dinsdag 29 maart 2022

Kinderen

In de droom zat een groepje kinderen rustig op een bankje in het bos een boterham te eten. Het viel mij op dat zij in de schaduw zaten. De sfeer was heel goed. Ze hadden het heel goed naar hun zin. Ik liep van deze plek naar de andere kant van de boomstam die op de grond lag. Aan de andere kant was ook een stukje bos, maar hier was ook een meer bij. Daar was het juist heel licht, met felle zonneschijn. Ik liep steeds heen en weer van de ene naar de andere plek. Er was een vriendin bij mij op bezoek, maar ik had niet veel tijd voor haar. Toen bemerkte ik tot mijn schrik dat de kinderen aan de rand van een afgrond zaten. Die afgrond was een drooggelegen sloot, die heel diep en smal was. Toch was er geen enkel gevaar voor de kinderen. Ik snapte dat niet, kon het niet met elkaar rijmen. Er werd mij gevraagd: "Of heb je liever Delft?" Ik antwoordde: "Ja, ik was verliefd in Delft."

woensdag 23 maart 2022

Verschillende droomfragmenten

Ik was op Rister 13, en ik liep van de bijkeuken naar de garage. Ik ging een stuk wandelen, omdat ik het hoofd vol had. Ik keek op mijn telefoon, en ging mijn jeugdvriedje bellen. Ondertussen liep ik naar buiten. Het was eerst een telefoongesprek, maar uiteindelijk zat ik bij hem in de auto. In het dagelijks leven houdt hij zich extreem afstandelijk, op het botte af. In de droom was dat in het geheel niet het geval. Hij bloeide open als een mooie bloem, en gaf zich helemaal aan mij. Net zoals in de jaren ´80, maar dan ook nog met de extra dimensie van nu, ouder en wijzer. Het was een prachtige ervaring, en heel compleet. Ik weet niet waar we inhoudelijk over spraken. Ik kan mij geen woord van het gesprek herinneren. Het ging ook niet om de woorden, maar over de connectie. En die was ontzettend groot. Ik voelde ook wel verwarring: in het dagelijjks leven is hij zo zakelijk en afstandelijk, maar nu weer zo vol overgave. Ik bedacht me dat ik dat al heel lang gemist heb...wellicht zo lang sinds we het uit maakten. Het ging om die extra dimensie, de spiritualiteit, die vroeger alleen te ervaren was in de intimiteit met hem. In de wereld daarbuiten leek het dan weer ver te zoeken te zijn, omdat het teveel omvattend was. Maar in de droom heb ik het dan weer even mogen ervaren. Ik werd echt met een gelukzalig gevoel wakker. Het was een hele bijzondere droom. Vol liefde en toewijding. Ik was op de kinderopvang en wilde net alles gaan opruimen. Maar toen bleek een van de kinderen een optreden te doen, omdat hij bijna 3 jaar werd. Ik was daar helemaal niet op voorbereid. Het was niet aan mij verteld dat hij dit optreden ging doen. Het was in een kerk, met twee grote brandende kaarsen. Ik hield mij hart vast. Ik was het hier totaal niet mee eens, terwijl ik er mede-verantwoordelijk voor was, omdat ik onderdeel was van het team. Mijn collega's gebaarden mij dat het allemaal wel goed was voorbereid, maar ik vertrouwde het niks. Tussen de kaarsen in lag een variant van mijn meditatiekussentje. Ik was bang dat dit in de fik zou vliegen. De jongen vloog als een soort superman van de ene kaars naar de andere kaars. Zijn cape wapperde achter hem aan. Ik was bang dat deze ook in de fik zou vliegen. Er waren allemaal ouders uitgenodigd. De ouders zaten bij het altaar, en wij in de banken. Ik besloot naar de jongen toe te rennen om in te grijpen. Maar zijn vader was hem voor. Het was een andere vader dan in werkelijkheid. Hij droeg een net pak en lichtblauwe nette schoenen. Ook de andere ouders waren netjes gekleed. De ouders van de jongen waren (terecht!) heel kwaad en namen hun zoon mee. Door het raampje van de kerk zag ik alle ouders boos weglopen. De kerk liep leeg. Ik voelde mij er ontzettend naar over. Mijn ouders zaten in een gloednieuwe, glimmend metalen waterkoker. Dat was een auto. Zoals in een tekenfilm tufte de waterkoker door een heuvelachtig landschap. Mijn ouders of pake en beppe waren op weg naar het verzorgingshuis. Er was bezoek van de GGD in appartementencomplex Pallida. Ik verwelkomde de vrouw. Ze vroeg mij wat ik ging doen om de komende jaren tot aan pensioen mijn werk te blijven volhouden. Ik zei dat ik daar goed over had nagedacht en een goed plan had klaarliggen. Mijn collega voelde zich wat overvallen door dit bezoek. Ze ging een rondleiding geven in het appartement, maar verder wist ze ook niet zo goed wat ze moest doen. Ik kwam net binnen en moest eerst naar het toilet. Ik zei dat ik er zo aankwam. Het toilet was ergens in het Scheper Ziekenhuis. Maar ik kon het toilet niet vinden en ik kon ook niet de weg terug naar het appartement vinden. Ik voelde mij heel bezwaard tegenover mijn collega. Ik was bij een bijeenkomst op het werk, in het kader van de Kinderboekenweek. Het behang was gifgroen. Ik droeg geen kleren aan mijn bovenlijf, maar niemand zag dat. Het viel niemand op. Ik ging naar een garderobe, maar ik kon alleen een kinderblouse met roezeltjes aantrekken. Daar stond mijn moeder voor mijn neus. Het kwam mij niet gelegen. Ik had het veel te druk. Ze zei 'Oh, wat schattig', over de kinderblouse. Misschien had ze deze zelf gemaakt. Ik kon haar niet duidelijk maken dat ik deze niet meer paste. Ik miste nu teveel op de bijeenkomst. Mijn moeder vertrok, en liet een mand-tas vol met hoeden en petten achter. Dit lag zo op de grond. Even later liep ik op straat. Het was allemaal nog niet opgelost. Het bovenlijf nog ontbloot en teveel gemist van de bijeenkomst. Van de regen in de drup... Ik was met een dorpsgenote ver in een modderig weiland in de buurt van het dorp. Het had veel gerekend. In de verte een man met een hoed, die 'Shine on you crazy diamond' zong. Ik zei tegen mijn dorpsgenote dat zij zich er niks van moest aantrekken, dat die man indruk wilde maken. In de buurt van de sauna hadden we een kraampje opgezet. We waren bezig met het maken van creaties die we in het kraampje gingen verkopen. Oranje touwen met kralen en ik zocht een grote poster uit. Het was allemaal wat vaag. Op de poster een vrouw die opgesloten was in kettingen. Het bleek een beroemd kunstwerk te zijn. De dorpsgenote zou het presenteren. Toen werd ze belaagd door een verstandelijk gehandicapte man, die zijn eigen krachten niet kende, en normaal gesproken een hele zachtaardige man was. Hij wilde haar zoenen en daarna deed hij wurgpogingen! Ik schrok mij dood en sprong erop af, om haar te redden. Dat lukte mij uitermate goed. We waren zo opgelucht! De man werd opgevangen door familieleden. Hij was totaal overstuur, en wist niet wat hij gedaan had.

