woensdag 24 december 2014

Kerstdag

In de eerste droomfase bevind ik mij weer op de Zevende Hemel, studentenflat.
Ik ben in het 'telefoonhok'. Daar is een sleutelkluisje geinstalleerd. Ik ben driftig bezig om dat kluisje open te krijgen, en er lopen allerlei mensen langs. Ik denk bij mezelf 'ze zullen wel denken', en ik wil het wel uitleggen, maar dat maakt het allemaal veel te ingewikkeld. Het kluisje is het bezit van onze buren, maar eigenlijk is het nog mijn/ons kluisje, want het was eerst ons kluisje, voordat het overgedragen werd aan hun. Wellicht loopt hierin parallel: eerst kregen wij een dochter, nu hebben zij - jaren later - ook een dochter gekregen. Ze lopen een vergelijkbare route. Wij hadden toen dat kluisje nodig en nu niet meer, omdat onze dochter bijna volwassen is. En dus is het kluisje overgedragen 'naar de volgende', precies zoals telefoonnummers overgedragen worden naar nieuwe bewoners, als de oude bewoners de stad verlaten. Maar nu blijk ik nog iets in dat kluisje achtergelaten te hebben, en dat is alleen maar een sta-in-de-weg voor onze buren, dus dat moet ik nog even weghalen. Wat dat is, dat weet ik niet. Echter, ik sta hier te klungelen met het sleuteltje, omdat het kluisje natuurlijk niet meer precies hetzelfde is als toen. Ik kan het ook wel uitleggen aan onze buren, en dat zullen ze ook meteen begrijpen en niet moeilijk doen, maar ik wil hun er niet mee opzadelen. Het geklungel blijft; zo eindigt dit droomfragment.

In de volgende droomfase komt mijn lieve vriend bij ons Eerste Kerstdag vieren, samen met zijn vrouw en wat Duitse vrienden. Ze zullen de hele dag blijven, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Het wordt een hele gezellige dag. Het is ook wel mijn familie die op bezoek komt. Mijn lieve vriend is ook wel Hugo. Alle gasten genieten van de gezelligheid, gastvrijheid en het lekkere eten. Er is een ontspannen sfeer. Ieder kan zijn eigen gang gaan. De kinderen gaan gewoon verder met hun eigen bezigheden. We maken ook nog een wandeling over de heide, maar dat is vlakbij de (wadden)zee. Ik ben gezellig aan het kletsen met de vrouw van mijn vriend, en ik laat haar 'nieuwe handwerkjes / plakwerkjes' zien, die ik gemaakt heb. Samen nemen we deze uitgebreid onder de loep, en zij vertelt mij over haar nieuwe maaksels, op culinair gebied. Ook de Duitse gasten praten enthousiast een eind weg, maken grappen met de kinderen, stoeien met hen op de heide. Echter, mijn lieve vriend zegt de hele dag niets, maakt de hele dag geen contact. Je ziet hem wel genieten, maar hij blijft steeds op een afstand. Wel zie ik, dat hij heel scherp observeert, het registreert, en dit in zichzelf opneemt en verwerkt. Ik zou heel graag willen weten wat er in zijn koppie omgaat, maar ik voel sterk dat ik het moet laten zoals het is. Ik loop op een stuk modderig wad met veel grind. Het is een soort krater langs de waddenzee, die rustig is. Ik heb de hoop dat ik hem daar misschien kan vinden, dat hij de afzondering bij het water heeft opgezocht, maar ik vind hem niet. Ik zie hem alleen in de verte lopen, steeds 'turend' kijkend en diep in gedachten, maar wel genietend, en in het geheel niet somber. Hij draagt kaplaarzen, is goed gekleed. Als ik weer terugloop naar land, blijk ik hier met mijn familie te lopen, en blijkt dat de hele familie op vakantie zal gaan naar Frankrijk, terwijl wij met het gezin gaan kamperen in Nederland. Waarom gaan wij niet mee naar Frankrijk? Ze gaan echt maandenlang, of één maand. Misschien kunnen we er een paar dagen langsgaan? Mijn moeder belooft aan mijn oudste broer 'een oude klok, als Sinterklaascadeau'. Het is de oude klok die wij nog op zolder hebben liggen. Ik begrijp niet dat ze dat niet eerst met mij heeft overlegd, en hem dat zomaar belooft, zonder dat ik het weet. Ze had die klok zo mee kunnen krijgen, maar nu komt het wel een beetje gek over.

maandag 22 december 2014

Schaap

Ik droom dat er op de wreef van mijn linkervoet een enorm groot gapend gat zit.
De wreef is 'uitgehold', zogezegd. Het valt mij op de het omliggende weefsel enorm schoon en intact is, niet rood, of ontstoken, of gehavend. Het ziet eruit als heel mooi en goed doorbloed vlees.
Ik heb nergens last van, en heb het vermoeden dat hier een grote wond moet hebben gezeten, maar daar is geen spoor meer van over. Van de buitenkant is er niets te zien, en ik kan alles doen of laten wat ik anders ook doe. Maar ik vraag mij wel af of het kwaad kan dat daar een gat zit.
Ik bedenk mij dat ik dat misschien even moet navragen bij de huisarts.

In een ander fragment sta ik te praten met een oud-collega. Dan zien we in de achtertuin van mijn ouders een 'schaap in nood'. Eerst denk ik dat het 'een grote mol' is, omdat hij uit de zwarte aarde lijkt te komen. Maar dan zien we dat hij vecht voor zijn leven, dat het een schaap is. Mijn collega reageert heel adrem, en biedt het stervende schaap troost. Ik assisteer haar. Het is een heftig moment. Het schaap is enorm groot van formaat, en heeft een antracieten kleur. De vacht is opvallend mooi en gezond. Op het gezicht zien we het lijden dat hij doormaakt, maar ook een bepaalde rust, omdat wij nu bij hem zijn en hem ondersteunen. Dan zie ik tot mijn schrik hoe het schaap er van de binnenkant uit ziet. Van de binnenkant is het schaap wit. De helft van zijn skelet is 'helemaal weggevreten'. Net zoals mijn voet, is het schaap van binnen hol, en zie ik een aangevreten stuk skelet, de ribbenbogen, en de wand. die van binnen bekleed lijkt te zijn met krullende vacht, deze keer wit, en ook deze keer heel gezond en glanzend. Mijn collega krijgt het schaap aan de binnenkant niet te zien.

In een ander fragment zit ik op zwemles. We leren kopje duiken in het water. Dat vind ik eng.
Maar ik vind het wel heel grappig dat de anderen water gaan spuiten, net zoals dolfijnen, vlak nadat ze het kunstje hebben laten zien. Dat water spuiten maakt, dat ik het helemaal niet eng meer vind, en dat ik het gerust ook wel wil proberen. Het water komt dan uit je neus, zoals de snorharen van een poes. Ik probeer het fanatiek en het lukt ook prima, alleen komt er geen water uit mijn neus. Niet vewonderlijk ook, denk ik bij mezelf, want ik ben immers aan het dromen! Ik word wakker en ik merk dat ik met mijn neus aan het 'sniffen' ben, wachtend op het water dat uit mijn neusvleugels zal gaan spuiten, wat niet gebeurt natuurlijk, want ik heb het maar gedroomd!

In een ander fragment ben ik weer terug op mijn werk als praktijkopleider. De meeste collega's vinden het heel gewoon dat ik er weer ben. Ik word gevraagd om aanwezig te zijn bij een slecht-nieuws-gesprek in het ziekenhuis. Er komt steeds van alles tussen, waardoor ik er niet op tijd bij kan zijn. Dat vind ik heel vervelend voor de patiënt en mantelzorger, maar het lukt gewoon echt niet. Ik loop over de gang van de afdeling Zuid 35. Ik draag een poncho, heel mooi en sjiek, van een heel duur merk. De poncho staat mij prachtig. De knoopjes zijn kleine bruine bloemetjes. De poncho zit wel steeds voor mijn gezicht. Ik schuif het steeds geduldig opzij, maar elke keer komt het toch weer voor mijn gezicht.

vrijdag 12 december 2014

Hand

Ik droom dat ik door een druk New York loop, zoals de actrice Meryl Streep, in haar films.
Ik ben Meryl Streep, en ben helemaal op mijn gemak in mijn rol (ook al ben ik nog nooit in New York geweest). De wereld ligt aan mijn voeten.
Ik vind het even spannend als mooi.
Er gaat een grote golf adrenaline door mij heen.
Ik kan dit allemaal zelf , en ik doe dit ook allemaal zelf.
Ik zit echt in de lift, zogezegd, en het kan alleen nog maar steeds beter worden.
Ik geniet ervan, en verheug mij op de avonturen nog reeds te beleven.
Alles heb ik goed in de hand, goed onder controle.
Toch krijg ik een uitgestoken hand van een vriend uit het verleden.
Een hele tijd heb ik dat niet in de gaten, omdat ik er niet naar op zoek ben.
Ik floreer, en zoek dus geen steun (meer) van anderen.
Hij ziet het wel, en geniet wederom van mijn innemendheid, en van mijn 'met honderd dingen tegelijk bezig zijn.' Toch houdt hij aan. Hij houdt gewoon die uitgestoken hand, ongeacht hoe lang hij er nog op moet wachten totdat ik zijn hand pak, en óf ik deze überhaupt pak.
Pas dan komt er een moment dat ik zijn hand opmerk.
Het is heel subtiel.
Ik steek een drukke straat in New York over.
Dan zie ik hoe hij zijn handpalm naar mij uitstrekt.
Ik prik hem even gekscherend tegen zijn handpalm. Ook wel met een klein takje.
Alsof dat kleine takje mijn vinger is.
Met hetzelfde gemak laat ik weer los.
Het lijkt alsof ik hem aan het lijntje zou houden.
Dat is echter niet het geval.
Het is even die kleine aanraking, die maakt dat het oversteken niet iets overzichtelijker gaat.
Zijn handpalm voelt extreem zacht aan.
Het doet denken aan een jonge, tedere baby.
Het is goed om het te laten zoals het is.

Groote Beer dromenencyclopedie:


Hand
Een droom waarin je HAND voorkomt staat voor je relatie met je omgeving en hoe je contact maakt met de wereld.
Handen staan voor een vorm van communicatie.
Misschien mag je iemand een helpende HAND bieden.

Je linkerHAND staat voor je sierlijkheid en vrouwelijke, ontvankelijke kant.

Je rechterHAND staat voor mannelijke, actieve eigenschappen.

Hou je iemands HAND vast in je droom, dan heb je er behoefte aan en je bent bereid om hechte vriendschappen te ontwikkelen.
Het kan ook betekenen dat je je sexy voelt of dat je behoefte hebt aan fysieke genegenheid.
Deze droom kan ook staan voor je angst om het contact met die persoon te verliezen of uit elkaar te groeien.

Is je HAND gewond, dan staat dit voor een aanval op je ego.

Hele grote HANDen, met name als het jouw HANDen zijn, betekenen dat iemand te veeleisend is voor je.
Deze droom kan ook staan voor succes in het behalen van je doelen.

Kleine HANDen, van jou of van iemand anders, betekenen dat je je onzeker voelt of dat je het gevoel hebt onder vuur te liggen.

Zijn je HANDen harig of ruw, dan staat dit voor te weinig zachtaardigheid in je omgang met anderen.

Zie je bloed op je HANDen, dan voel je je ergens schuldig over.

Was je je HANDen, dan symboliseert dit een probleem waar je je zorgen over maakt en wat je op dient te lossen.
Deze droom kan er ook op wijzen dat je niet langer de verantwoordelijkheid voor iets op je neemt.

Droom je dat je geen HANDen hebt, dan heb je het gevoel dat je de controle kwijt bent in een bepaalde situatie.


Zacht
Droom je van iets zachts, dan valt een situatie waar je zenuwachtig voor bent beter uit dan je verwacht had.

Waren de zachte dingen in je droom dieren, dan staat dit voor een persoon in je leven die je troost biedt.

