maandag 30 oktober 2017

Patat

Ik heb een late dienst, en kom bij een familie. Daar vraagt de echtgenoot en de zonen van de cliënt, of ik wel even patat wil ophalen. Het is een rare vraag, want ik ben aan het werk, zit vast aan een route, en zij doen de hele dag niks, hebben alle tijd. Het is raar dat ik toch op het verzoek inga, en er ook niets van zeg. Ik denk misschien nou, daar heb ik toch wel even tijd voor.

Maar het is een hele bestelling, niet alleen patat, maar ook allerlei andere snacks erbij, waardoor het allemaal veel langer gaat duren. Ondertussen gaat mijn late dienst ook door, en wonderwel loopt dat allemaal goed, wordt mijn dienst er niet door verstoord.

Als ik bij een andere cliënt ben, realiseer ik mij dat de bestelling is afgehandeld, maar dat alles nog bij mij thuis ligt, en niet op het adres van de echtgenoot en de zonen. En ik heb nu geen tijd om het naar hun toe te brengen, omdat ik aan het werk ben. Het komt ook helemaal niet in mij op om te zeggen 'haal het maar op'. De postbode bij ons in het dorp oppert het idee om iemand te bellen die die kant op gaat, dan kan die persoon het meenemen. Zij gaat dit regelen, zodat ik weer verder kan met mijn route. 

zondag 29 oktober 2017

Kostuums

Ik ben in het drukke Amsterdam, en moet twee kostuums van mijn opa naar de stomerij brengen (vader van mijn moeder, die wij nooit gekend hebben). Het zijn twee identieke kostuums. Ik doorkruis de stad, en kan nergens terecht met de kostuums. Ik moet heel lang zoeken. Eindelijk vind ik de juiste stomerij. Men heeft mij al verwacht, en toont zich behulpzaam. Men begrijpt wat de bedoeling is, en dat dit best even een ingewikkelde klus is, waar enige zorg en aandacht voor nodig is. Ik zie van bovenaf twee grote vierkante spierwitte wasmachines, met een vierkante opening aan de bovenkant. In elke wasmachine zal er een kostuum gereinigd worden, en dit zal volkomen identiek plaatsvinden. Kenmerkend is, dat alles synchroon loopt. Overal 'zijn er twee van'. Dus van de kostuums, en van de wasmachines, en misschien ook wel van de mensen er omheen. Het doet ook wel denken aan de wasserette, in 'Het schaap met de vijf poten'..........

Geurtje

Ik 'stuif'' een parfumerie binnen, en zeg dat ik een geurtje van mijn man wil kopen, van het merk 'Vaugh'. De verkoopster vraagt nog, of ik even wil rondkijken om mijn keuze te maken, maar ik ben ervan overtuigd dat het deze moet zijn. Het geurtje is duur, 75 euro, maar ik blijf bij mijn besluit.

Als ik even later met het geurtje de winkel uit loop denk ik hé, het moest helemaal geen 'Vaugh' zijn, maar Hugo Boss! Nu kan ik niet meer terug!

Ik had beter voor mezelf een geurtje kunnen kopen, van Dolce Gabbana. Want de mijne is al een tijdje op, en Hessel heeft nog een hele voorraad. Maar nu kan ik niet meer terug, en ik weet ook niet of hij die Vaugh wel wil (de naam is mij verder onbekend). 