zondag 20 maart 2022

Verschillende droomfragmenten

In de droom was er een verteller van mijn verhalen. Het was een Japans getekend poppetje, met schattige kwikjes en rode appelwangetjes. Een strik bovenop haar hoofd. Ze zat parmantig op een heuvel. Een beetje zoals het tekenfilmfiguurtje Dora. In beide handen droeg zij nonchalant een slinger, die ze af en toe heen en weer zwaaide: dan weer de ene slinger, en dan weer de andere. De betreffende slinger ging dan heel speels in golvende bewegingen door het heuvelachtige landschap. Twee glooiingen wisselden elkaar af, en zo werd het een waar kunstwerkje. De slingers vertegenwoordigden mijn levensloop. Dus blijkbaar waren er twee levenslijnen te herkennen. Ik liep over de Herengracht. Ons pand stond er nog. Mijn etage was helemaal lichtblauw geverfd. Er stonden voorjaarsplantjes in felle kleuren voor het raam. Het zag er heel vrolijk uit. Je moest via een ladder naar de erker, om binnen te komen. Je moest wel voorzichtig zijn. Het leek ook wel op een klein huisje aan zee, bijvoorbeeld ergens in Griekenland. Ik rook de zeelucht, voelde de vrijheid van het aan zee zijn, hoorde de meeuwen. Boven Herengracht 1 was een en al licht en lucht, en vlogen vogels vrolijk in cirkels, niks geen drukke stad en uitlaatgassen. Niet iedereen wist ervan dat ik de ladder ging beklimmen. Dus dat moest ik mooi zo zien te houden. Ik moest wel extra letten op de veiligheid, want de ladder stond een beetje wankel. Toen bleek, dat aan de buitenkant van de erker bedden met kussens waren geplaatst. De kussens waren extra zacht en donzend, met kraakhelder witte kussenslopen. Er lagen jonge mensen te slapen, die net feest hadden gevierd in de nacht. Misschien waren wij dat zelf wel. Mijn moeder kwam erachter dat ik de ladder aan het beklimmen was. Ik vond dat niet leuk. Ik wou dit buiten haar zicht doen. Binnen op mijn etage was een tentoonstellig van kunstvoorwerpen. Alles in verschillende soorten kleuren blauw. Het was er heel gezellig. Mijn ouders gingen op vakantie, of mijn vader ging naar de Ark. Ik hielp met het inpakken van de tassen. Er bleven veel onverwerkte ervaringen van mijn ouders achter. Ik ervaarde dit als stoffig, ingewikkeld en loodzwaar. Ik dacht er eerst aan dat zij op vakantie konden en ervan konden genieten. Dan zou ik dit wel opruimen. Dan hoefden zij dat niet te doen. Maar toen ik er eenmaal voor stond, zei ik nee! Ik ga het niet eens opruimen. Die rommel gaat regelrecht de kliko in. Daar heb ik niets mee te maken. Ik ga het niet eens meenemen naar Drenthe. Ik reed met Amber in Rijswijk, in de buurt van 'de bult', een heuvel over de weg, vlakbij het zwembad. Amber zat achter het stuur. We zaten druk te kletsen. Ik zie oh, nu moet je wel even meer vaart nemen, want we moeten de bult over. Die bult was ook wel een stuk speelgoed van de kinderen, met losse railsjes. Amber ging vaart meerderen. Ze was al wel aan de late kant. Ze deed haar uiterste best. Het was best wel even spannend, of we niet naar achteren zouden zakken en andere auto's zouden raken. Maar het ging helemaal goed. Ze haalde de top glansrijk. Vervolgens daalden we rustig af. We waren heel blij en opgelucht. Ik had een nieuwe woning met een 'inklapkeukentje', zoals het speelgoed van de kinderen. Ik vond zo'n keukentje wel heel onhandig. Maar toen veranderde het keukentje in een tv-meubel dat mijn vader in de Ark krijgt. Dat was wel veel beter in gebruik. Ik moest er allemaal nog wel erg aan wennen. Het was in mijn ouderlijk huis, of dat van Monique. De trap naar de eerste verdieping had gifgroene bekleding. Dat zag er niet mooi uit. Daar moest ik helemaal aan wennen. Ik was in een hotelkamer. Dat was ook wel de gymzaal van het LMC. Het was dus een veel te grote ruimte voor een hotelkamer. De ruimte was omgeven door andere ruimtes, waar veel bedrijvigheid was. Mensen liepen af en aan. Het was een schoool of een ziekenhuis. In de hotelkamer zelf was verder niemand. Hier was dus rust. Maar niet in de spullen. Want alles