Amber moest afmelden voor repetities van toneel, en ik mij bezwaard voel naar de mensen van toneel, die ik maar steeds niet kan bereiken. Hessel zegt dat het geen probleem is, en dat er nu andere prioriteiten zijn. Ik kan mij hier echter niet aan overgeven.
Dan kom ik - geheel onverwacht - in de dorpskern één van de mensen van toneel tegen. Die persoon verblijft in een nostalgisch huis met veranda. Het is een gezellige, kleine dorpskern, waar dit huis het middelpunt is, en het is ook wel het café dat ik dus schijnbaar meerdere malen heb bezocht.
Deze dorpskern schijnt een spirituele plaats te zijn, ook al ziet het er heel gewoon uit, lopen er mensen rond die gewoon bezig zijn met hun dagelijkse dingen, ieder op zijn eigen manier.
Het doet ook wel denken aan de dorpspleintjes in cowboyfilms, met saloons, huifkar, paarden, enz.
Of zoals ik het mij voorstel uit de verhalen van Hermann Hesse.
Ik geef gauw door aan de persoon van het toneel, dat ik Amber moet afmelden. Ik vind het uniek dat ik toch mijn doel bereik, omdat dromen in het algemeen doorgaans vaak gekenmerkt worden door iets willen bereiken, en dat dat maar steeds niet lukt. Ik vind het best uitzonderlijk, dat er nu gewoon een goede afloop is. De persoon zegt namelijk dat het helemaal akkoord is, en dat Amber gewoon meer tijd nodig heeft, dat hij dat ook al zo begrepen had. Hessel had dus gelijk gehad.
Nu pas treedt de rust in. Ik ben toch blij dat ik deze persoon gesproken heb, en het afgecheckt heb.
Er wordt mij ingefluisterd dat dit mij een tree hoger brengt of zal brengen en dat ik het ook verdiend heb, aangezien het mij echt niet is komen aanwaaien (het is een resultaat van jarenlange arbeid).
Nu krijg ik de opdracht om naar Bad Nieuweschans te gaan (ik zit er vlakbij) en mij tegoed te doen aan de zoutbaden (hier hoef ik dus niet veel meer voor te doen, alleen maar gewoon lekker in die baden gaan zitten). Het zout werkt namelijk bevorderend voor verdere spirituele groei.
Het maakt de weg vrij, omdat het zuiverend werkt.
De sfeer is prettig, warm, vriendelijk en ook met humor.

Klompjes

Dit is niet een droomfragment, maar een samenloop van omstandigheden die het vermelden waard is.
Het gaat dus om een gewone, ware gebeurtenis.
We zijn op bezoek bij de tante en oom van Hessel. De tante vraagt naar de oude klompjes van pake, Hessels vader. Deze waren heel vroeger aanvankelijk voor haar bedoeld. We vinden het leuk om de klompjes aan haar cadeau te geven, als erfstuk. Ze horen bij haar. Tijdens het bezoek komen de klompjes steeds weer naar voren.
We staan op het punt om te vertrekken, en praten nog wat na in de voortuin.
Dan komen er buren van het echtpaar aangelopen. Zij hebben zojuist rode klompjes op de markt gekocht. Deze zijn bedoeld als kraamcadeau, voor een klein kindje.
Ik vertel dat Amber vroeger precies zulke rode klompjes had, en deze droeg met een blauwe overall.
En dat pake voor Hugo ook klompjes had gekocht, en dat hij teleurgesteld was dat de klompjes alweer zo gauw te klein waren. We rijden naar het ouderlijk huis van Hessel, om de laatste spullen uit het huis op te halen. Daar sla ik een map open, en zie ik de foto van vroeger van Amber, in blauwe overall, met de rode klompjes!!!


zondag 12 april 2015

Barbie

In het ouderlijk huis van Hessel vind ik een bijzonder keukenapparaat: een elektrische sinaasappelpers (oud model, beetje jaren '50) mooi vormgegeven in wit, met op de zijkant twee inhammen, met hierin een peper- en zoutstel. De dopjes zijn wat afgesleten, maar het geheel ziet er bijzonder uit. Aanvankelijk wil ik het weg doen, en denk ik 'wat hebben we hier aan'. Maar al snel zie ik er toch de waarde van in, en houd ik het in bewaring.

