zaterdag 17 december 2022

Stad

 Ik was in een stad zoals Den Haag, maar het was niet Den Haag. Ik liep in de Bijenkorf. Daar liep een mooie slanke dame in een zwierig zomerjurkje, mooi opgemaakt met knalrode lippenstift, vriendelijk gezicht. Ik zei dat dit 'mijn mooie vriendin Machtelt' was. Iemand zei dat dit niet klopte. Toen zag ik dat ze hoge glazen muiltjes droeg. Hierdoor begreep ik dat het inderdaad niet klopte, omdat deze kledingstijl niet bij haar past. 

Ik was in een hotel, en ik dacht dat ik daar alleen maar koffie ging drinken. Maar het bleek dat ik hier ook ging logeren. Er stonden meerdere bedden, zoals op Unit 7. Maar hier was het licht, schoon, bedden met stevige matrassen, opgemaakt met helderwitte lakens en stevige dekens. Het was op zich fijn om hier te blijven, maar dat vond ik niet leuk voor Amber. Zij rekende erop dat ik bij haar zou logeren. Het was in de namiddag van de zaterdag, en het begon al wat te schemeren. Ik moest een keuze maken waar ik ging logeren. Ik ging op één van de bedden liggen, om na te denken. Het matras werd een object in de ruimte, waar ik op lag: een soort vliegend tapijt. Ik was nu dichterbij de zon, de maan, de planeten. Dat gaf een ongekende rust. Gelukkig was ik ook nog wel genoeg dichtbij de aarde. Ik kon makkelijk even terug naar de aarde. Het matras werd uit het 'plaatje van de aarde' gedrukt, zoals een voorbedrukte afbeelding met plaatjes, die je er alleen nog maar uit hoeft te drukken. Het was magisch. 

Ik hoorde in mijn droom een enorme klap, en daar werd ik ook wakker van. Het was niet echt: ik had het gedroomd. Mijn telefoon was ontploft. Het was een Nokia-telefoon. Of juist mijn eigen Samsung en dat ik dacht: ik heb gelukkig de Nokia nog. Het ontploffen was ontstaan door het springen van een veertje in het binnenwerk van de telefoon. Ik had alle onderdelen zo de lucht in zien gaan, en nu had ik niets meer in handen. Er lagen ook geen onderdelen op de grond. Het was in een mum van tijd gebeurd. Maar het was geen probleem. De mensen om mij heen waren geschrokken, maar ik meldde dat het juist goed was dat dit gebeurd was. Ik maakte mij er totaal niet druk om. 

woensdag 7 december 2022

Tentamen

Ik moest een tentamen doen van het vak geschiedenis. Ik wist helemaal niet dat ik nog op school zat en ik had mij dus ook totaal niet voorbereid. Anderen hadden zich juist heel goed voorbereid. Ik liep een trap op, zoals in de film ´A beautiful mind'. Of zoals de trap bij station Utrecht. Het kostte veel moeite om op de plaats te komen waar het tentamen gehouden werd. Er liepen veel mensen in de weg. Er was iets met oud-roze en bloemetjes. Uiteindelijk kwam ik in het klaslokaal en maakte ik gewoon het tentamen. Onderweg hadden medestudentes al verteld dat het tentamen ging over vrouwenrechten. Maar het was allemaal niet gelukt: ik had een 2,8 gehaald. Aanvankelijk baalde ik, maar vervolgens bedacht ik mij dat dit vast gewoon maar een droom was.

We waren in een vakantiehuis. Dat was het huisje naast het huis in het bos, van mijn tante en oom: het huis dat zij vroeger hadden. Ik was er met mijn vader, die nog heel jong was: een jaar of 35. Zijn haar was nog diep bruin en hij had bakkebaarden. Het was nog in de tijd dat je eigenlijk nauwelijks echt contact kon krijgen met hem. Dat ik vaak naar hem keek, om zijn ogen te lezen, en zodoende wellicht meer van hem te weten te komen. Het was vroeg in de ochtend, en we moesten onze spullen inpakken. Dan zouden we naar een andere locatie rijden, waar de rest van de familie in een hotelkamer verbleef. Het was mijn gezin van komaf of mijn huidige gezin. In een keer had ik in de gaten dat er ook een moeder met haar dochter in deze kamer logeerde. Ze lagen onder een slaapzak te slapen en begonnen een beetje wakker te worden. Het bleek dat het meisje in bed had geplast. Dat vond ik heel vervelend voor haar. Nu bleek dat het toch een zoontje kon zijn. Dat niet het meisje in bed had geplast. Waar we ook liepen....overal kwamen we urine tegen. Het gewatteerde deken lag bij de wastafel, en was op een hoekje na helemaal doordrenkt met urine. Nu bleek ook dat de ramen van het huisje waren zoals de ramen in het warenhuis voor chrysanten. De ruiten zaten scheef, en deze werden voor het oog 'recht' gehouden, door er kindertafeltjes en stoeltjes voor te zetten. Het was allemaal nogal improvisorisch. Ik vond het bepaald geen visitekaartje voor vakantiehuisjes. Dit huisje was niet van mijn oom en tante, maar van een vakantieorganisatie. Ik maakte me ook zorgen of we nog wel op tijd in de hotelkamer zouden arriveren. Ik moest mijn vader en de spullen daar brengen, en dan nog terugkomen in het huisje. Ik vroeg me af of ik de sleutel dan mocht meenemen. De vrouw en de dochter of zoon waren niet meer in het huisje. Ik vond het wel apart dat ik zou rijden, omdat mijn vader dat op deze leeftijd nooit zou hebben gewild (aangezien hij dol op autorijden is, en dus altijd zelf wilde rijden).  

maandag 15 augustus 2022

Dood

In de droom werd mij verteld dat mijn vader was overleden. Ik reageerde vooral meer verbaasd dan verdrietig: verbaasd, omdat hij al zoveel doorstaan had, en hij deze klap dus niet te boven was gekomen. Ik moest eraan wennen dat mijn vader nu overleden was. Maar ik voelde zijn aanwezigheid zo sterk bij mij in de buurt, dat ik vooral ook dankbaar was voor zijn leven, en de rust had dat hij bij mij zou blijven, met mij mee zou reizen. In de droom was ik een uitvaartverzorger. Ik verzorgde het lichaam van mijn vaders neef, die pas was overleden. Ik waste zijn lichaam, balsemde het en kleedde het aan met mooie kleren. Ook deed ik een soort scan van achtergebleven energieen, met hulp van een Aldi-tas. Er was veel rust. Toen bemerkte ik dat het lichaam zich bevond in een soort aluminium huisje, met dunne wandjes. Ik was dus ook opgesloten in dat huisje! Er was slechts bovenin een kijkgaatje. Maar ik was niet bang, want ik stond boven mijn lichaam, en zodoende kon ik - net als gas - zo door het gaatje weer naar buiten. Binnen de kortste keren stond ik weer buiten. In de droom leefde zijn vrouw ook nog (terwijl zij in werkelijkheid eerder is overleden dan haar man). Ik zei haar dat hij er netjes bij lag, en dat zij bij hem kon komen kijken. Blijkbaar was de aluminium omlijsting er nu niet meer. Ik liep in een optocht op de Heulweg. Het was een bloemencorso. Daar zag ik mijn schoonzus met heel veel stress en spanning tussen lopen. Het was mijn opdracht om de Aldi-tas aan haar door te geven. Ze nam de tas wel aan, maar ze was er helemaal niet bij met haar gedachten. Ze was totaal in beslag genomen door angst en stress. Ik liep er achteraan omdat dit van mij verwacht werd, maar niemand gaf mij meer informatie. Toen bleek dat mijn broer was overleden. Ik schrok daar enorm van. Het bleek dat ik in een begrafenisstoet liep, en dat niemand mij had ingelicht. Daar zag ik mijn moeder lopen. Ze was helemaal ineengekrompen door verdriet. Waarom moest zij dit op haar leeftijd nog meemaken!? Ik vroeg aan omstanders wat er gebeurd was. Hij had een steen tegen zijn hoofd gekregen en was op slag overleden. Wat verschrikkelijk! Het hele gezin was er kapot van. Er was een soort omroeper, of iemand die de optocht georganiseerd had. Het was in de jaren '70. Die persoon vroeg of wij er klaar voor waren om het lichaam van mijn broer te zien. Ja, daar waren wij klaar voor. Vanaf de voeten werd het doek langzaam afgerold, zoals het doek van een vrachtwagen. Maar verder kreeg ik het niet te zien, en kwam er weer een ander fragment. Ik was spullen aan het verslepen uit het ouderlijk huis, via het bruggetje over de sloot naar het erf bij mijn vaders tuin. Daar stond nog het groene houten vakantiehuisje. Blijkbaar werd daar de inboedel naartoe verhuisd. Mijn tante van 85 hielp ook fanatiek met verhuizen, en was heel enthousiast. Ik was het er niet mee eens dat zij van alle moest sjouwen, en zei dat ik het belachelijk vond dat de verhuizers - jonge gasten - zo lang op zich lieten wachten. Ze kwamen uit Gelderland rijden, waar mijn tante ook vandaan kwam. Onderweg gingen ze veel teveel pauzeren en sigaretten roken. Het waren misschien ook wel de werknemers bij mijn vader in de tuin. Ik moest ook de wc-pot met mijn tante sjouwen. Blijkbaar zat deze dus gewoon los. Ze zei dat ze zich er enorm op verheugde om in het nieuwe huis naar het toilet te gaan. Want daar was een prachtig 'prinsessentoilet' gebouwd. Ik vond het op zich wel grappig, maar ik vond het ook wel wat ver gaan. Ze deed net alsof zij er zelf ging wonen, terwijl ze er alleen maar te gast was. We waren met het gezin ergens in Oostenrijk. Ik was blij dat ik eindelijk de onrust van het ouderlijk gezin niet meer voelde. Met het eigen gezin was het veel overzichtelijker en rustiger. We gingen op zoek naar mijn zusterswoning in Melk, en moesten hiervoor in cirkels een berg bestijgen met de auto. Ergens halverwege gingen we overnachten in een luxe hotel, waar het heel gezellig was. Het was er heel fijn thuiskomen. Onze huisart van vroeger was onze reisleider. Ik riep dat het toch heel fijn was om een dokter in ons midden te hebben. Maar de dokter wilde niet op een voetstuk gezet worden. Hij vond het gewoon gezellig om met ons mee te reizen.

maandag 25 juli 2022

Ruimtes

Ik droomde over verschillende ruimtes. Ik was een plek ergens midden in Hoog Caterijne, waar het continu heel druk was. Toch kon ik er rust creeeren, door alleen maar te gaan zitten en rond te kijken. Het publiek om mij heen waren blijkbaar leerlingen van een schrijfcursus die ik gaf. Het waren meest jonge kinderen, maar ook jongeren en volwassenen. Ik besloot hun allemaal mijn mobiele nummer te geven. Ik twijfelde er even aan, of ik hier wel goed aan deed. Echter, het leek me juist goed om het wel te doen. De uitwerking was, dat niemand mij ging bellen. Ze voelden zich gehoord en gezien vanwege het ontvangen van mijn mobiele nummer: steun op afstand, zogezegd. Uit respect voor privacy gingen ze mij niet bellen. Het hebben van het nummer was al genoeg. Zodoende kon ik ook mijn eigen vrijheid behouden, in een grote vierkante ruimte om mij heen, met ronde hoeken. Daar was het allemaal leeg, en pas daarna kwamen al die mensen. Ik zag nuanceringen tussen licht en donker: dan weer heel veel zon, dan weer heel veel schaduw, dan er tussenin. Dit lichtspel speelde zich nu en dan ook boven een persoon af. Daar kon ik dan aan zien dat die persoon door verschillende processen ging. Maar ik hoefde dus niet te helpen. Liever niet zelfs. De persoon had immers mijn mobiele nummer. Hij of zij kon bellen indien nodig. Het initiatief was niet van mij afhankelijk. Ik was in een ruimte met een kunstenaar, en we spraken geanimeerd over kunst. Het was misschien ook wel mijn atelier. Het had een heel hoog plafond en het licht scheen prachtig naar binnen. Het was heel gezellig met de kunstenaar. Toen ging hij naar boven, twee etages omhoog. Ik ging mij alvast omkleden om te gaan douchen. Maar toen kwam hij weer binnen (er zaten geen deuren in het gebouw en hij had zijn atelier boven). Ik zei oh sorry, ik dacht dat je niet meer terug zou komen. Maar hij reageerde er helemaal niet op. Dat vond ik wel raar. Het had ook iets filmisch. Ik zat achter mijn broer, in het publiek. Hij zat te praten met iemand anders. Omdat ze zo vol met gebaren aan het praten waren, stootten ze tegen mijn glas met wijn aan. De meeste wijn viel op de grond (witte wijn in een rond whiskeyglas). Mijn broer negeerde mij, en ging gewoon verder praten met de andere persoon. Op de zolderetage van het huis in Utrecht was nog een extra kamer, tegenover het bed. Het was meer een verlengstuk van de ruimte, in de lengte. Rechts lagen vier matrassen naast elkaar. Links lagen spullen in de opslag. Ik was wat in de war: hoorde die kamer nu wel of niet bij de zolderetage? Maar toen bemerkte ik dat het een extra kamer was, die eigenlijk niet bestond.

dinsdag 31 mei 2022

Verschillende dromen

Droom 20 mei 2022: Ik dacht dat ik mijn dochter over de eindstreep moest tillen. Maar ik zat er goed naast! Want ze slaagde glansrijk voor de toneelacademie! 21 mei: Ik ging aan het werk, maar ik kon de collega's en de kinderen nergens vinden. De kinderopvang was in de vertrekhal van Schiphol, maar deze was tot op de laatste kruimel helemaal leeg gehaald. Ik begreep er niets van. Ik bleef maar lopen door die donkere brede gang. Toen ik een hoekje om ging, zat iedereen daar aan een soort vrijdagmiddagborrel, alle kinderen en het bestuur erbij. Waren ze mij vergeten? Hoorde ik hier wel bij? Het ging om een afscheid van een collega. Droom 23 mei 2022: Onderaan de trap van het ouderlijk huis. Ik heb ijsjes gehaald bij de Ifa. Voor 'de harde werkers'. Maar ze moeten juist goed eten. Geen probleem. Oma maakt nog een lekkere warme maaltijd klaar. Het blijkt voor onze voorvaderen te zijn. Ik wist niet dat ze zo hard moesten werken. Iemand had ook nog mee willen doen. Maar diegene heeft zich te laat aangemeld. Droom 29 mei 2022: Ik was in Den Haag in de thuiszorg bij een jonge cliente. Ze droeg het roze spijkerrokje dat Amber vroeger had, als ongeveer tienjarig kind. De vrouw was bezig om een riem om het rokje te doen. Het kan ook wel dat ik het zelf was. Ze was een jaar of 16. Ik moest aan beide kanten een infuus aanbrengen, ter hoogte van de zakken van de rokken. Ik moest eerst voorbereidingen treffen. De juiste dopjes waren niet aanwezig. Ik zei dat ik de handeling dus niet kon uitvoeren. Het mocht ook niet, omdat ik nu in de kinderopvang werk. Wondverzorging van de buikwond mocht wel. De collega's vonden het prima dat het zo ging. Droom 30 mei 2022: Ik zag een meisje in rode jurk, starend naar de zee. Ze zat precies in een hoek van 45 graden, alsof ze naast een filmscherm zat en toelichting gaf op de film. Ze had een prachtige rustige, serene uitstraling. Ik ging gauw naar haar toe, want ik moest 'op tijd' zijn. Ze had een enorme magnetische aantrekkingskracht en het was heel fijn om bij haar in de buurt te zijn. Het kon ook wel zijn dat ik het zelf was. Toen ik dichterbij haar kwam, verschoof de tijd, zoals een cursor op de computer steeds kan verspringen. Eerst was ik in de war. Later herkende ik dit als een teken, ,'dat tijd niet bestaat'.