lag door elkaar, en ik kon er maar geen orde in brengen. Ik had de rommel zelf niet gemaakt, en het waren niet mijn spullen. Het lukte mij niet om de spullen op te ruimen. Dat kwam omdat het dus niet mijn spullen waren, en omdat ik er wellicht eigenlijk niet aanwezig was, maar 'erboven hing'. Dat was wel frustrerend. In een ander 'filmbeeld' zag ik Amber heel rustig zitten in de trein naar Amsterdam. Er werd gezegd dat ik anders gerust ook bij Amber mocht gaan zitten, lekker rustig in de coupé, wat naar buiten staren, wat eten. Dat wou ik wel, maar eerst moest deze rommel opgeruimd worden. Toen was ik op de eerste etage, en keek ik zo naar beneden op de hotelkamer. Het was ook wel het atrium van het Scheper Ziekenhuis. Ik realiseerde mij dat iedereen mij dus had kunnen zien in die hotelkamer. Ofwel omdat het plafond open was, ofwel omdat er overal glazen wanden waren. Ik voelde mij hierdoor minder goed beschermd, maar het was op zich nog wel te doen. Op deze eerste verdieping was een kermis. Er was een vreselijke herrie. Ik raakte er helemaal in verstrikt. Werd meegesleurd door een botsauto. Toch was het allemaal wel prima te hanteren. Het was een voorbijgaande onrust. Het leek veel heftiger dan het was. Het bleek dat je vanaf de derde etage zo loodrecht naar beneden kon klimmen, en dan zo achter elkaar alle spullen in de hotelkamer kon opruimen. Dus ik was van plan dat meteen te gaan doen. Ik kreeg ook hulp van alle kanten. Dus zo kwam het helemaal weer goed!! Ik was een jong meisje van een jaar of 10, ergens in de jaren '50. Ik zag er prachtig uit, in een creme-witte jurk, van de zijden stof uit India, waar ook mijn trouwjurk van gemaakt is. Ik liep trots door Leiden. Voelde mij blij en vrij. Om mijn middel zat een donkerbruine strik, die bij de jurk hoorde. Ik had dunne, lange blonde haren. In het haar eenzelfde bruine strik, iets kleiner. Ik had een lang, slank postuur en was iets te mager voor mijn lengte. In de droom was ik duidelijk een 'ander meisje' dan wie ik vroeger was. Maar ik herkende wel de innerlijke rust, de bescheidenheid, de tevredenheid, het gedienstige, het introverte. Ik zag mezelf van een afstandje, en ik zag een hele speciale twinkeling in mijn ogen, die ik nog niet eerder zo gezien had. Daar werd ik heel blij van. Ik was op weg naar een kledingwinkel, waar ik een lichtbruin sjaaltje met donkerbruine print had laten liggen, van zijde. Het hing aan het uiteinde van een kledingrek. Ik bedacht met dat de verkoopster misschien wel zou denken dat het bij hun collectie hoorde. Ik moest haar zien uit te leggen dat het mijn eigen sjaaltje was. Dat zou vast goed komen. Ik was op het eiland Celebes, Indonesië. Er was een blauw fluwelen driehoekje op de landkaart. Het was als een stukje tapijt. Prachtig donkerblauw. Op de landkaart was het niet echt Celebes, maar een 'verborgen wereld'. Er woonden mensen, maar er waren geen winkels. Hoe komen ze dan aan hun voedsel? Weet ik niet, maar ze kunnen daar wel leven. Als je kleren strijkt en deze daar neerlegt, dan vormen zij de vormen van het eiland: licht en zonnig. Op de zolder van Simone's ouderlijk huis zijn spullen klaargezet voor vertrek. Simone wil de spullen ophalen en vertrekken. Maar zware dingen kunnen niet mee, zoals de naaimachine. Iemand komt mij uitlachen. Ik jaag haar weg. Ik ben weg. Stukjes bruine wol blijven achter. Ik heb geen tijd om deze op te ruimen. Ik ben in het centrum van Den Haag. In een scherpe bocht lig ik in de berm. Wellicht opzij gereden door een auto. De bestuurder heeft het niet gezien, reed door, had het niet in de gaten. Het lijkt heel hopeloos, maar binnen de kortste keren zit ik weer op de fiets, op eigen kracht overeind gekomen. Ik ontdek een binnenweggetje via de Driesprong en zo sta ik in een keer in Kwintsheul. Ook wel via de Hollewatering, waar de winkel van Zuiderwijk nog bestaat, helemaal volgepropt met handwerkspulletjes en mevrouw Zuiderwijk die klaarstaat om ons te woord te staan. Ik zie een grote verzameling