vrijdag 31 december 2021

Droom uit 2001

 Droom 17 januari 2001:

Een vrouw lag naakt in de sneeuw en ik deed haar na.

Anderen keken en ik schaamde mij niet.

Daarna had ze plotseling weer kleren aan. 

In een prachtige sneeuwlandschap ergens in een groot bos in Scandinavië woonde ik in een soort serre met een grote achtertuin, omheind door bomen. Ik zag het in het donker. Prachtig met rode lichtjes. Heel indrukwekkend. Een heerlijk rustige plaats om te zijn. Ik vroeg of het niet teveel afgezonderd was en of ik niet op moest passen voor enge figuren. Maar iemand zei dat het hier echt veilig was.  


Fragmenten

We hadden overnacht in een hotel en ik zat in de kelder. De anderen zaten al aan het ontbijt. Ze vroegen zich af waar ik bleef. Want het tijdstip van ontbijt was al bijna voorbij. Ik was bezig met een kunstwerk. Het was een pizza in rechthoekige vorm als een wandkleed. Je kon deze oprollen, zoals de kalender van de Chinees. Het zag eruit als een Perzisch tapijtje.

Mijn vader wilde een paar bossen chrysanten voor mij regelen, maar hij kon niet aan die chrysanten komen, en daar baalde hij van. Hij wilde deze bij collega tuinders kopen, maar dat was niet gelukt. Daarom had hij heel veel paarse bloemen uit de berm gehaald, en zou daar dan een boeket voor mij van maken. Mij maakte het allemaal niet zoveel uit. Hij kwam met de auto op de rotonde bij de molen. Daar vloog hij uit de bocht. De bloemen vielen uit de auto en er ontstond een opstopping. Hij baalde daar enorm van. Dat hij de bloemen dan ook niet op tijd voor mij klaar zou hebben. Ik vond het eerder vervelend voor hem, dat dit gebeurde. 

zondag 26 december 2021

Verschillende fragmenten

Werken in het ziekenhuis, of stage lopen. Dan met lunchpauze gaan en niet meer terugkomen. Thema 'zorg' achter mij laten in mijn leven. Wegen, omwegen, kronkelwegen, onverharde wegen bewandelen, bestemming nog niet bekend, maar voorwaarde is wel dat ik de zorg helemaal achter mij laat. De reis leidt mij naar kunstprojecten in mijn leven, en de reis op zichzelf is ook een kunstproject. 

De winkel in gaan en vergeten te desinfecteren en mondkapje op te doen, omdat ik herstellende ben van de griep en gewoon nog niet bij de les ben. Het meisje in de winkel wijst mij tot vijf keer toe op de regels. Ze blijft alle vijf de keren heel rustig en begripvol. Ik leg haar uit dat het komt omdat ik heftige griep heb gehad. Ik hoef het niet uit te leggen. Ze begrijpt het toch wel.

Enorm intensief bezig 'de havo te halen', om door te kunnen met mijn volgende opleidingen. Ik zeg dat vwo niet hoeft, omdat ik toch naar hbo ga. Ik moet een biologie-tentamen doen, maar ik heb nog niet eens de juiste leerstof ontvangen en de anderen zijn al bijna klaar met het tentamen. Ik fiets of loop heen en weer van het ouderlijk huis naar het LMC, vraag overal en iedereen hulp, bv de concierge van het LMC, mensen proberen wel te helpen, maar ze kunnen mij niet bereiken. Als ik uiteindelijk wakker word en tegen mezelf zeg dat ik toch al zo lang een vwo-diploma op zak heb, kan ik het gewoon echt niet geloven.  


donderdag 25 november 2021

Strand

Op het strand van Zandvoort. Ik zat met collega's in een hotel vlak aan het strand. Het was een soort gemeenschappelijke ruimte. Zij lagen beiden in een eenpersoonsbed met bloemetjesdeken, zoals vroeger bij mijn vriendinnetje thuis. Ik was bezig met opruimen en ordenen. Het was een opslag van allerlei antieke spulletjes, of gewoon oude spullen. Onder anderen nachtkastjes met compartimenten, die gecijferd waren. De laatjes waren niet helemaal meer intact, maar er viel wel wat moois van de maken. Ik deed allerlei ideeën op. Mijn dagboeken en schrijfboekjes lagen hier ook tussen. Dus ik was bezig om deze allemaal bij elkaar in één kastje te doen.

Ik maakte het bad schoon met een sopje. Uit het doucheputje haalde ik een plastic zak, die 'het riool' voorstelde. Deze maakte ik schoon met WC-eend. 

Als we uit het raam keken, dan zagen we de racers en het publiek van de duinen richting zee lopen. Overal vlaggen, feest, een ontspannen sfeer. Het circuit vond dus plaats aan zee. 

Er was een app in lichtblauw, zoals de 'jongenskleur', als er een baby geboren is. Als je met collega's ergens tegenaan liep en je wilde daar wat ondersteuning bij, dan voerde je gewoon een paar termen in die erop van toepassing waren. Dan rolde er uit een app een advies, een afbeelding, een filmpje, of een doorverwijzing naar iemand die je verder kon helpen. 

Ik was in een heuvelachtig landschap, vlak aan zee. Hier en daar zag ik hele zachte lieve kleine lichtblauwe eendjes. Ook zag ik mechanische poppetjes, die uit zichzelf bewogen. Ik dacht dat ik hun in veiligheid moest brengen, en dat het kinderen waren. Maar dat was niet het geval. Dat hoefde niet. Het was gewoon speelgoed. De kinderen zaten aan de andere kant van de heuvel. De zusters letten op de kinderen. Dus het was van heel vroeger. 

We zouden met de familie naar het 'Nije Himmelriekje'. Nee, toch maar dichterbij, want er moest ook nog gestudeerd worden. Mijn moeder liep door de tuin achter het ouderlijk huis. De hangplant in onze huiskamer was een prachtige 'paarse haag' van bloemen. Het rook heerlijk. 

Ik had een funktioneringsgesprek. In dat gesprek werd mijn sterke innerlijke gevoelswereld beschreven als een 'enorme energieboost', die heel goed was voor de organisatie. Wow, zo had ik er nog niet naar gekeken!  

zondag 7 november 2021

Reis

Ik zat in de trein, en we kwamen aan in Dalen. Daar zou ik uitstappen. Ik had heel veel spullen bij me. Misschien kwam ik net terug van Buitenkunst, want ik had heel veel kunstwerken bij me. Onder anderen was de 'auto' nagemaakt, die op de kinderopvang staat. Verder nog een aantal kleinere kunstwerken, en tassen. Het lag allemaal in het gangpad. Zodra de deur van de trein openging, gooide ik alvast wat spullen op het perron, dat een grasstrook was. Er wilden al mensen instappen, maar ik gebood streng dat ze eerst moesten wachten. Dus dat deden ze. Er waren geen mensen die mij even hielpen met de spullen, en ik was heel pinnig. Iemand wilde uitgebreid iets met mij bespreken, maar ik zei 'nu niet!' Ik kwam erachter dat ik mijn handtas niet bij de hand had. Misschien had ik deze juist al in de trein gelegd, maar dat wist ik niet zeker. Ik liep naar het perrongebouw, en ging daar naar binnen. Het zag eruit als een werklokaal van de Vrije School. Ze waren er druk bezig met handwerken. Het was een schuur in achthoekige vorm, en het was er donker. Blijkbaar was dit voor mij bekend terrein, met veel bekenden. Ik gaf er wellicht ook de leiding. Deze mensen kende ik al heel wat jaren. Ik vroeg wie mijn tas had gezien, maar niemand reageerde. Ze waren druk bezig met hun borduurwerk. Het waren mensen 'niet van hier'. Ze waren wel begaan met mij, maar ze straalden uit dat het de bedoeling was dat ik dit zelf moest oplossen. Ik begreep de boodschap, en vond het ok. Ik liep naar de volgende ruimte, die grensde aan deze ruimte. Ook daar reageerden de mensen niet. In deze ruimte was een heel groot raam, en dus was het een lichte ruimte. De ruimte bood zicht op het perron en de trein. Nu werd ik toch wel een beetje ongeduldig, wilde ik de mensen wakker schudden, zo van heee joh, nu wil ik mijn tas wel echt hebben, want de trein gaat nu toch echt weer vertrekken. 

Ik was in Frankrijk, in een lieflijk dorp. Ik was hier heel graag, en ik was hier al heel vaak geweest. Ik logeerde er bij hele vriendelijke, gastvrije mensen. Ik sliep er in een heel goed bed, kreeg goed te eten en te drinken, ze wilden mij met van alles helpen. Zij gingen aan het werk, en ik ging het dorp in. Het was een prachtig middeleeuws dorp, met wallen van grote, hele oude stenen. Dwars door het dorp stroomde lieflijk een klein riviertje. Mensen wasten zich in het riviertje. Het kan ook wel zijn, dat het zich afspeelde in vroegere tijden. Ik kreeg er een beeld bij van een oud schilderij en ik zei 'Ja, dit is nu typisch Frans!' Ik kwam in een oud pakhuis aan het water. Daar deden psychiatrisch verpleegkundigen hun werk. Het gaf een gevoel van 'thuiskomen'. Ze waren enorm lief en zorgzaam voor mij, gaven meerdere malen aan dat ik altijd bij hun terecht kon. Wat bijzonder was, dat was dat het helemaal niet relevant was 'wat voor psychiatrische ziekte' ik had, en in welke mate. Alle tijd en energie die er in de psychiatrie normaal gesproken uitgaat naar het stellen van diagnoses, die werd nu besteed aan aandacht, zorg, de andere helemaal in zijn/haar waarde laten, er helemaal voor de ander zijn, ongeacht wat er aan de hand is. Ik kreeg letterlijk een hand op de schouder, van meerdere mensen. Eigenlijk was er helemaal niks met mij aan de hand, maar deze aandacht gold 'met terugwerkende kracht', om de aandacht te geven die ik in het verleden gemist heb, toen ik psychisch ziek was. Het was dus een prachtig gebaar. Ik wilde de mensen vragen om hun adres, zodat ik een kaartje kon sturen als ik in Nederland was. Toen zag ik in een keer dat ik bij een gesprek was met een andere cliënt. Het kwam hun dus op dat moment niet uit, om mij hun adres te geven. Het was ook alsof ik onzichtbaar was. Er was een soort jaren '70 sfeer, met gedreven mensen met licht-oranje of gele T-shirts en gebruinde lichamen. Mannen en vrouwen van allerlei nationaliteiten. Ze verrichtten heel bijzonder werk. Het was in een gebouw aan een groot meer. Ik gebaarde hun gedag, en vervolgde mijn pad. Ik wilde terug gaan naar de Franse familie, die nu gewoon mijn eigen gezin bleek te zijn. Maar hoe ik ook zocht....ik vond de straat niet waar zij woonden. Ik keek op mijn telefoon en in de app van de bank. Ik vroeg het aan mensen. Maar het antwoord kwam niet. Meerdere keren bleef ik hangen bij mensen die ik onderweg tegenkwam. Ik werd dan uitgenodigd in hun huis. Dat zag er heel gezellig en knus uit, in veel kleur, plantjes, hangplantjes, kunstzinnige voorwerpen. Daar voelde ik mij heel erg thuis. Hele lieve vrouwen, die mij omhelsden. Ik dacht nou, als ik het adres wel meteen had geweten, dan had ik dit ook niet meegemaakt. Dus ik ben hier ook wel blij mee. Ik ging weer verder, en toen zag ik een straat die in een bocht liep. Ik wist dat ik deze straat moest hebben. Er was een graswal waar je overheen moest stappen. Ik wist dat ik hier moest zijn, want ik had die op de heenweg ook gedaan. Vervolgens moest je in een auto door de slagbomen. Dat herkende ik ook van de heenweg. Maar toen zag ik de pakhuizen weer, met de psychiatrisch verpleegkundigen, die daar zo actief goed werk deden. Ik zag het vanaf het meer. Er voeren boten op het meer. Mensen op de boten leverden goederen af aan de verpleegkundigen. Zij bedankten hen hartelijk, en zwaaiden hen na, met gekleurde doeken in hun handen, lachend en schaterend. Het zag er zo liefdevol uit. Ik bleef kijken, en verstopte mij onder de lading van een handkar. Ik vond het niet netjes dat ik hun zat te bespieden, zou het raar vinden als ze dat in de gaten zouden krijgen. Ik wilde mij niet opdringen, zo van daar heb je haar weer, dus daarom verstopte ik mij.  

donderdag 21 oktober 2021

Verschillende fragmenten

Ik werkte in het ziekenhuis, of ik liep daar stage. Het was een hele hectische werkdag, zoals dat bijna altijd in de zorg was. We gingen iemand verzorgen met een zeer uitgebreide wond. Ik ging lunchen, en zou daarna weer terug naar de afdeling gaan. Maar in plaats daarvan verliet ik na de lunch het ziekenhuis. Ik liep via een onverharde kronkelweg naar ´nieuwe kunstprojecten´. Het was een behoorlijk definitieve keuze. Het gaf veel vrijheid.

