maandag 31 mei 2021

Verschillende droomfragmenten

 In de droom was er een kinderopvang in het ouderlijk huis aan de Heulweg. Het was een rechthoekig gebouw. De kinderen zaten in vakjes, zoals de vakjes van een houdertje voor ijsblokjes: allemaal hetzelfde, in zwart getekende hokjes. Soms ging er een hokje af en soms kwam er weer een hokje bij. Dat had te maken met het halen en brengen van kinderen. Ik kreeg het er Spaans Benauwd van. Ik zat voor de spiegel, en probeerde mij voor dit systeem af te sluiten. Maar dat lukte natuurlijk niet, want het was een komen en gaan, en altijd drukte. Ik zat in mijn kamertje met de gordijnen dicht, terwijl het buiten heel warm was. Ik ontplofte ongeveer. Ik was boos, angstig, onzeker, liep rood aan, raakte in paniek, moest heel erg huilen, wist dat dit niets oploste, de situatie bleef zoals deze was. Daar kwam nog bij dat ik allang op weg naar school had moeten zijn, voor examens natuurkunde en wiskunde. Ik had deze vakken in tijden niet meer geleerd, laat staan dat ik wist wat de examenstof was. Hoe moest dit nu verder? Bij wie moest ik aankloppen?

Op de unit van de kinderopvang kwam er een jongedame binnenwandelen. Ze wist niet anders dan dat zij achter haar computer zou kruipen en de hele dag aan mooie prints zou werken, voor het tijdschrift waar zij voor werkte. Ik werd heel blij van haar: van haar persoonlijkheid, van wat zij maakte, de vrolijkheid die zij verspreidde. Maar toen kwam er een of andere 'belangrijke' saaie computermeneer. Hij zei dat ze hier niet mocht zijn. Het maken van mooie prints zou niet belangrijk genoeg zijn. En hun poeha-werk met dikke salarissen en grote auto's zou dan des te meer belangrijk zijn, volgens hem. Hij zei dat prints hier niet werden gedaan. Ik regelde dat de jongedame hier gewoon rustig haar prints kon doen, en alle tijd kon nemen. 

In Groningen was een groot bevrijdingsfeest of Koningsdagsfeest. Mensen gingen met een duur cruiseschip mee. Ik vroeg mij af waarom het altijd maar zo duur en chique moest. Wat is daarvan de meerwaarde!? Er was een interviewer die bekende mensen interviewde, zitten op een stellage van tribunes die bij de optredens hoorde. Ze moest hard praten om het rumoer van de menigte te overstemmen. Ik zei dat deze vrouw mij ook ge-interviewd had. Ik ging om met geoefende acteurs. Zij gingen gewoon door met hun rol, als ik de kamer binnenkwam. Ik gaf aan dat dit een teken van professionaliteit was. 

zondag 30 mei 2021

Verschillende droomfragmenten

 Ik stapte bij Zwolle uit de trein, omdat ik niet zeker wist of ik wel ingecheckt had. Ik wilde hier inchecken en dan weer verder reizen met de trein. Ik struikelde bijna over een vliegertouw, dat bij de uitgang gespannen was, en bijna onzichtbaar was. Maar ik had het net op tijd gezien. In plaats van op een apparaat hield ik mijn OVchipkaart voor het gezicht van een man, dat geel was. Het was te druk om alsnog een automaat te vinden. Maar het lukte toch. Echter, het inloggen ging niet, omdat ik niet mijn OVchipkaart, maar een bankpas van de Rabobank bij mij had. Het was een grijze pas met lichtblauwe 'golven' erop geprint. Daar overheen zwarte letters. 

Ik was op de camping en had volwassen gesprekken met kinderen. Hun ouders keken passief voor zich uit. Het bleek dat de kinderen de ouders waren, en de ouders de kinderen. 

Met mijn ouders reed ik over een soort 'highway', in onbewoond gebied. Het voelde vrij, en het was een mooie weids uitzicht. Links doemde een groot standbeeld op van een babyflesje met een opening in het midden. Ik zei dat ik dat standbeeld vaker had gezien. Ik wilde het aan mijn ouders laten zien. Daarom waren wij blijkbaar hier. En ook wel vanwege mijn afstuderen. Vlak daarna reden we onder een viaduct. We klommen naar de bovenkant van het viaduct en keken om. Nu zagen we het standbeeld vanuit een ander persectief. Het lag achter ons en we keken er mee op neer, dan dat we er tegenop keken. Er was daar ook een galerie van een kunstenares. 

Een docente van de hbo-v was mijn zangcoach en beschermengel. Ze was in het LVC en gaf daar een optreden. Ik zei dat ze Tineke dan vast ook wel kende. Ja, zei ze. Tineke zat een keertje in mijn publiek. 

Ik was op de Jan van Nassau-straat. Het was de studentenkamer van een jongedame die Maaike of Maud of Marloes heette. Het was een grote, hoge ruimte. Er waren grote ramen, die uitkeken op de straat. De ruimte was ´zigzag´ gebouwd, een droom die ik heel vroeger ook vaker droomde. Er stonden veel planten, en dat maakte het heel gezellig. Ik kon de planten goed ruiken. Het bed stond schuin midden in de ruimte, ivm de zigzag indeling. Het was een kunstzinnig atelier, groot en licht. 

Maxima sprak in Zwitsers dialect tegen een man in een torenkamer. Ze zei dat ze zijn columns mooi vond. Ik kon het Zwitsers niet verstaan, maar wel het gedeelte over de columns. Ik nam de roltrap in kronkelweg naar beneden, en ik vroeg mij af waarom we niet gewoon de trap namen. Haar vader ging per rolstoel met de roltrap mee. Dit ging goed. 