Complot

Deze droom heb ik vorige week gedroomd. Ik ben verstrikt in een complot. Het is wel een vrijwillige keuze geweest. Ik heb mij ooit bij deze club aangemeld, en betaal er zelfs contributie voor. Je komt er niet zomaar bij. Er wordt wel wat van je verwacht. Ik ben al aardig op weg. We zijn in september begonnen, en nu is het maart/april. Echter, nu krijg ik spijt dat ik mij bij deze club heb aangemeld. Er is veel saamhorigheid, een enorme sterke band onderling, maar het is te eng, te gevaarlijk, te hoog gegrepen voor mij. Maar toch heb ik het gevoel dat ik niet meer terug kan. Men rekent op mij. Ik heb mijn sporen reeds dubbel en dwars verdiend. Nu alleen het laatste stukje nog. Voor het volgende seizoen mag ik mij afmelden, maar nu nog niet. Dat zou zonde zijn, en is eigenlijk geen optie. Ik verkeer in een patstelling. Ik heb echt het uiterste van mezelf gevergd, en dat doe ik nog. Maar het is teveel en te zwaar. Op zich zou dat nog niet eens de reden hoeven zijn, om af te haken. Echter, het is ook te gevaarlijk. Veel te gevaarlijk. En ik ben bang geworden. En voor een bang mens is het nog extra gevaarlijk. Want een bang mens wordt opgemerkt. Die wordt er zo uit gepikt. Toch is er geen reden tot zorg. Ik zal goed worden opgevangen door de groep. Ik kan blind op hen vertrouwen. Vooralsnog moeten we wel een belangrijke klus klaren. Echter, er wordt zeer goed op mij gelet. Op mijn welzijn, alles. Ik word volledig gemonitoord. Men laat mij geen seconde alleen.

Ik geloof dat ik nog extreem jong ben. Misschien elf, twaalf jaar? Dat verklaart ook de bescherming om mij heen........

Inhoudelijk kan ik mij niet meer zoveel herinneren van de klus. Wel dus het bovenstaande, mijn gevoel erbij. Maar de beelden heb ik nog wel. Beelden, zoals het in de oorlog geweest moet zijn. Dat elke minuut telt. Dat niets niets niets fout mag gaan, anders ben je er geweest. Het is erop of eronder. We zijn bij een woonhuis. Het is aarde-donker. We bevinden ons ergens op het platteland. In de omgeving zeer weinig boerderijen. Vooral heel veel weiland, en dieren. De opdracht lijkt op zich heel eenvoudig. We moeten iemand opwachten. Wat we dan vervolgens gaan doen, is mij volledig onbekend. Maar het gaat er in de eerste instantie om, dat we die persoon zo onopvallend mogelijk ontvangen, en dat hij met ons gaat verdwijnen. Het is van groot belang, dat we met hem verdwijnen. Pas dan zijn wij allemaal veilig. Er wordt mij gezegd dat ik heel goed moet opletten, totdat ik 'onder de grond een gezicht zie verschijnen'. Het is een eenvoudige opdracht, maar de angst giert mij door de keel. Er is geen ruimte voor de angst. Nu niet. Straks is er alle ruimte voor de angst, maar nu in het geheel niet. Ik zal mij nu moeten beheersen, rustig moeten afwachten, op het gezicht moeten wachten, erop moeten vertrouwen dat het goed komt. Dankzij de niet aflatende steun van mannen met hoeden en regenjassen lukt het mij wonderbaarlijk goed om mij te beheersen. Het ziet ernaar uit dat het toch gaat lukken, ook al had ik dat nooit gedacht, en ik had het al helemaal nooit zonder deze mannen gekund.

In een volgend fragment zie ik een man in een regenjas lopen. Hij draagt geen hoed, en hij heeft een kaal hoofd. In mijn kinderlijke beleving ben ik een beetje bang voor de man, omdat hij kaal is. Maar er is niets om bang voor te zijn, want hij heeft een vriendelijk gezicht. Ik krijg de opdracht om een hap uit zijn kale hoofd te bijten. Ik zeg dat dit niet normaal is, dat ik dat echt niet ga doen. Maar het moet, om ieders leven te redden. Dus ik doe het. Ik bijt letterlijk een hap uit zijn hoofd, en moet die hap ook opeten. Ik vind het vreselijk, voel mij misselijk, maar er zijn ergere dingen, het is nu een kwestie van leven of dood, en uiteindelijk viel het toch ook wel mee. Gek genoeg heeft de man er niets van gemerkt. Ik was als een engeltje naar zijn hoofd gevlogen en had de hap genomen. Blijkbaar onzichtbaar voor hem. Er was even een snee in de huid gezien geweest, maar die trekt vrij snel weer weg. Alsof er niets aan de hand is.