Vakantie

Droom 16 mei 2022: Ik was op Buitenkunst of op de camping op Terschelling. We waren er een weekje geweest en gingen de tent opbreken. Ik ging even iets ophalen (kopje suiker?) bij een van de campingburen. Toen bleek dat zij een week op de lege zolder van het ouderlijk huis had gelogeerd. De zolder was op de begane grond. Ze had dus geen last gehad van de regen. In een ander fragment zat ik met de kindjes rond de tafel, die op zolder stond. Op de achtergrond waren mijn hippie-kleren uitgestald. Dat zag er heel mooi uit. De vriendin van de buurman belde, omdat ze achterin de tuin een stuk boomstam had zien liggen binnen een geimproviseerde vierkanten of ruiten figuur van vermolmd hout, vlakbij een boom. Ze dacht dat het een schoen was die we nodig hadden.

Herengracht

Ik was in mijn slaapkamer op de Herengracht in de tijd dat ik de voorkamer nog niet had. Er lag een vrouw in mijn bed bij het raam. Ze was ziek. Er stond ook al ons tweepersoonsbed naast de schouw. Wat eigenlijk later in de tijd was. Dus twee tijden door elkaar. Iemand zat daar op bed. Een acteur van gtst stormde binnen. Hij riep: "Hoe lang ligt ze al op de grond?" Het ging om een andere vrouw, die ongeveer 48 uur geleden een verkeersongeluk had gehad. De vrouw in mijn bed bij het raam keek mij aan met een blik van verstandhouding. We begrepen elkaar. Natuurlijk ligt die vrouw niet nog steeds op straat. Wat een ondoordachte opmerking. De vrouw ligt allang in een Haags ziekenhuis en krijgt wellicht nu haar ontbijt. Het was de acteur ook niet kwalijk te nemen. Het was goed bedoeld van hem.

Droomfragmenten

"Bedtime-machine" op de vrijmarkt van doorzichtig beertje met kapot cassettebandje erin uitproberen. Steeds rondjes draaien, zoals in de draaimolen op de kermis. Maar dan langzaam, en in een optocht. Met veel kabaal en geluiden en muziek. Soort levensmuziek. Oud en jong draait zo in de cirkel in het leven en leert zodoende lessen. Ik loop mee. Een oude man wil mij iets zeggen. Ik zeg 'zeg het dan maar'. Hij weet niet meer wat hij wou zeggen. Oude collega krijgt een uitbrander van huidige collega. Er worden steeds ook spullen meegesleept. Het is een komen en een gaan. Wandelen met kinderen en met bewoners in een rolstoel. Ik zeg kijk, dit zijn pioenrozen. Die teelt mijn vader en mijn broer. We lopen verder de laan op. Mijn vader staat in de schuur bloeme te bossen. Alles is rommelig en open. Er is geen dak. Er zijn dus ook geen kassen. Mijn vader is nog wat steviger gebouwd, en nog niet zo mager door de diabetes. Ik zie hem vervaagd, zoals op een overbelichte foto. Tante Ans, tante Gerda en Mirjam als kind van een jaar of 10 zijn er ook. Ik denk nog, wat doen ze hier, in de tuin. Ik heb hun hier nog nooit gezien. Ik ben met de kinderen van de BSO in een resort. Ze schieten alle kanten op, klimmen op heuvels. Ik ben steeds bezig anderen te vragen ook op hun te letten. Mijn ouders komen in de Mercedes bij Drie Turven Hoog. Zij komen ook helpen. Iemand is continu aan het aandringen in laagjes streepjes in de geluidsweergave. Het is een kwelling. Dan zeg ik heel hard nee, en dan houdt het eindelijk op. Er is steeds zeurende muziek op de achtergrond. Er was een bijeenkomst geweest in een kelder. Je ging met een brede wenteltrap naar beneden. Een rijke koopman had de kelder van zijn landhuis hiervoor beschikbaar gesteld. Hij droeg een pet: mogelijk van de golfclub. Nu had hij zijn eigen spullen weer in de kelder uitgestald. De waren oldtimers. In de wenteltrap naar beneden zie je tegen de muur een hele dure collectie miniatuurauto's achter glas. Rood is sterk vertegenwoordigd, ook bij de oldtimers beneden. Rood glimmend. Hoe ging het? Nou, fam Rozema reageert overdreven. Met heel veel dingen erbij enzo. De andere bij de kassa en de buitendeur. Ik binnen in een rotsachtige ruimte. Zoals de grotten in Limburg. Een zich vervelend gedragende vrouw fietst weg en noemt mij 'de huiljuf'. Ik zeg oh, wie noemt mij dan zo? "Ik", zegt ze. Ik denk mooi, dan hoef ik mij daar niets van aan te trekken. Er is een sterfbed en/of crematie eerder in diezelfde droom, temidden van de dikke, rotsachtige stenen. Een vrouw hangt aan een stellage. Ze ziet er nu heel ziek uit. Bij de intake had zij er nog veel fitter uitgezien. Familie zit er in een halve kring omheen. Allerlei rituelen. Ook twee zoontjes zien open en bloot het lijdensproces van hun moeder. Een van de jongetjes wil steeds voor de grap springen. Ik moet hem tegenhouden, anders kan hij hard vallen. De kelder blijkt een soort eiland aan touwtjes te zijn, waar je vanaf kunt vallen. Ze zien hun moeder in intense pijn. Dan krijgt ze een morfineshot en is ze in een keer weer fitter, aanspreekbaar. Het is een wonder voor de kindjes en voor iedereen. En vooral voor de moeder zelf.

Telefoon

Droomfragmenten 3 mei 2022: Collega heeft een kindje gekregen: Elise. Romantische kinderkamer. Grote wieg. Veel wit. Veel licht. Herinnering poppenbedje bij nichtje. Licht zoals licht op stationsfoto. In ouderlijk huis. Telefoon kwijt. Zoeken. Steeds de telefoon van een ander. Veel 'vreemde' mensen op bezoek. Teveel verschillende energieën. Steeds dacht ik dat het mijn telefoon was. Steeds toch niet: teleurstelling, huilen, voortdurende paniek, huilen. Niemand helpt / negeren. Ben ik onzichtbaar? Of kunnen / willen ze het niet zien? Overal in huis is visite / gepraat. Alles blijft aan de oppervlakte. Ik ben doodmoe / zenuwachtig / onrustig. Het put mij uit. Maar ik kan het niet stoppen / doorbreken. Ik blijf als een tolletje ronddraaien. Ik heb mijn telefoon nodig om te bellen met mijn werk. Het is dinsdagmiddag half 3 en ik had om half 2 moeten beginnen. Ik vraag of iemand mij wil bellen, zodat ik op die manier mijn telefoon kan vinden. Niemand wil mij bellen. Ik word steeds bozer en onrustiger. Ik begrijp niet waarom mijn collega's mij niet bellen, om te vragen waar ik blijf. Misschien hebben ze genoeg leidsters. Want gisteren waren er teveel leidsters met te weinig kinderen. Maar: word ik dan niet gemist als Ester? Waar hoor ik bij? Ik ga samen met Amber met de bus richting Midden-Drenthe. Nu komt er eindelijk beweging, en kom ik misschien nog op tijd aan op het werk. De bus is overvol, maar ik voel mij fijn, samen met Amber. Maar dan neemt de bus een afslag, en zijn we in Zandvoort: nog verder van huis! En later lopen / kruipen / strompelen we richting Beilen. De bus bleef langer op een plaats staan en zat vol met vakantiegangers. In een ander droomfragment ben ik samen met een overleden vrouw. Zij ligt op de bank in het ouderlijk huis jaren '70. Ik kan met haar 'aan gene zijde' gesprekken voeren. We spreken af dat ik dit niet aan de anderen laat merken. Dus voordat de anderen binnenkomen, schik ik de tafel precies zoals op het moment van haar overlijden.

maandag 30 mei 2022

Leiden

Ik sta midden in Leiden. Het is doodstil op straat. Windstil. Geen rimpeltje op het water in de grachten. Ik ben daar waar V&D was. Of anders bij het Drents Museum in Assen. Het is als in de scene van Ramses Shaffy: 'Het is stil in Amsterdam'. Het is heel bijzonder om dit zo te ervaren: een magische ervaring. Ik ben een stukje omhoog getild, zo lijkt het. Weer een tree omhoog gegaan. Het heeft net geregend. De straten zijn nat. Glimmende straten en huizen 'geven licht': weerkaatsing van de straatlantaarns. Het maakt, dat ik in een 'verlichte' omgeving ben. Ik ben uitermate ontspannen (dit ken ik niet van mezelf, een enorme rust!). Ik ben het danseresje bovenop de bruidstaart en draag ook een tule. Ik maak een boog met mijn armen. Deze boog loopt synchroon met de verlichte omgeving, die ook in een boog loopt. Zoals een foto, waarvan de randen vervaagd zijn. Ik ben langs de portier een hotel in gegaan. Vrienden van ons (wie?) logeren daar. Als ik er wil logeren, moet ik minimaal 150 euro afrekenen bij de portier. Terwijl het al bijna 4 uur in de ochtend is. Dat doe ik dus niet: vrijheid blijheid! Ik vind het dan veel mooier om op straat te wachten tot de zon weer opkomt. Zo rustig aan de gracht, starend in het water.... Toevoeging: bij het Drents museum vraagt iemand waar het Rembrandthuis is. Wel raar, want het is midden in de nacht en nu is dit in een keer een toerist overdag. Ik zeg overtuigd: "Op de Leidsche Rijn." Ik wenk een bepaalde kant op, zoals Jantje van de graaf van Den Haag. De toerist loopt die kant op en dan zeg ik tegen mezelf dat het toch helemaal niet klopt wat ik gezegd heb. Dat het de andere kant op is. Maar waarom heb ik het dan toch gezegd?

Buurmeisje

De bovenkant van het broodroostertje in de poppenhoek van de kinderopvang was in de buik van een paard of in een auto bevestigd. Er ontstonden twee ´brievenbussen´. Je kon aan de bovenkant bloemen in de brievenbus doen. Dan kwamen deze er in de onderste brievenbus ´getransformeerd´ uit. Ik vond de bloemen sowieso al mooi en goed, maar met deze actie werden ze nog prachtiger. Ik genoot van de geuren en de kleuren. Ik belde aan bij het huis van onze vroegere buren van het ouderlijk huis. Een hippe zakenman deed open. Hij droeg vlotte puntschoenen en was in pak. Het kwam hem duidelijk niet uit dat ik aanbelde. Hij was bezig met van alles tegelijk en had iemand aan de telefoon. Het was niet de buurman. Ik dacht oh, maar de buurman is toch al overleden? Hij zei dat het niet uitkwam, maar ik zei dat ik niet voor hem kwam, maar voor mijn buurmeisje. Ze kwam bij de voordeur (ik werd niet binnengelaten). Ze keek mij verbaasd aan, en herkende mij niet als haar vroegere buurmeisje. In het echt is ze klein, maar in de droom was ze lang en fors, niet dik, maar een sterk en gespierd lichaam. Met haar witblonde haar en blanke huid zag ze er 'Zweeds' uit. Ze had bolle wangen, en grote blauwe ogen. Ik zei wie ik was en toen ontdekten we dat we elkaar de dag ervoor al gezien hadden op een kinderopvang in Klazienaveen. Dat was in een klein bovenkamertje van een flat. Het zag er knus, maar ook rommelig uit. Er was iets met een gordijnrails dat niet helemaal goed zat. Ik legde een boek op de kast, en toen kwam de gordijnrail ertussen. Dat moest even gemaakt worden. Mijn vroegere buurmeisje bleek mijn nieuwe collega in de kinderopvang te zijn. Dat vonden we beiden wel een leuk vooruitzicht.

zondag 8 mei 2022

Folie

Het ging erom dat je folie maakte op Buitenkunst. De meeste mensen gingen overdreven hun best doen, om het mooiste kunstwerk te kunnen maken. Maar het ging niet om het mooiste kunstwerk. Het ging om folie dat echt bij jou paste. Dat op maat gesneden was. Letterlijk. Dus daarom moest je eerst jezelf heel goed kennen. En als dat zo was, dan was de opdracht vervolgens heel makkelijk. Je kon de folie elk moment weer veranderen. Als je het helemaal goed geprepareerd had, en het was goed opgedroogd in de zon, met het juiste licht, dan kon je de folie op je gezicht plaatsen. Als het gewoon direct goed hechtte, en samenviel met je gezicht, dan had jij de folie gemaakt die bij jou paste. Vanaf dat moment kon het dienen om jou te beschermen. Het was dus niet zomaar een kunstwerk, maar eigenlijk heel belangrijk. Er was een man in een kuil gevallen. Hij was eigenlijk plat, als een bladzijde uit een boek. Degene die hem omgestoten had, wilde hem gauw begraven en onzichtbaar maken. Want hij dacht dat hij de man vermoord had. Maar dat was helemaal niet zo. De man had alleen maar folie gebruikt die nog niet helemaal op hem was afgesteld. En daarom was hij achterover gevallen. Ik probeerde dit aan de ander uit te leggen. Maar dat lukte niet. Nu maakte hij zich eigenlijk druk om niks. Hij moest weten dat je gewoon alles weer opnieuw kon doen, elke dag weer. Ja, ook de omgevallen man kon dat gewoon doen.