Besteklade door de war, en ik kan het niet ordenen. 3x8=24  4x8=32. Er was een soort tweedeling van kinderen op het schoolplein, onder deze twee sommen. Eentje 'open' en eentje dicht. Ons gezin ergens in een park gefilmd, en op de foto gezet. Hele gezin vol lof toegesproken door een burgemeester. Hij zoekt het hogerop, en wil het openbaar maken. Ik wil eerst overleggen en toestemming vragen aan mijn gezin. 

Het was de boodschap om te zorgen voor zoveel mogelijk afwisseling en verschillende combinaties. Met lapjes in verschillende motieven. Verschillende mensen, verschillende schilderwerkjes. Houd de 'stroom van afwisseling' actief. Dat is jouw bescherming tegen het 'lekken' van negatieve energieën. Door de voortdurende afwisseling hebben ze geen kans om te beklijven. En trek je terug in huis. Wissel af. Dan komt het goed. 

Bij een flat, waar een 'rare stof' was. Brandweer gebeld. Ze hebben niet gecheckt of mijn jongste broer en familie nog binnen waren. Ik krijg onterecht de schuld van de situatie. Daarom moet ik met de brandweermannen naar binnen. Ik durf niet. "Jij kunt dit Es", zeggen ze. We woonden in een boerderij onder een schuin dak. Het was er donker, maar er was wel veel ruimte. Twee keer een lekkage. Een keer huur betaald. Boerin teleurgesteld. Belt. Blijft lief luisteren. Veel kinderen praten achter de schermen. Anderen halen een 1 voor hun stage. 

Voor de verjaardag van Erics vader kocht ik een Feyenoordsjaal, sigaar en poloshirt. Ik was in een grote schuur, die diende als opslagruimte. Als hij het sjaaltje niet zou willen, dan zou hij dat aan Erics broer kunnen geven. 

Op de hoek van de straat in Leiden liep ik een winkel binnen. Zo liep ik regelrecht 'Broadway' in, van 'The Lamb lies down op broadway', van Genesis. Dat kon ik niemand navertellen, maar het was prachtig. Zonder materie als in witte wol en als de staat van een walvis of dolfijn. 

Optreden docent Amber. Hysterisch wegrennen keihard. Kleuren, vesten, zandschilderijen donker en licht in rechthoek expositie Zandvoort. Zolder peettante. Matras uitkiezen. Afgesloten van beneden eigen bed. Opmaken smal, breed. Heel mooi paars kastje op zolder, zoals het schrijftafeltje in het hotel. Het stond 'op een troon' op zolder, tussen andere spullen, er scheen ook licht op, als een soort icoon. 

Ik was ergens met een groep op vakantie en moest naar de mondhygieniste. Hiervoor moest ik nuchter zijn, maar ik ging steeds eten: brood, sinaasappels. Mijn studentenvriendin las een tekst van mij voor. Een ontbrekend stuk was uit een brief in ander handschrift, die gericht was aan mij. We wandelden langs de dijk en kwamen langs een plaats waar je kon zwemmen in de rivier. Er zwommen veel mensen. 

In de droom was ik in een diepe slaap en toen werd ik als een Doornroosje wakker gemaakt door iemand met een brandende kaars in kaarsenhouder in de hand. Ik kroop door het lichtpunt in de droom, in een donkere nacht, waar de vrouw de kaars ook doorheen liet schijnen. Het was enorm helend en troostend. Er was een bijeenkomst voor kinderen in een rode koepel met ramen. De kinderen werden in twee groepen verdeeld: de gevoelige en de meer rationele. 

Met mijn jeugdvriendin 's morgens vroeg in een binnenzwembad heel rustig. Fiets wegzetten in het magazijn van een kantoorpand. Lange gang met veel spullen in de opslag. Geen plaats voor de fiets, terwijl er genoeg ruimte was. Babyzitje een plaats geven, was ook niet lukte. Ik ging naar buiten. Ik ging op stap met een beslagbeker in de aanslag. Hiermee ging ik een maaltijd bereiden of een plan voorbereiden. 

We zaten bij een basketbalwedstrijd van het Nederlandse team, in knaloranje. Met het gezin zaten we links boven op de tribune. Ze wonnen glansrijk. We zaten in de nok. We juichten heel hard. Het stadion was opgedeeld in twee gedeeltes met een breed pad ertussen. 

Logeren of op bezoek in 'Huize Carpe Diem'. Rondleiding en gezellig bezoek. Waar zijn de kinderen? Zaten tv te kijken in een zijkamertje. Goed naar hun zin. Nog jong. Mijn vader belt aan. Ze bereiden een koud buffet voor in het ouderlijk huis. Miranda slaapt niet goed, is niet fit. We eten in de tuin van de buurvrouw in de bungalow. 




zondag 19 september 2021

Drukte

In de droom was ons huis overhoop gehaald. Het was de doorgangsroute voor anderen. Wij hadden geen privacy. Er lagen allemaal spullen van anderen. Het was voor mij heel onoverzichtelijk om mijn eigen gang te gaan. Ik was mijn mobiel en sleutels kwijt, en wist niet hoe laat ik moest beginnen op het werk. Overal liepen kinderen, zelfs in mijn fietstas, aan elke kant een kind. Ik werd er onrustig en bezorgd van. Moest ik om 10 uur beginnen op het werk? Ik wist het niet. Ik deed vooral mijn best om overzicht te krijgen, en op tijd te komen. 

In de droom had Hugo griep. Zijn vrienden kwamen hem bezoeken. Ze waren in het Esdal College in Emmen. We kregen het bericht dat mijn oom in alle vroegte rustig was overleden. 

Ik was op Augustinus of Nederland 3 en liep steeds af en aan naar verschillende ruimtes boven en beneden. Het was ook wel een soort verjaardag. Alles was raar en vreemd en onwennig. Ik wilde het steeds in het gareel brengen. Ik zag continu mensen in vreemde uitdossen die mij af en aan aankeken, maar niet echt in contact met mij kwamen. Toen ik niet meer mijn best deed om het te vertalen naar 'wereldse normen', was het in een keer heel gewoon en hoefde ik alleen maar te observeren. Het was ook wel zoals de Zevende Hemel, studentenflat. 

Ik was in de kamer van mijn vriendje van vroeger. Wilde hier gaan opruimen, maar wist niet waar te beginnen. Ik zag even zijn bovenbed. Dat was heel bijzonder. Het was een heilige plek. Alles was wit beschilderd. Ik zag de verf nog op het rieten plafond. Het was heel fijn om hier te zijn. Een plek van rust. Waar je altijd naartoe terug kan. 

Ik was in de kamer van een jonge collega. Ik kon niet naar binnen, omdat de deur bijna tot op het plafond was gevuld met matrassen. Ik vond dat maar raar, maar maakte er verder geen probleem van. Het was ook wel de kamer van mijn vriendje van vroeger. 

Ik zei tegen mijn oom dat mijn tante kattig doet omdat ze eigenlijk heel kwetsbaar is. Mijn oom keek mij aan alsof hij water zag branden. Zo had hij er nog nooit naar gekeken! 

In de droom was mijn moeder heel actief in contact met de mensen op Augustinus/Ned 3. Ze had mij nodig om in contact te komen met deze mensen. Het gaf mij voldoening dat ik haar hierin kon ondersteunen. Dat kostte mij geen moeite. Het ging gewoon vanzelf. Ik had niet eens in de gaten dat ik bezig was haar te helpen. 

Ieder mens had zijn eigen verhaal. Dat werd uitgedrukt op goudkleurige platen. Het waren platen met tekeningen, foto's, teksten. Net hoe de mensen het wilden uitdrukken. Ieder leverde een plaat in van zijn of haar leven. Dat klinkt beladen, maar dat was het helemaal niet. Het was heel gewoon, vanzelfsprekend, ontspannen, vrolijk. Nu was het duidelijk in Nederland 3, de donkerte van het vertrek, de ruimte waar de bar stond, tussen podium en halletje bij de ingang. Ik stond daar als een soort gastvrouw, en kreeg alle platen in ontvangst. Daar had ik niet op gerekend: dat was echt een verrassing! Wow, zei ik.....ik heb een grote zolder....daar kan ik de platen ophangen! Een van de mensen vond het wel even lastig om haar plaat af te staan: "Niet verkopen hoor!", zei ze. Nee, ik garandeer je dat ik dat natuurlijk echt niet zal doen. 

Prachtige droom!!!!! 

Helderwit

Ik kwam als jong kind met mijn moeder voor het eerst in het nieuwe huis van mijn oom en tante, in een rijtjeshuis. De deur vloog open, en dat ervaarde ik als een warm welkom. Mijn oom en tante stonden nog niet in de deuropening. Ze waren in de keuken bezig, om lekker eten voor ons te bereiden. Alles wat ik zag....het was alleen maar helder wit geschilderd. Ik genoot van al dat wit. Het rook nog naar verf. De schilders waren nog in de huiskamer bezig. Alles zou wit worden. Alles was nieuw. Het schitterde gewoon voor mijn ogen. Ik kon mijn geluk niet op. Het was prachtig. Vanuit volwassenheid voelde ik ook de onbevangenheid weer die ik als kind had. Ik was weer ´helemaal terug´, zogezegd. 

Ik zou de interviewer zijn bij een sollicitatiegesprek. Mijn collega van de Oostermarke kwam mij ophalen, maar ik was nog bezig mij te verkleden, in een paskamer. Allerlei kledingstukken over elkaar, en ook nog een nat badpak aan. Wat een gedoe! Ik kwam er maar niet uit. 

Ik was op reis met een moeder en een zoon. We gingen het kaartspel ´Boeren´ doen. Ik ken dit niet, weet ùberhaupt niet of het bestaat. De moeder en zoon vonden het maar raar dat ik dit spel niet kende. Ik moest het dan maar snel leren, omdat we een hele lange reis samen zouden afleggen. Ze waren geirriteerd dat ik het spel niet kende, en ongeduldig, omdat ik het blijkbaar snel moest leren. Ik begreep niet waar ze zich druk om maakten: we hadden toch de hele reis nog de tijd hiervoor? 

maandag 13 september 2021

Verschillende droomfragmenten

 Met mijn Duitse vriend, ouders en broer ging ik naar een tentoonstelling op een bovenetage, die met planken in het rond liep, zoals boven het atrium in het Scheper Ziekenhuis. Ik had een tekst gewist en mijn vriend zei dat het goed was om die tekst terug te halen, omdat deze zinvol was voor mijn nieuwe boek. Ik ging op zoek naar een Happinez, waar deze tekst in stond. Er was ook een boekenmarkt, en nu was de zolder een kelder. In de droom had de vriend een dochter, of toch een zoon, die al werkte. Eerst dacht ik dat hij een dochter was die heel klein was. Hij zei dat ze thuis was, met ´digitale muziek als babyfoon´. Maar dat was dus een grapje, waarmee hij mij plaagde. 

Ik las een boek. Ergens midden op een bladzijde kwam in een keer de letter M in een grote sierletter naar voren. Het was een prachtige ervaring: net een sprookje. Het kwam zo naar mij toe gedanst. Een picknicktafel was aan de rechter kan helemaal bedekt met snoeptomaatjes. Op die tafel stond ook mijn handtekening, in grote letters. Deze letters gingen ook dansen, en vormden een poppetje. Het was een hele speelse, vrolijke droom, met vrolijke klassieke muziek (fluit). Ik ging met Hessel 'de separeer' bekijken. We keken even om in het verleden. Eindelijk erkenning, en dat het er mocht zijn! 

Er was een methode voor 'extra reservoir' genoemd naar een overleden kind. Dit was ook mogelijk bij vogels. Ze droegen dit reservoir bij zich, hetgeen hun leven extra kwaliteit gaf. Het was dus bedoeld voor zieke kinderen of zieke vogels. Ik had een tentamen scheikunde, maar niet geleerd. Ik moest op mijn examen eindlijst minimaal een 5 halen. Er werden apparaatjes uitgedeeld. Ik had geen idee wat die apparaatjes waren, laat staan hoe ze werkten. Zag eruit zoals de pedicure-set van Hessel. Waren het rekenmachines? Anderen wisten wel hoe de apparaatjes werkten. Ik maakte mij erg druk, dacht nou ja, dan maar geen vwo, havo is ook genoeg om hbo te gaan doen. De schilderleraar van Buitenkunst zei dat al die drukte totaal niet nodig was. Hij zei dat het helemaal niet ging om theorie-vragen. Het waren gewoon vragen uit de losse pols, uit het dagelijks leven. Gewoon antwoorden, niet teveel nadenken. Zoals vragen over een hittegolf. Ik was enorm opgelucht, en daarna niet meer bezorgd. Ik realiseerde mij ook dat ik allang het vwo in the pocket heb, en dat het maar een droom was. 