Vliegtuig

Er is een steeds terugkerende droom, dat ik met het vliegtuig mee moet, zonder dat ik dit zelf geregeld heb. Ik vind het dan eigenlijk niet nodig, en zonde van het geld.
Maar blijkbaar moet ik er toch alles aan doen om dat vliegtuig te halen.

De droom komt in verschillende varianten voor.
Steeds gaat het om ons hele gezin: we moeten allemaal met dat vliegtuig mee.
Soms zitten de anderen al in Spanje of Portugal, en moet ik in Nederland nog bezigheden afronden.
Dat geeft dan onrust, en ik wil zo snel mogelijk herenigd worden met het gezin, rust hebben, terwijl ik dan dus niet voldoende rust en tijd heb om de bezigheden af te ronden.

Ik droomde ook eens dat mijn vriendin in een bus naar Gees zat, en dat zij met haar twee dochters uiteindelijk de bus moest halen. We deden er alles aan, opdat zij het maar zouden halen.

Laatst droomde ik dat het vliegtuig bij Den Haag HS klaarstond. Een KLM-toestel.
De kinderen waren allang ingestapt, terwijl ik met Hessel eerst nog een 'rondje Den Haag' moest maken, met Lijn 17. Het zou allemaal uiteindelijk wel goed komen, maar ik begreep niet wat voor zin het had, om eerst nog dat rondje per tram te maken. Het gaf toch alleen maar weer stress!?
Maar we hadden geen keuze. We moesten het hele traject doorlopen.....

dinsdag 9 december 2014

Ver

Als ik bijna ontwaak, krijg ik de volgende boodschap door:

"Hoe ver zijn we?"

(blijkbaar stel ik deze vraag aan iemand)

"Het gaat er niet om hoe ver we zijn.
Het gaat er alleen maar om DAT WE ZIJN.
Het gaat om het zijn.
Het zijn in de wereld.
En om niets anders."

(wat krijg ik een mooi antwoord!)

Vannochtend zet ik - even voor zevenen - de radio aan.
Het eerste nummer dat ik hoor, dat is het nummer van Metallica:
'Nothing else matters'

De eerste regel van dit nummer luidt als volgt:

"So close, nog matter how far..............."

Kan

Grote Beer dromenencyclopedie: 
Kan
Komt er een kan in je droom voor, dan symboliseert dit een stroom van ideeën, kennis of emoties.

Het kan zijn dat je je ziel blootlegt aan anderen en dat je aspecten van jezelf deelt die je voorheen voor jezelf hield.

Vorige week ging mijn wekker af.
Ik droomde dat mijn wekker een kan was.
Die dag ging ik winkelen in Emmen.
In een cadeau-winkel viel mijn oog op precies zo'n kan.
Ik vind bovenstaande betekenis ook heel bijzonder.
Een cadeautje!!

 

Gesloten afdeling

Ik droom dat ik weer in het psychiatrisch ziekenhuis ben, waar ik in 2001 werd opgenomen.
De cliënten lopen er in rondjes om een bloemperk, zoals in een besloten tuin die ik eerder in een zorginstelling gezien heb.
Ze hebben niet in de gaten dat er bezoek is.
Het is een vrouwengroep.
Deze mensen zijn niet 'anders' dan andere mensen.
Het kan iedereen overkomen.
Ze lachen en hebben vertrouwde onderonsjes.
Ik herken hen als precies dezelfde vrouwengroep als in 2001.
Ik schrik, dat zij hier nog steeds (of weer) verblijven.
Nu kom ik hier als verpleegkundige, en zal ik hier komen werken.
Het is op een opname-afdeling in Beilen.
Ik hoop dat ze mij nog kennen, maar ze zijn meer met elkaar bezig, merken het niet op.
Ik wil hen ook wel bedanken, dat ze mij tot steun waren in die tijd.
Het zijn hele krachtige vrouwen, die nu even wat extra steun nodig hebben.
Ze zijn vooral ook heel puur en eerlijk.
Ik krijg weer dat beklemmende gevoel: ben ik nu nog steeds patiënt?
Het beklemmende vooral, omdat je hiermee 'geen kant op kunt'.
Het is namelijk wél een gesloten afdeling, dus je bent afhankelijk van anderen.
Het speelt zich af in een slaapkamer van het ouderlijk huis, aan de kant van de tuin.
Nu blijkt er ook een klasgenote van vroeger in deze ruimte te verblijven.
Ze heeft zich afgezonderd in een hoekje, en ze doet niet mee.
Op de middelbare school had ze een hele nare, en vooral oneerlijke omgang met mij.
Ik kan helemaal niet tegen onrechtvaardigheid. Ze deed ook naar tegen anderen.
Het is nooit uitgepraat. Ik ben sterk vergevingsgezind, maar dit blijft een issue, en af en toe terugkeren in dromen. Dat komt omdat er nooit meer over gesproken is.
Dan weet je ook nooit de toedracht, en dan blijft ook het wantrouwen.
Ik probeer dan de oplossing van de zachte benadering, zodat de ander misschien gaat praten.
Want er zit natuurlijk een verhaal achter.
In de droom gebruik ik ook die benadering.
Ze zit daar heel triest in een hoekje, en dat doet mij denken aan één van mijn verjaardagen van vroeger. Alle kinderen deden vrolijk mee, terwijl zij triest met de barbies zat te spelen, die ik zojuist gekregen had. Ik vond het prima dat ze met mijn barbies speelde, maar ik werd er zo triest van dat ze zich zo buitengesloten voelde, en blijkbaar niet op haar gemak in de groep. Ik probeerde haar erbij te betrekken, maar dat lukte niet. Wel stelde ze de aandacht op prijs.
Dat was nu - in de droom - ook het geval.
Ze stelt de aandacht op prijs, maar het lukt haar niet om tot praten te komen.
Ze blijft opgesloten in haar eigen kokon.
Ik ben stomverbaasd dat ze na al die jaren nog steeds op de rem zit.
Eerst had ik de angst dat ik nog steeds op de gesloten afdeling zat.
Nu ontdek ik dat ik er zelf niet meer zit, maar zij en de andere dames wel.
Het lijkt op een vissenkom: dat zij in die vissenkom zwemt en ik zeg kom, ga mee de wereld in.
Dat ik denk dat ik haar zomaar mee kan nemen, en dan vergeet dat er glas tussen zit.
Dat het onmogelijk gaat.
Voor mijzelf is het een teken dat het achter mij ligt.
Anderzijds is het ook een behoorlijke confrontatie dat anderen 'er nog steeds in zitten'.
En dat ik niet de persoon ben die kan bewerkstelligen dat zij eruit kunnen komen.
Ook begrijp ik, dat het niet om de letterlijke opsluiting gaat, maar om het opgesloten zijn in bepaalde denkwijzen en denkbeelden. Dat je dat dus alleen zélf kunt veranderen.
Een confronterende gedachte.
Ik vind het moeilijk om de anderen achter mij te laten en alleen aan mezelf te denken.

Hoofd

Droom 8 - 9 december:

Ik droom dat ik een weg oversteek, met een levend hoofd in mijn handen.
Ik draag het hoofd heel zorgvuldig in mijn handen, en zorg er goed voor.
Het is ook nog wat bebloed bij de hals, en wellicht praat het hoofd tegen mij.
Het is niet eng.
Het is bij de brug, op de overgang tussen Wateringen en Kwintsheul.
In een ander fragment heb ik een knutselwerkje van Hugo in handen.
Het is een 'papieren hoofdje', gemaakt van een papieren boterhamzakje.
De hoeken zijn omgevouwen, en het gezicht is met zwarte verf op het papier getekend.
Het hoofdje is dus nog wat 'vierkant'.
Het gezichtje is vriendelijk.

zondag 23 november 2014

Het archief

Deze keer niet de beschrijving van een droom
maar een afbeelding van mijn 'dromenarchief'
In feite is de motivatie tot het bijhouden van een weblog
ontstaan middels het regelmatig uittypen van mijn droom
Beide mappen beslaan de periode 2006 - 2010
Best trots op!
Erg benieuwd naar de inhoud, als ik het weer lees
De dromen zijn erg persoonlijk en gedetailleerd uitgeschreven
Ik beloof je dat ik tzt fragmentjes op Droomvriend plaats
Leuk! 

donderdag 20 november 2014

Zolder


Ik droom over een feestje.
Het feestje is al in volle gang, en loopt ten einde.
Ik voel mij er verantwoordelijk voor dat de anderen het ook naar hun zin hebben.
Ik weet wel dat dat niet mijn verantwoording is, maar het voelt wel zo.
We zitten in een kleine zolderruimte, en een mannelijke collega zit ook in die ruimte.
Het is eigenlijk een beetje nagenieten van een geslaagd feestje.
Dan komt er plotseling, geheel onverwachts, een rat door de kamer rennen.
Hij loopt in een diagonaal door de kamer, in razendsnel tempo, zoals een kogel uit een geweer.
Ik schrik mij dood, en roep dat we de rat moeten vangen.
Ik word afgeschrikt door het grote, glibberige, aanvallende, agressieve lijfje van de rat.
Het lijfje is op een onaangename manier 'harige', en heeft op mij een afstotende werking.
We proberen de rat te vangen, maar dat lukt niet.
Dat schijnt niet erg te zijn, en het schijnt ook niet de bedoeling te zijn om de rat te moeten vangen.
De rat wordt groter in formaat, en verandert dan in een tijger.
Het is eigenlijk een grote hond, die stil staat als een standbeeld (zoals kinderen honden tekenen, heel statisch), en hij kijkt ons met trouwe hondenogen aan. Ze zeggen dat het een tijger is, maar in verschijning lijkt hij veel meer op een lieve, rustige, trouwe hond.

In een volgend fragment zit ik op het dak van het ouderlijk huis.
De randen van de gevel zijn zojuist in friswit geschilderd. Het ziet er prachtig uit.
Ik ben trots op het resultaat. Blijkbaar heb ik dit dus zelf geschilderd.
Ik ben heel blij dat ik nu in de buitenlucht ben, en dat ik de ruimte heb.
Ook vind ik het prettig om hier hoog op het dak te zitten. Het is een veilige plek.
Ik ben in het geheel niet bang, integendeel.
Hier kan ik de boel goed overzien. Dat kon ik niet, in de beslotenheid van de zolderkamer.
Ik ben blij dat ik nu buiten ben, en het geeft een vrij gevoel.
Beneden zie ik de auto's rijden, en het leven aan mij voorbij trekken.
Het geeft mij veel vertrouwen.
Door hier bovenop het dak te zitten, heb ik het overzicht om op gemak te onderzoeken wat goed voor mij is. Het leven daar beneden biedt veel vertrouwen om mij wederom te verwelkomen, in een nieuwe situatie. Het is mooi voorjaarsweer. Ik voel een zacht lentebriesje.
De zon schijnt vriendelijk in mijn hals.

Ik zeg tegen mijn collega dat ik mij nog steeds verantwoordelijk voel voor de anderen.
En hoe dat nu verder moet, met de rat en de tijger/hond.
En of dat nu wel of niet opgelost is.
Hij zegt dat ik mij daar niet meer druk om hoef te maken.
Dat zij dat wel zullen overnemen.
Dat ik kan gaan genieten van mijn nieuwe uitzicht.
En inzicht!



www.dromenweb.nl:


Een droom over ratten geeft aan dat u bedrogen zult worden door een bekende. Ruzie met metgezellen wordt hier ook door voorspeld. Het vangen van ratten betekent dat u de meningen van anderen zult verachten en dat u uw tegenstanders ruimschoots zult kunnen aftroeven. Het doden van een rat voorspelt een overwinning.



Dromen over een tijger die u nadert geeft aan dat u zult lijden onder de inbreng van tegenstanders. Als de tijger u aanvalt ziet de toekomst er niet rooskleurig uit. Als u de aanval weet af te slaan, of de tijger weet te doden, zal het u voor de wind gaan. Een tijger van u zien weglopen is een teken dat u tegenstand zult overwinnen en dat een tijd van voorspoed aanbreekt. Dromen over tijgervellen betekent dat u op weg bent een luxueus en plezierig leven in te richten.