In een ander fragment heb ik lol met mijn collega's, ofwel van de zorg, ofwel van het basisonderwijs. Het blijkt dat de naam van ons beroep veranderd is: in plaats van verpleegkundige/verzorgende IG heten we vanaf nu 'Barbie'. De hilariteit is groot, als we onszelf steeds 'Barbie' noemen.
Dit geldt dus ook voor de groepsleerkracht: ook zij heet voortaan 'Barbie'.
Er komt een collega in mantelpak (kleding jaren '50) en een hagelwitte bloese met colbert in gespikkeld wol in verschillende kleuren bruin (met bijbehorende rok).
Op haar borst draagt ze een briefje 'Barbie groep 4'.
Ze laat het gekscherend aan ons zien, met de borst naar voren, en kin op de borst.
We liggen allen in een deuk.

Wel voel ik me wat onwennig, en merk ik dat ik maar moeilijk kan wennen aan deze nieuwe situatie.

Vriend

Het is een aparte droom, en ik kan de vinger er niet op leggen.
Er gebeuren ook vervelende dingen, maar die schijnen erbij te horen en anderen maken zich er niet druk om; ze lijken erg, maar in het verhaal zijn ze niet erg, en horen ze erbij. Zoals in een sprookje.
Daar gebeuren ook gruwelijke dingen, maar deze hebben een symbolische waarde.

Er is een vriend voor mij 'overgevlogen' uit Azië, waarschijnlijk China of Japan.
Dat op zich is al onwerkelijk, omdat ik die cultuur niet ken, en ook niet kan doorgronden.
Dit 'steeds niet weten waar je aan toe bent' keert elke keer terug gedurende de droom.
We hebben eigenlijk alleen virtueel contact, maar soms komt hij ook 'live' in mijn dagelijks leven, en dat is dan heel plotseling, als een soort slapstick ook wel, vooral heel komisch, maar voor mij ook onverwacht. Ik weet niet wat ik ermee aan moet, en neem het veel te serieus.

Voorbeeld: ik loop op straat, nietsvermoedend, ben bezig met mijn dagelijkse dingen.
In één keer ligt hij daar op de tramrails, en het valt me op dat hij nogal mollig van postuur is, maar dat past ook wel bij hem, en het is een hele lieverd. Ik denk nou ja, waarom ga je nou precies dáár liggen en ook op dit onverwachte moment, dat het helemaal niet uitkomt voor mij, en ook nog eens op een heel druk en gevaarlijk punt op straat (wellicht ergens in New York en dat het zich afspeelt in een speelfilm!?). Maar iedereen schijnt het gewoon te vinden. Hij trekt mij mee de straat op en dat vind ik helemaal niet leuk, de adrenaline schiet door mijn lijf, ik voel boosheid naar boven komen, maar deze wordt overspoeld door de slappe lach, omdat het zo komisch is en hij zo verschrikkelijk lief en grappig is. Kijkt hij mij met van die trouwe hondenogen aan van 'sorry hoor, ik kan er ook niets aan doen'. Wel, natuurlijk, maar hij weet precies hoe hij mij moet manipuleren en ik pik het nog ook!!

We komen bij een gevaarlijk water met modder, maar dat is ook wel de Hofvijver in Den Haag, en deze is veilig omringd met hekken en keurige bankjes. Niemand kan dus zien dat het gevaarlijk is en als een modderig moeras, maar ik weet wel beter. Ik moet ervoor zorgen dat mijn vriend er niet te dichtbij in de buurt komt. Hij is nu een kind, waar ik heel zorgvuldig op wil passen. Maar wat krijg je als je té zorgvuldig bent? Juist. Dan wordt het een te gespannen situatie. Hij glipt me er tussenuit, en ik had er geen grip op, had het ook onmogelijk kunnen voorkomen. Hij was een visje die zo omhoog sprong uit het water, of die tussen mijn vingers door glipte, omdat ie veel te glad was.