Zo gaat het leven door. Alle kastanjes zijn nu uit het vuur gehaald. We zijn vrij!!!!!!!!

Ontmoeting

Gisterenochtend werd ik met een heel bijzonder gevoel wakker. Ik wist dat ik gedroomd moest hebben, maar ervaarde dit niet als een droom.............veel meer als een echte ontmoeting.
Het droomfragment ziet er als volgt uit:

Ik ben bij opa v. S in het bejaardenhuis. Hij zit daar statig op zijn stoel, en ik ben druk bezig om iets in orde te maken. Het lijkt wel alsof ik ballonnen aan zijn stoel bevestig, omdat hij jarig is. Ik denk nog nou, dat is toch ook kinderachtig, houdt opa daar eigenlijk wel van? Maar ik ben in ieder geval druk in de weer, zoals ik dat ook was toen ik als juf voor de klas stond. Dan draai ik mijn hoofd naar de andere kant. Dus naar de straatkant. Ik sta nu aan een smal granieten aanrecht.

Ik sta oog in oog met een man, die ik heel goed ken, maar ik moet even heel goed nadenken waarvan ik hem ken. Het is een mooie man, van een jaar of 28. Hij is tenger gebouwd, en draagt een mooie donkerblauwe wollen trui, met een blauw geruit kraagje erboven. Hij kijkt mij vriendelijk aan, en in de droom zal ik ook ongeveer die leeftijd moeten hebben. Aan zijn blik zie ik, dat hij mij ook heel goed kent. Het komt allemaal heel dichtbij. Hij heeft de donkere haren netjes achterover gekamd, zoals het mode was in de jaren '40/'50. Ik weet en voel, dat deze man in die tijd leeft. Er is veel lichtvoetigheid, helderheid om hem heen. De man heeft lieve, vriendelijke ogen. Hij kijkt mij verwachtingsvol aan, want blijkbaar zijn we samen bezig met een of ander project, zou ik iets uitzoeken, en zou ik daar nu verslag van doen. Of ook wel zoals de schooljuf, die even iets overlegt met haar collega van de andere klas................

Pas als ik een tijdje wakker ben, realiseer ik mij wie het geweest moet zijn. En ook dat ik het zeker weet. Ik ben verbouwereerd. Ik weet echt zeker, dat ik dhr O. heb ontmoet. Hij was een cliënt in de thuiszorg. Hij heeft vroeger enorm goed werk in de oorlog gedaan. Een hele bijzondere man.

Meneer O. heeft zich heel duidelijk gemeld in mijn droom, en ik voel mij zeer vereerd.

Ik weet dat mijn opa zich ook gemeld heeft. Dit wellicht in het kader van het feit, dat het ouderlijk huis verkocht is. Maar ik kan mijn inhoudelijk niets van deze droom herinneren.

zaterdag 28 oktober 2017

Last

Dit is een droom van eerder deze week. Ik ben bij een cliënt, en de cliënt zegt:
"Het schijnt zo te zijn, dat jouw zus zo goed als overleden is."

Ik schrik enorm, word helemaal lijkbleek, wil meer informatie, krijg die informatie niet, word woedend, zeg me dan wat je bedoelt met 'zo goed als', wat is er gebeurd!? Maar ze zwijgt in alle talen, en ik ontplof! Er is voor mij geen gelegenheid om te bellen, ik kan geen kant op, moet doorgaan met mijn werk. Ze zeggen ook wel dat het om mijn dochter zou gaan, in plaats van mijn zus, maar dat wordt dan later weer ingetrokken. Ik word gek van dat ongewisse.......heb mij misschien nog wel nooit in mijn leven zo machteloos gevoeld.................