Modder

Deze droom was een nachtmerrie. Ik moest echt uit bed komen en mezelf ervan gewissen dat het niet echt was. Ik was extreem bang. Toen ik eenmaal wakker was, vond ik het juist ook wel goed, omdat ik wist dat het allemaal verwerking was, ook al wist ik niet waarvan precies. Ergens ver weg in een weiland, in een modderig landschap bij een sloot waar kikkers kwaakten, het werd al duister. Er woonde een - mij niet bekende - familie. Ze woonden wel onder een dak, maar ook wel in de open lucht. Een bekende journalist was er vermoord en alle gezinsleden wisten dat de vader het gedaan had. Maar iedereen deed 'gewoon' tegen de vader. Ik moest achter langs de vader lopen en was panisch van angst. Gillend liep ik weg, langs een brede vaart. Ik wist niet waar ik naartoe moest gaan. In een ander fragment was ik weer 'twee meisjes', met blonde ingevlochten haren. Ik wachtte op de bus. Ik probeerde mijn extreme angst een plek te geven. Dat was heel moeilijk. Het was in de tijd dat er nog gele bussen reden.

Land

Ik vroeg in welk land we waren. Want er gebeurden allemaal dingen die ik apart vond. Ik wist dus half wel dat ik droomde. Iemand zei dat we in 'Waanland' waren!

Strand

We waren ergens in Brazilie of Argentinie op het strand, om een collega van Hessel te helpen. Er was een moord gepleegd en wij moesten de moordenaar zoeken. We waren op weg naar het vliegveld. Ik zei tegen Hessel dat ik bij nader inzien toch maar niet mee ging, omdat ik het veel te gevaarlijk vond. De kinderen waren met een spel bezig. Dit moesten ze opruimen, omdat we moesten gaan. Maar ik vertrouwde het niet. Ik hoorde ook nog steeds niet bij een groepje, terwijl alle anderen groepjes gevormd hadden. Iemand zie dat ik dan wel met de leiding mee kon. Maar dat ik dan wel eerst een hersenoperatie moest ondergaan, om te veranderen. Nou, ik zei dat dit echt niet ging gebeuren!

Tweeling

Ik was 'twee meisjes' van een jaar of 10, met lange blonde haren. Een tweeling? Ik was beide meisjes. We deden alles synchroon. We doopten een etuitje in de koffie. Dat etuitje gebruikten we dus als lepeltje. Het was een gifgroen, plastic glimmend etuitje. Het wa van heel vroeger, bij mijn vader in de tuin, tijdens het koffie drinken. Er was een soort betonnen geul voor regenwater, maar dan op een bankje, op de Aalbessenlaan in Wateringen, twee keer, want er zijn twee Aalbessenlanen die synchroon lopen. In beide geulen lag een chocoladereep voor ons klaar. Daar was ook een veerman met lange grijze baard. Het was een oneindig lieve man. Voor mijn gevoel had ik nog nooit zoveel goedheid bij elkaar in één persoon gezien. Deze man vertegenwoordigde dit allemaal. Hij was heel klein en tenger van postuur en droeg een gebogen lange boomstam in zijn hand. Hij wachtte geduldig totdat ik klaar was om over te steken naar de andere kant van de rivier. Hij wachtte daar zogezegd al eeuwig en had ook eeuwig de tijd en het geduld om daar gewoon op mij te blijven wachten. Het was ontroerend mooi, deze man te ontmoeten. Hij was heel erg bijzonder en van veel betekenis voor mij. Het was de eerste keer dat ik deze man zo duidelijk waarnam. Hij was uitermate spiritueel en kon zeer ver kijken, voelen, zien.

Collega´s

Er kwamen twee collega´s op bezoek: een collega uit de kinderopvang en een collega van Buurtzorg. De collega van de kinderopvang ging ongevraagd achter het stuur van onze blauwe volkswagen Polo Stationcar van vroeger zitten. Ze reed van Witteveen naar Oosterhesselen. Had mij ongevraagd opzij geschoven op de passagiersstoel. De andere collega zat ook in de auto. Ze hadden beiden het hoogste woord. Ik kwam er niet tussen. Ze reden door Poeldijk. Ze reden ook wel op de snelweg, hard, en kwamen toen in een keer bij een splitsing. Ze wisten niet welke kant ze op moesten. Ik zei niets maar gebaarde hen in stilte welke kant ze op moesten, dus dat deden ze. Zo leek het net alsof ze het zelf bedacht hadden. Ik hield mij stil op de achtergrond. Ik zei oh, dat geeft niets hoor, dat je het even niet wist. Dat heb ik ook vaak bij deze splitsing. Ze kwamen op bezoek bij ons in Drenthe. Ik vroeg of zij koffie of thee wilden, en of ze er gebak bij wilden. Toen bleek hun auto een lage sportwagen te zijn, een hele snelle. Zoals de speelauto van de kinderopvang. Een van de collega's stond op extreem hoge hakken. De auto kon op diezelfde hoogte 'opgepompt' worden. Ik vond het bezoek niet echt gezellig eigenlijk. Ik ervaarde het meer als een soort inspectie van mijn priveleven, waar ik niet op zat te wachten. Er was ergens een huis tuin en keukenwedstrijd met drinkglazen ingooien. Autistische mensen werden gehuldigd, vanwege hun nauwgezetheid bij metingen. Het bleek dat dit de maatschappij kon redden.

dinsdag 3 mei 2022

Telefoon

Een collega had een dochtertje gekregen. Ze heette Elise. Er was een zachte, serene sfeer. Het meisje lag in een grote wieg met een groot sluier er overheen. Er scheen veel licht, zoals op de foto die ik eergisteren op het station maakte. Ik was in het ouderlijk huis. Ik was mijn telefoon kwijt. Ik realiseerde mij dat ik te laat op mijn werk zou komen. En dus moest ik mijn collega´s even op de hoogte stellen. Maar mijn telefoon was nergens te vinden. Het huis was vol met visite. Eigenlijk stond iedereen in de weg. Ik kon met niemand een gesprek voeren. Er waren ook veel ´vreemde´ mensen op bezoek. Als ik dacht dat ik een telefoon gevonden had en ik probeerde de toetsen uit, dan bleek het toch de telefoon van een ander te zijn. Er waren teveel verschillende energieën. Ik had er erg veel last van. Ik was voortdurend in paniek, en moest heel erg huilen. Mijn buik voelde aan als een harde plank. Ik zat vol met spanning. Elke keer als ik weer niet de juiste telefoon had, moest ik heel erg huilen. Niemand kwam mij helpen. Dat voelde extra zwaar, omdat ik het zelf juist zo vanzelfsprekend vind om de ander te helpen in een dergelijke situatie. Ik vond het heel hard allemaal. Ik werd stelselmatig genegeerd. Was ik onzichtbaar? Of konden/wilden de anderen mij niet zien? Overal in huis was visite, en werd er met elkaar gepraat. Ik kon mij nergens terugtrekken. Ook niet in de serre of het schuurtje. Alle gesprekken waren oppervlakkig. Ik was doodmoe, zenuwachtig, onrustig. Het putte mij uit. Maar ik kon het niet stoppen of doorbreken. Ik bleef als een tolletje ronddraaien. Het was dinsdagmiddag half 3, en ik had om half 2 moeten beginnen op mijn werk. Ik vroeg of een van de aanwezigen naar mijn telefoon wilden bellen. Maar niemand reageerde. Ik werd steeds bozer en onrustiger. Ik begreep niet waarom mijn collega's mij niet belden, om te vragen waar ik bleef. Misschien hadden ze genoeg leidsters. Want gisteren waren er teveel leidsters. Maar...werd ik dan niet gemist als Ester? Ik ging samen met Amber met de bus richting Midden-Drenthe. Nu kwam er dan eindelijk beweging, en kwam ik misschien nog aan op mijn werk. De bus was overvol, maar ik voelde mij fijn, samen met Amber. Maar toen maakte de bus een afslag, en waren we in een keer in Zandvoort. Nog verder van huis! Even later liepen, kropen, strompelden wij richting Beilen. Ik smeekte Amber harder te lopen. Ik was dus nog steeds wanhopig en in paniek. De bus lieten we achter ons. Die reed niet verder. De mensen in de bus waren vakantiegangers. Zij stapten uit en genoten rustig van het mooie weer, aten en dronken wat uit hun rugzakken, wachtten geduldig totdat de chauffeur weer terugkwam. In een ander droomfragment was ik samen met een overleden vrouw. Zij lag op de bank van het ouderlijk huis, de bank die we in de jaren '70 hadden. Ik kon met haar gesprekken voeren 'aan gene zijde'. We spraken af dat ik dit niet aan anderen zou laten merken. Dus ik schikte de spullen op de lage langwerpige salontafel precies zoals op het moment van haar overlijden. Ook legde ik haar lichaam weer terug op de rug, en sloot ik haar ogen. Voor die tijd had ze gewoon rechtop gezeten en hadden we gezellig zitten kletsen, heel ontspannen. Als de anderen zouden binnenkomen, zou het er echter precies zo uitzien als op het moment van overlijden.

donderdag 28 april 2022

Film

Het leek wel alsof we in een film van de jaren ´80 speelden. Maar het voelde ook wel weer heel echt aan. Hessel en ik zouden naar Rusland verhuizen. We gingen eerst een flat betrekken. We hadden nog weinig spullen bij ons, en er stonden maar een paar meubels in de flat. Het zag er smoezelig uit. Ik vertrouwde het niet. Zei tegen Hessel dat we beter zo snel mogelijk terug naar Nederland konden gaan. Maar Hessel wilde het toch nog even proberen, om hier te blijven. Ik was heel angstig. Het was ook wel een hotelkamer. Op een versleten rond houten tafeltje stond een klein beelbuisje. Het was geen tv te noemen, en het formaat was veel kleiner dan het formaat van een tv. Het leek een beetje op de speelgoedmagnetron van de kinderopvang. In een keer kwam er beeld en geluid uit, zonder dat ik op een knop gedrukt had. Het was ook meteen heel hard, met wilde beelden, die elkaar steeds afwisselden. Er kwam een Russische man in beeld, zonder dat we zijn gezicht zagen. Ik merkte dat we in de gaten gehouden werden. Ik zei tegen Hessel dat we hier nu echt weg moesten. Hessel zei dat het allemaal helemaal niet zo erg was als het leek. Maar ik bleef de onrust houden. In een ander fragment was ik in de badkamer van mensen die ik verder niet kende. Dat was ergens in Nederland. Het was een luxe badkamer, in een luxe huis. Ze hadden niet in de gaten dat ik daar was. Ik zat er al de hele ochtend. Wellicht gebruikte ik het bad om in te slapen. Ik was op de vlucht, en had hier even mogen schuilen. De mensen dachten dat ik alweer verder getrokken was, maar ik was dus nog steeds in hun huis. Wellicht zagen ze mij ook niet, was ik onzichtbaar. Het was ook wel in het ouderlijk huis. Hessel stond buiten met de auto klaar, om samen weg te rijden. Ik moest nog wel even mijn bagage inladen. Het was bij de garage van het ouderlijk huis, van heel vroeger. Ik wilde de bewoners van het huis nog wel even laten weten dat ik al die tijd in de badkamer had gezeten. Ik was nog even aan het nadenken hoe ik dit ging aanpakken.

Vlakte

Ik ben met collega's op een grote vlakte: een heidegebied, of in de duinen. Het is een grote zandvlakte. Mensen lopen of reizen in een hoek, zoals je een hoeklineaal neerlegt. Over zo'n spoor. We zijn bezig met het verschonen van kinderen, en hun klaarmaken voor de dag. Andere kinderen gaan sneller. Zij gaan met collega's mee. Ik verzorg het kind dat langzamer gaat. Ze mag alle tijd nemen. Helemaal goed. Dit kind heeft meer tijd nodig. Er wacht een snoeptraktatie op haar, van een jarig kind. Het is op een rond blad, met grote stukken snoep, gekleurde stukken in verschillende vormen. Als we alle tijd hebben genomen en klaar zijn, volgen we het spoor van de hoek. We hebben veel meer tijd en rust om te genieten van onze route. Dat is heerlijk. Er is een prachtige lucht, van een ondergaande zon. We genieten van oor tot oor.

Cactus

In het ouderlijk huis is een cactus, als Kerstboom. Deze staat in de speelkamer. Het speelt zich af heel vroeger, toen de voorkamer nog een speelkamer was, met box. Ik kom binnen na een dag weggeweest te zijn. Misschien heb ik gesurfd. Ik ben een jaar of 16. Ik ben een beetje in de war over ´de kerstboom´ en bedenk met dat deze nog versierd moet worden, maar hoe? Alles loopt nu anders. Maar ook wel weer 'leuk anders', eerlijk gezegd. Een leuke creatieve draai, zogezegd. Mijn moeder heeft lekker gekookt. Ik ruik de heerlijke geuren van de maaltijd, en heb trek in eten. Maar mijn vader vraagt wie pizza wil, en neemt de bestelling van een ieder op. Hij is nog jong. Ik ken dergelijke initiatieven niet van hem. Er is reclame voor het boerenbedrijf en het tuindersbedrijf. Er spelen huisvrouwen uit Oosterhesselen en Kwintsheul mee in de reclame.

maandag 25 april 2022

Droomfragmenten

Er ontstond een moment van inzicht en verlichting, tijdens een periode van ´verwikkeld zijn in kleine moeilijkheden in het dagelijks leven´. Hiermee kwam er ruimte vrij. Ik kon mij losmaken van die kleine perikelen, en zag in een keer dat er helemaal niets aan de hand was. En dat het ook geen probleem was dat ik mij zo druk had gemaakt, omdat dit dan blijkbaar nodig geweest zou zijn. Zo´n moment van verlichting werd een ´Opus Magnus´ genoemd, en werd in verband gebracht met de zee. Het was een prachtige, magische droomervaring. Ik zat ergens in een café in Arnhem te wachten op een afspraak. Het was een smal café, met een groot raam dat uitzicht bood over de markt. Ik zat omgekeerd op de barkruk, met mijn gezicht naar het raam. Ik zei tegen iemand dat ik nu wel echt moest gaan, en dat ik dus niet langer kon wachten op de afspraak. De persoon zou om 15±00 uur komen, maar het liep al tegen half 4, en de persoon was er nog niet. Ik was in de duikboot van Hessel. Aan het plafond hing een fotootje van Jan en familie. Tijdens de ´duiken´ keek de familie via dit fotootje ook mee, en ze reageerden enthousiast op de voorstelling van Hessel. Ze hadden een soort Bed en Breakfast. Er liep een vrouw met de fysiotherapeut op een soort loopband. Ze paste een hakschoen die te klein was. Er werd gezegd dat ze ´dit wel op het juiste moment deed´.