gestreepte handschoenen, met fijne streepjes in de kleuren van de Duitse vlag. Het zijn mooie handschoenen. Het is een grote partij. Zijn het werkhandschoenen voor alle tuinders in Kwintsheul? Als cadeautje en/of uiting van compliment? Mevrouw Zuiderwijk doet net alsof ze nergens van weet, helpt snel een andere klant. Ze staat daar keurig in winkelschort. Er is prachtig mooi zonlicht in het dorp en ik ruik de geur van de zee. Mijn ouders zitten in de serre van het ouderlijk huis. Maar die serre is nu aan de voorkant, op de verhoging, gemaakt met pallets. Ze zitten dus in een soort glazen huis op pallets. Ik vind dat wel mooi. Eindelijk in de picture! Namelijk: voor het huis, en niet meer erachter. En op een verhoging dus. Het stemt mij wel tevreden. Je moet je ouders hoog houden! Dat is belangrijk! Het is de plek waar mijn grootouders vroeger altijd zaten. Voor mijn vader heb ik een jubileumblad van de CCWS meegenomen (in de droom heet de veiling nog CCWS). Hij zegt meteen "Oh, die geef ik wel aan pa." Mijn opa leeft dus nog in de droom, en woont in de bungalow naast het ouderlijk huis, met oma. Aan mijn moeder geef ik het blad Flow cadeau: ook weleens een keertje leuk. Ik zeg dat het woensdag is, en dat ik dus niet kan logeren. Ze krijgen ook nog een gebloemde Boeddha cadeau. Maar die vergeet ik uit mijn tas te halen. Hij rolt vanzelf uit mijn tas en komt zodoende min of meer tot leven. Het is een lachende Boeddha. Hij is prachtig vormgegeven in blauwe bloemen. Ik word heel vrolijk van het beeldje. Ik denk oh ja, dat is er ook nog. Mijn ouders kunnen het beeldje niet zien. Ik zou iets afgeven bij de boerenfamilie in Wachtum. Ze wilden niet dat ik in het donker kwam, ivm 'de stille route'. Dat hoefde ook niet, want ik zou het met de auto brengen. Ik was het dorp bijna uit, richting ijsbaan. Ik was aan het collecteren. Toen bedacht ik mij in een keer dat ik wel moest fietsen, omdat Hessel met de auto naar het werk was. Ik zocht contact met de familie, maar toen was ik er in een keer al. Ze hielden in het weiland een groot verrassingsfeest voor moeder. Ik dacht de moeder van de vader. Ze vertelde in de camera over haar kinderen. Ze had niet door dat haar kinderen feest voor haar vierden, met vuurwerk. Er is een grote zaal, met veel zijkamers. Het is een soort sportevenement. Het is er veel te druk en rumoerig. Het blijkt een huis te zijn waar we tijdelijk wonen. Ik zie de woonkamer met aangrenzende keuken. Het is ook wel een soort paviljoen van GGZ. Ik ben heel blij met de goede sfeer, en roep het uit van vrolijkheid. Er zijn schuifdeuren naar buiten. Daar kun je heerlijk in de zon zitten, met uitzicht over het weiland. Tegenover mij de bank en de tafel van de kinderopvang, die buiten staan. Het blijken huisjes van Center Parcs te zijn. De bank en tafel staan bij het aangrenzende huisje. De jonge Hessel als vader, die Hugo op de bank tilt, als baby. Ze dragen beiden weinig kleren, omdat het bloedheet is buiten. Ik zit binnen met medewerkers van het Rode Kruis. Daar kom ik achter als een van hun vraagt wat voor werk ik doe. Oh, ik hoor hier dus niet bij te zitten. Maar dat maakt voor hun niet uit. Ze zijn heel vriendelijk. Ik loop door de drukte naar mijn vriendinnen. Dat is eindelijk niet meer dat vervelende vriendinnenclubje. Ze zijn heel vriendelijk en zitten op een halfronde bank, als kandidaten van de Voice of Holland. Ik zit met hun in een bomvolle bus. Grote wagens passeren treinen, als vrachtwagens de grote cabine pal naast ons rijden. Maar alles is veilig. We blijken te gaan golfsurfen in Spanje. Maar dat weet ik niet zeker. Het kan ook ergens anders zijn. Waarom ben ik hier aan begonnen? Het kost heel veel geld. Maar het avontuur is goed en later kan je meepraten met de verhalen. En Amber heeft het ook gedaan. Ik draag een te kleine BH en een te kleine blouse. Ik ben mijn badpak vergeten. Mijn klasgenote zegt dat ik daar wel een badpak kan kopen, omdat er in het buitenland ook een Hema is. We zitten achterin de bus.