Dan krijg ik eindelijk gelegenheid om te bellen. Ik bel naar mijn ouders. Probeer zo rustig mogelijk over te komen. Mijn vader neemt de telefoon op, en praat heel ontspannen. Dat stelt mij al gerust. Hij vertelt een heel verhaal over andere zaken, en ik kom er niet tussen. Maar ik wil het wel zo snel mogelijk weten, want ik ontplof nog steeds bijna. Dus ik vraag zo nonchalant mogelijk, hoe het met mijn zus gaat. Oh ja, prima hoor. Ze was op de wintersport geweest, had daar een ongelukje gekregen, is vervroegd naar huis gegaan, wordt nu thuis verwend met thee en broodjes, gaat misschien nog even een fijne boswandeling maken, heeft geen letsel overgehouden.

Er valt een niet te beschrijven last van mij af....................


Droomfragmenten

Ik ben bij een cliënt thuis, en wil mijn werk doen: datgene, waarvoor ik gekomen ben. Echter, het wordt mij onmogelijk gemaakt. Er is steeds weer wat anders, dat in de weg loopt, letterlijk ook. Ik wacht geduldig af, want ik ben immers te gast. Echter, inmiddels is het al bijna half 10, en nu moet ik echt naar de volgende cliënt, terwijl ik hier het werk niet heb kunnen afmaken. Het gaat om honden, die in de weg lopen, een huishoudelijke hulp die te laat is, en heel veel kletst, en dan weer een andere huishoudelijke hulp, die als een kip zonder kop door het huis loopt. Het draait dus helemaal niet om de cliënt, en ik kan niet eens bij de cliënt komen, om fatsoenlijk zorg te verlenen. Uiteindelijk is het dan toch gelukt (wat de zorg inhoudt, dat weet ik niet). Met een voldaan gevoel verlaat ik de woning, ook al ben ik dan te laat bij de volgende cliënt, maar het is toch te overzien. Dan bemerk ik, dat ik al die tijd mijn pyama aan had! Ik schaam mij dood! Hopelijk is het hun niet opgevallen. Natuurlijk is het hun wél opgevallen, maar ik heb die gedachtes tegen beter weten in, om mezelf moed in te spreken. Ik zwaai de cliënt uit, en dan verschijnt er een collega van mijn leeftijd in de deuropening. Blijkbaar heb ik bij haar de zorg verleend. "Niet aan iedereen vertellen dat ik diabetes heb!", roept ze mij na. Ik ben helemaal verbaasd. Natuurlijk zou ik dat nooit vertellen. Maar waarom roept ze dat zo hard? Nu hoort iedereen het alsnog! Ik ben in een stedelijk straatje en ik ben wel echt buiten, maar het lijkt ook wel een decor voor een film of toneelstuk (zoals 'Toen was geluk heel gewoon'). Het straatje loopt omhoog, zoals in mijn zustersflat aan de Himmelreichstrasse. Al zwaaiend 'verlaat ik het toneel', en kan de volgende scène beginnen.

Ik ben in het buitenland, in een ruig, heuvelachtig, verlaten gebied, waar niks groeit en ook niets gebouwd wordt, vanwege de slechte grond. Het is er droog, dor, niet onderhouden, verlaten, afgezonderd van de rest van de wereld, niet bruisend, niet levendig, maar doods. Toch is het op de een of andere manier wel een fijne plek om te komen, want hier wordt niets van je verwacht, hier komen geen mensen, en toch ben je wel lekker buiten, in een grote ruime omgeving, en kun je je lekker afzonderen van de wereld, om op adem te komen. Eigenlijk houd ik heel erg van deze plek, juist omdat er geen drukte is. Er blijkt toch wel een treinstation te zijn, of de herinnering aan een treinstation (in de mist). Ik zie stukken rails, maar deze lopen aan weerszijden niet door, verdwijnen in de mist. Het is locatie station Veenwouden. Mijn ouders halen mij op, van het station. Mijn vader rijdt in een vloeiende halve cirkel zo het perron op, keurig volgens afspraak. Ik ben het op deze manier totaal niet van mijn vader gewend, en heb er zo mijn vraagtekens bij.......