Glas

Ik droomde weer van het straatje nabij de Ark, waar vroeger een klasgenoot altijd naar links afsloeg als we uit school kwamen, omdat ze in die wijk woonde. Het begin van het straatje was het begin van een treinrails. Er was een massief metalen houder voor de rails, stevig geankerd in de grond. In die houder was onze krat voor het glaswerk neergezet. Er was een hele kwetsbare, tengere vrouw uit de jaren ´40. Ze was erg mager, droeg een creme kanten jurkje, zag er angstig uit, uiterlijk wel perfect verzorgd en perfecct gekleed. Haar man stond naast haar, gekleed in een te groot pak. Ze had het gevoel dat hij haar grote beschermer was, maar ik zag heel iets anders. Deze man was net zo bang als zijn vrouw. Het hield elkaar uiterlijk zogenaamd in balans, maar innerlijk was het een erg wankel evenwicht. De vrouw wou het straatje in lopen, maar dan moest eerst wel de krat weggehaald worden. Ze had geen geduld om daar op te wachten. Ik waarschuwde haar heel fel, en zei dat ze geen keuze had, dat eerst echt die krat weggehaald moest worden. Maar ze luisterde niet. Of misschien kon ze mij ook niet horen. Het was nu de weg in Wateringen naast de molen, naar de Dorpskade. De vrouw stapte in de bak, maar de bak zal vol met glaswerk. Het waren ruiten die niet meer gebruikt werden. Ik schrok heel erg, en probeerde snel de ruiten weg te halen, zonder mezelf te bezeren. Het was opvallend dat de vrouw zich helemaal niet bezeerde aan de ruiten, en ook geen bloedende voet had. Daar was ik enorm opgelucht over. Voor de zekerheid bleef ik mijn uiterste best doen om alle ruiten weg te halen, hetgeen niet lukte. De man keek mij steeds vol verwachting aan. Hij had er alle vertrouwen in dat ik zijn vrouw zou kunnen redden. Hij zag mij als een veel sterker persoon dan hoe hij zijn vrouw zag. In een ander fragment zat ik in de bus. Dat was eigenlijk meer een ingerichte caravan, zoals in het prentenboek dat ik gisteren voorlas. Het zag er heel gezellig uit, met bloemetjesbekleding. Er huilde een baby heel hard, maar ik moest niet voor het kind zorgen. Daar moest ik wel aan wennen. Ik wilde eigenlijk naar het kind toe gaan. Ik zat midden in de bus, met mijn rug naar het zijraam. Zo kon ik alles links en rechts goed overzien en in de gaten houden. Ik keek wel vertwijfeld naar de chauffeur, want ik wist niet of ik hier wel mocht zitten, of dit wel de bedoeling was.

zondag 24 april 2022

Bezoek

Er kwam bezoek in het huis van mijn vrienje van vroeger. In de droom woonde ik met hem samen in zijn kamer van destijds. Zijn ouderlijk huis was als het ware ´verhuisd´ naar zijn kamer. De leren bank in het ouderlijk huis stond nu in zijn kamer, tegen het raam aan. Daar sliep iemand anders dan hij of ik. Als een soort koekoeksjong. Ik vroeg of hij/zij hier nu ging wonen. Ja, dat was wel het geval. Ik zei dat ik daarom dus maar even mijn onderbroeken uit de kast ging halen.

dinsdag 19 april 2022

Tapijt

In de droom kreeg ik de volgende tekst door: "Met een druk op de knop wordt alles een stuk makkelijker." Ik begaf mij ergens in de kantineruimte van een bloemenkas. Aan de Heulweg moest je 'bij Gram' een laan in lopen, of in het Lelylaantje. Dan kwam je langs de kassen en daar weer ergens halverwege was de kantine. Daar zat een zuster pauze te houden. Ze zat even rustig op haar mobiel te kijken. Wij kwamen eraan en ze excuseerde zich meteen. Ik dacht bij mezelf dat dat niet hoefde, dat het prima was dat ze even op haar mobiel zat. Ze had ook even haar pauze nodig, immers. Er werd voorgelezen uit mijn boek. Een ander boek werd ingeleverd bij de kringloop. Ik zei dat we hier geen vervoer voor nodig hadden, omdat het immers alleen maar om een boek ging. Er kwam nieuw tapijt op de begane grond - dus het trappenhuis - van Herengracht 1. De hal was veel breder, zoals de hal van de Jan van Nassaustraat. Hessel had zolang de betonnen vloer bedekt met rode fluwelen gordijnen. Deze lagen los op de vloer. Bij de deur had hij speciaal een stukje met inhammen geknipt. De zon scheen op de stukken stof. Dat zag er mooi uit. De kleden waren op maat geknipt. Er was ook een betegelde buitenplaats, met aan de zijkant schuin een viesgroene schutting. Dat zag er wat ongezellig uit. René was er ook.

dinsdag 12 april 2022

Verschillende droomfragmenten

Ik was op een groot festivalterrein in een glooiiend landschap, zoals in Limburg. Ik ben op allerlei plaatsen tegelijk. Blijkbaar ben ik een soort gastvrouw, en hoor ik bij de ´crew´ van het festival. Ik moet in de gaten houden of het allemaal naar wens verloopt. De hoogteverschillen duiden de verschillen in tijdsduiding aan. Bijvoorbeeld: hoger op de heuvel is meer terug in de tijd, lager op de heuvel is juist korter geleden. Datzelfde geldt voor donker en licht. Hoog is licht, laag is donker. Zodoende wordt het ook steeds donkerder of lichter. Ik ben steeds in beweging, dus ik kan het soms maar amper bijhouden. Dan loop ik een heuvel af, en dan wordt het in een keer te donker. Ik mag ook geen licht bij mij dragen, dus ik moet het dan echt hebben van het licht van de sterren en de maan. Dus dan moet ik geluk hebben dat het een heldere nacht is. Voordeel is dan wel, dat ik dan meer mijn gevoel of instinct gebruik als innerlijke kompas. Blijkbaar is dat ook juist de bedoeling. Het geeft zelfvertrouwen om dit te doen. Ik zie hiermee ook de 'zin van de donkerte'. Ik kom steeds dronken en feestende mensen tegen. Ik word af en toe gek van de herrie. Maar ik probeer mij gewoon op mijn taak te richten. Ik loop hier rond met een notitieboekje en pen. Blijkbaar moet ik bepaalde statistieken bijhouden. Ik neem mijn taak heel serieus. Opvallend is, dat ik steeds mensen in drietallen tegenkwam. Drie hossende mannen zeggen dat ik niet steeds maar op iedereen verliefd met worden. Dat dat gevaarlijk zou zijn. Ik ben mij van geen kwaad bewust... Mijn vader heeft een kruisbeeld in zijn hand. Dit beeld breekt doormidden, in twee stukken. Ik zie dat de zolder opgeruimd wordt en dat er allerlei overtollige spullen zijn. Dat zijn niet mijn spullen. Dat geeft lucht. Ik hoef zelf niet op te ruimen. Midden in het dorp Kwintsheul fietst een lieve, zachtaardige man met breed postuur, brede schouders, gespierd. Hij is erg ziek, heeft kanker en heeft niet lang meer te leven. Dat is heel verdrietig, want het is een jonge vader van een lief gezin. Bij de fabriek van Koot tilt hij zijn vrouw op, neemt haar in zijn armen. Zijn vrouw ik klein en heel slank. Dan is zij in de badkamer van het ouderlijk huis. Ze blijkt hoogzwanger te zijn. Ze heeft geen haren. Ze draagt geen kleren. Ze kijkt me aan met een trieste blik in haar ogen. Ik loop naar het achterhuis. Want de badkamer is op de begane grond. In het achterhuis is een zwembad gebouwd. Er zijn allerlei hoekjes om te zitten. Ik loop via het zwembad naar buiten. Ik bemerk nu dat het bijna 18:00 uur is. Ik moet voor die tijd nog uit Naaldwijk naar het ouderlijk huis fietsen en weer terug. Dat haal ik nooit. Als ik buiten sta, ben ik plotseling veel kleiner dan ik in werkelijkheid ben. De omgeving is dus plotseling heel groot. Het is niet dat ik weer een kind ben, maar gewoon alleen kleiner van postuur. Ik ben in het ouderlijk huis. Ik kan de ontlasting niet ophouden. Steeds moet ik naar de WC. De dokter is een kennis uit een ander dorp. Hij zegt dat het 'een systemisch probleem' is. Ik sta te schuin, zoals de dames van Goedemorgen Nederland, die een beetje schuin staan als ze het nieuws presenteren. Ene dokter de Jong zal mij goed kunnen helpen. Hij is paranormaal genezer en woont in de straat, dus op de Heulweg. De dokter houdt een arm omhoog en een arm recht opzij, zoals een politieagent. Hij beedt een kruis uit. Hij zegt dat mijn vader of oom Gerard de rekening wel kan betalen. Het is maar 15 euro. Gerard betaalt vanuit de hemel. Ik speel met de kinderen van de opvang, in de keuken van het ouderlijk huis. Invallers zeggen dat ik in de voorkamer moet gaan zitten. Want nu moeten zij steeds de ouders opvangen en zij kennen hen niet. Er zijn bekenden van de opleiding praktijkopleider of werken bij Icare als praktijkopleider. Ik moet medicijndozen repareren voor de rayonmanager. Of oude telefoons. Ik blijf te lang weg bij de collega's van de werkvloer, maar dat geeft niet. Ze zijn vriendelijk. Het is werken met dementerenden en medicijnen uitdelen. Ze helpen mij. Ik fiets plotseling te hard van de stoep af. Iemand zegt dat ze extra voor mij zorgt, omdat ik familie ben. Ze is blij dat het goed is afgelopen. Kinderopvang in Leiden. Soort wenteltrap in wit. Het is in een theater met rode loper. Ik ga af en toe naar beneden, om mij te laven aan het water in de gracht. Ik ben blij dat het aan de gracht is. Mijmerend en in een bepaalde sfeer. Een cursist van WW heeft 24 kg verloren. Ze loopt over de tafel en iedereen applaudiseert voor haar. Ik vind dat maar onzin. Ik speelde met een popje en kreeg op mijn kop dat ik niet meedeed. In een clubje van Buitenkunst vraagt iemand om een truitje. Ik twijfel omdat diegene niet vriendelijk is.

zondag 3 april 2022

Verschillende droomfragmenten

Het spelletje 'de boom die wordt hoe langer hoe dikker' op het schoolplein. Het is als een bolletje wol waarvan de draad een lang snoer over het schoolplein vormt. Het snoer is een gepunnikt koord. Het bolletje wordt steeds kleiner. Het gaat snel. Dat is zorgwekkend, want er zijn steeds meer kinderen die opgroeien 'als prinsesjes'. En dat is niet goed. Ze zijn hierdoor extra kwetsbaar, niet voldoende weerbaar. Ik zit met ons gezin en met mijn Duitse vriend in het vliegtuig naar India. Hij zal tijdens een tussenstop uitstappen in Dusseldorf. Ik fiets met de OV-fiets in de buurt van IJburg. Het is licht en zonnig. Ik fiets naar een treinspoor in de buurt van station Haarlem. Op een bepaalde plek is het spoor onderbreken, en daar fiets ik zo tussendoor. Ik vind het wel heel raar dat ik hier fiets, want het is toch heel gevaarlijk om je op het spoor te begeven!? Vervolgens herhaalt zich dat patroon tussen twee bussen, die in een hoek van ongeveer 140 graden naast elkaar geparkeer staan, met ruimte ertussen. Het is niet zeker of ze echt stilstaan. Zo ja, dan staan ze wel startklaar om te gaan rijden, met lichten aan en ronkende motoren. Ook dit vind ik spannend en ook nu denk ik 'wat doe ik hier!?' Maar dan word ik uitermate vriendelijk toegesproken door een stevige buschauffeur, die lijkt op Bromsnor van Swiebertje. Hij rookt op gemak zijn pijp, voordat hij weer verder zal rijden met de bus. Hij kijkt mij recht in de ogen en laat mij weten dat het helemaal goed vindt. "Komt goed meisje." Hij zegt het niet, maar ik krijg deze boodschap wel door. De ontmoeting met deze man geeft mij heel veel rust en zelfvertrouwen. Het leidt ertoe dat ik eindelijk echt kan aarden, en continu stevige grond onder de voeten voel. Voorheen ook wel, maar toen was dit niet continu. Dat is nu wel het geval. Ik blijf hier stevig staan met de OV-fiets naast mij. Ik moet er wel om lachen dat ik net doe alsof de fiets van mij is, terwijl dat niet het geval is. Mijn hoofd 'vliegt' alvast richting het station. Dat kan prima en is mogelijk, omdat mijn voeten stevig op de grond blijven staan en zich niet verplaatsen. Mijn hoofd reist naar correspondentie met de Amerikaanse reizigers in 1990. Ze hebben beiden een hele mooie brief aan mij geschreven. Ik bewonder hun afzonderlijke handschriften. Alleen al die handschriften ervaar ik als heel attent. Ik ben in de peuterspeelzaal op de zolder van het ouderlijk huis. Ik moet steeds opletten dat de kinderen niet door het luik vallen. Er staat geen hek omheen. Hierdoor kan ik niet het standaardprogramma draaien. Ik voel mij hier heel ongelukkig bij. De ouders van twee Turkse kinderen gaan trouwen. Ze zien er prachtig gekleed uit: een jongen en een meisje. Het is in het ouderlijk huis. Daar is een kinderopvang. Ik wil graag een kaartje bij het cadeau doen, maar dat mag niet. Gelukkig mogen we de ouders wel bellen om te feliciteren. Dat vinden ze geweldig. Ze reageren heel blij.