Een droom over een valse hond wijst op tegenstanders en ongeluk. Als een hond u vriendelijk gezind is wijst dat op de aanwezigheid van voordeel en vrienden. 


Dromen dat u op een dak staat voorspelt veel succes. Als u bang wordt en denkt dat u zult vallen zult u, terwijl u toch vooruitgang boekt, niet tevreden zijn over behaalde resultaten. Dromen dat een dak instort betekent dat u te maken krijgt met een calamiteit. Het herstellen of bouwen van een dak voorspelt dat u binnenkort fortuin zult maken. Wanneer u droomt op een dak te slapen zult u tegenstanders de baas kunnen, maar valse vrienden hebben. U zult over een goede gezondheid beschikken.



Het in een droom zien van huizen die goed in de verf zitten voorspelt dat u een doordacht plan ten uitvoer zult brengen. Als u verf op uw kleding heeft zult u ongelukkig worden door de ongefundeerde kritiek van anderen. Dromen dat u zelf een verfkwast ter hand neemt geeft aan dat u tevreden zult zijn met datgene wat u doet.
Dromen dat u prachtige schilderijen ziet voorspelt dat vrienden zich anders zullen voordoen dan ze zijn en dat u er achter zult komen dat u er slechter voorstaat dan u vermoedde. Als een jonge vrouw droomt dat zij een schilderij maakt zal zij door haar beminde worden bedrogen; hij is ontrouw.

zondag 9 november 2014

Medicijnen

In het ziekenhuis neem ik vier witte pilletjes in, die voor een vrouw bedoeld zijn.
Ik  houd deze in mijn mond 'ter bewaring'. Dan spuug ik ze weer uit, en geef ze aan de vrouw.
Ik vind het niet vies, omdat ik weet dat ik droom, en het dus niet echt is.

In onze straat is een man die vlak aan de straat inmense kasten met gereedschap bewaart.
Van een afstand kun je deze collectie bewonderen, als hij de houten deuren van de kast open doet.
Het beslaat de oppervlakte van twee woonhuizen, en de kasten zijn heel smal.
De spullen hangen aan een wand, maar de kasten hebben verder geen diepte.
Ik vind het wel gevaarlijk, zo vlak aan de weg, met een smalle doorgang.
Niet handig aangepakt, en egoïstisch tav de voorbijgangers.
Als er maar geen ongelukken gebeuren.
Er hangt allerlei luxe gereedschap en ook veel troepjes, maar alles zorgvuldig gesorteerd en aan de wand bevestigd. Wat mij met name opvalt, is een grote verzameling schoteltjes.
Waar dienen deze dan voor?

woensdag 5 november 2014

Donker

Nav de fietstocht, gisterenavond, door donker en mist:

Met een clubje vrouwen fiets ik richting Sleen. We staan op het punt om over te steken, op de plaats waar je het Noordbarger bos uit rijdt. Samen met een blonde vrouw ben ik al overgestoken, en we wachten op de anderen. Het is op de carpoolplaats, maar in de droom is dit ook een drukke, doorgaande weg. We kunnen bijna geen hand voor ogen zien. We wachten op de anderen, maar eigenlijk is dat helemaal niet veilig. We staan hier op een gevaarlijk punt, en we zullen verder moeten, zullen hier in ieder geval weg moeten, kunnen ons niet permitteren om op de anderen te wachten. Zij staan nog netjes te wachten totdat er ruimte is om over te steken, maar voorlopig lukt dat niet, omdat auto's af en aan rijden. Het valt me op dat ze ook helemaal niet hun best doen om over te steken. Ze staan wat doelloos te kletsen met elkaar. Zij hebben wel licht van de fietslampen.
Ik probeer de vrouw duidelijk te maken dat we ons niet meer met hun bezig moeten houden, maar ervoor moeten zorgen om onszelf in veiligheid te brengen. De vrouw ziet het gevaar niet direct, en voor mijn gevoel staat ze te dicht bij de drukke weg. Dat kan heel gevaarlijk zijn, want de bestuurders van de auto's kunnen ons onmogelijk zien. Ik zoek naar een manier om onszelf opvallend te maken, en we zouden eigenlijk fluoriserende vestjes moeten hebben, maar die hebben we natuurlijk niet.
Ik sla mijn arm om het middel van de vrouw. Ze draagt een lichtblauw elegant gebloemd jurkje. Het staat haar prachtig, maar het is nu niet praktisch, want het is een zomerjurkje, terwijl het nu herfst is, en 's avonds laat, en donker. De vrouw is zich ook hier niet van bewust. Ik merk dat ze ook wat trilt van angst. Ik weet ook niet of we nu wel veilig staan, en ik tast nog steeds in het duister. Ik weet wel dat het de goede kant op zal gaan, en dat we in ieder geval een veilige plek zullen vinden. Maar dan moeten we wel de kop erbij houden.

zondag 2 november 2014

Infuus

Zowel gisterennacht als vannacht kwam weer de droom van de (gesloten) inrichting.
Het was onvermijdelijk dat ik daar een tijdje naartoe zou gaan. Niemand kon mij uitleggen waarom, maar ze zeiden wel dat het niet zo erg was als ik dacht. Het was een kwestie van mijn tijd uitzitten. Flink ging ik de strijd aan, maar innerlijk moest ik erg mijn best doen om er gedisciplineerd mee om te gaan. Dat ging mij echter wel goed af, maar gelukkig was ik uiteraard niet met de situatie. Vooral met het feit dat niemand mij kon vertellen hoe lang dit nog kon gaan duren.
Er werd bij mij een infuus aangelegd. Het infuus werd aangesloten op mijn rechterarm. Het bloed spoot eruit, toen het infuus werd aangeprikt, maar het werd wel professioneel aangepakt. Het was de ader bij mijn elleboog. Er ging ook een gedeelte van het bloed mee de infuusslang in, maar dit werd snel weggespoeld. Ik had een hele lange infuusslang, zodat ik wel gewoon rond kon lopen. Echter, ik moest ook veel op bed blijven, en de mensen in mijn omgeving hielden rekening met mij. Er werd druk voor mij gezorgd. Ik werd in de watten gelegd, en men verloor mij geen moment uit het oog.
Ik vond het wel wat hypocriet, want ik dacht ja, nu ik dat infuus nodig heb, zien jullie mij pas staan, en nu ben ik plotseling het middelpunt. Waarom is daar een infuus voor nodig geweest? 

zaterdag 1 november 2014

Boot

Een hele duidelijke droom
In het geheel niet ingewikkeld
Dus te beschrijven in een paar zinnen
Ik kom een bekende tegen
Hij is de vader van een kind, dat ik in de klas heb gehad
Het kind is inmiddels een jongvolwassene geworden
De vader was altijd wel gecharmeerd van mij
Dat heb je wel vaker, als juf
Je bent toch de juf van zijn kind
Dus dan sta je wel een beetje op een voetstuk
Ik bleef gewoon in mijn professionele rol
En dat doe ik nu ook
Hij zegt dat hij een 'ritje met de boot' gaat maken
En of ik wel mee wil
Ja hoor
Ik geef hem 10 euro, voor de benzine
Tegelijkertijd vind ik dat eigenlijk wel overdreven
voor dat korte ritje
Hij heeft geen gelegenheid om te reageren
en houdt het opgebouwen briefje in zijn hand
maar gaat tegelijkertijd de boot klaarmaken
Het is ergens in Griekenland
Het is een prachtige omgeving
Ik geniet ervan om hier te zijn
Het blijkt een 'hoge boot' te zijn
We varen heel snel en in rondjes, bovenop een 'torenboot'
Ik was hier niet op voorbereid
Ik zeg hem dat ik hem wel moet vasthouden bij zijn middel
omdat ik anders geen houvast heb
Ook hier reageert hij niet op
Maar hij is uitermate vriendelijk, correct, zorgzaam
We maken het ritje, het duurt zo'n 10 minuten
Daarna staan we alweer aan wal
De 10 euro gaan van hand tot hand
Dan weer in mijn hand, dan weer in zijn hand
Die 10 euro kan hem helemaal niet schelen
Hij heeft misschien niet eens gemerkt dat hij die kreeg van mij
Er is een zeer goede en stabiele verstandhouding

donderdag 30 oktober 2014

Beeld

Ik heb weer een nieuwe, bijzondere ervaring.
Deze week heb ik twee keer meegemaakt, dat ik nog wakker was, en al droombeelden zag.
Dat was gisterenavond ook het geval, maar dat beeld kan ik mij niet meer herinneren.
Van de week had ik het volgende beeld:
We kijken naar de zwemles van de kinderen, en zitten op witte stoeltjes in het zwembad van Center Parcs. Er staan mensen voor ons, en daardoor kunnen we het helemaal niet zien.
Het is druk in het zwembad, en er wordt ook van alles omgeroepen.
Toch blijven we netjes en geduldig zitten, en vragen we de mensen ook niet om aan de kant te gaan. 

dinsdag 28 oktober 2014

De man

We wonen weer in het kleinere huis
Eén van de kleinere huizen hier in de straat
Op een dag woont hier een andere man
Hij is nog jong; eind 20, begin 30
Hij draagt een bril met bruin montuur
Ik zie de man maar half
Er zit iemand voor
Ik wil wel met hem in gesprek
Maar er staan andere mensen voor
Hij draagt een gele jas, met opstaande kraag
Met een paar mensen staan we in de zon
We kijken ergens naar, wat weet ik niet
De man is één van ons
Dan zijn we in zijn huis
Zelf is hij er niet
Het lijkt meer alsof we in een grote bloemenkas zijn
De woonkamer is een soort 'middenpad' van beton
Het valt mij op dat het een stuk ruimer is dan in werkelijkheid
Er komt geen einde aan
Aan weerszijden staan gevulde plantenpotten, her en der
Ik vind het een prettige sfeer
En heerlijk, al die ruimte
Was dat er ook al toen wij er woonden?
Dat was mij toen helemaal niet opgevallen
Dat had ik toen ook wel willen hebben
De huiskamer is heel artistiek ingericht
Het is wel heel sterk mijn smaak
Ik zou mij er goed thuis voelen
Er hangen kleurige schilderijen aan de muur
Verder wandtapijten, en kralenkettingen
De kleuren en vormen zijn zorgvuldig op elkaar afgestemd
Er staan ook veel planten
Schijnbaar nonchalant neergezet, en dus gezellig
Maar in werkelijkheid is alles zorgvuldig op elkaar afgestemd
Er is een hele grote tafel, die staat in de speelkamer van het ouderlijk huis
Het kan ook wel zijn dat ik die tafel als extra groot ervaar, omdat ik nog een kind ben
Het is ook wel de ge-improviseerde tafel, op Hessels zolderetage in Den Haag
De planten gaan over in tekeningen en kralenkettingen
Er zijn tekeningen die nog niet af zijn, in potlood, en ook kindertekeningen
Er is ook een sleutelbakje, met sleutels en andere rommeltjes
Je ziet dat hier kinderen zijn geweest
Ze voelen zich hier thuis
Ik vraag mij af wie hier dan allemaal wonen
Het lijkt de woning van een man alleen
Dan ontdek ik dat zijn kinderen één keer per twee weken bij hem logeren
Hij is dus gescheiden
Dat maakt mij wel verdrietig
Zo'n leuke man, en zo leuk met zijn kinderen, in een gezellig huis
Zo'n man zou niet gescheiden moeten zijn.