We zijn op weg, met een vliegreis. Op weg naar Spanje? Het is een lange vliegreis, en we gaan onderweg even pauze nemen. Gewoon in de lucht! Ik wist helemaal niet, dat dat kon!? Maar het blijkt toch mogelijk te zijn. Iedereen stapt uit, en strekt de benen. We zijn nu ter hoogte van Griekenland. Ik zie een heuvelachtig gebied, dat extreem stoffig is. Je zou zo het stof weg willen blazen, zoals dat je het stof van een boek blaast, dat heel lang in de kast heeft gelegen. Maar het lukt niet om het stof weg te blazen. Hier wonen mensen onder het stof. Ze zijn arm en ze werken hard, maar ze zijn gelukkig met elkaar. Het is niet hetzelfde gebied als wat ik eerder beschreven heb. Verder krijg ik geen informatie........

vrijdag 13 oktober 2017

Hardlopen

Na een goede voorbereiding ga ik hardlopen in mijn geboortedorp. Ik mis meteen al de groene natuur en onverharde paden van Drente. Dit slaat nergens op, een beetje 'in de bouw' te gaan hardlopen. Maar goed, je moet wat.......

Ik draag een blauw BZ-shirt en een gekleurde korte broek eronder. Ik ben een jaar of 18. Als ik de stoep op loop, draai ik mij nog even om, om te zwaaien. Daar zit Amber voor het raam, in haar roze pyama, als meisje van een jaar of 4. Ik zie dat mooie, fijne gezichtje weer, en dat ze het eigenlijk te druk heeft om te zwaaien, omdat ze zo opgaat in haar spel. Ook de rest van de familie zwaait mij uit.

Ze hebben niet in de gaten, dat mijn Duitse vriend zich bij mij voegt. Ik wist niet dat ik met hem had afgesproken, maar misschien wist ik het toch ook weer wel. Ik vind het in ieder geval heel gewoon. Hij ziet er exact hetzelfde uit als ik, dus blijkbaar dragen we een uniform, en horen we bij een club.

Er zijn nog wel een paar dingetjes. Ik zeg hem meteen dat ik mijn mobiel vergeten ben. Dan zeg ik 'nou ja, dat is ook niet zo'n probleem'. Ik wil namelijk niet meer terug naar het ouderlijk huis. Dan moet ik van alles uitleggen, waarom ik daar met hem loop, enz. En ze kunnen het nu zelf ook wel zien. Maar als ik terug ga, dan moet ik weer reacties aanhoren. En daar heb ik geen zin in. Kom, we gaan, denk ik alleen maar.

Maar.......ik heb ook geen flesje water meegenomen, en dat is toch eigenlijk wel noodzakelijk. Ik bedenk met dat ik dat vroeger ook niet had, als ik in één ruk door liep naar mijn vriendje in Delft, zo'n 12 km verderop. Dan ging het toch ook prima.

Mijn Duitse vriend zegt niets, kijkt alleen maar, en uit zijn blik merk ik op dat 'er water genoeg is'. Hij heeft al het water, zogezegd. Als ik wat moet drinken, dan hoef ik slechts hem te vragen, en dan komt het goed. Hij heeft de toegang tot een waterbron. En ik kan die toegang ook heel gemakkelijk krijgen. Hoe, dat weet ik nu nog niet, maar dat is helemaal niet moeilijk. Als ik in beweging kom, dan komt dat vanzelf.

En dan nog wat: hij is een hardloper, ik allang niet meer! Ik heb alleen van de week een stukje gelopen, en moet het allemaal weer gaan opbouwen. Maar dat schijnt ook geen punt te zijn. Snelheid en duur schijnen niet uit te maken. Ik kan mij rustig overgeven. Es, maak je maar niet druk.

We verlaten de bouw, en komen op de dijk in Stavoren. Ik kan mijn geluk niet op. Heerlijk, weer lekker terug in het noorden. En hier heerlijk op de dijk, langs het water........