Vakantiepark

In de droom was ik weer in het ouderlijk huis. Het werd totaal verbouwd. Ik zag een heel stuk braakliggend terrein. Het leek een soort ijsbaan of racebaan. Het zag er kaal uit, maar het was niet per definitie somber te noemen. Er werd op veel plaatsen gewerkt, en hoewel je nu overal nog beton zag, zag het er toch veelbelovend uit voor de nabije toekomst. Het leek ook wel alsof er groene zeep over de baan was aangebracht, om het proces te versnellen. Vervolgens kwam ik in een kleine kamer, die helemaal ´af´ was. Het was er prachtig en het rook er verrukkelijk. Ik hoorde lichte klassieke muziek en het was een omgeving van allerlei frisse kleuren. Er was een licht rieten tafeltje met glazen plaat, en aanverwante stoeltjes. Het leek ook wel op een poppenhuisje. Er was een heel lief hondje met een jasje aan, een poedel. Ik aaide hem liefdevol. Blijkbaar woonde ik in deze kamer. Ik was er heel trots op. Mijn moeder was ook wel in het huis, maar stond in de keuken, en was niet in beeld. De kamer was een ´uitgelicht beeld´ in de droom. De rest was nog niet zichtbaar. Maar het was wel duidelijk dat het ouderlijk huis en ook een stuk van de omgeving één terrein was, dat grondig werd verbouwd, zoals Center Parcs. Het was ook wel een vakantiepark. Ik liep er met verschillende mensen af en aan. We liepen ook door de nu nog onzichtbare gedeeltes. Het waren mensen uit mijn verleden, heden, toekomst. Het was allemaal heel gewoon. We waren goed afgestemd en het klopte allemaal. We liepen elkaar niet in de weg. Het was heel erg prettig om mij dit bewust te zijn, en te ervaren dat we allemaal in connectie met elkaar stonden. Het was echt het tegenovergestelde van het ´harde, aardse leven´, waar veel mensen met een schild of een muur rondlopen. Daar was hier helemaal geen sprake van. Ieder was wel op zichzelf, had een eigen missie te volbrengen, en dat was tevens de eigen bescherming. Maar men hielp elkaar, en dat was heel normaal. De zolder van het ouderlijk huis was vaak in beeld, speelde een centrale rol. Het hele verleden kwam voorbij van spelen op zolder en ook in de oude schuur naast het huis. Ik stond voor een afbeelding van een grote telefoon op de vloer van de zolder, die van laminaat was. Het was een soort Ipad met reclame voor een heel duur hotel. Ik ging uit nieuwsgierigheid de kosten van een overnachting opzoeken. Ik schatte dit wel op minimaal 500 euro.  

woensdag 1 september 2021

Conductrice

Met mijn jeugdvriendin zat ik in de trein. We waren bijna in Utrecht. De conductrice kwam langs. Het was nog controleren zoals vroeger, dus met een kaartje. De conductrice droeg ook een uniform van vroeger, compleet met hoedje. Ze zag er pinnig uit. Ze vroeg eerst aan mijn vriendin haar kaartje. Toen was het bij haar thuis, bij de voordeur, in het ouderlijk huis. Ze legde uit dat ze eerst even moest zoeken naar haar kaartje, maar dat ze eigenlijk geen kaartje hoefde te overhandigen, omdat ze iets voor het land ging doen, namens het ministerie. De conductrice nam hier geen genoegen mee. Mijn vriendin bleef rustig, zei dat ze het wel bij zich had, vroeg of de conductrice even geduld had, zocht in de zakken van haar mantelpakje. Ze was heel slank van postuur en droeg een elegant mantelpakje. Tijdens het zoeken naar het kaartje verdween het interieur van de coupé, en verscheen er een groot wit licht uit de omliggende weilanden. Dat was prachtig, zuiver licht. De conductrice wendde zich tot mij, voor controle. Ik werd er even wat door overrompeld, dus had tijd nodig om mijn telefoon tevoorschijn te halen uit mijn tasje. Nu was het wel weer de moderne controle. Het duurde de conductrice te lang en ze griste de telefoon uit mijn handen. Het bleek een rekenmachine te zijn. Ik werd boos op haar. Zij ontstak in woede, zei dat ze een klacht tegen mij ging indienen en liep weg 'door de wand van de trein heen', over een kartonnen loper, aan de flank van de trein, aan de andere kant van het licht. Het maakte op mij niet veel indruk, omdat ik vond dat haar gedrag niet correct was. Ik voelde mij gesteund door het feit dat er camerabeelden waren. Ik voelde mij veilig, was hier niet verontrust over. 

Er was een overdracht van een collega over een kind dat naar huis zou gaan. Dat was in de ouderlijke slaapkamer van het ouderlijk huis. Het kind had niet gegeten en was niet verschoond. 

Jus

 In de droom was ik in het keukentje van het kantoor van mijn baan als praktijkopleider. Of ook wel het keukentje in het Broekhoes. Ik zou die middag afscheid nemen van de collega's, ivm een nieuwe baan. Iedereen was druk bezig met de voorbereidingen. Er was een gezellige sfeer. Ik wilde er nog even van genieten hier te zijn. Op het aanrecht stond een bakje jus. Of het was jus in een beker. Er werd gezegd dat dit 'een kostbaar goedje' was. Er lag een vrouw in bed, en bij haar op het nachtkastje stond ook de beker jus. Ze stootte deze bewust om, en was agressief en verdrietig. Ik kon nog niet zo goed duiden wat hier aan de hand was. Het was allemaal nog even koffiedik kijken, zogezegd. Maar het zou vanzelf wel duidelijker worden, zo werd er gezegd. Het was nu allemaal nog wat mysterieus. Ik zat in de zaal van de dagopvang, waar de oudere mensen deelnamen aan de Bingo. Een vrouw met jampotglazen hoestte heel erg. Toen het hoesten wat minder werd, bood ik haar een snoepje aan. Maar de snoepjes waren al op! 

dinsdag 31 augustus 2021

Acrobaten

In de droom was ik buiten aan het sporten, bij de sportschool. In een keer schoten andere sporters de lucht in. Ze waren in de gymzaal van vroeger, waar ik als kind gymde. Een van de deelnemers hing in de nok van de zaal, aan het bovenste eind van het touw, dat uit het plafond kwam. Ik was stomverbaasd, dat dit zomaar kon. Een andere deelnemer hing iets lager, iets onderuit, alsof hij lekker lag te zonnen. Hij hing in het luchtledige, dus zonder dat hij ergens aan vast zat. Dat vond ik heel apart om te zien. Hij draaide zich even naar opzij om zijn kopje thee te pakken. Maar toen kukelde hij toch om, naar beneden. Hij kwam niet zo hard terecht, omdat hij niet ver boven de grond hing. Maar het was toch wel even schrikken. 

Er werd gezegd dat mijn collega en ik in meerdere dimensies goed ´uitgerust´ waren om ons vak goed uit te oefenen. Zoiets van: jullie hebben je ogen voor en achter en jullie kunnen op meerdere levels acteren. Dat kan lang niet iedereen. Er kwam ook een beeld van vier mensen die in een vierkant tegenover elkaar staan. Hiermee is de veiligheid gewaarborgd, omdat er overal verbondenheid is, als ze vervolgens de armen naar elkaar uitstrekken. Het staat als een huis, zogezegd. Heel stabiel, en in feite kan het niet stabieler dan op deze manier. Tevens een bewijs dat je het niet in je eentje kunt. Je hebt elkaar nodig, en dat zul je moeten erkennen. Samen ben je sterk. 

Twee vrienden hadden een kinderboek gepubliceerd, over vleermuizen. In het Duits stond op de voorkant: "Twee vleermuizen op avontuur". Er stond een afbeelding bij van twee grappige poppetjes met stekelig haar, die in een bocht van de achtbaan gleden. Het boek ging over vleermuizen, en de achterliggende gedachte was de vriendschap tussen de makers van het boek, beiden vleermuisliefhebbers. Er was een vraag over de taakverdeling: wie had wat op zich genomen? Het publiek wilde dat weten. Het interessante was, dat ze beiden de beide taken op zich genomen hadden: schrijven en illustreren. Het was om het even 'wie wat gedaan had'. Het was werk van hun beiden, en dit viel niet op te splitsen. Zo ook het vleermuizenwerk.   

 

zondag 29 augustus 2021

Verschillende droomfragmenten

 In de droom ontmoette ik een oud-huisgenote van Leiden. De was in de Zevende Hemel. In haar kielzog een jonge student antropologie. Hij was druk en enthousiast als een jonge hond. Volgde haar overal waar zij ging, stelde continu vragen, vond alles mooi, alles was nieuw voor hem. Ze kwamen net uit Mexico, of een land daar in de buurt. Daar hadden ze onderzoek gedaan. De jongen kon niet wachten om aan het volgende project te beginnen. Dat project was mijn levensverhaal. Het werd nog wel aan mij voorgelegd, maar het was min of meer al beklonken dat hij dit project met mij zou aangaan. We zouden het in het Engels doen. Ik vroeg of het ook goed was dat we het in het Duits zouden doen. Dat ging mij beter af. Ja hoor, dat was prima. Het overviel mij enorm, maar ik had er daarnaast vooral ook heel veel zin in. En ervaarde het als een eer dat ik gevraagd was. 

Ik droomde dat mijn sandalen niet maar 41 waren, maar maat 38 of 39. Ik vond dat erg jammer, omdat ik de sandalen graag wilde dragen. Later realiseerde ik mij dat ik droomde, en dat ik de sandalen dus toch wel gewoon kon dragen. 

Met een collega ging ik op een paar kinderen passen, in een tuinderswoning in het Westland, bouw jaren '70. We zaten op de boven-etage. Daar vlogen buurkinderen boven het raam uit, omdat ze hoog sprongen op de trampoline. De kinderen op de bovenetage hingen voor de tv. Een meisje voelde zich niet lekker. Ze moest even weg uit de drukte, en toen ging het wel weer. Het was een leuke middag. Mijn collega had overal snoep en etenswaar neergelegd, ook op het oprijpad van het huis, precies in de scheidingen tussen de tegels. Ik bedacht mij dat dit opgepeuzeld konden worden door de dieren, zoals egels. Maar dat viel mee. Ik vond het wel een origineel idee. Het waren o.a. gevulde koeken en maiskolven. Het zag er heel netjes en artistiek uit. 

We gingen van de ene ruimte naar de andere ruimte in het huis, begane grond. We moesten via de buitenplaats oversteken. Het was een luxe keuken en huiskamer. Daar zat Marco Borsato op de bank. Het was een goede kennis van ons. We praatten honderduit. Ik was blij dat het weer goed ging met Marco. Hij zat relaxed met zijn arm over de bankleuning van de donkerbruine leren bank. Ik rook het leer. Ik vond dat leer lelijk. Het maakte de woning donker. Marco zei dat hij gerust een rolletje wilde spelen in de teaser van mijn nieuwe boek. "Ik hoef alleen maar even in beeld met een typemachine, en niet eens wat te zeggen. Dan stijgt meteen je verkoop al enorm, en worden je onkosten voor 75% vergoed." Ik vond het heel lief aangeboden, maar ook wel behoorlijk met sterallures (alsof hij als mens meer waard zou zijn dan wij). Ik sloeg het aanbod vriendelijk, maar heel resoluut af. Ik wilde het graag oorspronkelijk houden. Het ging mij niet om veel kopers. En met die onkosten viel het wel mee, als ik weer ging uitgeven bij BNB. 

Een deelnemer van Boer Zoekt Vrouw ging 'op reis'. Hij liep door Makkum, resoluut en trots, alsof het dorp van hem was. Hij was heel zeker van zijn zaak. Het was niet bekend waar hij naartoe ging. Hij liep over de brug. Het was heel vroeg in de ochtend. Mistig, dauw, heel mooi. De zeilschepen waren letterlijk 'onder zeil' (grijze zeilen). De boer had een afscheidsreceptie, en nam afscheid van enorm veel mensen. Het was een drukte van jewelste. Ik wist niet dat hij zoveel mensen kende. Het bleef maar komen. Hard gepraat. Ik verlangde naar rust, en dat ik weer even met hem alleen zou zijn. Ik maakte mij wel wat zorgen, omdat hij niet meer terug zou komen. Want dat had hij heel resoluut gezegd: "Ik kom niet meer terug." Niemand wist het, maar hij ging 'op reis' onder de grijze bedekking van zeil, op de schepen. Wij zouden in Makkum blijven. Hij zou dus niet voor ons te zien zijn, maar hij zou wel altijd in de buurt blijven. De anderen wisten dat niet. Mij werd het verteld. Dus ik wist het nu wel. Dat stelde mij enorm gerust. 