dinsdag 29 maart 2022

Kinderen

In de droom zat een groepje kinderen rustig op een bankje in het bos een boterham te eten. Het viel mij op dat zij in de schaduw zaten. De sfeer was heel goed. Ze hadden het heel goed naar hun zin. Ik liep van deze plek naar de andere kant van de boomstam die op de grond lag. Aan de andere kant was ook een stukje bos, maar hier was ook een meer bij. Daar was het juist heel licht, met felle zonneschijn. Ik liep steeds heen en weer van de ene naar de andere plek. Er was een vriendin bij mij op bezoek, maar ik had niet veel tijd voor haar. Toen bemerkte ik tot mijn schrik dat de kinderen aan de rand van een afgrond zaten. Die afgrond was een drooggelegen sloot, die heel diep en smal was. Toch was er geen enkel gevaar voor de kinderen. Ik snapte dat niet, kon het niet met elkaar rijmen. Er werd mij gevraagd: "Of heb je liever Delft?" Ik antwoordde: "Ja, ik was verliefd in Delft."

woensdag 23 maart 2022

Verschillende droomfragmenten

Ik was op Rister 13, en ik liep van de bijkeuken naar de garage. Ik ging een stuk wandelen, omdat ik het hoofd vol had. Ik keek op mijn telefoon, en ging mijn jeugdvriedje bellen. Ondertussen liep ik naar buiten. Het was eerst een telefoongesprek, maar uiteindelijk zat ik bij hem in de auto. In het dagelijks leven houdt hij zich extreem afstandelijk, op het botte af. In de droom was dat in het geheel niet het geval. Hij bloeide open als een mooie bloem, en gaf zich helemaal aan mij. Net zoals in de jaren ´80, maar dan ook nog met de extra dimensie van nu, ouder en wijzer. Het was een prachtige ervaring, en heel compleet. Ik weet niet waar we inhoudelijk over spraken. Ik kan mij geen woord van het gesprek herinneren. Het ging ook niet om de woorden, maar over de connectie. En die was ontzettend groot. Ik voelde ook wel verwarring: in het dagelijjks leven is hij zo zakelijk en afstandelijk, maar nu weer zo vol overgave. Ik bedacht me dat ik dat al heel lang gemist heb...wellicht zo lang sinds we het uit maakten. Het ging om die extra dimensie, de spiritualiteit, die vroeger alleen te ervaren was in de intimiteit met hem. In de wereld daarbuiten leek het dan weer ver te zoeken te zijn, omdat het teveel omvattend was. Maar in de droom heb ik het dan weer even mogen ervaren. Ik werd echt met een gelukzalig gevoel wakker. Het was een hele bijzondere droom. Vol liefde en toewijding. Ik was op de kinderopvang en wilde net alles gaan opruimen. Maar toen bleek een van de kinderen een optreden te doen, omdat hij bijna 3 jaar werd. Ik was daar helemaal niet op voorbereid. Het was niet aan mij verteld dat hij dit optreden ging doen. Het was in een kerk, met twee grote brandende kaarsen. Ik hield mij hart vast. Ik was het hier totaal niet mee eens, terwijl ik er mede-verantwoordelijk voor was, omdat ik onderdeel was van het team. Mijn collega's gebaarden mij dat het allemaal wel goed was voorbereid, maar ik vertrouwde het niks. Tussen de kaarsen in lag een variant van mijn meditatiekussentje. Ik was bang dat dit in de fik zou vliegen. De jongen vloog als een soort superman van de ene kaars naar de andere kaars. Zijn cape wapperde achter hem aan. Ik was bang dat deze ook in de fik zou vliegen. Er waren allemaal ouders uitgenodigd. De ouders zaten bij het altaar, en wij in de banken. Ik besloot naar de jongen toe te rennen om in te grijpen. Maar zijn vader was hem voor. Het was een andere vader dan in werkelijkheid. Hij droeg een net pak en lichtblauwe nette schoenen. Ook de andere ouders waren netjes gekleed. De ouders van de jongen waren (terecht!) heel kwaad en namen hun zoon mee. Door het raampje van de kerk zag ik alle ouders boos weglopen. De kerk liep leeg. Ik voelde mij er ontzettend naar over. Mijn ouders zaten in een gloednieuwe, glimmend metalen waterkoker. Dat was een auto. Zoals in een tekenfilm tufte de waterkoker door een heuvelachtig landschap. Mijn ouders of pake en beppe waren op weg naar het verzorgingshuis. Er was bezoek van de GGD in appartementencomplex Pallida. Ik verwelkomde de vrouw. Ze vroeg mij wat ik ging doen om de komende jaren tot aan pensioen mijn werk te blijven volhouden. Ik zei dat ik daar goed over had nagedacht en een goed plan had klaarliggen. Mijn collega voelde zich wat overvallen door dit bezoek. Ze ging een rondleiding geven in het appartement, maar verder wist ze ook niet zo goed wat ze moest doen. Ik kwam net binnen en moest eerst naar het toilet. Ik zei dat ik er zo aankwam. Het toilet was ergens in het Scheper Ziekenhuis. Maar ik kon het toilet niet vinden en ik kon ook niet de weg terug naar het appartement vinden. Ik voelde mij heel bezwaard tegenover mijn collega. Ik was bij een bijeenkomst op het werk, in het kader van de Kinderboekenweek. Het behang was gifgroen. Ik droeg geen kleren aan mijn bovenlijf, maar niemand zag dat. Het viel niemand op. Ik ging naar een garderobe, maar ik kon alleen een kinderblouse met roezeltjes aantrekken. Daar stond mijn moeder voor mijn neus. Het kwam mij niet gelegen. Ik had het veel te druk. Ze zei 'Oh, wat schattig', over de kinderblouse. Misschien had ze deze zelf gemaakt. Ik kon haar niet duidelijk maken dat ik deze niet meer paste. Ik miste nu teveel op de bijeenkomst. Mijn moeder vertrok, en liet een mand-tas vol met hoeden en petten achter. Dit lag zo op de grond. Even later liep ik op straat. Het was allemaal nog niet opgelost. Het bovenlijf nog ontbloot en teveel gemist van de bijeenkomst. Van de regen in de drup... Ik was met een dorpsgenote ver in een modderig weiland in de buurt van het dorp. Het had veel gerekend. In de verte een man met een hoed, die 'Shine on you crazy diamond' zong. Ik zei tegen mijn dorpsgenote dat zij zich er niks van moest aantrekken, dat die man indruk wilde maken. In de buurt van de sauna hadden we een kraampje opgezet. We waren bezig met het maken van creaties die we in het kraampje gingen verkopen. Oranje touwen met kralen en ik zocht een grote poster uit. Het was allemaal wat vaag. Op de poster een vrouw die opgesloten was in kettingen. Het bleek een beroemd kunstwerk te zijn. De dorpsgenote zou het presenteren. Toen werd ze belaagd door een verstandelijk gehandicapte man, die zijn eigen krachten niet kende, en normaal gesproken een hele zachtaardige man was. Hij wilde haar zoenen en daarna deed hij wurgpogingen! Ik schrok mij dood en sprong erop af, om haar te redden. Dat lukte mij uitermate goed. We waren zo opgelucht! De man werd opgevangen door familieleden. Hij was totaal overstuur, en wist niet wat hij gedaan had.