zaterdag 12 maart 2022

Tentoonstelling

Ik was weer op de Herengracht. Het leek er wel een tentoonstelling. De nieuwe bewoner had de inrichting van de kamer totaal veranderd, in hoofdkleuren wit en donkerblauw. Er waren hoekjes aangelegd in ruitvorm. Soort banken zoals bij MacDonalds, of in een casino. Het was heel kitsch ingericht, met veel verschillende kitsche lampjes. Er kwam niet veel licht in de kamer. De lampjes gaven sfeerlicht. Er waren rubberen plavuizen, die in ruitvorm waren aangelegd. Alles zag er keurig uit en er was veel aandacht aan besteed. Enerzijds was ik heel blij dat alles zo mooi verbouwd was. Maar anderzijds was het natuurlijk helemaal niet mijn smaak! Maar het feit dat er veel liefde in zat, was voor mij het belangrijkste. Er waren blauwfluwelen sofa's en de ruimte bij de erker was veel groter dan ik mij kan herinneren van de Herengracht. Het kon ook wel gewoon de woonkamer in ons huis zijn. We bekeken zwart wit foto's van mensen op het strand, met mooie lichtinvallen door de felle zon. Opvallend was, dat de mensen steeds van achteren gefotografeerd waren, en mogelijk ook niet wisten dat ze op de foto stonden. Zo kwam er ook een foto van mij langs. De ander vroeg 'of ik wel van Friesland hield'. Ik zag het ruitmotief steeds terugkomen. Er bleek een soort tentoonstelling te zijn op de Herengracht. Mijn goudkleurige etuitje was opgedeeld in ruitjes, en deze lagen verspreid uitgestal, evenals ruitjes van bloemetjesstof in donkerblauw en lichtblauw. Het betekende iets: het bracht geluk. Er kwamen aan de lopende band bloemenschilderijtjes binnen van stof of papier, steeds in andere motiefjes. Iedere creatie was op zichzelf heel uniek en persoonlijk. Het leken cadeautjes van kinderen, maar ze kwamen allemaal van mijzelf. Alsof ik ze uit mijn mouw schudde, waar ze jaren in hadden gezeten om ooit geopenbaard te worden. Ik werd er heel blij van dat ze nu in deze ruimte rondfladderden. Het deed denken aan de flyers van Beschuit, op het toilet. Ik zou met de bloemenschilderijtjes de straat op gaan, en ook letterlijk gaan 'flyeren'. Een soort 'Flowerpowerterreur'.