Ik was in gesprek met een psychiater, op een verjaardagsfeest op Rister 13. Hij zei dat het voor rijke mensen ook niet handig is om zoveel bezit te hebben. Ik had twee keer bloemen gegeven, maar mijn moeder was vergeten die in een vaas te zetten. Het waren o.a. roze gerbera's. Ik ging snel naar boven, om de bloemen te redden, en van water te voorzien. Daar stonden al een hele tijd bloemen mooi op de vaas, o.a. 'rode bolletjes'. Heel mooi. Deze waren al wat verlept, maar nog steeds erg mooi. De vaas met de rode bolletjes stond hoog. De bloemen en de vaas waren stoffig. Het was ook wel in de slaapkamer van mijn ouders, in het ouderlijk huis. Of in het ziekenhuis. Ik zag ook nog hele mooie frisse witte margrieten, juist nieuw en jong en in het geheel niet onder het stof. Maar deze waren nog buiten het beeld van de droom. Ze stonden zogezegd in de coulissen, om elk moment te verschijnen in de droom. Ze kwamen zo uit de ochtenddauw vandaan, waren nog vochtig. Er waren twee kamers: wellicht het dubbele van mijn kamertje in het ouderlijk huis. De linker kamer was ingericht met rode spullen. Er was een diagonaal doorheen getrokken en er was een hoogslaper. Ik wilde er van alles veranderen, er was beweging en onrust. Het was er ook wel prettig, vanwege de dynamiek en ontwikkeling. De linker kamer was ingericht met witte spullen. Daar zouden ook de witte margrieten komen. Hier hoefde niets veranderd te worden, en ik had ook totaal geen behoefte om hier iets te veranderen. Er werd geadviseerd om deze te kiezen. Ik zei maar niets, omdat ik niet arrogant over wilde komen. Ik had deze kamer namelijk allang gekozen. Het deed ook wel denken aan mijn creme witte trouwjurk en de witte gerbera's.   

maandag 23 augustus 2021

Verschillende droomfragmenten

Ik was aan het basketballen met de familie van mijn studentenvriendin, op een veldje in Emmen. De familie was nog helemaal compleet. Ze wilden graag op de foto met ons gezin. Maar mijn gezin was ergens anders in Emmen aan het basketballen. Ik wist niet precies waar. Of ze zaten ergens in de auto op mij te wachten. Hessel toerde wat rond met de auto. Op de Kwintlaan vielen er rode buizen met inkepingen van een vrachtwagen af. De buizen lagen rommelig door elkaar, waren op de vrachtwagen heel gestroomlijnd en van sterk staal, maar hier op de grond waren ze broos als droge takjes, en kon je ze zo door midden breken. 

Ik zat in een grote speedboat. De boot was lek in het midden, in de zitting. Ik probeerde de zitting om te draaien, maar het bleef nat. Ik snapte niet dat we ´deze boot nog hadden´. Ik wilde de boot verkopen. 

We waren met een groep op vakantie. Het was een soort therapeutische gemeenschap. We waren zowel patiènten als therapeuten. We ´waren elkaar. Dit in relatie tot hoe ik 1990 zie: als een eenheid, en niet als de gebeurtenissen van twee losse personen. Dit weer relaterend aan de tekst van Eckhart Tolle over het leven als verhaal, en niet als situatie. Ik ging praten op de overloop bij mijn jeugdvriendinnetje thuis, maar dan met veel licht en ramen en erachter een groot meer. 

`Je mag geven en nemen. Dat moet je zelfs. Alleen zo blijft je leven in balans.´

Er liep iemand in een diagonale lijn voorbij, als een soort mannequin. Door een ´kast van licht´, of door een zonnestraal. Het was heel hoopvol. 

Verschillende droomfragmenten

 We reden ergens met buren. Er hing een Nederlandse vlag. Het was meer een tas in die kleuren en/of oranje, en net gewassen. Het was van stevige stof: te dik voor een vlag, en een beetje rimpelig. De vlag hing uit een bovenraam. Ik zat achterin de auto en ik zei 'dat ik erbij' was. Ze vroegen om de reden van de vlag. Ik zei: "Omdat mijn opa omkwam bij het bombardement en dit nu geheeld is."

Ik dacht dat er aangebeld werd, maar we werden opgebeld door een buurvrouw. Ze werd bedreigd door haar man en kon het huis niet uit. Ze was bij een andere man weg en halsoverkop met deze man in gemeenschap van goederen getrouwd.

We reden langs het overstroomde gebied in Limburg. Ik zei dat ik de vrouw niet kon helpen. Ik had lieve afbeeldingen van hertjes en paardjes uitgeknipt (twee dubbele). Ik kon het niet aan de vrouw geven. Het was voor iemand anders bestemd. 

De doucheslang hing bij de trapreling. Dat was bedoeld als een soort doorgang. We konden toch ook wel douchen. 

Ik reed naar Schoonoord. Ik dacht steeds dat ik te moe was om verder te rijden, stond dan op het punt om dat te zeggen, maar reed dan met gemak gewoon weer verder. Ik kon de weg niet vinden en hier was allemaal Waddenzee, dit was niet Schoonoord. 

Ik riep heel blij naar Hessel dat mijn idee voor een kunstwerk was goedgekeurd, en dat we daarom 20% gage kregen. We waren door het dolle heen. Hessel was bezig Amber in de maxi-cosi te doen, op de tafel op Rister 13. Ze was een jonge baby. 

Ik had een kantoorbaan gekregen als leidinggevende. Ik wilde niet in de uitvoerende zorg. Nee hoor, dat hoefde ook niet. Ik deed de linker la van mijn bureau open. Ik wou liever in het werkveld dan op kantoor. Maar ik had een missie om mensen te helpen 'als een soort helikopterview'. Ik was een klein wezentje en ging mee op de slede van de la, en daarna zat ik op de neksteun van de bureaustoel. Ik hield alles in de gaten. Ik was zogezegd de beschermer van mezelf in deze nieuwe functie. Dat gaf mij een veilig, goed gevoel. 

Ik was op Buitenkunst, maar het was daar veel te druk. Mensen deden brutaal. Amber had een dikke vlecht in haar haar. Ik bleek het toch zelf te zijn. Ik wou hier weg. Ik ging naar ´de boot´. Blijkbaar hadden we dus een boot. Daar kon je ook tijdelijk in wonen. Een soort toevluchtsoord. Misschien in het haventje van Elburg.  

zondag 8 augustus 2021

Emmer

Een hele mooie droom! Verschillende belangrijke aspecten. 

Ik ging met een oud-dorpsgenote op pad. Zelf had ik er niet zo'n zin in, maar ik liet mij door haar overhalen. De kinderen waren nog klein, en zij lagen nog op bed. Ik kon dus eigenlijk niet met haar mee. Ik begreep zelf ook niet waarom ik dan toch mee ging. We reisden met de bus door Drenthe, langs allerlei bekende plaatsen. Het was heel warrig voor mij. Ik vond het maar niks. We bleven overal maar 'half'. We kwamen weer op de overloop van het huis van mijn vriendinnetje. Het leek alsof die overloop aan kabels aan een hijskraan hing. Midden op die overloop was een soort hemelbed. Dat was ook wel een glazen kistje of het groene kussen voor de stoel in de achtertuin. Dat kussen was opgedeeld in drie stukken, en je kon het kussen zo als een tas openen. Daar zaten hele waardevolle verrassingen in. Ik wist alleen nog niet wat, maar ik wist wel dat het heel waardevol was. Het was ook precies ingedeeld zoals de bedoeling was. In de glazen kist woonde een vrolijk ouder echtpaar, dat ik niet kende. Zij begroetten ons vrolijk en behulpzaam, totaal niet behoeftig, zoals veel ouderen dat wel doen. De vrouw gebaarde mij met een knipoog dat het nu goed was met die dienstbaarheid aan anderen. Ik moest maar gewoon tegen mijn reisgenootje zeggen dat ik nu weer naar mijn kinderen ging. Dus dat deed ik direct! Ik wachtte niet eens op haar reactie, maar ze vond het geloof ik wel goed. Ik was heel blij dat ik weer terug was bij mijn kinderen. Ze logeerden in mijn ouderlijk huis. Ze hadden helemaal niet in de gaten gehad dat ik weggeweest was. Hugo vloog in mijn armen. 

Ik zag een zwarte emmer met heel helder water. De helderheid van het water werd van tijd tot tijd gedemonstreerd, door er een steentje in te gooien. Dan kwam het water vrolijk omhoog, en kon je goed zien hoe helder het was. Het was koud, fris water. Niet iedereen vond het leuk dat het zo koud was, maar ik vond het juist prettig. Hoe kouder, hoe frisser! Je moest dan wel eerst door de koude heen, maar dat had ik er graag voor over. 

Nu bleken er een heleboel zwarte emmers te staan, tot aan de nok gevuld met water. Deze stonden op een groot terrein, geasfalteerd. Bijvoorbeeld een terrein bij een boerderij. De emmers stonden steeds met dezelfde afstand van elkaar heel netjes gerangschikt op het terrein. Met elkaar maakten ze de vorm van een driehoek. Dus als je van bovenaf met een drone zou kijken, dan zag je een driehoek van gevulde emmers. 

Iedere emmer vertegenwoordigde een persoon. Belangrijk was, dat de emmer gevuld was met koud, fris water. Verder ging het om de rand van de emmer en om de indeling binnenin. Hierbij was de indeling binnenin vele malen belangrijker dan de rand. Uiterlijk zag het er heel eenvoudig uit. Het was gewoon een kwestie van de rand schilderen in verschillende kleuren en binnen in de cirkel bolletjes in gelijke grootte tekenen en deze inkleuren. Het ging om de kleuren van de zeven chakra's. Het leek gewoon een kwestie van gezellig een kleurplaat inkleuren. Maar het was van cruciaal belang dat met name de bolletjes in de juiste indeling werden ingekleurd. Dit veranderde bij een persoon gedurende de dag. Dat betekende dus dat je steeds een andere kleurschema van bolletjes kreeg. En de rand mocht je dan wel wat vrijer invullen. 

Als je je hier niet mee wilde bezighouden, dan was het helemaal prima. De meeste mensen hielden zich hier niet meer bezig. Maar als je besloot om je er wel mee bezig te houden, dan was het heel belangrijk dat je dit op de juiste manier en waarheidsgetrouw deed. 

Als extra bescherming kon je een scherm gebruiken, zoals een scherm bij een openhaard. Je kon het scherm meer of minder transparant maken, afhankelijk van de behoefte. Dus van volledig transparant naar zwart, en alles daartussen.   

zondag 1 augustus 2021

School

In de droom ben ik weer op het Drenthe College, de Opleiding Praktijkopleider. Maar in de droom is het de herintrederscursus voor het basisonderwijs. 

Ik ben er ´s morgens al heel vroeg. Heel gemotiveerd om hier een actieve dag van te maken, veel te leren, enthousiast te zijn. Maar ik word voortdurend tegengewerkt. 

We gaan ons eerst omkleden in de kleedkamer van de gymzaal van de middelbare school. Na het omkleden gaat iedereen zijn of haar eigen weg. Maar ik kan mijn kleren niet meer terugvinden. En dus loop ik in het gebouw rond met een kamerjas aan, steeds op zoek naar mijn kleren. Er lijkt geen einde aan te komen. Ik word er hollend dol van. 

Ik ben ergens op een bovenetage van de hbo-verpleegkunde. Daar wordt een hoorcollege gegeven. Maar de professor loopt met strakke ogen op mij af, en houdt mij in een soort wurggreep. Hij randt mij aan. Ik ben helemaal verkrampt en bevroren. Ik kan helemaal niet bewegen, kan geen kant op. Hij houdt mij gevangen. 

Ik probeer te seinen naar de 'lector', die midden in de zaal staat, tegenover de lege college-banken. Ik zeg dat hij moet ingrijpen. Hij geeft aan dat hij het wel signaleert, maar dat hij er echt niets mee zal doen. Ik voel mij erg eenzaam en in de steek gelaten. 

Ik begin te zwerven door het gebouw, en ik zoek wanhopig naar hulp. Maar niemand luistert naar mij. Ik moet eerst mijn kleren zien te vinden, zodat ik in ieder geval fatsoenlijk aangekleed ben. Dan moet ik meteen mijn verhaal doen en deze man aangeven. Ik zeg wel steeds duidelijk wat ik nodig heb, maar niemand luistert naar mij en iedereen draait zijn hoofd de andere kant op. 

Ik zoek in allerlei ruimtes, of daar mijn kleren liggen, of dat deze soms verplaatst zijn. Niemand helpt mij met zoeken en men vindt dat ik in de weg loop, en voelt zich van het werk gestoord omdat ik zomaar binnen kom. Het lijkt niemand iets te interesseren. 

Ik loop mensen in de weg en dan ben ik ook nog bezig om mijn plichten te verzuimen. Want ik word geacht op school te zitten, mijn best te doen, motivatie te tonen. Klasgenoten hebben er al een paar colleges op zitten, en ik was daar niet bij. Dat is niet goed. Een vrouw spreekt mij daar op aan. Zij is de conciërge. Zij moet in de gaten houden of iedereen zich wel aan de regels houdt. En niemand de kantjes er vanaf loopt. 