vrijdag 24 oktober 2014

Bunkers

We zijn in een grote zaal, met verschillende gemeenschappelijke ruimtes. Het gebouw doet denken aan de Statenhof of de Voorhof in Angelslo, of de aula van mijn middelbare school. Er is die typische vochtige / holle sfeer, die je kent van gebouwen die in de jaren '70 gebouwd zijn. Overal lopen mensen. Het lijkt op een open dag, of een beurs, waar veel informatie gegeven wordt.
Eén van de zijkamertjes is tevens de speelkamer van het ouderlijk huis. Ik krijg een hele grote secretaire te zien, precies zo één die te zien is op een afbeelding van Sarah Kay (een Sarah Kay - meisje zit te schrijven aan deze secretaire). Het is ook wel een klein kastje, met Sarah Kay afbeeldingen, dat zich uitvouwt als een secretaire. Als je het uitvouwt, zie je een enorme kast van de binnenkant, met allemaal vakjes, zoals in een letterbak. De vakjes zijn verschillend van vorm. In elk vakje wordt zorgvuldig een souvenir bewaard; een herinnering aan een bepaalde gebeurtenis. Het zijn veelal poppetjes, waar je als kind mee wilt spelen. Vooral ook Sarah Kay poppetjes, ook wel van rubber, met een piepje, als je erin knijpt.
Het kastje blijkt maar 10 euro te kosten, of hooguit 12 euro 50. Mijn moeder denkt er even over na, maar nee, ze geeft uiteindelijk geen toestemming om het kastje te kopen. Dat vind ik een beetje jammer, maar ik kan mij er ook wel mee verenigen. Want: waar moet het kastje staan? Dat is dan elke keer weer de hamvraag! En: wat zou ik er dan mee willen? Ook zie ik, dat de secretaire echt een nagebouwde secretaire is. Wel heel mooi nagebouwd, met liefde, en vriendelijk ogend.
Het blijkt dat een oudere man mij een rondleiding geeft. Ik word geleid naar de grote zaal, die zich lager bevindt dan de gang, zoals in de Statenhoek, en zoals in de jaren '70 de gebouwen wel gebouwd werden. De zaal is vol met druk pratende mensen. De man zegt dat zo'n 75% van deze mensen last heeft van psychische klachten, en misschien nog wel meer mensen. En dat dat representatief is voor de Nederlandse bevolking. Dit verbaast mij niets.
Ik ben ook nog in een kelder, of gewoon in de Metro van Parijs. Normaal gesproken voel ik mij niet zo op mijn gemak in een ondergrondse, maar nu loop ik er heel tevreden en zelfverzekerd rond.
Ik weet dat ik in een kelder ben, maar voor mijn gevoel ben ik gewoon op de begane grond.
Ik wil iets 'overleggen met mezelf'. Echter, dan blijkt dat ik een 'grote, stevige boerin' ben.
Met een mand onder mijn arm ga ik op weg naar iemand, of aan het werk, en ik heb geen tijd voor gezellige onderonsjes. Ik ben helemaal in kostuum, en best authentiek, alsof ik zo uit een vorig leven gestapt ben. Vooral het 'stevige' en 'potige' valt mij op. Niet stuk te krijgen! Maar ook heel zelfbewust, en lang niet vriendelijk, maar heel doelgericht. Zo van leuk allemaal, maar ik moet nu aan het werk. Dat praten komt later wel weer.
Wat veel indruk maakt, dat is de opmerking over 'bunkers'. De bijeenkomst in de zaal is bedoeld om het publiek ervan te overtuigen dat er geen bunkers meer nodig zijn en - sterker nog - dat de mensen in een rap tempo hun bunkers moeten gaan afbreken en verwijderen tot de laatste steen. De minister-president wil nergens geen resten van bunkers meer zien. Dit alles moet in een bepaalde tijdsperiode geschieden. Er is geen ontkomen aan. Niemand kan en mag zich nog achter of in een bunker verschuilen. De bunkers mogen er gewoonweg niet meer zijn; niet in het zicht, maar ook niet ergens verstopt. Weg ermee, voor het hele volk! Dit schijnt een ingrijpende happening te zijn, die veel voeten in de aarde heeft, en het is het gesprek van de dag. Dat lukt natuurlijk niet zo 1,2,3!!
Het doet mij denken aan het boek 'Bunkerbouwers', van Jan Foudraine.

donderdag 23 oktober 2014

Trein

Samen met Amber en Hugo zit ik in de trein, en we komen aan in Zwolle.
Amber en Hugo lopen richting de deur, en ik pak onze spullen nog even bij elkaar. Dat duurt echter langer dan de bedoeling was. Ik blijf erin steken, en ik begrijp zelf ook niet waarom. Het is een kwestie van het oppakken van een paar stevige donderblauwe rugzakken, die propvol zitten, maar erg solide en stevig en volledig ingepakt zijn. Er is aan alles gedacht, tot het kleinste dingetje, en er zit niets teveel of te weinig in. Het is alleen nog een kwestie van oppakken en meenemen naar de deur.
Dat blijkt toch ingewikkelder dan ik dacht. Amber en Hugo wachten ontspannen bij de deur.
Op het bagagerek ligt een portemonnee. Ik weet bijna zeker dat het de portemonnee van Hugo is. Het is niets voor hem, om de portemonnee daar zo te laten liggen, en dan ook nog half op het bagagerek, zodat ie er elk moment af kan vallen. Eigenlijk wil ik aan een man vragen of de portemonnee soms van hem is, want stel je voor dat het toch niet de portemonnee van Hugo is! Echter, ik besef dat er geen tijd meer is om het aan de man te vragen (een man met donker haar en een lange regenjas, verzonken in een krant, zittend bij het raam). Stel je voor dat het niet de portemonnee van Hugo blijkt te zijn, dan kan ik deze altijd nog afgeven bij het NS-personeel. Dan komt ie alsnog retour bij de man. Geen enkel probleem. Ik blijf dus bij mijn besluit, en neem de portemonnee mee.
Echter; ik ben te laat! De deuren sluiten weer, en Amber en Hugo zijn al uitgestapt. Ze wachten ontspannen in een luxe stationsrestauratie, maken zich helemaal niet druk, hebben lol samen.
De trein rijdt verder, en ik bedenk vliegensvlug hoe ik nu alsnog in Zwolle terug kan keren.
Er zitten ook voordelen aan deze situatie, want nu kan ik op gemak 'de dossiers' nog even doornemen. Die dossiers zijn de verhalen van Amber en Hugo, en hoe wij tot nu toe de opvoeding hebben vormgegeven. Het is prettig om dit zonder hen even door te nemen in een rustige treincoupé, want dat geeft de nodige afstand. Echter, mijn klus zit er gauw op, want de dossiers zien er pico bello uit, niets meer aan doen, zou ik zo zeggen. Het levert een uitermate tevreden gevoel op.
Op de één of andere manier zijn we alweer heel snel herenigd, en zitten we met zijn drietjes in de luxe wachtruimte. Amber en Hugo hebben nauwelijks gemerkt dat ik binnen kwam.
We maken plannetjes voor deze dag. Het is een zonnige dag. Het lijkt ook wel heel sterk alsof we in het buitenland zijn. Hessel is er niet bij.
Als 'afsluiting' ben ik bezig met een heel mooi handwerkje, dat eigenlijk al helemaal kant en klaar is.
Het is door iemand anders gemaakt, volgens een soort bouwpakket, met allemaal kleurtjes, hele nieuwe stoffen. Dat vind ik niet zo creatief, maar wel zo gemakkelijk, en dat laatste vind ik nu even belangrijker. Ik krijg het handwerkje van een oudere vrouw overhandigd, en ik moet alleen nog even twee afwerken, met keurige witte grote steken, precies zoals ik het met handwerken geleerd heb. Ik vind het erg prettig om hiermee bezig te zijn. Het geeft een voldaan gevoel.

zaterdag 18 oktober 2014

Schutteldoek

Ik ben op de slaapkamer van mijn ouders.
Daar ben ik met een vriendje.
Ik ben nog jong, rond de 20.
Hij omarmt mij van alle kanten, en daar ben ik heel blij mee.
Behalve van de kant waar ik oog in oog met hem sta/zit.
Ik sta het niet toe dat hij mij daar ook zou omarmen.
Dat zou teveel zijn. Ik zou dan geen overzicht meer hebben.
Deze ruimte wil ik graag vrij hebben.
Ik zie de omarming als de vlakken van een servethouder.
Zo'n luxe glimmende servethouder, die je in restaurants ziet.
Ik ben wel heel blij dat alle andere kanten wel bedekt zijn.
Dat voelt enorm veilig en vertrouwd en echt.
Het maakt dat ik helemaal mezelf kan zijn.
Hij is graag bij mij en het lijkt alsof hij het liefst voor altijd bij mij is.
Het is enorm intiem, zonder dat er nu verder meteen van alles hoeft te gebeuren.
We hebben ook verschrikkelijk veel lol.
Anderzijds is het ook wel weer héél close.
Ik weet niet zo goed hoe ik daarmee om moet gaan.
Maar het voelt vooral wel heel prettig en veilig, en ik zou niet anders willen.
Hij wil het eigenlijk helemaal niet, maar toch staat hij langzaam op, en rekt zich uit.
Zijn been was gaan slapen en het mijne ook. We moeten er beiden om lachen.
Hij rekt zich uit met veel kabaal en ontspanning.
Ik merk dat het mij goed doet, dat hij zich heeft losgerukt uit de omarming.
Ik had het zelf niet aangedurfd. Had de angst gehad hem daarmee te kwetsen.
In het ouderlijk huis moet weer van alles gedaan worden.
Ik kan niet lang stil zitten, moet de andere gezinsleden assisteren, opruimen, schoonmaken.
Hij is zich dat ook wel bewust. Het gevoel wordt er niet minder om. Het is nog even sterk.
Als symbool stuurt hij nog even gauw een afbeelding van een theedoek, per telefoon.
Ik zie de afbeelding, en draag deze bij mij, het voelt vertrouwd. Het is een mooie theedoek.
Een nieuwe theedoek, die plat liggend op de afbeelding staat.
Het Drentse woord schutteldoek komt naar voren, en komt ook steeds terug.
Ik draag het bij mij, als een icoon.

Geschenkje

Ik maak een geschenkje, om op te sturen.
Het is een mooie afbeelding, waar ik veel werk aan heb gehad, met plakken en knippen.
Ik ruik de lijm nog.
Met ouderwetse 'gummies' plak ik de hoekjes aan elkaar.
De gummies blijven ertussen zitten.
Het is helemaal 'ingepakt' met lichtbruin tape, dat er stevig omheen zit.
Ik wil er nog een kaart met de foto van een klein poesje op plakken.
Dat ziet er gezelliger uit, dan alleen de tape.
Hessel bekijkt het geschenkje.
Hij waarschuwt mij wel: de materialen schijnen niet milieuvriendelijk te zijn.
Dat kan ik mij bijna niet voorstellen.

maandag 13 oktober 2014

Lichtjes

Er is een feest of een bijeenkomst gaande in het dorp, of in een dorp in het zuiden van het land.
Het speelt zich steeds af in het donker. Het is een chaotische massa, en mensen lopen er steeds door elkaar. Het is heel onoverzichtelijk, en ik weet steeds niet waar ik aan toe ben. Om hierachter te komen, blijf ik ook steeds maar lopen, maar besef ik al gauw dat ik steeds in dezelfde banen loop, net zoals de andere mensen, en voor mij schiet dat niet op. De banen zijn paden in de modder, of in het mulle zand, en die banen zijn in de loop van de geschiedenis al door vele mensen belopen, dus dat is wel zo overzichtelijk voor de mensen.