In de droom was alles dubbel. Ik zat eerst aan de ene kant van de speedboat van Willem Alexander, en toen aan de andere kant, in tegenovergestelde richting. Een collega had een dienst voor mij opgelost, en nu vroeg zij of ik een dienst voor haar kon oplossen. Ze liep met een emmertje snoeptomaatjes. Ik was er in tweevoud. Ik keek neer op mezelf in mijn lichaam, al slapend. Ik droeg een mantelpak, net zoals Maxima. Maar ik was het wel echt zelf. 

 

maandag 24 mei 2021

Fietstocht

 Het is bijzonder, wat een ´totaal ander leven´ je in de nacht leeft, als je droomt. Het zijn steeds ´verhalen´, terwijl je die verhalen niet met je bewust brein bedenkt. En heel vaak zie ik aspecten van die verhalen de volgende dag terug, in de dingen die ik zie of meemaak. Hoe kun je dat verklaren, he!?

Vannacht weer een totaal ander verhaal, en niet over de trouwring. Overigens wel over het kwarkgebak met mango, dat we gisteren - ter ere van de teruggekeerde ringen - verorberd hebben. 

Ik fietste in Wateringen, richting 't Woudt. Ik bedacht mij dat ik goed moest oppassen waar ik fietste, om niet weer ten val te komen. Er lag namelijk modder op de weg. Ik moest niet weer gaan slippen. Er hing ook van alles aan mijn stuur. Ik dacht 'dat moet ik ook niet doen, zoveel meenemen'. 

Het bleek dat mijn broer met het personeel in de tuin werkte. Ik had afgesproken dat ik de koffie kwam brengen, in onze licht- en donkerbruine thermoskan. Bij de Bonte Haas reed ik tegen een heuvel op, zoals bij de school. Ik keek vanaf de heuvel naar beneden. Daar zag ik 'de brandstapel'. Dat was voor mij als kind een 'magische plaats' op het erf bij de tuin van mijn vader. Later werd daar het huis van mijn broer en zijn gezin gebouwd. Vroeger stookte mijn vader hier wekelijks 'fikkies', om het tuinafval te verbranden. Dat was in die tijd heel normaal. In de droom vond ik het bijzonder, om weer bij de brandstapel te zijn. 

Ik fietste langs de brandstapel in bochtjes. Er was een jong gezin, dat hier net kwam wonen. Ze waren bezig met verhuizen, en zorgvuldig inrichten van de woning. Er was veel licht. Het was er gezellig. De moeder maakte een fotootje van haar jonge kind. Ze waren beiden lichtroze van kleur. Ik moest even goed kijken, want ik wist niet of zij nu mensen waren of varkens. Het was ook wel een varkenmoeder en haar big. In de droom ging het niet om 'vieze varkens'. Nee, integendeel. Ze waren brandschoon, mooi, lief en vooral heel wijs, spiritueel. Eerlijk gezegd vond ik die ervaring eigenlijk te heftig, te confronterend. Ik weet ook niet waarom. Daarom fietste ik snel verder. 

In een keer bedacht ik mij dat de koffie natuurlijk wel rond 10 uur in de tuin gebracht moest worden, maar dat ik nu net was uitgenodigd voor een feest van mijn vriendin en haar familie. Ik kon mijn broer wel afbellen en zij konden ook wel op een andere manier aan koffie komen. Het was meer 'om het gebaar' geweest. Maar wat moest ik dan met deze koffie doen? Deze koffie was van grote waarde. Ik wilde het niet zomaar weggooien. Het lukte mij niet om mijn broer te bellen, en dat gaf mij ook onrust. 

Ik fietste verder en ik kwam bij het feest. Dat was tussen de Bonte Haas en 't Woudt in, ergens in het weiland. Het was een heel gezellig, uitgelaten feest, met muziek, dans, omhelzingen. Iedereen was blij, en ik ook. We moesten ook nog wiskundesommen maken en tegelijkertijd feest vieren. Dat was een lastige opgave, en eigenlijk niet te doen. Dat vond ik dan nog wel een dingetje. Maar over de gehele linie was ik wel blij en opgelucht. 

Het belang van de wiskunde kon ik wel relativeren.   

dinsdag 18 mei 2021

Dochter

 Er liep een moeder met een dochter op het schoolplein van mijn kleuterschool van vroeger. Het meisje was veel te groot voor de kleuterschool. Ze zat al zo´n beetje in de tweede klas. Ze droeg een grijs kort jurkje met een werkje en een wit kraagje. Ze klampte zich heel angstig aan haar moeder vast, en moest voortdurend huilen. Ze was helemaal overstuur. De moeder zei dat ze best met de andere kinderen kon spelen. Die renden om de moeder met het meisje heen. Ze moesten wel een weg oversteken. Maar dat ging allemaal goed. Ze wisten dat ze moesten oppassen. Ze staken de weg over en weer terug. Dat herhaalde zich een paar keer. De weg was geflankeerd met dikke strepen, zoals op een kaart. Zo wisten de automobilisten dat hier kinderen overstaken. 

Het kind wou absoluut niet met de andere kinderen spelen, en klampte zich nog meer aan de moeder vast. De oma van het kind kwam resoluut het schoolplein op lopen. Ze was klein van postuur, beetje dik, buik vooruit, geblondeerd kort haar, grote mond.:  De oma zei tegen de dochter: "Zo komt het niet goed. Je moet ook eens dingen aandurven."

De moeder was een stille, rustig vrouw