Ik word gebeld door klasgenoten. Ze zeggen 'dat de lessen van Jeanet uitvallen'. Ik weet niet wie Jeanet is, maar ik zeg dat ik dat vervelend vind. Ondertussen denk ik wel dat het goed is dat ik dan in ieder geval deze lessen niet zal missen. En het ging ook nog om een dubbeluur, dus ik heb wel even de tijd om verder te zoeken en de boel op orde te krijgen. 

Ik leg de situatie uit aan mijn studiegenote, en voel al een beetje opluchting dat ik nu eindelijk hulp zal krijgen. Maar zij begrijpt de boodschap niet. Ze zegt alleen maar dat ze blij is dat ik altijd zo attent ben en kaartjes schrijf en aan haar denk. Daarna hangt ze op. 

Dan komt de conciërge weer voorbij. Nu heeft ze ook een afvinklijst bij zich. Ze beschuldigt mij ervan dat ik totaal niet gemotiveerd zou zijn, dat ik hier maar wat doelloos rondloop in badjas, dat ik alleen maar in de weg loop, dat ze dat niet van mij gewend is, dat het zo niet goed komt met mij, dat het zo niet hoort. 

Ik probeer haar rustig uit te leggen dat ik in een badjas rondloop omdat ik mijn kleding niet terug kan vinden. Dat dat niet is uit onverschilligheid, of dat ik depressief zou zijn. Ik leg haar nogmaals de situatie van de aanranding uit. Ik probeer het zo rustig mogelijk te vertellen, terwijl ik natuurlijk kook van woede. 

Ook nu heb ik hoop op hulp. Maar ze maakt er alleen maar melding van en loopt dan de deur weer uit, laat mij alleen in een kamer. Ze loopt de trap op, op weg naar haar volgende taak. Ze zal mij dus niet op de lijst zetten van mensen die hun plicht verzuimen. Maar er is ook totaal geen hulp of erkenning. 

Ik loop haar achterna op de trap. Dat is lastig, want studenten lopen er af en aan, naar boven en beneden. Niemand ziet mij staan. Ik zeg haar dat ze dan in ieder geval even mijn kleren teruggeeft. Maar dat moet ik zelf maar uitzoeken. 

En dat van die docent, die aanrandde: oké, ze heeft er een notitie van gemaakt. Maar het is wel vaker gebeurd. Dus ze gaan er echt geen werk van maken. Heeft toch geen zin. Dat zegt ze.  

donderdag 29 juli 2021

Station

 Ik was met Hessel op het station van Maastricht. We waren daar met onze eigen fietsen, dus niet met OV-fietsen. Maar het kon ook wel zijn dat we er met de auto waren. We moesten de trein halen, terug naar Drenthe. We stapten net de auto uit en ik kreeg de opdracht dat ik Hessels benen moest afzagen. Dat weigerde ik pertinent. Maar ik werd ertoe gedwongen. Het was verschrikkelijk. Ik had een snee gemaakt in een bovenbeen, en er kwam bloed uit. Ik gilde het uit van paniek en ellende. Riep dat ik het niet wou doen, maar ik werd gedwongen. Mijn handen werden gestuurd. Dat was heel eng. Ik trok de aandacht van de mensen om ons heen, maar iedereen bleef verbouwereerd staan of liep gehaast door. Het riep ook wel de herinnering op dat ik als kind vaak zo hard en paniekerig moest gillen, omdat er iets aan de hand was, en ik niet kon aanduiden wat er dan aan de hand was. 

Hessel zei dat ik die benen er dan maar af moest zagen. Want alleen als ik dat deed, mochten we in de trein stappen. Maar ik kreeg het niet voor elkaar. Ik probeerde het tot vier keer toe, maar het lukte niet, omdat ik er niet achter stond. Hessel wou dat ik het wel deed, omdat hij de trein wilde halen. Op het laatst stond hij al bij de trein, terwijl ik nog 'aan het proberen' was. Ik wilde er achteraan rennen met spullen uit de auto in mijn handen. Er lagen ook nog spullen op het dak. Een vriendelijke jongeman uit een café hielp mij met de spullen, omdat ik de helft weer uit mijn handen liet vallen. 

Juist omdat er nu eindelijk hulp gekomen was, stortte ik in. Ik zei dat ik er echt niet aan zou beginnen. Ik liet mij op straat zakken en ik liet de spullen voor wat ze waren. 

In een ander fragment liep ik 'de trein vooruit'. Ik liep slingerig door een heuvellandschap, en achter mij wappperden slingers in verschillende kleuren. Deze slingers symboliseerden een bloedvatenstelsel. Het ging om een herordening van mijn eigen bloedvaten. Ook werden er bloedvaten weggehaald, die niet goed meer funktioneerden. Zoals ze vroeger deden bij een aderlating. Ik wist wel dat het mij uiteindelijk veel ging brengen, maar ik moest nog wel even aan het idee wennen. 

Er was een familie van Surinaamse afkomst, op het metro-station: twee jonge ouders, een zoon en een dochter. Ze keken rustig hoe de metro's af en aan reden. Wij kwamen aangelopen uit de hal. Ze zagen ons, en ze vertelden dat ze foto's van voorbijgangers maakten, met 'hunzelf als passepartout'. Dat bood de voorbijgangers bescherming. Ik vond dat een prachtig, genereus gebaar. Zodoende zaten er al heel wat voorbijgangers 'in hun foto' aan de zijkant op een bank te wachten op de metro. Zij waren allen dus beschermd. 

Daar werd ik heel blij van! 

woensdag 28 juli 2021

Huis

 Ik had een nieuwe woning, en ik woonde daar alleen. Het was ergens in Emmen. Ik stond midden in Emmen en wou de bus naar Oosterhesselen nemen. Oh nee, daar moest ik niet naartoe. Ik moest nu naar Angelslo. Angelslo? Wilde ik daar wel wonen? Het bleek dat de wijk er niet zo toe deed. Het ging vooral om het huis zelf. En daar woonde ik fijn. 

Ik had de voordeur, de hal, de keuken, de huiskamer reeds verkend. De hal was groot en hoog, met granieten vloer, klonk hol, een heel oud huis, dat had echt ook allure, je moest er even aan wennen, maar dan was je gauw verknocht. Een grote imposante houten trap naar boven. Je kon het hout ruiken en het was zojuist in de lak gezet. Alles was keurig onderhouden. Ik was wel heel benieuwd 'wat daar boven' was. Maar het was nog veel te vroeg om daar te gaan kijken. Daarom vond ik dat nog een te spannende stap. En tegelijkertijd interessant. Maar ik begon er toch nog maar niet aan. 

Er was een lager gelegen gedeelte van het huis, ergens aan de achterkant, zoals je in de jaren '70 de 'zitkuil' had. Ik was daar nog niet geweest en herkende dit van andere dromen. Dat ik wist dat er nog een kamer was die ik ook huurde, dat ik daar verder niet kwam en dat ik mezelf afvroeg waarom ik daar dan niet kwam. Misschien ook omdat die kamer toch ook een beetje van de huisbaas was. Deed ook wel denken aan de voorkamer van de boerderij waar ik in de thuiszorg kwam. Die werd ook niet gebruikt. Alleen de keuken. 

Er was een binnenplaatsje waar je buiten kon zitten, zoals vroeger bij mijn jeugdvriendin en later bij mijn vriendje. Het was ook wel zoals een terrasje bij de huisjes van een bungalow vakantiepark. Tegenover het terrasje was de grote schuur zoals de loods naast het ouderlijk huis. Daar was in de droom een sportschool. Er liepen jonge vrouwen rond. O.a. een oosterse vrouw met een mooie geborduurde sari op haar hoofd. Ik zat gewoon buiten op terras, wat zover ik weet mijn eigen terrasje was, wat hoorde bij het huurhuis. Maar nu was het dus ook in beslag genomen door de sportschool en de vrouwen. Ik zag allerlei dure sportapparaten staan, en er kwamen er steeds meer bij. Het kon niet op. Ik vond het allemaal wel een beetje teveel. 

Ik bedacht me dat ik naar de hal van mijn huurwoning zou gaan en het picknickmand met lekkers zou vullen. Dan zou ik door de oude voordeur naar buiten gaan en picknicken in het Vondelpark, lekker in de zon tussen de krokussen. Daar had ik zin in! 

Ik zat op het binnenplaatsje met Ernest iets te maken. We moesten iets plakken of knippen. Het was een opdracht. Voor de post ofzo. Of zoals vroeger met mijn broer, kaartjes schrijven met de bloemennamen, voor op de bloemendozen. Ernest droeg een pet met een brede zonneklep. We zaten op die ongezellige witte tuinstoelen, en een witte tuintafel, alles een beetje smoezelig en aan vervanging toe, maar het funktioneerde, en daar ging het even om. Het kan ook wel zijn dat geboortekaartjes of juist rouwkaarten schreven. 

Toen werd ik daar in een keer weggehaald door mijn Duitse vriend. Ik kreeg niet eens de kans om Ernest en de anderen gedag te zeggen. Het was nu met ons gezin achter het ouderlijk huis, toen er nog tegels lagen. Iedereen was bezig met klussen in en om het huis, en het werd niet opgemerkt dat ik weggehaald werd. 

Mijn vriend liep met mij in een stevige omarming kaarsrecht over straat. Ik dacht wel van 'nou, jij durft', maar vond het ook wel weer leuk. Wel stond ik erop dat mijn familie ingelicht werd over het feit dat ik zonder iets te zeggen weg was. Dat kwam voor elkaar, zei hij. Hij stuurde hen een SMS. Hij deed dominant, en dat zinde mij totaal niet. Ik protesteerde daartegen. Hij gedroeg zich als een soort 'Superman', terwijl hij dat niet was. "Wat zullen we eens gaan doen?" zei hij. 

We liepen een stuk langs het water, en dat liep in een haarspeldbocht. Het was niet heel ontspannen, omdat ik mij zomaar bij mijn familie had laten weghalen. Toch vond ik het ook wel weer leuk. Hij ging tanken in Dalen. Daar was een KFC. Uit een 'kastje aan de muur' kon je een bakpannetje met een maaltijd halen, als je er wat muntjes in gooide. Ik kreeg deze maaltijd van hem. Toen ik de maaltijd zag zei ik nou, ik vind dit helemaal niet lekker. Veel te vet en totaal niet voedzaam. Op het bord lag een waterijsje te smelten. Het zag er onsmakelijk uit. Ik ging dat echt niet opeten. Het bord met eten stond bovenop de auto. Ik moest omhoog kijken om het eten te pakken. Dat was ook nog heel onhandig. 

Hugo en Hessel hadden wel bericht ontvangen, maar kwamen toch even poolshoogte nemen. Hugo drukte zich op aan het dak van de auto. Ik zag zijn koppie net boven de auto uit komen. Hij was daar een jaar of negen. Hij was postbezorger nog in de rood-grijze kleding van PTT post. 

Tent

In de droom ging ik met een groepje mensen een vriend van Amber helpen. Hij had het - maatschappelijk gezien - erg moeilijk. Hij moest, symbolisch gezien, alle zeilen bijzetten om overeind te blijven. 

Hij was heel licht, woog niet zoveel, en was verzwakt. Hij praatte niet met ons. Had hier geen kracht voor. We trokken hem heel voorzichtig overeind, zoals je dat ook met een tent doet. De tentlijnen waren heel dun, maar ijzersterk. 

Bezoek

 Een vriend en zijn vrouw logeerden bij ons in de familie, in een huisje in het bos. Ze maakten het bed op en liepen met de koffers weer naar beneden. De bovenverdieping stond via een balustrade in verbinding met de begane grond. Daar liep ik op de plavuizen. Ik kon hen vanaf de begane grond zien. Ik had van alle kanten geprobeerd het hun naar hun zin te maken. Alles heel goed verzorgd. Ze voelden zich echter opgelaten in de familie, en dat voelde ik dan ook weer. 

Toen we aan tafel zaten te eten, bleek dat er nog een kind naast hun zat. Het was niet duidelijk of het hun eigen kind was. Ik denk het niet. Het meisje gedroeg zich heel tuttig en zielig. Ze werd door de familie uitgelachen. Ik werd hier heel boos om.

De vrienden stapten toen boos op. Binnen de kortste keren hadden ze al hun bagage in een open auto gegooid en reden ze met grote snelheid boos weg. Mijn vriend had mij nog wel omhelsd, gekleed in mijn blauwe fleece-trui. Dat was wel een prettig, rustig moment geweest. Hij zei dat hij er niet zoveel aan kon veranderen. Ik vond het voor mezelf heel vervelend, want ik had juist zo mijn best gedaan om hun op hun gemak te stellen. 