Ik ben me wezenloos geschrokken, voel het ook lijfelijk in de droom, mijn buik verstrakt helemaal, ik sta daar met mijn handen om mijn hoofd van oh oh wat nu wat nu. Hoe moet ik het zijn moeder vertellen? Zijn moeder is een vriendelijke jonge Japanse vrouw, klein van postuur, met van die hele kleine schoentjes, een vrouw met intens zachte ogen (alsof ik nog nooit van mijn leven zulke zachte ogen heb gezien) en een vrouw die altijd glimlacht, niet alleen voor de vorm, maar echt uit het hart. Het is een genot en ook een eer om bij deze vrouw in de buurt te mogen zijn; je hart maakt dan een sprongetje van geluk.

De vrouw komt zelf al naar mij toe.
De jongen zag bij de Hofvijver een groep militairen, die marcheerden, en hij is er tussen gaan staan.
Ze zegt dat dat helemaal niets met mij te maken had. Dat hij daar gewoon tussen hoort.
Dat het ook de bedoeling was, dat hij daar tussen ging staan.
Dat het juist niet goed was geweest, als ik hem hiervan had belet.
Poehee. Wat is mijn opluchting groot. Ik ben zo gelukkig met dit nieuws!
Besef nu pas hoe verantwoordelijk ik mij voor de jongen heb gevoeld, en voel de liefde voor de jongen door mijn lijf stromen (waarmee mijn buikspieren weer kunnen ontspannen!!!).
Tsjonge, wat voel ik mij blij!

Ik zie nu de militaire kolone als een groep foetussen.
De jongen zie ik ertussen, ook als foetus.
Hij hoort bij een tweeling.
In één keer is hij verdwenen.
Normaal gesproken zou ik hiervan geschrokken zijn.
Echter, met de uitleg van de moeder kijk ik dit tafereel met een tevreden oog toe.

Ik kan het eerst nog niet geloven, maar dan laat Hessel mij een nieuwsbericht uit de krant zien, met de nieuws over de verdwijning van de jongen. Nu moet ik het wel geloven........

Het gaat zoals het gaat........

woensdag 8 april 2015

Tatoeage

Met een groepje was er besloten een tatoeage te laten zetten. Ik was niet duidelijk aanwezig geweest bij dat besluit. Toen bleek, dat de tatoeage op mijn rechter bovenarm was gezet. Ik had dit helemaal niet gemerkt! Het was voor mijn gevoel buiten mij om gegaan.

Eerst leek het gewoon een klein ovaal plekje met een kleurig plaatje. Alsof het een plaatje van de kauwgom was, dat je er zo af kon halen. Maar toen bleek het veel groter te zijn. Het viel heel erg op, en ik kon er ook geen shirt overheen dragen, omdat er nog iets aan bevestigd was. Het leek op het beschermende omhulsel van een zwarte looplamp (waar het glas in bevestigd wordt).
Of anders leek het op een grote zwarte stekker.

Het zat heel stevig vast aan de tatoeage, en de boodschap was, dat dit geluk zou brengen.
De afbeelding van de tatoeage was hierdoor wel minder goed te zien. Echter, op een ander moment zag ik de afbeelding juist heel goed. Deze werd afwisselend kleiner en groter.
Het was de afbeelding van een familiewapen, dus ook op een 'schildvorm' afgedrukt.

De vlakken waren in vieren verdeeld, in afwisselend blauw en geel. In het midden was een rood kruis afgedrukt, met uiteinden in gebogen vorm, naar binnen toe. Het geheel zag er vrolijk en hoopgevend uit. Alles was eigenlijk heel gunstig, ging de goede richting op. Toch wilde ik van de tatoeage af, vooral om de reden dat ik er zelf niet voor gekozen heb, dat ik helemaal niets heb met tatoeages, en dat ik nooit van mijn leven uit mezelf een tatoeage zou laten zetten.