Kerk

Ik was in een plaats ergens midden in Nederland. Het kon Hilversum zijn. Het bleek dat een jeugdvriendin van mij daar woonde. Ze had een of andere groepsbijeenkomst met huisgenoten, boven bij een van de huisgenoten in zijn ruime kamer. Er was hoogpollig tapijt in grijswitte kleuren. Het was net aangelegd, zag er heel nieuw uit. De kamer rook nog sterk naar tapijt. Ik hoorde hier eigenlijk niet bij, maar iedereen heette mij welkom. Ik zweefde of vloog langs de kerk, met nog twee anderen wezens. Zij waren meer ´geraamtes´. Toch was het niet raar of eng. Zij waren er gewoon ook. Misschien dan niet helemaal in deze wereld, maar toch ook weer wel. Ze waren spiritueel gezien zeker van een hoger niveau, door wat ze allemaal al hadden meegemaakt. Wellicht waren we al heel lang vrienden. "Hoe kun je nu alleen van botten leven!/" Dat vroeg ik mij in mezelf af. De ene had nog wel meer botten, maar de andere leek net op een kledinghangertje, zo weinig had hij/zij letterlijk om het lijf. Het was ook niet te zien of het een man of een vrouw was. Het was de kerk van Westerbork. Degene met het lichaam als kledinghanger zag er een baby te vondeling liggen. Het speelde zich af in ongeveer 1600 - 1700. Het kindje was stevig gewikkeld in doeken en sliep. Het bleek dat hij dat kindje geweest was en er nu dus boven zweefde. Hij bekeek foto's van zichzelf, toen het heel slecht met hem ging als baby en zijn ouders bezorgd waren. Zijn moeder helemaal in paniek. "Kijk, zo zag mijn mondje eruit, dat weet ik nog wel, met heel veel schuim." Hij betreurde het dat zijn ouders niet wiste waar hij nu was en hoe goed hij het nu had. "Als ze wisten hoe goed ik het nu heb, dan hoefden ze lang niet zoveel verdriet te hebben en konden ze eindelijk weer verder met hun leven. Ik wil hun dat steeds duidelijk maken, maar ik krijg geen contact..."

maandag 7 maart 2022

Boomhut

Ik was weer in de boomhut van mijn Duitse vriend. Deze keer zag de hut er anders uit dan in de vorige droom. Zijn vader was er in de droom nu niet bij. De rode draad door de droom heen was de vanzelfsprekendheid van het hier zijn. Hij was er niet steeds bij, en had dan andere werkzaamheden te doen. Bijvoorbeeld hout hakken in het bos. Maar toch was hij wel steeds in de buurt. De boomhut in de vorige droom was hoog in een boomtop gebouwd. Deze boomhut was meer rechtstreeks op de aarde. In die zin was het eigenlijk geen boomhut, maar meer een soort ´woning op palen´ op een heuvel, midden in een groot bos. Of het was een open zandplek in het bos. De sfeer was zoals je je deze voorstelde bij sprookjes over het ´grote donkere bos´. Maar de beleving was niet als een sprookje of als onrealistisch of als een wensdroom. Het was allemaal juist heel realistisch, vanzelfsprekend, niets ongewoons aan. De boomhut was geheel door mijn vriend zelf gebouwd. Ik vermoed dat hij bij de bouw ondersteund was door zijn vader, die overigens altijd bij hem is, maar die nu wat afstand kan nemen zodat mijn vriend ook los van zijn vader zijn eigen projectjes kan ontwikkelen en tot bloei kan laten komen. In de droom was hij daar ook mee bezig en voor mij was ook dat volkomen logisch. Dan ging hij weer weg en dan kwam hij weer terug, en gingen we praten over zijn projectjes, met een glas rode wijn erbij. Hij vond die vrijheid heel prettig en hij had dit ook nodig. Ik op mijn beurt was juist in de fase beland om mij terug te trekken uit projectjes in mijn leven, omdat er een soort tevredenheidsniveau bereikt was en ik al een beetje aan het terugkijken was. Daarom was het heel fijn dat ik mij ten allen tijde kon terugtrekken in de boomhut. Dat betekende niet dat ik daar niets deed; integendeel. Het brein draaide volle toeren. Ik deed allerlei scheikundige en natuurkundige proefjes, met borrelend gekleurd water, magneetjes langs ijzer, noem maar op. Het was goed om hier nu uitgebreid de tijd voor te kunnen nemen,Zen niet meer 'de wereld in' te hoeven. Het allerbelangrijkste van dit feit was, dat ik nu eindelijk beschermd was, en niet als een kip zonder kop onbeschermd nog weer van alles mee wilde maken en hiermee vermoeid te raken door negatieve energieën. Nee. De boomhut was een toevluchtsoord, maar tegelijkertijd stond het midden in de wereld. Het was daarom ook niet een gesloten huis met deuren en ramen. Alles was open en het was ook 'vervormbaar'. Dus het kon bevriezen of smelten of sublimeren of stollen. Het kon ook helemaal onzichtbaar worden, net zoals de vader van mijn vriend. Bij onzichtbaarheid voelde je de steunende energie het sterktste. Het was ook wel zoals een tasje dat je kunt opvouwen en in je handtas doen, en weer openvouwen als je het nodig hebt voor boodschappen. Nu ik vaker in de boomhut was, kon ik ook steeds meer ontdekken hoe alles opgebouwd was. Daar was wel jaren werk aan besteed en over ieder stukje hout was nagedacht. Wat - net zoals de vorige keer - opvallend was, dat waren de vele subtiele versieringen in de hut. De vorige keer was dit vooral in archeologische vondsten, die mooi uitgestald stonden. Nu was het vooral Hindoestaanse kunst uit India, met veel kleuren en glinsteringen. De kleuren waren nagebootst uit de natuur. Dus het waren geen felle kleuren, maar meer de kleuren van een herfstblad dat steeds verandert van kleur. Ik was onder de indruk van de manier waarop diamantjes in de boomstam waren gegrafeerd. Alles heel zorgvuldig. Het was een waar ambacht. Hier en daar hingen ook kleden, te wapperen in de warme zwoele wind. Ik zag een mooi doorzichting kersenrood kleed. Er was hoogteverschil in de boomhut. Zo waren er laagjes ontstaan die ieder een eigen functie vervulden. Bijvoorbeeld: op het ene laagje kan ik gaan zitten als ik vooral wil gaan sporten. Het andere laagje is meer geschikt bij meditatie. De boomhut in zijn geheel was niet een materieel, vaststaand gegeven. Het vertegenwoordigde vooral een enorme hoeveelheid energie. Deze energie konden we beiden ten allen tijde inroepen, en werd zorgvuldig op peil gehouden door de vader van mijn vriend. Hierbij gold: de energie was altijd overvloedig aanwezig. Dat had met de aard en de hoeveelheid aan liefde te maken: deze had een sterke basis, die ook niet zou verslappen. Hierbij gold het woord 'aanwezigheid'. De liefde is er altijd. Er was weleens bezoek van andere mensen. Het was immers een 'huis in de wereld'. Zij begrepen dan niet zo goed de verhoudingen. Waarom was ik hier, hoe was de vriendschap tussen mij en mijn Duitse vriend, enz. Wij koden niet zoveel met dit soort vragen. Op zulke momenten leek het alsof we in een andere wereld leefden, afgescheiden met het doorzichtige schermpje dat wordt gebruikt om Corona-besmettingen te voorkomen. Dat kwam dan eventjes zo in beeld, maar in feite waren we gewoon heel normaal onderdeel van deze wereld. Op de momenten dat we daadwerkelijk samen waren in de boomhut en bijvoorbeeld ons glas wijn dronken, dan maakte mijn hart een extra sprongetje van geluk.