De anderen hebben er schijnbaar geen problemen mee, maar ik ben er wel een beetje klaar mee.
Ik besluit even te wachten met verder lopen, en nu kan ik alles even een beetje overdenken.
Vervolgens begin ik aan een lange voettocht naar Stompwijk, een bestemming die wij vroeger regelmatig met de familie kozen, om een bezoek te brengen aan vrienden. Ik ga er helemaal te voet naartoe en dat valt niet altijd mee, want ik ben op blote voeten in het donker, dus ik zie niet altijd waar ik loopt. Dit leidt ertoe dat ik kloven in mijn voeten krijg, en in steentjes e.d. trap. Echter, het blijft bij kloven. De schade valt mee. Ik besef ook wel dat het makkelijker was geweest om met de anderen mee te gaan, want als ik nu iets oploop, dan kan ik niet even hulp vragen aan een ander. Echter, dat weegt niet op tegen de weldaad die het geeft, om nu in mijn eentje door deze stille nacht te lopen, met een prachtige lucht, een mooie maan. Ik loop steeds door de modder, of de harde, koude grond. Ik weet dat de grond koud is, en dat ik kou kan vatten, maar mijn hele lichaam is lekker verwarmd, ik heb ook geen koude voeten, ik voel me optimaal. Het harde ploeteren in deze tocht wordt ruimschoots beloond door een gevoel van overwinning, en de endorfinen die in mijn lijf vrijgemaakt zijn. In het huis in Stompwijk word ik welkom ontvangen, en ik hoef niets uit te leggen, gelukkig, Ik kan er even een bad nemen, dat is heerlijk. Even later zit ik bij de familie (die ik niet ken) bij de televisie. Ze hebben nauwelijks in de gaten gehad dat ik ook binnenkwam. Ze eten pizza met bordje op schoot, en de pizza ziet er heel mooi verzorgd uit, als een soort rond hoogstaand taartje met bladerdeegrand, en verjaardagskaarsjes. Ook zie ik hier en daar slingers. Ik maak de opmerking dat het in huiselijke kring toch veel gezelliger is dan in die mensenmassa. Ja, daar zijn ze het ook wel mee eens, hoewel zij ook best houden van een biertje drinken in die mensenmassa, en dan geen last hebben van de chaos en de drukte. Daar heb ik wel last van. Het valt mij op dat ik de slippers van Hessel draag, die te groot zijn, en in de droom zijn ze veel te groot.

Ook is er een moment dat ik gekleurde kerstlichtjes aan maak. Dat doe ik simpelweg door twee onderdelen aan elkaar vast te maken, zoals je de klep van een rugzak aan de rugzak klikt, met een plastic 'drietand'. Het is een groot plastic 'geraamte', overal bezaaid met lichtjes, in pastelkleuren. Ik ben heel blij als de lichtjes gaan branden.

Pink Floyd

Ik ben in de kleedkamer van een theater, en daar ontmoet ik een vrouw, die praat over Anthonie Kamerling. Ik denk dat zij dus Isa Hoes moet zijn, maar ik weet het niet zeker, want ze lijkt niet op haar. Ze is druk bezig met opkleden. Ik vraag haar of zij Isa Hoes is, en ze zegt dat het zo is. Ze kijkt mij meteen in de ogen, en ziet dat ik haar iets wil vertellen dat te maken heeft met haar verhaal over Anthonie. Ik begin te vertellen, maar dan wordt ze weggeroepen, en het gesprek zal een andere keer een vervolg krijgen. Ze wil wel graag mijn verhaal horen.

Er is een bijeenkomst met voornamelijk oudere mensen, en de zaal zit bomvol. Ik heb geen idee waar de bijeenkomst over gaat. Een vriend van ons zal de spreker zijn, maar hij komt wat aarzelend op gang. Er staat een vrouw op, die verkleed is als de boze fee van Assepoester, en in werkelijkheid vind ik haar ook niet vriendelijk. Ze heeft donker haar, heeft op zich wel een knap gezicht, maar haar ogen staan niet vriendelijk. Verbitterd. Ze zegt dat hij 'altijd al vreemd geweest is', en dat ze beter iemand anders hadden kunnen vragen voor deze bijeenkomst. Ik twijfel even, maar dan sta ik op, en zeg haar dat iedereen mag zijn zoals hij of zij is, en dat wij hem met zijn allen juist een bijzonder persoon, en als hij gewoon even wat meer tijd nodig heeft om op gang te komen nou, dan is dat maar zo, want hoe erg is dat!? Een andere vriend staat in de keuken, steekt zijn duim omhoog, en knipoogt, zo van 'goed gezegd hoor'.

Ik ben in de kerk in ons dorp, en er is een goederenmarkt aan de gang. Ergens verdekt in een hoekje, maar wel goed zichtbaar, staat een LP-hoes van Pink Floyd, omringd door wat gezellige snuisterijen. Ik ben helemaal onder de indruk, want ik ken deze LP-hoes niet. De voorkant is ingedeeld in zes vlakken, en op ieder vlak staat een kleurige afbeelding afgedrukt, beetje waterachtig in elkaar overlopend, maar toch ook duidelijk, verschillende tinten, maar wel meest afgeleid van de primaire kleuren. Ik ben heel benieuwd naar de LP, en wil deze kopen, kijk ook eerst even verder. Er komt een man ongevraagd een verhaal aan mij vertellen. Hij zegt dat de tekeningen op de LP-hoes 'niet overeenkomen met de overtrekblaadjes'. Ik begrijp eerst niet wat hij bedoelt, maar dan haalt hij kleine velletjes overtrekpapier tevoorschijn, met dezelfde tekeningen als op de LP-hoes, maar dan hier en daar een beetje anders. Hij legt steeds een velletje op de hoes, en wil hiermee aantonen dat de tekeningen op de LP-hoes dus niet helemaal overeenkomen met die op de overtrekvelletjes. Ik zie dat ook wel, maar ik vraag mij af of dat een groot ptobleem is, want de LP-hoes in zijn geheel is prachtig geworden. De man heeft wel een antwoord op mijn vraag, maar het voert tever door om dit terplekke aan mij te vertellen.

Even later ben ik met diezelfde man in het ouderlijk huis, bij de trap. Naast de LP-hoes heeft hij mij ook wat andere dingetjes laten uitkiezen, met veel praatjes erbij. Het is allemaal niet zo duur, dus ik denk dat kan wel. Er is o.a. ook nog een beschrijving bij de LP-hoes, en de voorkant van deze beschrijving is identiek aan de hoes. Hier ben ik al heel blij mee. De LP-hoes met de beschrijving is voor mij eigenlijk al helemaal goed. Maar er liggen nog meer spullen, en de man zegt dat het bij elkaar 36 euro is. Nou, dat begrijp ik niet. Het geheel is hooguit zo'n 11 euro. De man houdt vol dat het toch echt 36 euro is. Hij wijst op een grote geldkoffer, die op de trap staat. De koffer staat er open en bloot, schuin, zodat deze er zo vanaf kan vallen. Ik had de koffer helemaal niet opgemerkt. De koffer is niet van mij, maar van Hessel of van mijn vader. Eén vakje zit vol met munten, en er is ook nog een vak, gevuld met papiergeld. Ik vind het brutaal dat de man zich met deze koffer bemoeit, en leg uit dat het niet mijn koffer is. Ik ga zoeken naar mijn portemonnee, die ergens onder de spullen ligt. De man wacht in spanning op zijn geld.

Tenslotte besluit ik niet te betalen, omdat ik weet dat ik droom en weldra wakker zal worden!!!!

dinsdag 23 september 2014

Handrem

Ik zit in de auto, en rijd naar Kwintsheul, het dorp waar ik geboren ben. Ik kom van de Hollewatering, en ik wil linksaf slaan. Echter, ik krijg de auto niet tot stoppen. Ik trek aan de handrem, omdat ik iets op een helling sta. Het is mij niet duidelijk of dat hellinkje nu stijl om hoog is, of stijl omlaag. Het is in ieder geval een heel klein hellinkje, een hindernisje zogezegd, maar ook wel een soort bescherming, omdat ik anders te snel zou gaan. De auto staat niet stil, maar gaat ook niet hart, dijt gewoon nog een stukje uit, waardoor de auto andere auto's raakt, en dat is onhandig. Het leidt niet tot ongelukken, maar wel tot schade aan de auto's, en dat is lastig. Ik baal ervan dat ik mij er door anderen toe heb laten aanzetten om de auto niet tot stilstand te brengen. Ik had het nooit zo ver moeten laten komen. Ik heb anderen over mijn grenzen laten komen. Ik baal hier extra van, omdat ik erop verdacht was, maar dat het toch alsnog gebeurd is. In de droom zijn de gevolgen goed te overzien, en niet desastreus. De droom brengt in feite een reconstructie in beeld van 'Kijk, dit is wat er gebeurt als je anderen over je grenzen laat komen. Niet meer doen dus'.

In een ander fragment heb ik inkopen gedaan bij een supermarkt in Kwintsheul, en ga ik met het winkelkarretje (Jumbo) naar het ouderlijk huis. Ik bedenk me dat dat toch helemaal niet toegestaan is, en bedenk alvast een moment waarop ik het karretje weer terug kan brengen. Het is nu al 's avonds laat, dus geen handig tijdstip. Binnen ruim ik alle boodschappen in, en nu bevind ik mij in ons vroegere huis aan de Rister. Ik zie vooral groenten (paprika's) die half aangesneden zijn. Het blijkt dat Hessel gekookt heeft en dan zie ik pas dat hij een heerlijke ovenmaaltijd gemaakt heeft. Er ligt een grote ovenplaat, met daarop een heerlijk geurende ovenschotel, net uit de oven. Het lijkt me een verrukkelijke maaltijd. Ook zie ik in een glas een vrolijk 'toetje', van schijfjes tomaat op een stokje, samen met citroen, een vlaggetje en een lachebekje erbij. Ik zie er meerdere staan. Alles staat klaar voor straks. Gezellig!


zondag 21 september 2014

Op televisie

Er is een televisieuitzending
Het is in de jaren '70
Een oud televisieprogramma
Ouderwetse, fletse kleuren
Oud televisietoestel
Ik sta er vlakbij
Zoals de mensen dat vroeger ook deden
Toen de televisie nog een bijzonderheid was
Het gaat over tennis
Er is een interview
Men zegt dat ik ook op de televisie kom
Ik heb het woord 'Fernsehen' in mijn hoofd
Dan is het mijn beurt
Ik vraag me af hoe ik daar moet komen
Want ik ben in de huiskamer van het ouderlijk huis
De huiskamer is nog niet verbouwd
De schuifdeuren zijn er nog
Ik zie het oude groen-beige tafelkleed, met de kwastjes
Men zegt dat ik gewoon in de televisie moet stappen
Ik vind dat niet professioneel
De kijkers zien immers deze omschakeling
Maar het schijnt niet anders te kunnen
Ik voel me er wel wat ongelukkig bij
Ik ben half wel, half niet in beeld
En bovendien is er onrust, als ik de overstap maak
Ik vraag me of hoe geinterviewden dit normaal gesproken doen
Dan begint het interview
Dat gaat erg rommelig en onprofessioneel
Dat irriteert mij
Amber en Hugo praten er steeds doorheen
Ze vragen dan steeds tussendoor iets aan mij
Hugo knipt letters uit van wit papier
De ondergrond is oud-roze
De interviewer zegt dat we het interview beter kunnen stoppen
De kinderen hebben nu even de aandacht nodig
Dat begrijpt de interviewer wel
Ze is dol op kinderen

zondag 14 september 2014

Amazone-gebied

Naar aanleiding van een nieuwsbericht over de ouders van Chris, die de wandeling doorlopen hebben, die zij met haar vriendin Lisanne liep, vlak voor hun overlijden, heb ik de volgende droom:

Ik volg een opleiding en de docente wil heel graag met ons 'naar het Amazone-gebied', om te ervaren hoe dit is. Ze zegt dat het een voorwaarde voor ons is, om verder te komen in onze ontwikkeling. Het zal ons louteren, zal een zuiverende invloed hebben, zal ons gelukkig maken. Ik vind het wat vreemd dat ze dit zegt, want ik vind haarzelf helemaal niet sympathiek, en ze legt ons dingen op, zoals ook deze excursie. Ze onderbouwt het verder helemaal niet, zegt niet wat we mee moeten nemen, hoe we ons voor moeten bereiden, verlangt van ons dat we veel geld opzij leggen om hieraan deel te nemen, laat ons helemaal geen keuze. Als we niet meedoen, betekent dit einde opleiding. En dus doen we allemaal braaf mee.;

De vliegreis verloopt heel voorspoedig. Het verbaast mij dat we zo snel al op de plaats van bestemming zijn, en dat ik mij ook helemaal niet zoveel herinner van de vliegreis. Dat vind ik ook wel jammer, want een vliegreis is immers altijd indrukwekkend, en een belevenis op zich.
We staan in de rij bij een afdaling, die uitmondt in de Amazone-rivier, die in India schijnt te zijn, en dus heilig. Het valt mij op dat de rivier vooral heel breed en ruim is, veel breder dan de Ganges, en veel meer omringd door natuur, veel meer 'oer', en minder geciviliseerd. Dat geeft mij een goed, vertrouwd gevoel. Ik verheug me enorm op de 'afdaling'. Deze afdaling is vanaf een helling, in een hoek van ongeveer 45 graden. Het doet denken aan de lopende band, waar vroeger de tomatenkistjes  op de veiling overheen gingen, in een vaste baan, die liep op een rails. Wij moeten de ruimte tussen die twee metalen railslijnen betreden, en netjes wachten  op onze beurt. Aan het einde van de helling staat onze docente, of een reisleidster, ze is blond, om ons instructies te geven.