zondag 20 maart 2022

Verschillende droomfragmenten

In de droom was er een verteller van mijn verhalen. Het was een Japans getekend poppetje, met schattige kwikjes en rode appelwangetjes. Een strik bovenop haar hoofd. Ze zat parmantig op een heuvel. Een beetje zoals het tekenfilmfiguurtje Dora. In beide handen droeg zij nonchalant een slinger, die ze af en toe heen en weer zwaaide: dan weer de ene slinger, en dan weer de andere. De betreffende slinger ging dan heel speels in golvende bewegingen door het heuvelachtige landschap. Twee glooiingen wisselden elkaar af, en zo werd het een waar kunstwerkje. De slingers vertegenwoordigden mijn levensloop. Dus blijkbaar waren er twee levenslijnen te herkennen. Ik liep over de Herengracht. Ons pand stond er nog. Mijn etage was helemaal lichtblauw geverfd. Er stonden voorjaarsplantjes in felle kleuren voor het raam. Het zag er heel vrolijk uit. Je moest via een ladder naar de erker, om binnen te komen. Je moest wel voorzichtig zijn. Het leek ook wel op een klein huisje aan zee, bijvoorbeeld ergens in Griekenland. Ik rook de zeelucht, voelde de vrijheid van het aan zee zijn, hoorde de meeuwen. Boven Herengracht 1 was een en al licht en lucht, en vlogen vogels vrolijk in cirkels, niks geen drukke stad en uitlaatgassen. Niet iedereen wist ervan dat ik de ladder ging beklimmen. Dus dat moest ik mooi zo zien te houden. Ik moest wel extra letten op de veiligheid, want de ladder stond een beetje wankel. Toen bleek, dat aan de buitenkant van de erker bedden met kussens waren geplaatst. De kussens waren extra zacht en donzend, met kraakhelder witte kussenslopen. Er lagen jonge mensen te slapen, die net feest hadden gevierd in de nacht. Misschien waren wij dat zelf wel. Mijn moeder kwam erachter dat ik de ladder aan het beklimmen was. Ik vond dat niet leuk. Ik wou dit buiten haar zicht doen. Binnen op mijn etage was een tentoonstellig van kunstvoorwerpen. Alles in verschillende soorten kleuren blauw. Het was er heel gezellig. Mijn ouders gingen op vakantie, of mijn vader ging naar de Ark. Ik hielp met het inpakken van de tassen. Er bleven veel onverwerkte ervaringen van mijn ouders achter. Ik ervaarde dit als stoffig, ingewikkeld en loodzwaar. Ik dacht er eerst aan dat zij op vakantie konden en ervan konden genieten. Dan zou ik dit wel opruimen. Dan hoefden zij dat niet te doen. Maar toen ik er eenmaal voor stond, zei ik nee! Ik ga het niet eens opruimen. Die rommel gaat regelrecht de kliko in. Daar heb ik niets mee te maken. Ik ga het niet eens meenemen naar Drenthe. Ik reed met Amber in Rijswijk, in de buurt van 'de bult', een heuvel over de weg, vlakbij het zwembad. Amber zat achter het stuur. We zaten druk te kletsen. Ik zie oh, nu moet je wel even meer vaart nemen, want we moeten de bult over. Die bult was ook wel een stuk speelgoed van de kinderen, met losse railsjes. Amber ging vaart meerderen. Ze was al wel aan de late kant. Ze deed haar uiterste best. Het was best wel even spannend, of we niet naar achteren zouden zakken en andere auto's zouden raken. Maar het ging helemaal goed. Ze haalde de top glansrijk. Vervolgens daalden we rustig af. We waren heel blij en opgelucht. Ik had een nieuwe woning met een 'inklapkeukentje', zoals het speelgoed van de kinderen. Ik vond zo'n keukentje wel heel onhandig. Maar toen veranderde het keukentje in een tv-meubel dat mijn vader in de Ark krijgt. Dat was wel veel beter in gebruik. Ik moest er allemaal nog wel erg aan wennen. Het was in mijn ouderlijk huis, of dat van Monique. De trap naar de eerste verdieping had gifgroene bekleding. Dat zag er niet mooi uit. Daar moest ik helemaal aan wennen. Ik was in een hotelkamer. Dat was ook wel de gymzaal van het LMC. Het was dus een veel te grote ruimte voor een hotelkamer. De ruimte was omgeven door andere ruimtes, waar veel bedrijvigheid was. Mensen liepen af en aan. Het was een schoool of een ziekenhuis. In de hotelkamer zelf was verder niemand. Hier was dus rust. Maar niet in de spullen. Want alles lag door elkaar, en ik kon er maar geen orde in brengen. Ik had de rommel zelf niet gemaakt, en het waren niet mijn spullen. Het lukte mij niet om de spullen op te ruimen. Dat kwam omdat het dus niet mijn spullen waren, en omdat ik er wellicht eigenlijk niet aanwezig was, maar 'erboven hing'. Dat was wel frustrerend. In een ander 'filmbeeld' zag ik Amber heel rustig zitten in de trein naar Amsterdam. Er werd gezegd dat ik anders gerust ook bij Amber mocht gaan zitten, lekker rustig in de coupé, wat naar buiten staren, wat eten. Dat wou ik wel, maar eerst moest deze rommel opgeruimd worden. Toen was ik op de eerste etage, en keek ik zo naar beneden op de hotelkamer. Het was ook wel het atrium van het Scheper Ziekenhuis. Ik realiseerde mij dat iedereen mij dus had kunnen zien in die hotelkamer. Ofwel omdat het plafond open was, ofwel omdat er overal glazen wanden waren. Ik voelde mij hierdoor minder goed beschermd, maar het was op zich nog wel te doen. Op deze eerste verdieping was een kermis. Er was een vreselijke herrie. Ik raakte er helemaal in verstrikt. Werd meegesleurd door een botsauto. Toch was het allemaal wel prima te hanteren. Het was een voorbijgaande onrust. Het leek veel heftiger dan het was. Het bleek dat je vanaf de derde etage zo loodrecht naar beneden kon klimmen, en dan zo achter elkaar alle spullen in de hotelkamer kon opruimen. Dus ik was van plan dat meteen te gaan doen. Ik kreeg ook hulp van alle kanten. Dus zo kwam het helemaal weer goed!! Ik was een jong meisje van een jaar of 10, ergens in de jaren '50. Ik zag er prachtig uit, in een creme-witte jurk, van de zijden stof uit India, waar ook mijn trouwjurk van gemaakt is. Ik liep trots door Leiden. Voelde mij blij en vrij. Om mijn middel zat een donkerbruine strik, die bij de jurk hoorde. Ik had dunne, lange blonde haren. In het haar eenzelfde bruine strik, iets kleiner. Ik had een lang, slank postuur en was iets te mager voor mijn lengte. In de droom was ik duidelijk een 'ander meisje' dan wie ik vroeger was. Maar ik herkende wel de innerlijke rust, de bescheidenheid, de tevredenheid, het gedienstige, het introverte. Ik zag mezelf van een afstandje, en ik zag een hele speciale twinkeling in mijn ogen, die ik nog niet eerder zo gezien had. Daar werd ik heel blij van. Ik was op weg naar een kledingwinkel, waar ik een lichtbruin sjaaltje met donkerbruine print had laten liggen, van zijde. Het hing aan het uiteinde van een kledingrek. Ik bedacht met dat de verkoopster misschien wel zou denken dat het bij hun collectie hoorde. Ik moest haar zien uit te leggen dat het mijn eigen sjaaltje was. Dat zou vast goed komen. Ik was op het eiland Celebes, Indonesië. Er was een blauw fluwelen driehoekje op de landkaart. Het was als een stukje tapijt. Prachtig donkerblauw. Op de landkaart was het niet echt Celebes, maar een 'verborgen wereld'. Er woonden mensen, maar er waren geen winkels. Hoe komen ze dan aan hun voedsel? Weet ik niet, maar ze kunnen daar wel leven. Als je kleren strijkt en deze daar neerlegt, dan vormen zij de vormen van het eiland: licht en zonnig. Op de zolder van Simone's ouderlijk huis zijn spullen klaargezet voor vertrek. Simone wil de spullen ophalen en vertrekken. Maar zware dingen kunnen niet mee, zoals de naaimachine. Iemand komt mij uitlachen. Ik jaag haar weg. Ik ben weg. Stukjes bruine wol blijven achter. Ik heb geen tijd om deze op te ruimen. Ik ben in het centrum van Den Haag. In een scherpe bocht lig ik in de berm. Wellicht opzij gereden door een auto. De bestuurder heeft het niet gezien, reed door, had het niet in de gaten. Het lijkt heel hopeloos, maar binnen de kortste keren zit ik weer op de fiets, op eigen kracht overeind gekomen. Ik ontdek een binnenweggetje via de Driesprong en zo sta ik in een keer in Kwintsheul. Ook wel via de Hollewatering, waar de winkel van Zuiderwijk nog bestaat, helemaal volgepropt met handwerkspulletjes en mevrouw Zuiderwijk die klaarstaat om ons te woord te staan. Ik zie een grote verzameling gestreepte handschoenen, met fijne streepjes in de kleuren van de Duitse vlag. Het zijn mooie handschoenen. Het is een grote partij. Zijn het werkhandschoenen voor alle tuinders in Kwintsheul? Als cadeautje en/of uiting van compliment? Mevrouw Zuiderwijk doet net alsof ze nergens van weet, helpt snel een andere klant. Ze staat daar keurig in winkelschort. Er is prachtig mooi zonlicht in het dorp en ik ruik de geur van de zee. Mijn ouders zitten in de serre van het ouderlijk huis. Maar die serre is nu aan de voorkant, op de verhoging, gemaakt met pallets. Ze zitten dus in een soort glazen huis op pallets. Ik vind dat wel mooi. Eindelijk in de picture! Namelijk: voor het huis, en niet meer erachter. En op een verhoging dus. Het stemt mij wel tevreden. Je moet je ouders hoog houden! Dat is belangrijk! Het is de plek waar mijn grootouders vroeger altijd zaten. Voor mijn vader heb ik een jubileumblad van de CCWS meegenomen (in de droom heet de veiling nog CCWS). Hij zegt meteen "Oh, die geef ik wel aan pa." Mijn opa leeft dus nog in de droom, en woont in de bungalow naast het ouderlijk huis, met oma. Aan mijn moeder geef ik het blad Flow cadeau: ook weleens een keertje leuk. Ik zeg dat het woensdag is, en dat ik dus niet kan logeren. Ze krijgen ook nog een gebloemde Boeddha cadeau. Maar die vergeet ik uit mijn tas te halen. Hij rolt vanzelf uit mijn tas en komt zodoende min of meer tot leven. Het is een lachende Boeddha. Hij is prachtig vormgegeven in blauwe bloemen. Ik word heel vrolijk van het beeldje. Ik denk oh ja, dat is er ook nog. Mijn ouders kunnen het beeldje niet zien. Ik zou iets afgeven bij de boerenfamilie in Wachtum. Ze wilden niet dat ik in het donker kwam, ivm 'de stille route'. Dat hoefde ook niet, want ik zou het met de auto brengen. Ik was het dorp bijna uit, richting ijsbaan. Ik was aan het collecteren. Toen bedacht ik mij in een keer dat ik wel moest fietsen, omdat Hessel met de auto naar het werk was. Ik zocht contact met de familie, maar toen was ik er in een keer al. Ze hielden in het weiland een groot verrassingsfeest voor moeder. Ik dacht de moeder van de vader. Ze vertelde in de camera over haar kinderen. Ze had niet door dat haar kinderen feest voor haar vierden, met vuurwerk. Er is een grote zaal, met veel zijkamers. Het is een soort sportevenement. Het is er veel te druk en rumoerig. Het blijkt een huis te zijn waar we tijdelijk wonen. Ik zie de woonkamer met aangrenzende keuken. Het is ook wel een soort paviljoen van GGZ. Ik ben heel blij met de goede sfeer, en roep het uit van vrolijkheid. Er zijn schuifdeuren naar buiten. Daar kun je heerlijk in de zon zitten, met uitzicht over het weiland. Tegenover mij de bank en de tafel van de kinderopvang, die buiten staan. Het blijken huisjes van Center Parcs te zijn. De bank en tafel staan bij het aangrenzende huisje. De jonge Hessel als vader, die Hugo op de bank tilt, als baby. Ze dragen beiden weinig kleren, omdat het bloedheet is buiten. Ik zit binnen met medewerkers van het Rode Kruis. Daar kom ik achter als een van hun vraagt wat voor werk ik doe. Oh, ik hoor hier dus niet bij te zitten. Maar dat maakt voor hun niet uit. Ze zijn heel vriendelijk. Ik loop door de drukte naar mijn vriendinnen. Dat is eindelijk niet meer dat vervelende vriendinnenclubje. Ze zijn heel vriendelijk en zitten op een halfronde bank, als kandidaten van de Voice of Holland. Ik zit met hun in een bomvolle bus. Grote wagens passeren treinen, als vrachtwagens de grote cabine pal naast ons rijden. Maar alles is veilig. We blijken te gaan golfsurfen in Spanje. Maar dat weet ik niet zeker. Het kan ook ergens anders zijn. Waarom ben ik hier aan begonnen? Het kost heel veel geld. Maar het avontuur is goed en later kan je meepraten met de verhalen. En Amber heeft het ook gedaan. Ik draag een te kleine BH en een te kleine blouse. Ik ben mijn badpak vergeten. Mijn klasgenote zegt dat ik daar wel een badpak kan kopen, omdat er in het buitenland ook een Hema is. We zitten achterin de bus.

zaterdag 12 maart 2022

Tentoonstelling

Ik was weer op de Herengracht. Het leek er wel een tentoonstelling. De nieuwe bewoner had de inrichting van de kamer totaal veranderd, in hoofdkleuren wit en donkerblauw. Er waren hoekjes aangelegd in ruitvorm. Soort banken zoals bij MacDonalds, of in een casino. Het was heel kitsch ingericht, met veel verschillende kitsche lampjes. Er kwam niet veel licht in de kamer. De lampjes gaven sfeerlicht. Er waren rubberen plavuizen, die in ruitvorm waren aangelegd. Alles zag er keurig uit en er was veel aandacht aan besteed. Enerzijds was ik heel blij dat alles zo mooi verbouwd was. Maar anderzijds was het natuurlijk helemaal niet mijn smaak! Maar het feit dat er veel liefde in zat, was voor mij het belangrijkste. Er waren blauwfluwelen sofa's en de ruimte bij de erker was veel groter dan ik mij kan herinneren van de Herengracht. Het kon ook wel gewoon de woonkamer in ons huis zijn. We bekeken zwart wit foto's van mensen op het strand, met mooie lichtinvallen door de felle zon. Opvallend was, dat de mensen steeds van achteren gefotografeerd waren, en mogelijk ook niet wisten dat ze op de foto stonden. Zo kwam er ook een foto van mij langs. De ander vroeg 'of ik wel van Friesland hield'. Ik zag het ruitmotief steeds terugkomen. Er bleek een soort tentoonstelling te zijn op de Herengracht. Mijn goudkleurige etuitje was opgedeeld in ruitjes, en deze lagen verspreid uitgestal, evenals ruitjes van bloemetjesstof in donkerblauw en lichtblauw. Het betekende iets: het bracht geluk. Er kwamen aan de lopende band bloemenschilderijtjes binnen van stof of papier, steeds in andere motiefjes. Iedere creatie was op zichzelf heel uniek en persoonlijk. Het leken cadeautjes van kinderen, maar ze kwamen allemaal van mijzelf. Alsof ik ze uit mijn mouw schudde, waar ze jaren in hadden gezeten om ooit geopenbaard te worden. Ik werd er heel blij van dat ze nu in deze ruimte rondfladderden. Het deed denken aan de flyers van Beschuit, op het toilet. Ik zou met de bloemenschilderijtjes de straat op gaan, en ook letterlijk gaan 'flyeren'. Een soort 'Flowerpowerterreur'.

Kerk

Ik was in een plaats ergens midden in Nederland. Het kon Hilversum zijn. Het bleek dat een jeugdvriendin van mij daar woonde. Ze had een of andere groepsbijeenkomst met huisgenoten, boven bij een van de huisgenoten in zijn ruime kamer. Er was hoogpollig tapijt in grijswitte kleuren. Het was net aangelegd, zag er heel nieuw uit. De kamer rook nog sterk naar tapijt. Ik hoorde hier eigenlijk niet bij, maar iedereen heette mij welkom. Ik zweefde of vloog langs de kerk, met nog twee anderen wezens. Zij waren meer ´geraamtes´. Toch was het niet raar of eng. Zij waren er gewoon ook. Misschien dan niet helemaal in deze wereld, maar toch ook weer wel. Ze waren spiritueel gezien zeker van een hoger niveau, door wat ze allemaal al hadden meegemaakt. Wellicht waren we al heel lang vrienden. "Hoe kun je nu alleen van botten leven!/" Dat vroeg ik mij in mezelf af. De ene had nog wel meer botten, maar de andere leek net op een kledinghangertje, zo weinig had hij/zij letterlijk om het lijf. Het was ook niet te zien of het een man of een vrouw was. Het was de kerk van Westerbork. Degene met het lichaam als kledinghanger zag er een baby te vondeling liggen. Het speelde zich af in ongeveer 1600 - 1700. Het kindje was stevig gewikkeld in doeken en sliep. Het bleek dat hij dat kindje geweest was en er nu dus boven zweefde. Hij bekeek foto's van zichzelf, toen het heel slecht met hem ging als baby en zijn ouders bezorgd waren. Zijn moeder helemaal in paniek. "Kijk, zo zag mijn mondje eruit, dat weet ik nog wel, met heel veel schuim." Hij betreurde het dat zijn ouders niet wiste waar hij nu was en hoe goed hij het nu had. "Als ze wisten hoe goed ik het nu heb, dan hoefden ze lang niet zoveel verdriet te hebben en konden ze eindelijk weer verder met hun leven. Ik wil hun dat steeds duidelijk maken, maar ik krijg geen contact..."