zaterdag 5 maart 2022

Boodschappen

Ik was met de kleinkinderen van mijn ouders in het ouderlijk huis. Mijn moeder kwam binnen met heel veel boodschappen. De andere jongens stormden op de boodschappen af zoals bijen op honing. Amber en Hugo keken er verlegen van een afstand naar. Later zaten we met het gezin van komaf in de oude keuken, waar deze ook nog in gebruik was. We waren hier een stuk jonger. Ik vroeg hoe het nu met mijn oudste broer was. Er was iets met problemen met het betalen van de huur. Machtelt zong een lied voor hem. Ik fietste op een brede weg in Amsterdam. In de verte de geveltjes en de kerktorens. Dichtbij op de weg lagen sieraden uitgestald, zoals bij de juwelier. De geasfalteerde weg ging glooiend, in golfjes.

Levering

In de droom werden er in de KDV-ruimte een soort grote injectiespuiten bezorgd. Het was mijn verwachting dat er eerst vijf en daarna vier werden bezorgd. Maar er werden er zes bezorgd, en later kwam er nog eentje bij, in plaats van drie. Ik zei dat dit niet klopte, maar de anderen hadden dit niet in de gaten. Ik maakte er eerst wel een probleem van, want het klopte niet. En dat frustreerde. Ik had daar heel sterk de focus op, en daar werd ik niet blij van. Maar toen ik dit losliet, kwam er een ruimte vrij. Ik legde mij erbij neer dat ik de enige was die dit zag en dat de anderen het niet zagen. Ik was er nu niet meer op gericht dat de anderen het ook zouden zien, maar tegelijkertijd behield ik wel de ruimte voor mezelf, dat ik het wel zo bleef zien en dat dat ook de bedoeling was. Wel ontstonden er nu twee sporen, twee werelden zeg maar. Maar blijkbaar kon dat wel naast elkaar. Ik moest er even aan wennen, maar toen het allemaal wat duidelijker werd, ontstonden er in een keer heel veel mogelijkheden. De spuiten waren bedoeld om de omgeving te reinigen. Dit leidde tot zuivere lucht in de atmosfeer om ons heen. Voor de collega's waren het zeven spuiten, maar voor mij waren het negen spuiten. Dit verschil in beeldvorming hoefde niet langer meer gelijk getrokken te worden. Het kon gewoon naast elkaar bestaan.