Ik sta hier ongeveer halverwege met mijn vriendinnen van vroeger, en het kan ook wel zijn dat we met kleding aan wachten om diploma te gaan zwemmen, en dus heel zenuwachtig zijn, maar er ook wel zin in hebben. We gaan er een beetje lacherig mee om.

Ik stap 'voor het eerst in de modder van de Amazone-rivier', en het voelt als een magische ervaring. Ik roep uit dat ik het water van deze rivier heerlijk verfrissend vind, en heerlijk zacht. De schilderleraar staat in de buurt, en dat bemerk ik later pas. Door deze ervaring schijnt de cirkel rond te zijn in mijn schildersproces, ook al zie ik nu het verband nog niet.

Het volgende moment glijd ik hard naar beneden, alsof ik door de rivier 'aangezogen' word. Dit overkomt alleen mij, en niet mijn vriendinnen. Zij kijken met verbazing toe. Aanvankelijk heb ik de schrik van mijn leven, maar al gauw voelt het heel prettig, omdat dit ertoe leidt dat ik wat betreft mijn ontwikkeling 'in de lift' geraakt ben, en dat ik hier alle hulp bij krijg die ik nodig heb. Ik heb in feite geen tijd om te aarzelen, want ik heb er mijn handen vol aan om mijn eigen proces op de voet te volgen!

De reisleidster drukt mij op het hart dat ik - als ik iets gevonden heb - bekend moet maken dat ik een Nederlander ben. Ze zegt dat ik dan bepaalde woorden moet zeggen, maar ik versta haar niet, en als ik haar wel versta, dan weet ik niet wat de woorden betekenen. Het niet verstaan heeft ook wel te maken met een waterval op de achtergrond, die veel herrie maakt. Ik voel me enorm thuis op deze prachtige plek in de natuur, geniet heel erg van deze ruimte en prachtige natuur, en het werkt enorm helend om hier te zijn, na het overlijden van deze twee jongedames, die ik zelf nooit gekend heb. Ik weet dat zij hier op tragische wijze zijn overleden, maar tegelijkertijd voel ik de enorme helende krachten van de natuur, die hun uiterste best doen om mij zover te krijgen dat ik ver over de dood heen kan kijken. Het is een individueel proces. Ik weet dat ik mee ga zoeken naar tekenen van deze twee jongedames, en ik voel mij vereerd dat ik dat mag doen, maar uiteindelijk zal het mijn individuele proces zijn, en dat geldt voor allen die hieraan deelnemen.

Ik zie mensen heel ontspannen zwemmen in de rivier, en nu blijkt dat er een hele grote tanker op ons ligt te wachten, parallel aan de helling, waar nog steeds mensen heel geduldig op hun beurt wachten. Tussen de tanker en de helling zwemmen mensen, wat ik trouwens best wel een beetje eng vind, maar ze zwemmen daar heel ontspannen. Ik word weer even boos op de docente, dat ze niet even gezegd heeft dat we zwemkleding mee moesten nemen. Ik draag een spijkerbroek en wit shirt, en heb geen badpak meegenomen. Ik voel me altijd wat beholpen als ik geen badpak heb meegenomen, terwijl ik ergens wel kan zwemmen. Dat voelt dan als een vrijheidsberoving. Zodra er mogelijkheid is om te zwemmen, wil ik een badpak op zak hebben. Ik ben nog even bang dat ik op grond van het feit dat ik geen badpak bij me heb niet 'toegelaten' word in de rivier (omdat een spijkerbroek te zwaar maakt), maar dat is niet het geval. Ze laat mij net zo gemakkelijk gaan, en ik zwem de rivier in. Het schijnt helemaal niet uit te maken of ik hier nu zwem in mijn spijkerbroek en wit shirt, of dat ik mij op de tanker begeef.

Wéér die ervaring van dat heerlijke zachte water vermengd met zachte zand, het zuiverende, het helende, de lauwe temperatuur, die precies goed is, ik kan er geen genoeg van krijgen, het is voor mij het mooiste wat er is, en ik duikel steeds, ga steeds kopje onder, dit moment mag wel heel lang duren!

Even later, op de boot, verken ik de vertrekken van de boot. Het is een immens grote boot, met grootse plannen, die ik nu nog niet kan overzien. Ik zou het wel graag willen, maar dat is onmogelijk. Ik word hier ook wel een beetje bang van, omdat de boot erg groot is, te groot eigenlijk, en ook al heel oud, roestig, doorleefd, en ik ken alle vertrekken nog lang niet, denk niet dat ik alle vertrekken door en door zal leren kennen voordat ik sterf, weet dat dit ook niet nodig is, en dat de boot enorm solide is, mij overal naartoe zal voeren, dat de boot oud is, maar dat dat juist een voordeel is, omdat de boot veel kennis en ervaring bezit, waar ik allemaal gebruik van mag maken, en ja, daar hoort roest ook bij, dat zit juist in het pakket. De boot biedt een ruim uitzicht over de rivier, dat magnifiek is, ik word er heel gelukkig van.

Ik verken de vertrekken, en kom in de machinekamer, dat is een doodlopende weg, ik kan er niet naar binnen, en ik mis hier de ramen. Ik hoef hier ook niets meer te zoeken, het is in het benedenruim van het schip, maar alles is hier al verkend, ik mag hieraan voorbij gaan, ook al moet ik zelf nog aan dit idee wennen. Dan begeef ik mij op de verdieping daarboven. Ook dáár heb ik niets meer te zoeken, maar dat heb ik zelf nog niet in de gaten, dus ik loop er toch wat rond. Ik neem plaats in een zespersoonscoupé, zoals in de trein. Tegenover mij, in het midden, zit één van de meiden waarmee ik omging in mijn puberteit, en waar ik geen fijne herinneringen van heb. Zij draagt de kleding van Amber op driejarige leeftijd, een mooi gebloemd broekpakje dat mijn moeder toen gemaakt had. Het voelt alsof ik mij door een ander mijn identiteit (en alles wat ik heb opgebouwd) laat afnemen. Ze begint tegen mij te praten, en ik heb maar één doel: wegwezen hier, en verder lopen richting de bovenste verdieping van het schip. Het lukt mij nog nét om mij netjes te excuseren dat ik nu alweer weg loop, en gedag te zeggen.

Beroepskeuze

Ik heb het heel druk met open dagen van scholen, en het maken van keuzes wat betreft de richting die ik - beroepsmatig - uit wil. De open dagen lopen voor mij ook wat door elkaar: zijn het open dagen voor mezelf, of voor 'mijn' studenten, of voor Amber? Waar moet ik zijn? Op de Noordelijke Hogeschool, of op het Drenthe College?

Ik ben eerst op de Noordelijke Hogeschool, en schijn daar een afspraak te hebben staan voor een intake, met de studie 'docent Nederlands' als doel. Echter, er wordt mij verteld dat ik deze studie niet nodig heb om het doel te bereiken, wat ik graag wil bereiken. Ik zal wel te maken krijgen met het begeleiden van studenten bij hun taal (en dat kan ook een mix van Nederlands en Duits zijn), maar daar heb ik niet meer deze hele studie voor nodig, aangezien het een onderdeel wordt van een beroep, dat uit nog veel meer onderdelen zal gaan bestaan.

Ik moet de intake dus afzeggen, ook omdat ik tegelijkertijd aanwezig moet zijn op het Drenthe College in Emmen, voor deelname aan de cursus ter opfrissing van de verpleegtechnische vaardigheden. Het is ook wel weer jammer om deze intake af te zeggen, omdat ik de afspraak heb staan met een hele vriendelijke meneer, een manager op de NHL, waar ik mee gesproken had nav informatie over de opleiding 'leraar gezondheidszorg en welzijn'. Ik heb het gevoel dat ik deze meneer sowieso even moet spreken, los van het feit of ik wel of geen opleiding ga doen, omdat hij allerlei interessante 'theorieën en filosofieën' heeft, die mij verder kunnen brengen in mijn ontwikkeling. Hij zal het niet erg vinden als ik deze afspraak afzeg en een nieuwe afspraak maak. Hij zal het wel begrijpen.

Ik loop trappen op en af, en het is druk in het gebouw. Nu bevind ik mij in het Esdal College in Emmen. Het zijn goed begaanbare, brede trappen, solide van steen, en niet stijl. Het zijn dezelfde trappen als in de droom die aankondigde wanneer ik de liefde van mijn leven zou ontmoeten (Hessel).




maandag 8 september 2014

Boot

Ik loop over de boulevard in Hoek van Holland, en het is ook wel Kijkduin, op de plaats waar de muziektent staat, of de Hooge Stoep in Gees. Het gaat erom, dat het een verlaagd plateau is, en dat daar omheen het land verhoogd is. Het is gestut met hout, en dat hout is beschilderd, in een vrolijke blauwe marinekleur. Met grote witte letters staat erop geschilderd dat het publiek welkom is om hier wat rond te wandelen. Ik vind dit wat overdreven, want het spreekt toch voor zich, dat we hier kunnen rondwandelen? Er staat ook een boot, zoals de speelboot in Kijkduin. Er zit een verhaal aan deze boot vast, maar ik krijg niet duidelijk wat dit verhaal is. Ook weer dat hout, geschilderd in marinekleuren. Het hout van de boot is in het beton gestort. Het ziet er allemaal heel solide uit.
Het verhaal gaat erover, dat we nu veilig aan land zijn, dat we goed verzorgd zijn, en dat alles goed geregeld en overzichtelijk is. Dat doet vermoeden dat het ooit echt wel anders is geweest, met flinke stormen en onrust, maar dat is nu allemaal achter de rug.

zondag 7 september 2014

Thuiszorg

Ik loop een route bij het Haags Kruiswerk, als wijkverpleegkundige.
Het is vreselijk druk in de stad, en ik kom niet door het verkeer heen.
Ik ben met de auto, of met de fiets.
Het kan ook wel zijn dat ik samen met Hessel ben.
Bij de eerste cliënt (uit Zwinderen) heb ik heel erg de tijd genomen.
Dat heeft ze ook heel erg op prijs gesteld, en de familie ook.
Nu moet ik echter wel veel meer gaan haasten, en ik weet ook niet waar ik moet zijn.
Er zitten verder meest onbekende mensen in de route.
Tussendoor moeten we nog even ergens in het centrum een expositie inrichten van Hessel.
Het is zoals bij de expositie van Amber, in zo'n klein kamertje.
Hessel legt er een matras neer, zoals één van de exposanten dat ook deed.
Het is een dun matras.
Het doet ook wel denken aan het matras van de Marokkaan, die achter ons huis woonde.
Ik ruik er ook weer de muffe geur bij.
Ik weet dat ik droom, en zeg tegen mezelf dat het niet echt is.
Ik raak maar half overtuigd, want ik zeg tegen mezelf dat ik de bezoekjes aan de mensen wel toegezegd heb. Vanwege mijn droom is het dus niet echt, dat ik in Den Haag zoek naar adressen, en dus zitten de mensen niet tevergeefs op mijn bezoek te wachten, omdat het niet echt is, aangezien ik droom, en dus niet in Den Haag ben. Tot zover kan ik erin meegaan. Echter, er zit mij toch nog iets dwars. Het kan namelijk wél echt zijn dat ik de route heb toegezegd, en dat de mensen dus toch wél zitten te wachten op mij, dat ik ergens iets beloofd heb wat ik niet waar kan maken, en de reden is nu niet meer dat ik de weg niet kan vinden, maar de reden is nu dat ik droom, en dus niet in Den Haag ben, maar ik kan het nog niet loslaten, want wat nou als ik het wel aan de mensen heb toegezegd, en ze dus toch wel zitten te wachten? Ik besluit te wachten totdat ik meer wakker word, dan zal het vanzelf wel opgelost worden (wat natuurlijk ook gebeurt!).