In een drukke avondwinkel of nachtwinkel, een groot warenhuis, ging ik een Beha kopen. Het was eigenlijk al mijn eigen Beha. Ik kon echter de winkel niet uit, omdat er een beveiligingsvoorwerp in de Beha zat, dat er niet uit te krijgen was. Als ik de winkel zou verlaten, dan zou het alarm afgaan.  

Vrijmarkt

 Er was weer een vrijmarkt, en ik werd daar heel blij van. Het was in en om ons huis. Het was ook wel op een landweggetje bij Mantinge of Westenesch. Op een T-splitsing tussen van landweggetjes stond een collega met haar kraam, precies op de hoek. Ze had het mooi en liefdevol ingericht, en was druk bezig met verkopen van haar waar. Ondertussen maakte ze een praatje met de kopers, als een echte koopvrouw. Dat vond ik wel mooi om te zien. Ik wachtte netjes mijn beurt af. Ze begroette mij enthousiast. Ik wilde net gaan zeggen wat ik wilde kopen, toen ze mij voor was. Ze had een mooi boek in haar hand, en gaf dit aan mij. Ik mocht het boek hebben, en ze wilde absoluut niet dat ik ervoor betaalde. Ze vond het heel leuk om het aan mij te geven. Ik was enthousiast over het boek, want het boek was onderdeel van een serie waar ik al twee andere boeken van heb. Het gaat om boeken over Teleac-cursussen. Tweedehands boeken (het boek dat ik van haar kreeg was ook tweedehands). De boeken over dromen en over mythen heb ik al. Van haar kreeg ik een boek uit dezelfde serie, over Bijbelteksten en Bijbelprenten. Het was een prachtig boek. Dit boek was veel dikker dan de andere boeken, zag er nieuw uit, met een harde kaft met een losse kaft er omheen. Op die losse kaft stonden afbeeldingen van engelen, zoals op het plafond van een herenhuis. Alleen al de aanblik van het boek gaf mij rust. Het gevoel 'dat het hoe dan ook goedkomt'. Dit in combinatie met de hartelijke ontvangst door de collega, en het feit dat ze mij spontaan dat cadeau gaf. 

Ik nodigde haar uit om ook een boek bij mij uit te kiezen, als ze bij mijn kraam zou zijn. Ze zou zeker langs mijn kraam komen, als ze bij haar eigen kraam weg kon. Ik had een kraam verderop in Westenesch, op de weg naar Emmen. Daar stonden twee kleine boekenkasten, waar ik de boeken uitgestald had die ik wou verkopen. Hessel en Hugo stonden bij de kraam, en ik had dus even een rondje over de markt gemaakt. 

Er hing een opvallend fijne rust over de markt, zowel bij de verkopers als bij het publiek. Een beetje alsof wij met zijn allen niet 'van deze wereld' waren. Zo rustig, niets eisend voor zichzelf, alleen maar 'zijn' en genieten van wat je tegenkomt, vanzelfsprekend...

Ik was van plan om te gaan breien of haken, en ook om dit aan anderen te leren (terwijl ik dat zelf maar sporadisch doe en mij niet heb verdiept in diverse technieken....maar in de droom was dat blijkbaar wel). Ik zocht naar bepaalde wol of katoen, en kwam toen tot de conclusie dat alle soorten wol en katoen gebruikt konden worden.   

Duinhuis

  In de droom liepen er allerlei levensfase door elkaar, evenals allerlei soorten werk in mijn leven. Ik was weer in het Duinhuis. Ik wist niet of dit voor vakantie of voor opname was. Ik schrok toen ik mij bedacht dat het weer voor opname kon zijn. Zoals ook in andere dromen, vroeg ik meteen voor hoe lang ik hier zou blijven. Een lang weekend, of hooguit een week, werd er gezegd door de directeur van de school. Maar hij benadrukte dat het ging om een welverdiende vakantie, en geenszins om een opname. Het gebouw stond niet leeg, integendeel. Het was er heel knus en gezellig. Heel fijn om er te zijn. Bijna jammer om weg te gaan. Ik was zielsgelukkig om al mijn medecliènten weer te ontmoeten. Ik omhelsde hen allen en kon hun gewoon niet loslaten, zo blij en uitgelaten was ik. Echt door het dolle heen. En zij ook. 

Ik ging de vloer dweilen, met flink wat water. Het was een grote vloer, in bruin-geel. Ik hoopte maar dat er ook een afvoerputje ergens in de vloer aanwezig zou zijn. Dat was wel het geval, dus het water kon gewoon weglopen. De directeur zei dat ik echt niet hoefde te dweilen, maar ik wou de klus toch even afmaken. 

Ik werkte met gehandicapte jonge kinderen, en dat was heel intensief. Veel kinderen hadden veel moeite met contact maken, en al zeker met mensen die zij niet kenden. Toch maakte ik heel makkelijk contact met hen. Ze waren er dolblij mee, en ze klampten zich aan mij vast. De andere medewerkers waren ook heel blij met deze ontwikkeling. Ik op zich ook wel, maar het was eigenlijk te intensief. Het was belangrijk om nu weer afstand te nemen. 

Ik ging 'de wereld verkennen', erop uit, zoals de Verloren Zoon in het Bijbelverhaal. Maar eerst moest ik mij helemaal ontsmetten, te beginnen met mijn schoenen. Ik moest mijn schoenen in een bak met ontsmettingsmiddel dopen, net zoals dat soms in bloemenkassen moet, voordat je naar binnen treedt. 

Concordia

 Soms krijg ik woorden door in dromen. Deze keer was het:

- Concordia;

- "exponentieel gezag". 

Er was een mandenverkoop. Er werden manden verkocht die je met een speciaal gevlochten rugstuk op je rug kon dragen. Er werd ook druk gewerkt met de manden. Er moesten bessen geplukt worden op het land, en de manden werden rijk gevuld. De bessen waren ook wel snoepjes in blauwe papiertjes. Het was een zonnige en drukke markt. Het land liep ook wel over in de markt. Het was in een ander land: Mexico of India. En ook wel Nederland in vroeger tijden. 

Iemand gaf mij steeds van alles. Maar als ik het dan in ontvangst nam, dan werd ze boos. Ze werd dan bijvoorbeeld boos omdat ik niet reageerde zoals zij graag gewild had. Ik keek dat een hele lange tijd aan, maar in een keer was ik er klaar mee. Ik zei haar: "Jij wilt mij iets geven. Geven is een genereus gebaar. Als je iemand echt iets wilt geven, dan geef je diegene ook de vrijheid om te reageren zoals hij of zij wil. Jouw wet is niet de wet van de ander!"

Ik liep met haar naar een vakantiehuisje dat wij huurden. We waren naar het centrum of naar de zee geweest. Maar we liepen te ver door. We waren al langs het vakantiehuisje gelopen, en kwamen uit in Castricum. Ik zag het bord en in de verte het centrum. We zouden langs het water terug moeten lopen. Dat was een versmald onverhard looppad, langs huizen die pal aan het water gebouwd waren. De weg was hier en daar versmald. Ik kon het niet overzien, en ik wist ook niet zeker of het een doodlopende weg was. Ze werd ongeduldig en wilde gaan lopen. Ik zei haar dat we toch even moesten wachten, dan zou ik eerst op de routekaart kijken. Of anders Google Maps. Dat beviel haar niet, maar ik deed het wel. Anders kwamen we van de regen in de drup. 

Ik liep in mijn geboortedorp naar de achtertuin van dorpsgenoten. Daar was het echtpaar en de kinderen aan het werk in de tuin. Het was zomers weer, met heel bijzonder licht. Het leek wel alsof het meer hemels was dan aards. Ik kreeg moeilijk contact met het gezin. Ze waren ook niet vriendelijk en afwijzend, zo van 'wat moet jij hier'. Maar ik bleef gewoon vriendelijk en netjes. Ik had een fiets meegenomen. Het was onze omafiets van vroeger. De fiets bestond ook uit materiaal van een andere fiets, bijvoorbeeld het spatbord. Dat maakte de fiets wel bijzonder en origineel, in verschillende kleuren, rood en geel. Het frame was ook weer versierd met verschillende kleine stickertjes. Ik vroeg aan het gezin of zij de fiets ook konden gebruiken, aangezien wij toch genoeg fietsen in de schuur hadden staan. Ze konden de fiets gebruiken, maar ik wou de fiets op den duur wel weer terug hebben. Een van de dochters vroeg of het een moderne sportfiets was. Nee, het is een gewone omafiets. Oh. Nou, dat viel dan tegen. Uiteindelijk zeiden ze ja, zet maar in de schuur. Die schuur was een gat in de grond. Om dat gat heen stonden zij te werken, dat gat omcirkelend. Zij waren bezig met tomaten plukken f bessen plukken. Niemand hielp mij om de fiets in de schuur te zetten, en niemand nam de fiets aan. Ik werd nog steeds genegeerd. Aanvankelijk deed ik pogingen om de fiets in de schuur te zetten. De fiets moest via een richel naar beneden gehesen worden, in het gat. Echter, dan moest ik eerst de kratten weghalen die zij gebruikten voor het plukken van bessen of tomaten. Het was allemaal een heel gedoe. Eigenlijk moest er dan beneden iemand staan om de fiets voorzichtig op te vangen. Ik was van alles aan het proberen en toen was ik er in een keer klaar mee. Waarom zou ik die fiets hier achterlaten, als zij zo met mij omgingen!? Toen kwam ik bliksemsnel met een nieuw idee. Ik zei dat ik mij in een keer bedacht had, omdat Amber de fiets nodig kon hebben. Ik zei dat ik daarom de fiets toch maar weer mee naar huis nam. Er was geen speld tussen te krijgen: dit was mijn beslissing. 

Een van de dochters realiseerde zich dat het toch allemaal niet zo gezellig verlopen was. Ze liep een stukje met mij op en keek afwachtend naar mij. Maar ik babbelde gewoon verder met de fiets aan de hand, deed net alsof mijn neus bloedde. 

Ring

 Ik droomde dat ik bij de juwelier nieuwe ringen ging uitzoeken. Op die manier zou 'het weer compleet worden'. Tot mijn schrik ging het hier niet om ringen, maar om een armprothese! Ik had helemaal niet in de gaten gehad dat ik een arm moest missen. Het ging om mijn rechter-arm. Ik had mijn best gedaan om het te verbloemen, maar dat is natuurlijk een onmogelijke opgave. Het voelde als 'incompleet zijn'. Het viel alleen op bij het opdrukken met sport: dan moet je op beide armen steunen, en dat ging natuurlijk niet! 

De juwelier legde mij heel rustig uit hoe de armprothese eruit ging zien. Hij deed zijn uiterste best om alles zo goed mogelijk te begeleiden. Het was ook wel een specialist. Ik was hier wel blij mee, maar moest wel heel erg wennen aan het idee. Ik nam wel het besluit om het moedig op mij te nemen, omdat het immers onomkeerbaar was. 

zondag 25 juli 2021

Verschillende droomfragmenten

 In de droom was ik met een groepje ouders. We woonden met onze kleine kinderen in een gemeenschap, ook wel de studentenflat ´De Zevende Hemel´. We hadden net een hele tijd bij elkaar gezeten, koffie gedronken, van alles doorgepraat. Ik ging weer terug naar mijn kamer, om te studeren. Het was tegenover de locatie waar ik vroeger mijn kamer had, dus aan de kant van de stad. Ik hield de deur open, en zat vlak naast de deur te studeren. Een medestudente of collega liep langs, zag mij zitten en zei dat ze graag nog even haar verhaal kwijt wilde. Prima zei ik. Wacht, zegt ze. Dan haal ik even mijn koffie erbij. 

Ik was met mijn studievriendin op Interrail. We reden per trein door een berglandschap: berg op, berg af. Langzaam omhoog, dan snel naar beneden en erbij gillen van plezier. Aangekomen in het dal, riepen we: "Hoera! Kuisheidsgordel mag af!" We droegen een strak breed elastiek om ons middel. Ik kon het duidelijk voelen: de beklemming. Het was zogenaamd om ons 'mooier' te maken: van boven tot onder gehuld in elastiek, zoals 'danspoppetjes', die er allemaal hetzelfde uitzien. Ik vond dat vreselijk, had er niks mee, vond het allemaal maar poppenkast. We riepen dolgelukkig: "Alles gaat nu veranderen!" We waren zo blij! 

Er was een heel groot, mooi, schoon zwembad. Er waren weinig mensen in het zwembad. Wij hadden het rijk alleen. Wow! Het was midden in een Frans dorp: een soort 'Brink'. Toen wandelden we naar een vakantiepark in het dorp. Er hing een ontspannen sfeer. Het leek wel alsof alle mensen in het dorp permanent vakantie hadden. Men groette elkaar, groette iedereen, nam alle tijd voor een praatje. Op de stoep lagen mensen te zonnen. Ze hielden rekening met de voorbijgangers. Die moesten er op hun beurt wel om lachen. Het was een hele fijne plaats om te zijn.  

donderdag 8 juli 2021

Verschillende droomfragmenten

 Ik zat in een klas met U-opstelling, zoals vroeger op de hbo-v. Ik was juf en tegelijkertijd ook leerling. Ik stond voor de klas en ik zat tegelijkertijd in de schoolbanken. De leerlingen moesten noten leren voor een lied. Oh, zei ik, dat lied ken ik al. Dat is een kerklied. 