Kiosk

Ik was in een kiosk op de brug in Maastricht. Ik kocht daar bij een oude man twee kleine smalle blikjes met mooie gekleurde print, beiden een andere print. Ze waren 50 cent per stuk, maar ik betaalde totaal een paar euro. De man liet mij een verzameling glazen 'stickervellen' zien. Je kon de stickers er zo in schuiven. Ze zaten in een standaard, zoals je ook posters uit een standaard kunt uitkiezen. Je moest wel oppassen dat het glas niet zou breken. De man had een hele verzameling snuisterijen en wilde mij van alles verkopen. Ik was echter duidelijk in wat ik wel en niet wilde.

Tanken

Ik was op Center Parcs en ik was een jaar of 16. Daar was de ANWB-winkel en daar moest ik tanken. Na het tanken kon ik de weg naar de uitgang niet meer vinden. Blijkbaar had ik de auto niet meegenomen met het tanken, en had ik gewoon benzine in de winkel gehaald, zonder jerrycan, gewoon in de handen. De auto stond nog op de parkeerplaats. Ik was steeds aan het zoeken. Mensen gingen niet opzij. Ik zakte nu en dan door de modder. Maar toch lukte het mij wel om goed door te stappen. Toch was het wel steeds vallen en weer opstaan. Het was ook wel het gebouw van de pabo in Emmen. Het werd extra zwaar omdat ik stemmingen van anderen overnam. Ik moest iets ruiken aan de bali van Center Parcs of de ANWB. Het had iets met testen te maken. Zoiets als 'aan je water voelen'. Ik zag een goede vriendin van vroeger. Ze zei me de kabelbaan te nemen over het zwembad, en dan zou het goed komen. Maar ik haalde de andere kant niet, en viel in het water. Het was me veel te snel gegaan met die kabelbaan en ik wist ook niet of ik er zelf achter stond om die te nemen. Mijn mobiel was ook in het water gevallen, en helemaal doorweekt. Ik wist ook wel half dat ik dit aan het dromen was en dat het hoe dan ook weer goed zou komen.

Vuurtoren

In de droom begaf ik mij in de nok van een vuurtoren. Dat was het bovenste stuk van een ouderwetse hoge schoorsteen in de glastuinbouw, met hele oude bouwstenen, die ook een beetje los leken te zitten. Als ik twee handgrepen vastpakte, kon ik mij zo omhoog drukken en boven het randje van de toren uit kijken. Hiermee kreeg ik een prachtig uitzicht over de zee. Ik vond het wel heel spannend om dit te doen. Ik was verbaasd dat ik dit durfde, maar ik deed het wel. Toen kwam ik erachter dat ik bovenop een groep mensen stond. We stonden in een soort acrobatenhouding bovenop elkaar aan de binnenkant van de toren. Ik stond dus helemaal bovenop. Ik was erg verbaasd dat ik dit gedurd had, met name ivm claustrofobie. Ik schrok ervan als ik eraan dacht hoe ik mij opgesloten gevoeld moest hebben binnen in de toren. Maar toen realiseerde ik mij dat ik mij daar niet meer druk om hoefde te maken, omdat ik reeds uitzicht had op zee, weer buiten was en spoedig de toren kon verlaten.

dinsdag 1 maart 2022

Meisjes

Ik droomde over twee meisjes. Het eerste meisje is een jong kind van de kinderopvang, van 4 jaar. In de droom was ze een bijna volwassen jonge vrouw. Ze had rijglaarsjes gekocht voor 625 euro. Het waren lichtblauw gekleurde Dokter Martins. Ze kwam helemaal blij thuis. Haar ouders zeiden dat dit veel te duur was. Ze had de bankpas van haar ouders mogen gebruiken, en ze had nog meer gekocht. De moeder ging meteen geschrokken kijken of er niet teveel geld van de rekening was afgeschreven, en of ze nu nog wel genoeg maandinkomen hadden. Het meisje was zich totaal niet bewust van de hoogte van het bedrag. Ze zei dat de schoenen in de etalage waren aangeprezen met een tekst zoals ´Nu of nooit, ruim 50% korting!´ Dus ze was enthousiast de winkel in gelopen en had de schoenen meteen gekocht. Ze had echter niet op de oorspronkelijke prijs van de schoenen gelet. Het tweede meisje is een bijna volwassen jonge vrouw uit het dorp. In de droom was ze een jong kind, van een jaar of 4. Er werd gezegd dat ze specifieke voeding nodig had. Maar dit was eigenlijk symbolisch bedoeld. Ze had specifieke aandacht nodig, toegespitst op haar persoonlijkheid. Het probleem was, dat ze deze behoefte niet kenbaar maakte, dat ze dit verborgen hield. Ze cijferde zichzelf weg, stelde zich veel te dienstbaar op. Maar nu werd dus door iemand - een buitenstaander - opgemerkt dat ze die specifieke aandacht nodig had. Hier zou werk van gemaakt worden. Nu zou het meer dan goed komen met haar.