Ik loop hem een stukje vooruit, en ik weet eigenlijk niet waarom. Alsof hij achter mij op de uitkijk staat, of de kust veilig is. Ik vind het niet zo aardig van mezelf, vind dat ik op hem moet wachten, maar dat schijnt niet te kunnen. Plotseling loop ik daar met mijn vroegere vriendje uit Delft. Ik vind niet dat dit de bedoeling is. Ik laat hem links liggen, en onze wegen scheiden spoedig.

Mijn Duitse vriend voegt zich weer bij me en we zijn maatjes, kunnen samen de wereld aan, oer-Hollands, hier met de elementen van het ijsselmeer.

Hij maakt even zijn veter vast, zijn voet steunend op een bankje. Ik neem niet eens even het fatsoen op hem te wachten, en zeg ook niets, loop gewoon door. Maar ik had het helemaal niet in de gaten gehad, er is geen opzet bij! Alsof ik uit twee personen besta.......eentje die gewoon loopt, en niets in de gaten heeft, onbevangen als een kind, en eentje die zegt he joh, wacht eens even!! Het hoeft toch niet moeilijk te zijn, want hij loopt veel sneller dan ik, hij sluit zo weer aan. Maar nee, het duurt toch allemaal langer, en ik denk er ook helemaal niet aan om te kijken, ik blijf maar doorlopen, met mijn gezicht gericht op oneindig, verder verder verder, met dat eindeloze water, dat mij nog zo heel veel te bieden heeft, het is heerlijk, vrij..................ongekende mogelijkheden...............

In een volgend fragment ben ik blijkbaar op de plaats van bestemming. Ik ben op een afdeling van een verpleeghuis, en ik heb daar wat spulletjes gebracht, goede daden verricht zogezegd. Ik word hier welkom ontvangen, ze vinden het gezellig dat ik hier ben, blijkbaar hebben ze op mij gewacht. Er wordt gevraagd of ik adressen uitwissel met een andere hardloper, die hier dus ook schijnt te zijn, een vrouw die vroeger bij mij in de klas heeft gezeten. Ik doe het voor de vorm wel, maar eigenlijk hoef ik niet zo nodig met haar adressen uit te wisselen. Dan schiet mij te binnen, dat ik mijn Duitse vriend wil zoeken........niets adressen uitwisselen!

Ik wil er achteraan! Hoe heeft het nou toch zo kunnen lopen!? Ik begrijp er niets van..........

woensdag 4 oktober 2017

Autorijden

Een droomfragment, vlak voor het wakker worden, 6.45 uur:

Met Hugo in de auto, wellicht nog een Volkswagen Polo, of een combinatie van de Polo en de Up.
Ik houd er rekening mee, 'dat er iets kan gebeuren'.
Dat heeft niet met onszelf of met de auto te maken.
Ik ben voorbereid.
Het is vroeg in de ochtend.
We rijden ter hoogte van de benzinepomp bij Nieuwlande, richting Hoogeveen.
Alles valt in een keer uit.
De motor, het licht van de auto, de verlichting op de weg.........
Het is nu aarde-donker, maar een heel speciaal soort sereniteit, Heilige Grond......
Ik moet ons in veiligheid brengen.
Heel rustig zeg ik tegen Hugo, dat hij de alarmlichten even moet opzoeken.
Dat moet op de tast.
Rechts boven op het dashboard.
Ik vraag mij even af, of hij het wel zal vinden.
Later denk ik dat het wel te vinden moet zijn, omdat dit licht altijd blijft branden.
Maar ik weet niet of dat nu ook het geval is, want ik heb het niet gezien.
Het zal wel goed komen.
Zonder die alarmlichten lukt het ook wel.
Die alarmlichten zijn alleen maar voor extra veiligheid, opdat anderen ons kunnen zien.
Ik draai rustig aan het stuur, om de auto heel rustig op de vluchtstrook te draaien.
We zijn beiden niet bang, niet onrustig.
De atmosfeer is mistig, sereen, een niemandsland, muisstil........