Ik ging naar de winkel waar ze tatoeages zetten. Ik werd geholpen door een vriendelijke jongeman, en hij reageerde begripvol op mijn verhaal. Het bleek dat zijn collega mij geadviseerd zou hebben om deze tatoeage te laten zetten (waar ik dus niets van wist!), maar dat hij mij helemaal geen bedenktijd had gegeven.

Hij vond dat zijn collega geen goede keuze had gemaakt, veel te voorbarig, en dan had hij ook nog veel te snel de tatoeage gezet. Hij zocht zijn collega op, maar kon hem niet vinden. Hij liep in een lang rood horeca-schort, en zijn collega's liepen om hem heen, iedereen had het druk.
Echter, hij bleef steeds heel vriendelijk en dienstbaar voor mij.

In een ander droomfragment zouden we met de familie om half 11 uit gaan, voor een dagtochtje.
Het was prachtig mooi zomerweer. De rode fiets moest vóór die tijd nog uit Delft gehaald worden, maar toen bleek dat Amber met deze fiets vanaf station Delft naar Kwintsheul was gefietst.

Ik maakte een toch langs de zijkanten van de kassen, met aan de andere kant de sloot. Mensen die buiten in de zon zaten, keken wel raar op, en begrepen niet waarom ik daar liep. Ik begreep het zelf ook niet zo. Het had te maken met 'het laatste randje Westland'. Ik had het Westland namelijk allang achter mij gelaten, omdat daar vrijwel geen natuur meer te vinden is, in mijn beleving. Die randjes langs de sloot, die behoorden dus tot de laatste stukjes natuur, dus wilde ik deze nog wel even beleven. Het was hier en daar wel even lastig, als de grasrandjes heel smal waren. Ook stonden er hier en daar kratten met bloemen, de net uit de koelcel kwamen. Daar stapte ik dan voorzichtig overheen, en dat ging prima. Ik vond het heerlijk om de bloemengeur op te snuiven.

Op een gegeven moment kwam ik bij een hoek, die uitzicht bood op 't Woudt (het enige dorp waar nog wel een stukje natuur te vinden is). Ik zag de sappige weilanden in de verte, maar er was geen doorgang mogelijk op het smalle strookje; hier hield de doorgang op. Ik zou een andere weg moeten nemen. Ook hier zaten tuinders van het zonnetje te genieten, en ook hier moest ik eerst over kratten bloemen heen stappen. Ze wilden wel met mij meedenken om de weg te vervolgen, maar tot onze spijt moesten we allen concluderen dat de randjes langs de sloot hier toch echt ophielden.

Droomfragmenten

De afgelopen weken heb ik verschillende bijzondere dromen gehad, maar deze niet de volgende ochtend opgeschreven. Ik herinner mij de dromen nog wel, en schrijf hier de fragmenten op die ik mij nog kan herinneren.

Scheveningen:

Het blijkt dat we met het gezin naar Scheveningen verhuisd zijn, en we wonen vlak aan zee, en zelfs nog vóór de duinen, wat ik enerzijds eng en onoverzichtelijk vind, maar anderzijds ook heel bijzonder, want zo dichtbij de zee, en dichtbij gevoel/magie. Ik moet er nog aan wennen.
Op het strand is het heel gezellig ingericht, met kraampjes en uitgestalde waar. Er zitten Scheveningse dames druk met elkaar te praten, en wij horen er al helemaal bij.
Het blijkt aan het begin van de 20e eeuw te zijn, en de vrouwen dragen jurken met witte schorten en witte kapjes, en grote manden aan hun armen. Ze zijn erg druk en lacherig.
Ik ga even de stad Den Haag in, en geniet van de vrijheid om zomaar de stad in te kunnen, zonder een eind te hoeven reizen. Ook vind ik het heerlijk om zo dichtbij de zee te wonen, die nog meer in natuurlijke staat is dan in de huidige tijd. Dan bedenk ik mij een aantal andere dingen tot mijn schrik.
Ik kan nu niet zomaar even naar de Klencke gaan, en hier de afzondering, het groen en de natuur opsnuiven. Het stijgt me helemaal naar de keel, het idee dat te moeten missen nu, en niet meer de rust om me heen te hebben, maar steeds die drukte van de stad, ook al zijn we wel vlakbij zee, maar toch.
De tweede schrik komt als ik mij realiseer dat de kinderen naar een Haagse middelbare school zouden moeten gaan, en dat ik die school nog moet uitkiezen. Ik had hen veel liever op de school in Emmen gelaten. Ik weet niet of deze verandering hen goed zal doen. Ik krijg spijt als haren op mijn hoofd, dat we hier naartoe zijn verhuisd, en word ook een beetje geirriteerd, want ik weet helemaal niet meer dat we deze beslissing genomen hadden, maar blijkbaar is deze wel heel definitief. Wat de rol van Hessel in deze droom is, wordt mij niet bekend.