Ik zit voor een Maria-kapelletje in een halve cirkel van betonnen schijven, die op elkaar gestapeld zijn. Bovenop het Maria-beeldje met een brandend kaarsje. 

De hoofdpersoon van een boek over gevangenschap is in de droom opgesloten in een loopgraf, ergens op het Drentse land. Ik kom er met andere mensen op visite, Er is nauwelijks plek. We nemen levensmiddelen mee. De gangen zijn haaks op elkaar gegraven. Ik breng ook boeken van Shakespeare. Het zijn hele grote boeken. Ik weet niet waar ik deze moet laten. Er is ook een grote hal, zoals van het Koningshuis. Daar kan ik de boeken laten. 

De situatie grijpt mij aan. Ik vind het erg dat de man hier moet blijven en dat hij zo weinig ruimte heeft. Als we weer vertrekken, komen we - al lopend over het verlaten land - een jongeman met krullen tegen. Hij draagt een koffertje bij zich. Ik vraag hem goed voor de gevangene te zorgen. Hij zegt dat hij dat wel wil doen, maar dat hij wel 'van de tegenpartij' is. 

zondag 27 juni 2021

Avontuur

 Dit was wel een avontuurlijke droom. Ik was onder de douche geweest, of ik had gezwommen in Bosbad Zwinderen. Ik liep over de weg richting Wachtum en het was heel donker buiten. Geen maan en sterren. Ik had niets aan, en droeg alleen een handdoek. Het was alsof ik net uit het water kwam, en dat droogde niet op. Maar ik had het niet koud. Ik moest Hugo ophalen van een kinderfeestje. In de droom was hij een jaar of acht. Tot mijn verbazing stond ik in een keer in een huis in Hardenberg, bij een oud-collega van Hessel. Daar was het feestje. Er waren nog wat kindjes aan het spelen. Niemand had door dat ik alleen met een handdoek rondliep. Ik begreep niet hoe ik lopend zo snel hier had kunnen komen. Was hier wel opgelucht over. Ik was ruim op tijd. 

Ik hoorde de naam 'Wouter Iolibi' (zoiets)

Ik was 's ochtends vroeg weggevlucht uit ons eigen huis. Dat kwam omdat er vreemde mensen rond het huis liepen. Blijkbaar waren de andere gezinsleden niet thuis, dus moest ik alleen mezelf zien te redden. Het kon mij niet schelen als ze alles zouden meenemen. Als ik maar veilig was. Het was al licht, en ik was weer ergens in de buurt van Wachtum. Daar ging ik zitten aan een picknicktafel met een tafellaken erover gedrapeerd. Blijkbaar zou hier een ontbijt geserveerd worden. Maar ik kon in geen velden of wegen mensen zien. Op de tafel lag een stuk van mijn blonde haarvlecht die op zolder ligt. Het onderste stuk was eraf geknipt. Het elastiekje zat er nog omheen. In de vlecht zat een geel poeder. Blijkbaar was dat een medicijn. Het was een zeer heilzaam medicijn. Je moest er voorzichtig mee omgaan. Toen kwamen de andere gezinsleden er ook aan. Ze waren verbaasd mij hier te zien. Ze waren niet op de hoogte van de insluipers. Ik zag hen in de verte aan komen lopen, en zat net te bedenken hoe ik het nieuws zou brengen. 

Ik zat op Schiphol en ik moest om 14:00 uur in Deventer zijn, voor de open dag. Blijkbaar ging ik de studie doen die Hugo ook doet. Dat was wel wat ongemakkelijk voor Hugo. Ik had geen zin om over Meppel te reizen. In een stellage voor koffers stond een vrouw, stil als een etalagepop. Ze droeg een stewardess-tenue in de KLM-kleuren. Ze had een getinte huid en krulletjes. Ze zei dat ik een bekend gezicht had. Ik zei dat dit klopte, omdat ik gisteren blijkbaar ook op Schiphol was. De vrouw was omringd door reiskoffers. Ze was een jaar of 25. 

zaterdag 26 juni 2021

Verschillende droomfragmenten

Ik ben op het strand met een groep mensen. Een dorpsgenoot duwt mij resoluut schuin naar links, richting de zee, weg van de groep mensen. Het kom heel dwingend over, en ik voel zijn fysieke kracht tegen mijn heup duwen. Maar het is even nodig, om duidelijk te maken dat ik een andere kant op ga dan die groep mensen. Ik bleef teveel hangen bij de groep, en daarom wilde hij even voor mij een knoop doorhakken. 

Ik sta bij de spoorwegovergang in Coevorden. In de omgeving staan nog niet zoveel huizen. Het is heel landelijk en uitgestrekt, zoals wellicht een eeuw geleden. Ik kom zojuist terug van een ´tocht langs de deuren´. Ik heb gecollecteerd, of anders samen met mijn moeder kinderen naar huis gebracht, na mijn kinderfeestje. Mijn zusje trakteerde op lichtgroene servetten aan touwtjes, met de afbeelding van de bloemenkaartjes van mijn vader, voor de veiling. Blijkbaar ben ik net met de trein naar mijn oom en tante in Gelderland geweest, en maak ik mij veel zorgen om hun. 

Ik heb een funktioneringsgesprek in Wijster. Ik zie iemand naast een collega staan. Het is haar beschermengel. Zelf is zij er nog niet aan toe om dat te zien. Ik vind het zelf ook een beetje eng. Wat doet die vrouw hier? In het gesprek zeg ik precies wat ik van dingen vind. Ik heb het over al die ziekmeldingen, en zeg: "Dit is geen visitekaartje voor de organisatie. Zoveel mensen ziek!" Ik ben heel transparant. Mijn leidinggevende is het ook wel met mij eens. Hij zegt: "Ja, en het staat ook nog op ieders ehbo-certificaat: weinig deelnemers, omdat er zoveel mensen ziek zijn." Ik zeg:"Precies. En daar moet je wat aan doen, voordat de bond er iets van gaat zeggen. En terecht dat ze er wat van zeggen. Dit komt niet goed, zo."

Ik zit aan een picknicktafel met Monique of Machtelt. Broodroostertje van hout uit de poppenhoek. De opening aan de zijkant. Daar ligt een plakje hotelcake met slagroom in. Dat moest je doen om de veiligheid voor de kinderen te waarborgen. Een door mij verzorgd meisje was hiermee helemaal opgeknapt. Een heuvelachtig gebied bij Zwolle. 

In de droom is de oude schuur bij de sloot onder de luifel nog intact. De schuur ligt helemaal vol met spullen, en het is er stoffig. Het is gebouwd als een carpoort, met alleen muren aan de slootkant en de landkant. Het is dus meer een doorgangsplek. De spullen zouden dan alleen nog even opgeruimd moeten worden. De spullen hebben duidelijk wel nut: het is geen rommel. Het is belangrijk dat deze pas opgeruimd worden op het moment dat 'de spullen eraan toe zijn'. Voor en achter de schuur is prachtig helder licht. Boodschap: je komt van het licht en je gaat weer naar het licht. Ik wil hier een fiets kopen, maar de 'koopman' (een knecht van mijn vader als jonge tuinder, of mijn vader zelf) heeft alleen twee antieke boten in de aanbieding. Hij staat erbij op een tafel, met hoge laarzen aan, alsof hij de boten gaat veilen. Met een sierlijke hand duidt hij op de boten. Deze staan 'al in het licht'. Alles er omheen is stoffig, maar de boten zijn al belicht. Het zijn miniatuurboten: een kleine en een grote. Ze zijn werkelijk prachtig, in kastanjebruin hout. 

Ik werk in de jeugdzorg en ik moet een jong meisje verzorgen, dat er ernstig aan toe is. Als ik haar helemaal verzorgd heb (hetgeen erg intensief is, zowel fysiek als mentaal), merk ik dat ze niet meer helemaal vast zit aan de onzichtbare touwtjes. Men zegt dat het belangrijk is dat deze touwtjes bevestigd blijven, omdat ze het anders niet zou redden. Ik betwijfel dat. Ik weet zeker dat ze het ook zonder de touwtjes redt. Maar ik bevestig de touwtjes toch keurig, omdat dit de werkwijze hier is. Dan wordt ik aangesproken door een collega-leerkracht van de Vrije School. Hij zegt dat ik om 8 uur dit meisje niet had mogen helpen. Ik leg uit dat de overdracht zo lang duurde, en dat ik hier niet aan deel hoefde te nemen, en toen besloten had om alvast maar te beginnen en dus dit meisje te gaan verzorgen, en dat het prima gegaan was. Hij zegt dat hij dit op zich wel begrijpt, maar dat dit eigenlijk het werk was van de stagiaires. Ik had het toch eerst moeten overleggen. "Anders worden de stagiaires te lui." Maar hij is verder niet boos. Het is niet fout ofzo. 

woensdag 23 juni 2021

Verschillende droomfragmenten

 Ik was kind, en zat met een aantal andere kinderen op de Brink in het dorp. Tegelijkertijd waren we ook oude mannen met petten op, leunend op onze stok. De vraag was gesteld ´wat je later wilde worden´. Iedereen kwam aan de beurt. Mensen zaten kris kras op het grasveld en vertelden hun verhaal. Soms ging het ook wel door elkaar. Dan hoorde je twee verhalen door elkaar. Ik zei: "Ik wil zorgen voor anderen, en op een creatieve manier mensen helpen."

Ik droomde over de naam 'Memphis'. Wellicht was ik daar, met een groep mensen. Halverwege haar huis en mijn huis had mijn jeugdvriendin een plekje bij haar hart. Mijn moeder zou haar helpen om daar via een naaldje iets in te spuiten. Het ging om een soort euthanasie. Er werd van mijn verwacht dat ik ook zou meewerken, maar ik weigerde pertinent. omdat ik tegen deze handeling was. Dat werd mij niet in dank afgenomen. Ze begaf zich ook wel in de branding van de zee, halverwege de ene naar de andere pier. Ik had er geen goed gevoel over, en daarom klopte ik aan bij een hulpverlener, voor advies. Ik had een briefje van de huisarts meegekregen. Dat briefje dwarrelde in de wind. Het was een gewoon briefje met regeltjes, niet een formulier of recept. De hulpverlener begaf zich in een van de kamers die grensden aan een grote overloop, zoals die in het ouderlijk huis. Achter elke deur zat een hulpverlener. Het gebouw begaf zich echter ook wel 'half in de lucht', en was niet helemaal afgebouwd (net zoals wat wij van het ouderlijk huis zagen, een paar jaar geleden). Het gebouw stond half in de branding van de zee, omgeven door zandbanken en prachtige luchten, zoals de Mont Saint Michel. In een hoek belde ik aan bij een hulpverlener. Echter, de deur haaks op deze hoek ging open. "Je moet mij hebben", werd er gezegd. Het was de spv-er. Ze zei dat ik haar wel kende, maar dat was niet zo. Het was een nieuwe spv-er. Het was een tengere, keurige vrouw. Ze vertelde een heel verhaal, maar ik kon er geen touw aan vastknopen en werd er ongeduldig van, omdat ik even spijkers met koppen wilde slaan, en niet teveel tijd wilde verliezen. Het gebouw was ook wel een hotel aan zee, waar Hessel en ik naartoe gingen. Het was een heel stuk rijden. Het leek ook wel alsof het ergens in Spanje was. Toen we uitstapten, konden we zo van de auto in het helderblauwe zwembad rollen. We waren met een busje gekomen. Het was ons busje. Naast het zwembad was een naambordje bevestigd, zoals mijn blauwe naambordje van Buurtzorg. Ik kon echter niet lezen wat erop stond. 

Ik had een gesprek met iemand. Het ging erover dat het ene kind heel oppervlakkig leeft, en het andere alles meteen wil beleven op diep niveau. Dat kind schrijft dan opstelschriftjes vol. Het worden hele andere mensen. Ik droeg steeds een kind op mijn arm. Ik moest mij een weg banen door het grote ziekenhuisgebouw van het Scheper Ziekenhuis. Het was er rustig. De nachtdienst liep tegen het einde. Een vriendin belde. Ze had hulp nodig. Maar ik had geen tijd voor haar, omdat ik op het kind moest letten. Ik begreep niet waarom ik steeds langs die doodzieke mensen moest. Die fase in mijn leven was toch allang voorbij!? Toen ik op de plaats van bestemming kwam, hadden de collega's net 'de tenten opgebroken.' Blijkbaar waren wij een rondtrekkend kermisgezelschap. Maar ik wist dat niet! Zij vonden dat geen probleem. 