Ik was o.a. op zoek naar 'de Dagstraat'. Daar zou een sjieke, oude dame wonen, heel hartelijk en gezellig. Deze weet ik wel te vinden, want dat is 'naast Asta'. Naast Asta (een bioscoop) was een uitgaansgelegenheid, die 'Nastasta' heette.

Toets

Ik moet een toets doen, denk een rekentoets, maar weet niet zeker.
De droom die vaker terugkeert: dat ik niet alle antwoorden weet, dat ik er te lang en te uitgebreid over doe, dat ik het lang niet af krijg, dat ik de antwoorden best had kunnen weten als ik ervoor geleerd had, dat ik van tevoren niet wist dat ik deze toets zou krijgen, dat als ik dat had geweten, ik mij wel goed had voorbereid en dan dus de toets gewoon gehaald had.

Per vraag brandt er een lichtje in een kastje, zoals het kastje in het fietsenhokje in Hoek van Holland, waar je fietssleuteltjes uit kon halen. In de droom is dit een soort ouderwetse radio, met inpluggen, en een DJ, die mij helpt / stimuleert met het maken van de toets. Hij zegt dat ik het wel kan, en dat het gewoon een kwestie is van de toets afmaken. Ik weet niet of ik zijn aanwezigheid wel op prijs stel. Hij is vriendelijk, maar ook opdringerig. Tussendoor probeer ik naar de zolderverdieping van een nieuwer huis te lopen, maar ik word steeds onderbroken, omdat ik weer een vraag van de toets moet beantwoorden.

Ik kijk er heel nuchter tegenaan, en heb in de gaten dat ik droom, dat ik dus de toets helemaal niet af hoef te maken, dat het weer hetzelfde liedje is: ik beeld mij in dat de toets af moet, dat er van alles vanaf hangt, maar straks word ik wakker, en weet ik dat het gewoon maar een droom is, en dat niets moet, dus waarom zou het dan nu wel moeten, ik weet heus wel dat het maar een droom is, maar de DJ blijft maar aandringen, en daar ben ik toch gevoelig voor, en ik sta er dus wat halfslachtig in.

Ook krijg ik de opdracht om gekleurde kralen op te ruimen. Deze zijn gevallen op de vloer van de benedenverdieping. De vloer is van linoleum. De kralen liggen overal verspreid. Het zijn grote en kleine kralen, en twee soorten: van hout en van plastic. De houten kralen zijn een herinnering aan mijn kleutertijd. Toen vond ik al die kleuren zo mooi. Het kralen opruimen is geen probleem. Dat ga ik straks even doen. De kinderen hebben de kralen laten vallen. Kan gebeuren. Het zijn niet onze kinderen.

zaterdag 30 augustus 2014

Autorit

Ik kijk naar buiten, en kan zo naar binnen kijken in het huis waar wij eerst gewoond hebben.
Ik zie een jongeman of vrouw heel vlug en schichtig op een stoel klimmen, en snoepjes pakken, die bovenop de afzuigkap boven het gasfornuis staan (wij hadden geen afzuigkap, maar die was er wel in het ouderlijk huis). Het proces herhaalt zich een aantal malen, ook wel als silhouet, en het lijkt ook wel een oude film, die versneld wordt afgespeeld en weer teruggedraaid (op de stoel, van de stoel af. enz).

Ik rijd - samen met mijn vader - naar Drente, terug naar het ouderlijk huis, naar Drente, enz. Mijn vader is jong en flexibel (niet zoals ik hem ken). Het maakt hem allemaal niet zoveel uit, hij past zich wel aan (wat normaal gesproken niet op die manier gaat, ook vroeger niet, toen hij jong was). Hij is er ook naar gekleed: flitsende witte broek, trendy leren jasje, sieraden, haar in een kuif. De auto staat voor het ouderlijk huis geparkeerd, half op de weg, half op het grind. Ik vind het gevaarlijk voor de fietsers. Het blijkt het bed van Amber te zijn (de slaapbank). Het blijkt dat we hiermee naar Drente gaan rijden, en dat ik in slaapstand de auto moet gaan besturen, liggend op mijn buik. Er moet nog een versnellingspook op het matras gemonteerd worden, daar zijn we nog mee bezig. Ik zeg tegen mijn vader dat dit toch onmogelijk zal gaan, maar hij is ervan overtuigd dat het op deze manier moet, en hij heeft er méér dan vertrouwen in dat ik de rit glansrijk zal gaan afleggen. 

zondag 24 augustus 2014

Vrouw

Ik ben op bezoek bij een jonge moeder.
Het doel van mijn bezoek is niet geheel duidelijk.
Mogelijk ben ik haar begeleider.
Ik kom bij haar in huis, maar het is één grote onoverzichtelijke chaos.
De vrouw loopt heen en weer, om wat orde in de chaos te krijgen, maar het is onbegonnen werk.
Het huis en de tuin lopen in elkaar over.
Er is geen scheiding tussen huis en tuin, dus je weet niet wat binnen en wat buiten is.
Dat vind ik nog het meest zorgwekkend aan de situatie, en ik zie in dat dit niet te veranderen is.
Ze zal een manier moeten zoeken en vinden, om hiermee om te gaan.
Ik zal haar hierbij moeten gaan helpen, maar het is heel moeilijk om een ingang te vinden, omdat ze de zelf absoluut de ernst van de situatie niet inziet, en het probleem niet herkent.
Ze probeert steeds in kleine stapjes dingen op te ruimen, zoals was op stapeltjes vouwen.
Ik vind het positief dat ze kleine stapjes aanwendt; dat zet meer zoden aan de dijk dan grote stappen.
Het is alleen schrijnend om te zien dat haar kinderen niets vermoedend achter haar rug weer overal een rommel van maken, in de onschuld van hun spel, en dat zij dat zelf niet in de gaten heeft.
Het hele huis is één grote onoverzichtelijk wanorde; er ligt overal speelgoed en kleding verspreid over de vloer. Ik zie dat het niet ingewikkeld hoeft te zijn om alles samen met de vrouw te gaan ordenen en opruimen, en dat zij hierin dan zelf de leiding zal nemen. Verder valt het mij op dat alles wel heel schoon is en fris ruikt. Ze is schoon op zichzelf, en ze vindt het belangrijk om dit bij te houden. Alleen, ze is zich helemaal niet bewust van de chaos die ze steeds verspreidt, in haar denken, handelen, in haar omgeving.
Ik probeer met haar een afspraak te maken om samen de spullen te gaan opruimen. Ze heeft de kalender al in haar hand, en ook een pen, maar de afspraak komt niet van de grond. Het kan zijn dat ze mijn aanwezigheid als opdringerig ervaart, en het nut er niet van inziet. Het kan ook zijn dat ze mij gewoon letterlijk niet waarneemt, omdat ik een engel ben en dus voor haar onzichtbaar en dus alleen maar kan hopen dat ze doorpakt, en die afspraak op kalender vastlegt, en dat het dan niet uitmaakt of dat dan een afspraak met mij is, of met haarzelf.
In een ander fragment sta ik op de balustrade (blijkbaar is het een huis met een balustrade boven, die je vanuit de huiskamer kunt zien). Ik heb mijn ringetje af gedaan, en speel er wat mee. en dan valt het ringetje per ongeluk naar beneden, en komt neer op een lichtblauw fluwelen kinderkussentje naast de grote kast van mijn vader uit het ouderlijk huis, en het blijkt dat de poes altijd slaapt op dat kussentje, maar op dit moment is de poes buiten. Later loop ik naar beneden om het gevallen ringetje weer op te halen.
De vrouw loopt nog steeds ongeduldig heen en weer, en is eigenlijk nog niets opgeschoten.
Daar word ik wel verdrietig van.
In een ander fragment zie ik in een kale ruimte een telefoon met draaischijf of knoppen en de hoorn aan een telefoonkoord. De hoorn is bij het toestel neergelegd, in de richting van de luidsprekersgedeelte (waar geluid uit komt als je de telefoon op de intercom zet).
Vlak voordat ik ontwaak, heb ik de volgende gedachte, in de rol van een 15-jarig meisje:
"ik moet nu mijn ouders gaan vertellen dat ik over vijf weken zwanger word"

dinsdag 19 augustus 2014

Gehoor

Met een paar familieleden loop ik op het erf, bij de tuin van mijn vader. Het huis van mijn broer en zijn gezin is daar nog niet gebouwd. Het is nog het rommelige grasveldje met de onverhard oprit, en het oude groene houten 'vakantiehuisje'. Het is ook wel zo dat we met zijn allen op het ijs staan, vlak achter het ouderlijk huis, terwijl er helemaal geen ijs op de sloot ligt. Ik vind het apart te bemerken dat we dus gewoon op het water staan, en dat dat dus mogelijk is. Eén van de familieleden komt ernstig geschrokken aangelopen.
Ze kijkt ons aan met grote ogen van schrik. Ze vertelt ons dat ze verdrietig is, teleurgesteld, maar ook boos.
Ze vertelt dat ze er alles aan gedaan hebben, om voor een oude man een manier te zoeken die ertoe zou moeten leiden dat hij weer kan horen. Het zou een legendarische vondst zijn, en ze zouden er veel waardering voor krijgen. De oude man is één van de eerste bewoners die ik - als beginnend verpleegkundige - mocht verzorgen (in 1988!). Ik had destijds de wens om alles voor deze man over te hebben, wat natuurlijk niet de bedoeling was. Ze zijn er heel lang mee bezig geweest, het was een lang en intensief technisch proces, maar nu zijn ze eindelijk zover: de man heeft een gehoorapparaat gekregen waarmee hij echt heel duidelijk alles weer hoort. Was het eerst geroezemoes op de achtergrond en onverstaanbaar, nu hoort hij alles heel helder en duidelijk. Het lijkt nog het meest op een soort headset. Iedereen is blij, behalve de man zelf. Hij kijkt er heel ongelukkig bij, met de headset op zijn hoofd, en je ziet dat hij er helemaal niet achter staat dat hij het ding op zijn hoofd draagt. Op het moment dat hij alles weer kan horen slaan de stoppen door, raakt hij compleet in paniek, zoekt hij houvast wat hij niet kan vinden, slaat en schopt hij om zich heen, is hij niet te houden. Hij is zich helemaal rot geschrokken, weet zich geen raad met deze plotselinge verandering 'uit het niets', kan hij dit totaal niet aan. De mensen om hem heen - die zo lang gesleuteld hebben aan deze headset - zijn woedend dat de man zo reageert. Ik begrijp helemaal niets van hun reactie. Het ligt immers zo duidelijk voor de hand dat de man zo in paniek is geraakt.