Auto zonder bestuurder:

Tegen wil en dank zit ik achterin een auto, zonder bestuurder. Ik wilde helemaal niet meerijden, en zou thuisblijven. Maar ik heb mij over laten halen, en ben toen achterin gaan zitten. Nu kom ik erachter dat er ook nog eens niemand achter het stuur zit, in deze rijdende auto. Er zit wel iemand op de passagiersstoel ernaast, maar die persoon luistert niet naar mij en grijpt niet in. Ik ben woedend, roep dat het onverantwoord is, doe er alles aan om de auto tot stoppen te brengen, hetgeen niet lukt.


Vliegtuig:

Na een hele reis met bus, trein, auto zijn we nu eindelijk bij het vliegtuig aangekomen, om een vliegreis te maken. We zijn met een hele groep, en zijn al de hele reis intensief met elkaar opgetrokken. We nemen de lift naar boven en als we uit de lift stappen, kunnen we het vliegtuig via de slurf betreden. Het zal niet al te lang meer duren voordat het vliegtuig vertrekt. Ik ben de laatste die uit de lift stapt. Dan blijkt, dat er nog allemaal spullen van Hessels ouderlijk huis en van onze zolder in de lift staan. Deze spullen moeten opgeruimd of afgevoerd worden, en kunnen niet zomaar hier achtergelaten worden. Ook kunnen ze niet meegenomen worden in het vliegtuig, omdat ze teveel ruimte innemen en meer dan 20 kg wegen. Ik heb de verwachting dat alle leden van de groep zich hierover zullen ontfermen, ook omdat de spullen in principe niet van mijzelf afkomstig zijn. Ik was alleen de persoon die de spullen vervoerd had. Echter, iedereen laat mij met de spullen zitten, en men loopt door om het vliegtuig te betreden, mij met de spullen achterlatend. Ik ben woedend.


Dame in kostuum:

Ik ben ergens in een groot oud kasteel, en draag een amberkleurige zijden jurk, met strakke taille en een brede witte, opstaande kraag. Ik ben helemaal onder de indruk van de mooie jurk, en moet er elke keer even over strijken met mijn handen. Kan het gewoon niet geloven dat ik deze jurk draag. Dan kijk ik in de spiegel. Ik zie een jonge vrouw van een jaar of 20, die deze jurk draagt. Ze heeft een heel bol gezicht, en lichtblond steil haar, dat naar achteren gebonden is. De vrouw heeft een erg bol gezicht, hele bolle wangen, en ziet er bleek uit. Ik moet wennen aan dit uiterlijk, vind het niet mooi. Maar dan zie ik haar ogen. De ogen zijn ingevallen achter de bolle wangen. Het zijn meer kleine spleetjes, zoals bij Chinezen, maar ze is wel echt een Hollandse vrouw. De vrouw heeft hele lieve, zachte ogen, waar ik blij van word. Ze heeft veel te geven, en houdt tegelijkertijd ook heel goed rekening met zichzelf. Ze is een heel geliefde, stoere vrouw en kan heel goed paardrijden. Heeft een wat recalcitrante aard, die zij compenseert met haar lieve en goede karakter.
Ik ben heel erg verbaasd deze vrouw in de spiegel te zien, en kan het mij niet indenken dat ik zelf die vrouw zou kunnen zijn. Hier kom ik niet uit. Het schijnt er wel op te duiden dat ik toch deze vrouw ben.