Ik zat in een taxi, en we moesten een heel stuk rijden. De chauffeur zei niets, maar dat was niet erg: wel zo rustig. Ik ging badwater koken. Dat was wel vies van de potgrond. Maar dat was geen probleem. 

zondag 13 juni 2021

Droomfragmenten

 Communicatie ´via de bodem´, zoals wortels in de grond. Letterlijk aan iemands voeten liggen. Stromend water via de grond naar de betreffende persoon. De ander hiermee energie geven. Deze voorstelling kreeg ik in een droom. 

Icoon lachebekje in dagboek-app. Alles met een lachebekje. Breeduit lachen. Ook bij dingen die minder leuk zijn. Ik werd daar zenuwachtig van. Er stond iemand achter mij. Ik gebogen als een oude vrouw, die hout sprokkelt. Op de vlucht. Laat me met rust en mijn leven leven. 

Ik moest een baby vervoeren. Het was net een lappenpop. De baby was heel smal. Het hoofdje had hiermee een ovale vorm, en niet rond. Het hing steeds slap naast het lijfje, en bungelde heen en weer. Daar maakte ik mij zorgen om. Ik moest de baby vervoeren als een pakketje. En ingepakt, met een kleine opening. Ik ging voortdurend controleren of hij nog ademde. Dat hoefde niet, want het ging goed. Maar ik bleef het toch controleren. Vond het maar niks dat hij zo ingepakt was. Kreeg hij dan wel voldoende lucht? Waarom lag hij niet in een couveuse? De pers kwam erbij. De journaliste had een groot boek met losse kartonnen bladeren. Dit legde zij op de grond in de zon. De bladeren vielen alle kanten op. Zij zou de baby overnemen. Ze had de baby al in haar handen, maar ging eerst uitgebreid in haar zwarte agenda kijken. Dat irriteerde mij. Ik bleef haar in de gaten houden en zou haar erop aanspreken. Hessel zou de baby naar Amerika vervoeren, voor een behandeling. 

Een van de kinderen van de opvang had een zusje gekregen. Ik gaf haar drie dagboeken, om in te schrijven over haar belevenissen met haar nieuwe zusje. 

Ik ging met Hessel in een hotel wonen. Er was een modern trappenhuis, met veel licht, grote ramen. Er stonden een paar bewakers op de trap, maar ze deden niet geconcentreerd hun werk. Het was ook wel een flat met appartementen. Wij woonden heel hoog. Ik denk ongeveer tien hoog. Op de binnenplaats was een mooie, goed onderhouden tuin. Deze wat net besproeid. De heg was net geknipt en zag er prachtig diepgroen en rond uit. Het leek op een engelse tuin. 

Ik moest in een grote, hele oude auto rijden. Het was in een Amerikaanse film, ergens aan de rand van een woestijn. De woestijn was nat geregend. Dat was gunstig. Het betekende het einde van een tijdperk van droogte. De lucht was heel verfrissend. De lucht was letterlijk geklaard. In de droom had ik een flash-back. In de droom dacht ik terug aan het moment dat ik in de auto moest rijden en veel te snel de bocht om moest. Ik was het personage van een soort aso-kauwgom kauwend cowboymeisje. De grote auto was gammel, er zat een scheur links achter in de bumper en de lichtbruin lederen bekleding was kapot. Je zag scheuren en kapok tevoorschijn komen. Ik zag de auto in de toen nog droge woestijn de bocht om scheuren met opstuivend zand. Maar dat was ik niet geweest. Want ik had geweigerd om in die auto te rijden. Ik vertrouwde de auto voor geen meter, en de auto was niet verzekerd op de weg. Ik had er bepaald geen spijt van dat ik geweigerd had. De auto maakte ook herrie. 

Ik hoorde de tekst: "Ik vind jou buitengewoon bijzonder."

Een meisje zat op de fiets. Haar broertje zat achterop. Ze zei: "Dit is mijn broertje." Het bleek een spiritueel kind te zijn, en heel sterk. 

zondag 6 juni 2021

Droomfragmenten

 Ik was met een groep mensen op Malta. Ik zorgde ervoor dat iedereen goed op zijn plek zat in het vliegtuig. Ik moest mijn eigen spullen nog ophalen en dan zou ik ook in het vliegtuig gaan zitten. Maar ik mocht van de steward mijn eigen spullen niet meer ophalen, en ik moest uit het vliegtuig. Dat vond ik niet eerlijk. Want ik had meer tijd nodig gehad om de anderen te helpen, terwijl ik daartoe niet verplicht was, maar dat deed ik om sociale beweegredenen. En nu trok ik zelf aan het kortste eind! Het leek mij niet zo'n ramp dat mijn spullen niet mee gingen. Een beambte regelde uiteindelijk dat ik toch gewoon mee kon. Hoe zou ik anders thuiskomen? 

Tegeltjes met 'eternity'-teken, steeds ander motief, zoals het boekje met de motieven van tegeltjes in verschillende kleuren, steeds het eternity-teken makend in golvende bewegingen, het leven symboliserend.

Wond op bovenarm, 'gat', stuk huid als klepje en omgekeerd, dus de huid tegen de binnenbekleding van de arm, bezaaid met een gele hooibaal, mais en broccoli.

Een oud-dorpsgenoot zag mij als juf bij de ingang van de school staan. Ik droeg half een dekbed bij mij met het dekbedhoes van de sterrenhemel, dat vond ik zelf wel raar. Hij reed stoer met zijn vrouw in een sjieke auto. 

Ik was met het vliegtuig. We maakten een tussenlanding in een land in Afrika. Er was een voorstelling van Afrikaanse mannen. Ze stonden op elkaar, zoals je flessen op elkaar zet op de kermis, om deze om te gooien met een bal, ze vormden met elkaar een donkere driehoek, het was een prachtige voorstelling, ze droegen donkergroene kostuums, deze stonden hen prachtig, het waren hele lieve mannen, engelen eigenlijk, heel blij werd ik ervan, maar het was slechts een tussenlanding, we gingen weer verder, helaas, maar ook goed. Het was bloedheet in de brandende zon.

Er was een kind van een jaar of 6 of 8. Hij was niet als baby in de wereld gekomen. Ineens was hij er, op deze leeftijd. Hij was geen baby geweest. Ik vond dat heel apart. Het was een wonderkind. Alles komt en gaat. Panta Rhei. Alles stroomt. Niets blijft. Het is af en toe niet bij te houden, maar het devies is om gewoon maar mee te doen. Het is best spannend, maar je moet er gewoon in springen en niet teveel nadenken. 

Kinderen in hokjes, namelijk honingraat. Dan kwam er weer een hokje. Dan ging er weer een hokje. Als er een hokje ging, dan betekende dat de overgang naar een nieuwe school, nieuwe groep, nieuwe fase van het kind. Groei, ontwikkeling, rijping.  


maandag 31 mei 2021

Verschillende droomfragmenten

 In de droom was er een kinderopvang in het ouderlijk huis aan de Heulweg. Het was een rechthoekig gebouw. De kinderen zaten in vakjes, zoals de vakjes van een houdertje voor ijsblokjes: allemaal hetzelfde, in zwart getekende hokjes. Soms ging er een hokje af en soms kwam er weer een hokje bij. Dat had te maken met het halen en brengen van kinderen. Ik kreeg het er Spaans Benauwd van. Ik zat voor de spiegel, en probeerde mij voor dit systeem af te sluiten. Maar dat lukte natuurlijk niet, want het was een komen en gaan, en altijd drukte. Ik zat in mijn kamertje met de gordijnen dicht, terwijl het buiten heel warm was. Ik ontplofte ongeveer. Ik was boos, angstig, onzeker, liep rood aan, raakte in paniek, moest heel erg huilen, wist dat dit niets oploste, de situatie bleef zoals deze was. Daar kwam nog bij dat ik allang op weg naar school had moeten zijn, voor examens natuurkunde en wiskunde. Ik had deze vakken in tijden niet meer geleerd, laat staan dat ik wist wat de examenstof was. Hoe moest dit nu verder? Bij wie moest ik aankloppen?

Op de unit van de kinderopvang kwam er een jongedame binnenwandelen. Ze wist niet anders dan dat zij achter haar computer zou kruipen en de hele dag aan mooie prints zou werken, voor het tijdschrift waar zij voor werkte. Ik werd heel blij van haar: van haar persoonlijkheid, van wat zij maakte, de vrolijkheid die zij verspreidde. Maar toen kwam er een of andere 'belangrijke' saaie computermeneer. Hij zei dat ze hier niet mocht zijn. Het maken van mooie prints zou niet belangrijk genoeg zijn. En hun poeha-werk met dikke salarissen en grote auto's zou dan des te meer belangrijk zijn, volgens hem. Hij zei dat prints hier niet werden gedaan. Ik regelde dat de jongedame hier gewoon rustig haar prints kon doen, en alle tijd kon nemen. 

In Groningen was een groot bevrijdingsfeest of Koningsdagsfeest. Mensen gingen met een duur cruiseschip mee. Ik vroeg mij af waarom het altijd maar zo duur en chique moest. Wat is daarvan de meerwaarde!? Er was een interviewer die bekende mensen interviewde, zitten op een stellage van tribunes die bij de optredens hoorde. Ze moest hard praten om het rumoer van de menigte te overstemmen. Ik zei dat deze vrouw mij ook ge-interviewd had. Ik ging om met geoefende acteurs. Zij gingen gewoon door met hun rol, als ik de kamer binnenkwam. Ik gaf aan dat dit een teken van professionaliteit was. 

zondag 30 mei 2021

Verschillende droomfragmenten

 Ik stapte bij Zwolle uit de trein, omdat ik niet zeker wist of ik wel ingecheckt had. Ik wilde hier inchecken en dan weer verder reizen met de trein. Ik struikelde bijna over een vliegertouw, dat bij de uitgang gespannen was, en bijna onzichtbaar was. Maar ik had het net op tijd gezien. In plaats van op een apparaat hield ik mijn OVchipkaart voor het gezicht van een man, dat geel was. Het was te druk om alsnog een automaat te vinden. Maar het lukte toch. Echter, het inloggen ging niet, omdat ik niet mijn OVchipkaart, maar een bankpas van de Rabobank bij mij had. Het was een grijze pas met lichtblauwe 'golven' erop geprint. Daar overheen zwarte letters. 

Ik was op de camping en had volwassen gesprekken met kinderen. Hun ouders keken passief voor zich uit. Het bleek dat de kinderen de ouders waren, en de ouders de kinderen. 

Met mijn ouders reed ik over een soort 'highway', in onbewoond gebied. Het voelde vrij, en het was een mooie weids uitzicht. Links doemde een groot standbeeld op van een babyflesje met een opening in het midden. Ik zei dat ik dat standbeeld vaker had gezien. Ik wilde het aan mijn ouders laten zien. Daarom waren wij blijkbaar hier. En ook wel vanwege mijn afstuderen. Vlak daarna reden we onder een viaduct. We klommen naar de bovenkant van het viaduct en keken om. Nu zagen we het standbeeld vanuit een ander persectief. Het lag achter ons en we keken er mee op neer, dan dat we er tegenop keken. Er was daar ook een galerie van een kunstenares. 

Een docente van de hbo-v was mijn zangcoach en beschermengel. Ze was in het LVC en gaf daar een optreden. Ik zei dat ze Tineke dan vast ook wel kende. Ja, zei ze. Tineke zat een keertje in mijn publiek. 

Ik was op de Jan van Nassau-straat. Het was de studentenkamer van een jongedame die Maaike of Maud of Marloes heette. Het was een grote, hoge ruimte. Er waren grote ramen, die uitkeken op de straat. De ruimte was ´zigzag´ gebouwd, een droom die ik heel vroeger ook vaker droomde. Er stonden veel planten, en dat maakte het heel gezellig. Ik kon de planten goed ruiken. Het bed stond schuin midden in de ruimte, ivm de zigzag indeling. Het was een kunstzinnig atelier, groot en licht. 

Maxima sprak in Zwitsers dialect tegen een man in een torenkamer. Ze zei dat ze zijn columns mooi vond. Ik kon het Zwitsers niet verstaan, maar wel het gedeelte over de columns. Ik nam de roltrap in kronkelweg naar beneden, en ik vroeg mij af waarom we niet gewoon de trap namen. Haar vader ging per rolstoel met de roltrap mee. Dit ging goed. 

In de droom was alles dubbel. Ik zat eerst aan de ene kant van de speedboat van Willem Alexander, en toen aan de andere kant, in tegenovergestelde richting. Een collega had een dienst voor mij opgelost, en nu vroeg zij of ik een dienst voor haar kon oplossen. Ze liep met een emmertje snoeptomaatjes. Ik was er in tweevoud. Ik keek neer op mezelf in mijn lichaam, al slapend. Ik droeg een mantelpak, net zoals Maxima. Maar ik was het wel echt zelf.