maandag 7 maart 2022

Boomhut

Ik was weer in de boomhut van mijn Duitse vriend. Deze keer zag de hut er anders uit dan in de vorige droom. Zijn vader was er in de droom nu niet bij. De rode draad door de droom heen was de vanzelfsprekendheid van het hier zijn. Hij was er niet steeds bij, en had dan andere werkzaamheden te doen. Bijvoorbeeld hout hakken in het bos. Maar toch was hij wel steeds in de buurt. De boomhut in de vorige droom was hoog in een boomtop gebouwd. Deze boomhut was meer rechtstreeks op de aarde. In die zin was het eigenlijk geen boomhut, maar meer een soort ´woning op palen´ op een heuvel, midden in een groot bos. Of het was een open zandplek in het bos. De sfeer was zoals je je deze voorstelde bij sprookjes over het ´grote donkere bos´. Maar de beleving was niet als een sprookje of als onrealistisch of als een wensdroom. Het was allemaal juist heel realistisch, vanzelfsprekend, niets ongewoons aan. De boomhut was geheel door mijn vriend zelf gebouwd. Ik vermoed dat hij bij de bouw ondersteund was door zijn vader, die overigens altijd bij hem is, maar die nu wat afstand kan nemen zodat mijn vriend ook los van zijn vader zijn eigen projectjes kan ontwikkelen en tot bloei kan laten komen. In de droom was hij daar ook mee bezig en voor mij was ook dat volkomen logisch. Dan ging hij weer weg en dan kwam hij weer terug, en gingen we praten over zijn projectjes, met een glas rode wijn erbij. Hij vond die vrijheid heel prettig en hij had dit ook nodig. Ik op mijn beurt was juist in de fase beland om mij terug te trekken uit projectjes in mijn leven, omdat er een soort tevredenheidsniveau bereikt was en ik al een beetje aan het terugkijken was. Daarom was het heel fijn dat ik mij ten allen tijde kon terugtrekken in de boomhut. Dat betekende niet dat ik daar niets deed; integendeel. Het brein draaide volle toeren. Ik deed allerlei scheikundige en natuurkundige proefjes, met borrelend gekleurd water, magneetjes langs ijzer, noem maar op. Het was goed om hier nu uitgebreid de tijd voor te kunnen nemen,Zen niet meer 'de wereld in' te hoeven. Het allerbelangrijkste van dit feit was, dat ik nu eindelijk beschermd was, en niet als een kip zonder kop onbeschermd nog weer van alles mee wilde maken en hiermee vermoeid te raken door negatieve energieën. Nee. De boomhut was een toevluchtsoord, maar tegelijkertijd stond het midden in de wereld. Het was daarom ook niet een gesloten huis met deuren en ramen. Alles was open en het was ook 'vervormbaar'. Dus het kon bevriezen of smelten of sublimeren of stollen. Het kon ook helemaal onzichtbaar worden, net zoals de vader van mijn vriend. Bij onzichtbaarheid voelde je de steunende energie het sterktste. Het was ook wel zoals een tasje dat je kunt opvouwen en in je handtas doen, en weer openvouwen als je het nodig hebt voor boodschappen. Nu ik vaker in de boomhut was, kon ik ook steeds meer ontdekken hoe alles opgebouwd was. Daar was wel jaren werk aan besteed en over ieder stukje hout was nagedacht. Wat - net zoals de vorige keer - opvallend was, dat waren de vele subtiele versieringen in de hut. De vorige keer was dit vooral in archeologische vondsten, die mooi uitgestald stonden. Nu was het vooral Hindoestaanse kunst uit India, met veel kleuren en glinsteringen. De kleuren waren nagebootst uit de natuur. Dus het waren geen felle kleuren, maar meer de kleuren van een herfstblad dat steeds verandert van kleur. Ik was onder de indruk van de manier waarop diamantjes in de boomstam waren gegrafeerd. Alles heel zorgvuldig. Het was een waar ambacht. Hier en daar hingen ook kleden, te wapperen in de warme zwoele wind. Ik zag een mooi doorzichting kersenrood kleed. Er was hoogteverschil in de boomhut. Zo waren er laagjes ontstaan die ieder een eigen functie vervulden. Bijvoorbeeld: op het ene laagje kan ik gaan zitten als ik vooral wil gaan sporten. Het andere laagje is meer geschikt bij meditatie. De boomhut in zijn geheel was niet een materieel, vaststaand gegeven. Het vertegenwoordigde vooral een enorme hoeveelheid energie. Deze energie konden we beiden ten allen tijde inroepen, en werd zorgvuldig op peil gehouden door de vader van mijn vriend. Hierbij gold: de energie was altijd overvloedig aanwezig. Dat had met de aard en de hoeveelheid aan liefde te maken: deze had een sterke basis, die ook niet zou verslappen. Hierbij gold het woord 'aanwezigheid'. De liefde is er altijd. Er was weleens bezoek van andere mensen. Het was immers een 'huis in de wereld'. Zij begrepen dan niet zo goed de verhoudingen. Waarom was ik hier, hoe was de vriendschap tussen mij en mijn Duitse vriend, enz. Wij koden niet zoveel met dit soort vragen. Op zulke momenten leek het alsof we in een andere wereld leefden, afgescheiden met het doorzichtige schermpje dat wordt gebruikt om Corona-besmettingen te voorkomen. Dat kwam dan eventjes zo in beeld, maar in feite waren we gewoon heel normaal onderdeel van deze wereld. Op de momenten dat we daadwerkelijk samen waren in de boomhut en bijvoorbeeld ons glas wijn dronken, dan maakte mijn hart een extra sprongetje van geluk.

zaterdag 5 maart 2022

Boodschappen

Ik was met de kleinkinderen van mijn ouders in het ouderlijk huis. Mijn moeder kwam binnen met heel veel boodschappen. De andere jongens stormden op de boodschappen af zoals bijen op honing. Amber en Hugo keken er verlegen van een afstand naar. Later zaten we met het gezin van komaf in de oude keuken, waar deze ook nog in gebruik was. We waren hier een stuk jonger. Ik vroeg hoe het nu met mijn oudste broer was. Er was iets met problemen met het betalen van de huur. Machtelt zong een lied voor hem. Ik fietste op een brede weg in Amsterdam. In de verte de geveltjes en de kerktorens. Dichtbij op de weg lagen sieraden uitgestald, zoals bij de juwelier. De geasfalteerde weg ging glooiend, in golfjes.

Levering

In de droom werden er in de KDV-ruimte een soort grote injectiespuiten bezorgd. Het was mijn verwachting dat er eerst vijf en daarna vier werden bezorgd. Maar er werden er zes bezorgd, en later kwam er nog eentje bij, in plaats van drie. Ik zei dat dit niet klopte, maar de anderen hadden dit niet in de gaten. Ik maakte er eerst wel een probleem van, want het klopte niet. En dat frustreerde. Ik had daar heel sterk de focus op, en daar werd ik niet blij van. Maar toen ik dit losliet, kwam er een ruimte vrij. Ik legde mij erbij neer dat ik de enige was die dit zag en dat de anderen het niet zagen. Ik was er nu niet meer op gericht dat de anderen het ook zouden zien, maar tegelijkertijd behield ik wel de ruimte voor mezelf, dat ik het wel zo bleef zien en dat dat ook de bedoeling was. Wel ontstonden er nu twee sporen, twee werelden zeg maar. Maar blijkbaar kon dat wel naast elkaar. Ik moest er even aan wennen, maar toen het allemaal wat duidelijker werd, ontstonden er in een keer heel veel mogelijkheden. De spuiten waren bedoeld om de omgeving te reinigen. Dit leidde tot zuivere lucht in de atmosfeer om ons heen. Voor de collega's waren het zeven spuiten, maar voor mij waren het negen spuiten. Dit verschil in beeldvorming hoefde niet langer meer gelijk getrokken te worden. Het kon gewoon naast elkaar bestaan.

Kiosk

Ik was in een kiosk op de brug in Maastricht. Ik kocht daar bij een oude man twee kleine smalle blikjes met mooie gekleurde print, beiden een andere print. Ze waren 50 cent per stuk, maar ik betaalde totaal een paar euro. De man liet mij een verzameling glazen 'stickervellen' zien. Je kon de stickers er zo in schuiven. Ze zaten in een standaard, zoals je ook posters uit een standaard kunt uitkiezen. Je moest wel oppassen dat het glas niet zou breken. De man had een hele verzameling snuisterijen en wilde mij van alles verkopen. Ik was echter duidelijk in wat ik wel en niet wilde.

Tanken

Ik was op Center Parcs en ik was een jaar of 16. Daar was de ANWB-winkel en daar moest ik tanken. Na het tanken kon ik de weg naar de uitgang niet meer vinden. Blijkbaar had ik de auto niet meegenomen met het tanken, en had ik gewoon benzine in de winkel gehaald, zonder jerrycan, gewoon in de handen. De auto stond nog op de parkeerplaats. Ik was steeds aan het zoeken. Mensen gingen niet opzij. Ik zakte nu en dan door de modder. Maar toch lukte het mij wel om goed door te stappen. Toch was het wel steeds vallen en weer opstaan. Het was ook wel het gebouw van de pabo in Emmen. Het werd extra zwaar omdat ik stemmingen van anderen overnam. Ik moest iets ruiken aan de bali van Center Parcs of de ANWB. Het had iets met testen te maken. Zoiets als 'aan je water voelen'. Ik zag een goede vriendin van vroeger. Ze zei me de kabelbaan te nemen over het zwembad, en dan zou het goed komen. Maar ik haalde de andere kant niet, en viel in het water. Het was me veel te snel gegaan met die kabelbaan en ik wist ook niet of ik er zelf achter stond om die te nemen. Mijn mobiel was ook in het water gevallen, en helemaal doorweekt. Ik wist ook wel half dat ik dit aan het dromen was en dat het hoe dan ook weer goed zou komen.

Vuurtoren

In de droom begaf ik mij in de nok van een vuurtoren. Dat was het bovenste stuk van een ouderwetse hoge schoorsteen in de glastuinbouw, met hele oude bouwstenen, die ook een beetje los leken te zitten. Als ik twee handgrepen vastpakte, kon ik mij zo omhoog drukken en boven het randje van de toren uit kijken. Hiermee kreeg ik een prachtig uitzicht over de zee. Ik vond het wel heel spannend om dit te doen. Ik was verbaasd dat ik dit durfde, maar ik deed het wel. Toen kwam ik erachter dat ik bovenop een groep mensen stond. We stonden in een soort acrobatenhouding bovenop elkaar aan de binnenkant van de toren. Ik stond dus helemaal bovenop. Ik was erg verbaasd dat ik dit gedurd had, met name ivm claustrofobie. Ik schrok ervan als ik eraan dacht hoe ik mij opgesloten gevoeld moest hebben binnen in de toren. Maar toen realiseerde ik mij dat ik mij daar niet meer druk om hoefde te maken, omdat ik reeds uitzicht had op zee, weer buiten was en spoedig de toren kon verlaten.

dinsdag 1 maart 2022

Meisjes

Ik droomde over twee meisjes. Het eerste meisje is een jong kind van de kinderopvang, van 4 jaar. In de droom was ze een bijna volwassen jonge vrouw. Ze had rijglaarsjes gekocht voor 625 euro. Het waren lichtblauw gekleurde Dokter Martins. Ze kwam helemaal blij thuis. Haar ouders zeiden dat dit veel te duur was. Ze had de bankpas van haar ouders mogen gebruiken, en ze had nog meer gekocht. De moeder ging meteen geschrokken kijken of er niet teveel geld van de rekening was afgeschreven, en of ze nu nog wel genoeg maandinkomen hadden. Het meisje was zich totaal niet bewust van de hoogte van het bedrag. Ze zei dat de schoenen in de etalage waren aangeprezen met een tekst zoals ´Nu of nooit, ruim 50% korting!´ Dus ze was enthousiast de winkel in gelopen en had de schoenen meteen gekocht. Ze had echter niet op de oorspronkelijke prijs van de schoenen gelet. Het tweede meisje is een bijna volwassen jonge vrouw uit het dorp. In de droom was ze een jong kind, van een jaar of 4. Er werd gezegd dat ze specifieke voeding nodig had. Maar dit was eigenlijk symbolisch bedoeld. Ze had specifieke aandacht nodig, toegespitst op haar persoonlijkheid. Het probleem was, dat ze deze behoefte niet kenbaar maakte, dat ze dit verborgen hield. Ze cijferde zichzelf weg, stelde zich veel te dienstbaar op. Maar nu werd dus door iemand - een buitenstaander - opgemerkt dat ze die specifieke aandacht nodig had. Hier zou werk van gemaakt worden. Nu zou het meer dan goed komen met haar.

zondag 27 februari 2022

Verschillende droomfragmenten

Ik ben met Hessel op zolder. Maar daar is het veel te vol. Er staat o.a. een wasrek met veel was. Hugo en Hessel zijn ook op zolder. Ik ga naar beneden. Ik sta naast de trap in het eerste huis van mijn tante in Kwintsheul. De trap grenst aan de badkamer. Ik zie daar een roestplek op de vloer, die schoongemaakt moet worden. Onderaan de trap staan twee poppenwagens, zoals ik die vroeger had. De poppenwagens blokkeren de doorgang de trap op. Ik vind het raar dat ik de poppenwagens niet ken. Ik ben in het huis van BN-ers, maar eigenlijk is dit het ouderlijk huis. Ze doen heel gastvrij en iedereen vindt mij geweldig, maar ik voel dat het niet echt is. Linda de Mol vind ik wel heel aardig. Ik verlaat het huis en ben ergens in Zuid-Duitsland. Daar zie ik op straat ook de familie die naar Duitsland verhuisd is. Het is een mooi dorp, lijkend op Aalden, met veel oude gebouwen. Ik weet niet hoe ik thuis moet komen, heb geen auto bij mij, kan ook niet zomaar een trein nemen. Ik moet op tijd zijn voor mijn werk en de bovenkant van mijn schoenen valt in tweeeen. ik wil niet mijn moeder bellen om mij op te halen. Ik heb een baby met donker haar. Hij reageert niet zoveel, maar is wel ondernemend. Ik geef hem een schone luier. Ik zie mijn internist en ze bewonderd mijn zoon. Er is een beloningssysteem van een kaart met tekeningen van molentjes. Bij goede daden kleuren zij wit/roze, zoals een zelftest. Een buurmeisje loopt overstuur en in paniek weg, naar het einde van de laan tussen de kassen. Ze is heel bang. Buurman blijft rustig, is het gewend, maar het lukt hem niet haar te bereiken. Buurvrouw vindt het moeilijk en vlucht het huis in. Ik wacht tot het meisje terugkomt van het einde van de laan. Daar vang ik haar op. Ze is nog steeds heel bang, maar ik kom met haar in contact en ze kalmeert. We lopen heel rustig in de ochtendzon terug naar het dorp. Ik ben een kleuter en ik sta op het punt om de klas in te gaan. De juf van vroeger zit bij de deur om ons te begroeten. Maar dan ben ik opeens weg. Ik ben bij de kleuterjuf van nu, op onze school. En ik kom niet op tijd terug. De juf van vroeger weet nu niet waar ik blijf. Ik heb niet ontbeten en ik moet een pyamafeestje afzeggen. Alles is in de war. Ik ben in het ouderlijk huis. De familie van de kinderen van de opvang wacht geduldig voor het raam. Ik kan en mag de tijd nemen. Ik weet dat alleen zelf nog niet.

Onrust

Ik was in de drogisterij-winkel van de ouders van mijn jeugdvriendin. Dus dat was iets van heel vroeger. De winkel was de vaste locatie van mijn werk. Ik werkte in de GGZ. Ik werkte hier al jaren, was hier helemaal ingeburgerd. Ik had een cadeau voor het team in het kader van een afscheid van de collega's, terwijl ik geen afscheid nam. Dus er waren wel de rituelen van afscheid nemen, terwijl er geen sprake was van afscheid. Ik had een lege glazen fles, die er opvallend helder en schoon uitzag. Ik had voor mijn gevoel nog nooit zo'n schone fles gezien. De fles was een kunstvoorwerp, dus in de eerste instantie bedoeld voor esthetiek en niet zozeer voor functioneel gebruik. De fles had sierlijke vormen, ook al wist ik niet precies hoe die vormen eruit zagen. Ik vond het heel gewoon dat ik dit cadeau gaf en dat ik zo'n fles had, en realiseerde mij helemaal niet dat dit eigenlijk heel bijzonder was. Ik zat op het metalen stoeltje bij het tafeltje dat voor ons huis staat. Dit stond aan de andere kant van de toonbank, de plek waar mijn moeder vroeger een keertje onwel werd door te warme lucht in de winkel. In de droom stond de vader van mijn vriendin achter de toonbank. Hij reageerde verder niet op mij. Hij stond daar meer als een etalagepop en was in de droom veel dikker dan in werkelijkheid. Hij droeg een bakkersschort, dus hij was een dikke bakker. Dat vond ik helemaal niet bij hem passen! Ik had de fles ondersteboven in mijn hand. De dop was met een beugel vastgemaakt. Op die plek was een pond kaas vastgeplakt aan de fles. Uit de bodem kwamen prachtige veldbloemen. Deze groeiden op de fles, die ondersteboven werd gehouden. De bloemen waren omgeven door een soort goud licht. In deze atmosfeer fladderden kleine briefjes als vlinders. Elk briefje bevatte de naam van een collega, met een stukje tekst erbij. Nu waren het de collega's uit de wijkverpleging in Den Haag. In de droom was ik vergelijkbaar met een leidinggevende, maar niet operationeel zogezegd. Ik gaf zonder woorden/daden leiding/begeleiding aan collega's. Ik gaf hun steeds kleine wijze ingevingen mee. Misschien was ik in de droom niet meer op aarde, en kon ik mij daardoor nog sterker richten op deze taak, namelijk ongehinderd door ego van het 'in een lichaam zijn'. Gek genoeg was ik in het geheel niet verdrietig om niet meer op aarde te zijn, maar was het echt mijn tijd, omdat ik hiermee nu volop bezig kon zijn met deze taak. Ik begreep ook 100% waarom ik nu niet meer in de 'werkelijke' wereld was, en dat ik precies op het juiste tijdstip was overgegaan. Ik had het ook helemaal niet ervaren als afscheid, afgesneden zijn, verdriet, omdat alles voor mijn gevoel gewoon doorging, maar dan op een andere manier. En ik ervaarde ook de rust en de opluchting om niet de hele tijd meer gevangen te zijn in en te worstelen met mijn ego en dat van de wereld. Die zware taak lag nu achter mij, en dat maakte dat ik een stuk gelukkiger was dan 'vroeger'. Ik liet aan een andere persoon de briefjes zien, en noemde de namen van de collega's. De andere persoon (wie dat was weet ik niet, maar ik weet wel dat het iemand niet van deze wereld was) zie dat een collega niet de persoon was zoals wij dachten dat ze was. Ik begreep eerst niet wat ze bedoelde (de andere persoon was blijkbaar een vrouw). Ze zei dat die collega wel naar de clienten ging, maar van een acht-urige werkdag maar een kleine twee uur daadwerkelijk met haar werk bezig was. Dat ze ons voor de gek hield. Ik stond helemaal perplex (in werkelijkheid was het vroeger een client die ons voor de gek hield en was het die collega die daar achter kwam). De collega veranderde nu in een jongeman die volledig in de war was, wanhopig, agressief. Hij was in zijn eentje in een schoollokaal. We begaven ons nu in het paviljoen Lindenhof opname, GGZ Leidschendam. Het was ook wel een schoollokaal van het LMC. Een mevrouw uit het Duinhuis moest zich ontfermen over de jongeman, maar liep er gewoon bij weg, en gaf Hessel en mij de opdracht om de deur dicht te houden. Er zat geen deurkrik aan de deur, zoals de deur van de wc van de MacDonalds. We moesten dus met de rug tegen de deur leunen en hard duwen, want de jongeman had heel veel kracht in zijn woedebui. Deze actie had nu prioriteit, maar ik was innerlijk woedend op de vrouw, ook al bleef ik uiterlijk rustig. Ik wilde de jongeman opvangen en geruststellen, maar dat kon nu natuurlijk niet. Ik wist niet eens hoe hij eruit zag! De vrouw kwam terug, maar ging toen weer weg en trok zich niets van onze protesten aan. Dus werd ik nog bozer, en voelde ik heel veel onmacht. Toen kwam er iets meer lucht, werd de jongen iets rustiger in die zin dat hij niet zou weglopen. Via de ramen van het hoge LMC-lokaal kon ik in het andere lokaal kijken, waar de jongen zich bevond. Oogcontact maken had voor mij namelijk prioriteit. Hij moest weten wie wij waren en wij moesten weten wie hij was. Ik zag een intens verdrietige, piepjonge jongen, petje op, onrustig, maar ook enige opluchting in zijn ogen, omdat wij nu met hem in contact gingen. Het was echter nog steeds een alarmerende situatie en de vrouw was in geen velden of wegen te bekennen. Ik besefte nu dat dit maar goed ook was, omdat de jongen alleen maar agressiever van de vrouw werd, terwijl wij juist een rustgevende invloed hadden. Het was nu een kwestie van tijd, geduld, langzaam dichterbij komen. Als we die methodiek zouden toepasssen, dan zou onze actie kans van slagen hebben.

zondag 20 februari 2022

Verschillende droomfragmenten

In een soort waaier van bovenaf kwamen van alle kanten paarden en mensen aanrennen, en verenigden zich op de Dorpsstraat in Gees. Ik vond het wel wat griezelig, want het ging allemaal heel snel, en de mensen liepen langs de paarden. Maar alles ging goed. Er zou groots feest gevierd worden en alles kwam goed. Het speelde zich af in vroeger tijden. Een familielid had belastingfraude gepleegd, in ernstige vorm. Ik kreeg de opdracht naar hem toe te gaan en hem op zijn kop te geven, aan te geven bij de politie. Ik was boos en verontwaardigd: waarom had hij dit nu gedaan!? Maar onderweg dacht ik nee, het is helemaal mijn taak niet om dit te doen. Dat is de taak van de politie. En bovendien wil ik eerst eens rustig met hem gesprek, over wat er nu precies gebeurd is. Ik liep naar zijn huis toe, maar had de auto geparkeerd zonder een kaartje te kopen. Dit omdat ik snel bij hem wilde zijn, voordat de politie kwam. Dus ik was wel wat onrustig over dat niet betaalde parkeerkaartje. Ik was in de kelder van het IKC. Heel bevlogen was ik bezig met het begeleiden van kinderen. We hadden gesprekjes. Meestal over leuke dingen, maar soms ook over dingen waar ze moeite mee hadden. Ik gaf hun dan wijze raad, die ze toepasten. Maar zodra ze 'naar boven' kwamen, kwam er iemand anders die zei dat ze iets anders moesten doen, en dat ze daar niet vanaf mochten wijken. Ik begreep niet waarom ze dat deed, want het was mijns inziens niet in het belang van de kinderen. Het leek alsof ze er zelf beter van wilde worden. Eerst had ik het niet in de gaten, en begreep ik niet hoe en waar mijn wijze raad ondermijnd werd. Toen ik het in de gaten kreeg, werd ik er verdrietig van. Ik moest zelf beneden blijven, kon niet ingrijpen. En ik zag ondertussen hoe het de kinderen verwarde, totaal niet bijdroeg, integendeel. Vervolgens ging die persoon zich op mij richten: ik zou onzeker zijn en het allemaal niet zo goed weten. En ik werd uitgelachen. Vervolgens ging ik mezelf beschuldigen vanwege het feit dat ik werk had gezocht om het wat rustiger aan te kunnen doen dan in de zorg. Ik verweet het mezelf dat ik het TE rustig had aangepakt. Vervolgens verweet ik het mezelf dat ik het hiermee in de hand gewerkt zou hebben dat ik weer depressief zou worden, en mijn werk niet meer zou kunnen doen.... Ik stond aan een loket, in de unit van GGZ opname ouderen. Het was een kleine vierkante ruimte, met in totaal drie loketten met wachtende mensen. Het was warme zomerdag. Ik was snel aan de beurt. De persoon aan de andere kant hield voor het ruitje een boek omhoog. Het was een zelf geschreven roman over Oosterhesselen, van iets kleiner formaat dan mijn roman. Op de kaft een afbeelding van een geschilderde zee, in wit en mooi nachtblauw. De titel stond geschreven met groen/bruine letters. Deze letters hadden het motief van blank hout. Het was een mooie kaft in pastelkleuren. Het was een heel vriendelijk persoon achter het loket. Ik wist niet of het een man of een vrouw was. Ik kende de persoon al heel lang. En toch wist ik niet wie het was. Maar ze zeiden dat ik deze persoon al heel lang kende. Ik vroeg of ik mijn novelle hier kon laten inbinden. Het was in de jaren '90, en moest je dus nog speciaal naar een bepaalde winkel, om je boek te laten inbinden. Het leek ook wel of ik voor een scriptie kwam, maar het was toch echt een novelle. Het resultaat was heel mooi geworden. Er was een vrolijke, uitgelaten sfeer. De locatie leek ook wel op een teststraat. De bezoekers hier waren heel ontspannen, en kenden elkaar, gunden elkaar veel. Ik had met het gezin en dorpsgenoten gereisd door India. Van de stad Bombay tot aan het vliegtuig reisden we in een sleuf. We konden het straatleven slechts door de spleten van de sleuf zien. We moesten nog op een dorpsgenoot wachten die ik niet ken. Die persoon kwam niet, dus uiteindelijk gingen we met zijn allen weer verder. Ik rook de geur van India weer. Ik moest op de kinderopvang zoeken naar een meisje dat heel lang niet geweest was. Ik kon haar nergens vinden, en kreeg geen gehoor toen ik naar haar ouders belde. Ik moest de boodschappen in een doos doen, maar dit bleek een lege kinderwagen te zijn. Deed mijn best, maar had steeds het gevoel dat ik het verkeerd deed. Een klein meisje van een jaar of 8 had lange haren tot aan de grond. Ik ging de haren liefdevol borstelen. Ik was zelf dat meisje. De haren werden een beetje blauw. Het waren zilveren haren. Toen bleek het meisje samen met een ander kind een tweeling te zijn. Er kwamen nog twee andere kinderen aangelopen. Zij waren ook een tweeling.

zondag 13 februari 2022

India

Ik zit in de trein, ergens midden in het land. Met een hele groep reizigers zit ik in een coupé. We zijn met zijn allen op vakantie naar Griekenland geweest. We hebben het ontzettend mooi gehad, en zijn druk bezig met het ophalen van herinneringen. Als de trein stopt bij een station, stapt mijn gespreksmaatje daar uit, zonder mij gedag te zeggen. Ik vind dat heel vreemd. Ik wist niet dat hij hier moest uitstappen. Ik kende deze mensen van tevoren niet, dus ik weet niet waar zij allemaal wonen. Ik vraag aan iemand waar ik dan uit moet stappen. Ik moet uitstappen op een klein stationnetje na Haarlem. Als we daar bijna zijn, wordt de trein zo smal als het gangpad naast de gesloten coupés. Alles wordt in een keer onvoverzichtelijk. Er wordt overal gebouwd, en is herrie, bouwvakkers die druk bezig zijn met het sjouwen van stenen en naar elkaar schreeuwen. Ik zie door de bomen het bos niet meer. Ik stap uit en krijg de opdracht een Indiaase vrouw te volgen. We gaan eerst naar de fietsenkelder. We zijn nu in het kantoortje van de fietsenkelder, zoals vroeger bij station Rijswijk. Daar hangen allemaal plaatjes en persoonlijke foto's aan de muur. Ook hangen er dromenvangers. Er zit een vrouw die ik ken van televisie. Ze heeft geblondeerd haar. Ze is op zich heel aardig, maar een felle tante. Te fel. De Indiaase vrouw kent haar heel goed, groet haar amicaal, praat met haar over mensen die ik niet ken, dus ik voel me er een beetje bij hangen. We verlaten de fietsenkelder en komen in een soort ondergrondse wereld, zoals onder een station of snelweg. Het is er vochtig en hier en daar hoor ik water druppelen. Het is er koud en donker, maar niet griezelig. Het is een ruimte met sjieke pilaren. De vrouw moet er 'mensen te eten geven'. Wellicht zijn dat mensen die hier op straat leven. Dan komen we in een kerk, midden in deze ruimte. Het is nu alsof de kerk op het water drijft, een beetje te vergelijken met de Mont Saint Michel, maar dan drijvend. We gaan er naar binnen en dan sta ik direct al op het altaar. Hier wordt een vrouw uitgehuwelijkt. Er is een dominante vader, waar iedereen bang voor is. De moeder gaat er tegenin, maar even later komt ze terug in een bosgroene doorzichtige lange jurk met pofmouwen, zijde-achtige stof. Die jurk staat er symbool voor dat ze nu niet meer tegen de vader in gaat. Daar word ik heel boos van. Je neemt het toch op voor je dochter!? Waar ben ik in beland!? Ik ga hard nadenken wat ik voor het meisje kan doen.

Feest

Ik was op een feest bij de buren in onze buurt, of ook wel bij de buren van het ouderlijk huis. Ik wist niet zeker bij welke buren ik moest zijn. Want er waren meerdere feesten bij meerdere buren. Naar welk feest ik ook ging, ik deed altijd de andere buur weer tekort. Dat gaf veel onrust. De buren gingen met elkaar naar een hotel. Ik wilde niet mee, want ik heb daar helemaal niks mee, met grote groepen naar een hotel gaan. Toch kwam ik de volgende ochtend wel langs in het hotel. De buren bleken nu mensen uit verschillende delen van het land te zijn. Ze hadden met elkaar een cursus gevolgd, kenden elkaar van tevoren niet. Ze hadden door de cursus leuk contact met elkaar opgebouwd. Nu - dus na een dag al - hadden ze een soort 'bonte middag'. Ze deden toneelstukjes en hadden veel lol met elkaar. Ik had eventjes wel spijt dat ik niet mee was gegaan, maar het leek mij aan de andere kant voor mijzelf toch echt wel te benauwend. Andere droomfragmenten: Ik zit met Hessel in de auto. Ik zeg dat hij de achteruitkijkspiegel even moet afstemmen op zijn zicht. Ik zeg en roep het continu, maar hij hoort het niet. Misschien ben ik ook wel een engel in de hemel, en kan hij mij dus niet horen. Ik ben heel bezorgd dat hij daardoor een ongeluk zou kunnen krijgen. Maar toch gaat het wel goed. Een oud-klasgenoot rijdt in een Jeep, Landrover. Hij rijdt rondjes in een moeras. Het is een grote modderpoel. De Jeep is enorm sterk en hij is een hele goede bestuurder. Maar elke keer wordt hij omlaag getrokken. Dankzij zijn inspanningen en de sterke Jeep blijft hij toch aan de opppervlakte. Maar daar is dus wel heel veel kracht voor nodig. Het speelt zich af in een waterbassin bij een tuinder. Ik ben heel bezorgd dat hij wegzakt, maar die bezorgdheid is niet nodig. Hij komt er wel weer uit.