vrijdag 15 augustus 2014

Voetbaljongen

Ik woon nog in Den Haag, en ik ben op weg naar mijn ouders, met de fiets. Als ik de brug over kom rijden, en bijna bij het ouderlijk huis ben, zie ik 'in het groot' een kind halfdwars op straat liggen. Ik schrik mij dood, en ga er meteen naartoe. Het kind ligt al opgebaard, met bloemen om zich heen, en prachtig aangekleed. Hij lijkt wel een jongetje uit India, maar dan blank. Als een prinsje is hij opgebaard, op de manier zoals dat in India ook gedaan wordt, en daar is het heel gewoon dat lichamen gezien worden door publiek. Dat heb ik zelf ook in India gezien. Die associatie geeft mij eigenlijk meteen rust. Het feit dat de jongen al helemaal omringd is met zorg, mooi aangekleed, versierd met mooie kleurtjes en bloemetjes, met zoveel liefde, dat maakt dat ik er rustig van word, dat ik geen actie meer hoef te ondernemen, dat anderen al voor hem gezorgd hebben, en dat het bijna af is. Ik zeg namelijk 'bijna', omdat de jongen nog niet helemaal overleden is, knippert met zijn ogen, mij aankijkt met grote ogen, zijn hoofd een beetje beweegt. Het valt mij op dat hij dik is, met een onderkin, en hij heeft een wat vale, blanke huid. Het is een intens lieve jongen en ik zie dat hij 100% berust in zijn situatie. Dat is het grote voordeel, dat hij nog niet helemaal overleden is: dat wij kunnen zien dat hij er vrede mee heeft. Dat maakt dat ik het ook daar kan laten, en ik voel dat ik hier verder niet meer aan moet komen, dat anderen alle zorg al gegeven hebben, dat het goed is. Maar het raakt mij natuurlijk wel enorm, echter, ik moet hier nu niet teveel aan toegeven, want het gaat nu even niet om mij, dat is bijzaak. Ik loop door naar het ouderlijk huis. Vanaf dit moment is er iemand bij mij. Het lijkt op een beschermengel, maar het is ook wel 'Gordon', van de televisie, ook al ziet hij er helemaal niet uit als Gordon.
Van buiten zie ik dat het huis leeg is gemaakt, en ik schrik mij dood. Hoe kan dat nou!? Niemand heeft mij verteld dat mijn ouders zouden gaan verhuizen. We komen de keuken binnen, en het is er werkelijk brandschoon: geen hoekje of gaatje is overgeslagen. De muren zijn helder wit, en het ruikt er heel fris naar schoonmaakmiddel. Je kunt zien dat er hard gewerkt is, maar het resultaat is er dan ook wel naar!
De plavuizen zijn de tegels die wij vroeger in de badkamer hadden: bruin met een werkje erin. Dat vind ik opvallen. De tegels zijn nog in perfecte staat, en kaarsrecht gelegd. Alles is leeg in de keuken en huiskamer, en nu vind ik het dan ook wel weer heel gewoon eigenlijk. We lopen naar boven. Er is een vliering die ik helemaal niet ken van het ouderlijk huis, omdat het ouderlijk huis een zolder heeft, en geen vliering. Deze vliering is in een nieuw huis. Ik heb weleens vaker over deze zelfde vliering gedroomd. Er is nog een 'voorportaaltje', met ramen, en daar schijnt de zon naar binnen. We lopen de trap op. Het kan ook wel zijn dat die andere persoon een engel is, en dus niet in een lichaam zit, maar een ander moment is hij ook gewoon een jongeman met donkerblauwe broek en blauw poloshirt, beetje onzeker uit zijn ogen kijkend, verlegen lachend. Ik loop naar boven, en houd mij vast aan de trapleuning, aan één kant. Van de onderkant van de trapleuning breekt een stukje hout af. Het is allemaal nog heel nieuw, dus ook nieuw hout, in een nieuw huis. De andere persoon vangt het stukje hout voor mij op. Ik vind het vervelend dat ik iets kapot gemaakt heb in het huis van mijn ouders, en nu sta ik in het krijt, want ik moet dat weer goedmaken, en dat vind ik dan vervolgens weer een belasting. Tegen mezelf zeggen dat zo'n stukje hout toch niet uitmaakt voor hun, dat helpt dan niet. Als ik bijna boven ben, moet ik van de trap overstappen naar een hellend vlak, dat naast de trap aangelegd is (voor gehandicapte mensen?). Ik vind het allemaal zo'n overdreven gedoe, en dat vertel ik ook aan de ander. Hij weet er niet zo goed raad mee, wil mij troosten en opvangen, maar vindt mij mentaal veel sterker dan zichzelf, kan voor zijn gevoel niet tegen mij op, kijkt tegen mij op. Dat vind ik dan op mijn beurt weer vervelend voor hem, en niet nodig. Ik ga tekeer, omdat het allemaal zo'n gewurm is met dat klimmen, en ik moet ervan zweten. Helemaal bovenaan breek ik wéér een stukje hout (aan het andere uiteinde van het hek) en dit geef ik weer aan hem, in twee stukjes. Ik baal nu nog meer, en hij weet zich nog meer geen raad! Uiteindelijk kom ik wel boven, en daar is één kamer, waar mijn ouders liggen te slapen, in een ruime, nieuwe, mooi verlichte zolderkamer. Het kan ook wel in het huis van Karin zijn, trouwens. Ik kom verder niet in de slaapkamer, terwijl ik daar nu juist naar op weg was maar nee, ik ga er dus niet naar binnen. In plaats daarvan ga ik heel nonchalant weer naar beneden, en nu is het een hele gemakkelijke trap, ik loop wat dansend naar beneden, grapjes makend. Ik vraag aan de jongen of hij nu mijn eigen zolder wil zien, mijn echte zolder, met al mijn eigen dingetjes. Nu begint hij voor het eerst te praten. Nee, nu even niet, hij heeft even genoeg te verwerken gehad, hij is hier niet zo aan gewend, aan al die bijzondere dingen, hij is meer een voetbaljongen, zegt hij.

dinsdag 12 augustus 2014

Honden

Ik loop achter het huis van mijn jeugdvriendinnetje, bij de sloot, achter het schuurtje langs, waar wij vroeger 'heksje' speelden. Het ziet er opvallend recht en nieuw uit. Het schuurtje is net nieuw gebouwd, met kaarsrechte bouwstenen en het cement keurig netjes afgewerkt. Het valt mij op dat het kaarsrecht omhoog staat. Aan de kant van de sloot zijn grote tegels in een kaarsrechte rij aangelegd. Het zijn dezelfde tegels als wij vroeger achter het huis hadden (in mijn beleving waren deze heel groot). Tussen de tegels zijn ijzeren voetgangershekjes neergezet (die hekjes die beletten dat er ook fietsers snel doorheen rijden, die moeten dan eerst met de fiets aan de hand langs de hekjes). Ik kom vanaf de kant waar de schommel altijd stond. Ik ga hardlopen, en ben ik hardlooptenue. Of nou ja, eigenlijk gewoon een nonchalant kort zomerbroekje (donkerblauw) en een wit hemdje. Ik heb een heel slank figuur, en ben een jaar of 16. Ik heb ook een walkman mee, met hardlopen. Ik loop langs de hekjes, het is 's morgens heel vroeg, de zon schijnt vriendelijk op het water, het is precies zoals in India, toen ik naar yoga-les aan de Ganges ging, ook 's morgens heel vroeg. Het belooft weer een prachtige zomerse dag te worden. Het is overal nog heel rustig, en iedereen ligt nog te slapen. Dan zie ik plotseling dat de vier poedels van de buren enthousiast naar de hekjes toe lopen. Het zijn schatten van honden en uitermate goed opgevoed, dus ik vind hun aanwezigheid prettig, maar ik voel mij veel te verantwoordelijk, omdat ze hier zonder de buurman lopen, en ik ben doodsbenauwd dat ze straks misschien zomaar de straat op gaan, zonder toezicht. Tegelijkertijd weet ik dat ik daar niet bang voor hoef te zijn, want ze gaan echt niet zomaar zonder hun baas de hort op. Toch kijk ik steeds achterom, om te controleren of de buurman er al aan komt. Ik probeer ze ook bij mij te houden, maar ze laten zich niet door mij de les lezen, omdat ze mij niet kennen, en het is ook helemaal niet nodig, ik hoef in feite niets te ondernemen, alleen maar rustig af te wachten, maar toch vind ik het moeilijk om die verantwoordelijkheid los te laten. Ik sta wat te klungelen bij een hekje, met het lijf van één van de poedels tegen mij aan. Ik voel hoe beresterk hij is, en voel de liefde die hij uitstraalt, met zijn warme lijf, en zijn wens om mij te beschermen. Ik hoef dit alleen maar in ontvangst te nemen.

donderdag 31 juli 2014

Huis

Met de hele familie gaan we een week verblijven in een groot huis, en de voorwaarde is dat we de hele week binnen moeten blijven. 'Op elkaars lip', dus! Het blijkt dat mijn goede vriend in Den Haag woont, en dus niet in Duitsland. Ik moet erg wennen aan dat idee, omdat Den Haag vertrouwd gebied voor mij is, en Duitsland niet. Duitsland was toch 'ver weg', terwijl Den Haag nu plotseling heel dichtbij is, aangezien ik er zelf ook gewoond heb. Ik zou hem zomaar tegen kunnen komen in Den Haag, en dan!? Het is niet duidelijk of hij ook aanwezig is tijdens deze week. Het kan zijn dat hij er alleen metafysisch bij is.
We staan bij de ingang, en alles wordt ons zo goed mogelijk uitgelegd. Het is erg vergelijkbaar met het Glazen Huis van 3FM. Iedereen staat te popelen om naar binnen te gaan. Dan blijkt er nog een familie te zijn, die hetzelfde traject gaat doorlopen. Later zal blijken dat zij pas veel later naar binnen gaan. 's Avonds hebben zij buiten nog een heel avondprogramma. De dochters doen o.a. mee aan een gymuitvoering, met radslag, wat er prachtig uitziet. Er is een hele groep meisjes, en ze dragen de marjorette-kleding die mijn moeder vroeger voor mij moest maken, in rood en wit. Ik moet echt even goed kijken of het ook daadwerkelijk die kleding is.
De contactpersoon is een docente van school. Ik vraag haar zo onopvallend mogelijk (omdat ik mij ervoor schaam) wat wij moeten doen als er nood uitbreekt. Ik doel op brand, maar eigenlijk ben ik stiekem ook bang dat ik last kan krijgen van claustrofobie, maar daar durf ik niet voor uit te komen. Ik ben er helemáál bang voor, omdat het ook nog de bedoeling is dat we - afgewisseld - af en toe in een afgesloten ruimte moeten verblijven, zonder anderen, en dat is een kamer in een vierkante vorm midden in de bestaande kamer. Dan kan iedereen je dus ook nog bekijken, zeer ongemakkelijk, ik kijk daar tegenop.
De docente reageert heel begripvol, en voelt wel waar ik echt bang voor ben. Ze zegt dat het een goede vraag van mij is, goed om daar aandacht aan te besteden. Ze stelt me gerust, en zegt dat er een grote rode knop is, waar wij in dat geval dan op kunnen drukken, dan is er meteen contact met de buitenwereld.
We betreden het huis, en het is in feite een compleet vakantiepark, zoals Disneyland Parijs. De familie vindt het geweldig, en geniet van alle ruimte en luxe in en rond het huis (rond het huis is het overdekt, zodat het wel 'binnen' is, wat de eis was). De andere kleinkinderen ploffen meteen uitgelaten op de bank, en maken lol. Ons gezin is een stuk terughoudender, maar we doen wel gewoon mee. We gaan o.a. in de achtbaan, en dat is fantastisch, helemaal niet eng ofzo. Er is een complete stad nagemaakt, en alles is warm lichtrood, in steentjes motief, zowel het stadje als de wagentjes van de achtbaan. De familie vindt het fantastisch, en ik ook wel, maar ik signaleer ook dat dit allemaal niet echt is, dat het namaak is, dat het niet het echte leven is, dat ik liever ga voor puur natuur, en dat vind je alleen buiten, niet binnen. Ik ben er slecht in om de buitenwereld na te maken naar eigen hand. We zullen al die tijd op elkaars lip zitten, en hoe gaat dat aflopen?
Ik heb van mijn broer al een berisping gekregen dat ik niet lief genoeg zou zijn voor mijn vader, terwijl ik mij van geen kwaad bewust ben, hooguit dat ik mijn vader liever iets zelf wilde laten doen, omdat ik hem niet wil betuttelen, maar het lukt mij niet om dat uit te leggen aan mijn broer.
Alles draait gewoon door, zoals de achtbaan, wat op zich heel leuk en vrolijk is, maar voor een goed gesprek kom je er niet tussen. Verder is iedereen heel vriendelijk, is het gezellig, is er veel luxe en lekker eten aan boord, maar het blijft een feit dat je hier opgesloten zit, wat dan weer afgesproken was, dus blijkbaar had ik ook ingestemd met die afspraak. Ik hoop dat ik genoeg kleding meegenomen heb, want ik weet niet meer dat ik dat had ingepakt. Dat blijkt wel het geval: ik heb mijn geruite koffertje meegenomen, goed gevuld met kleding.
Het zou trouwens ook kunnen zijn dat deze week mij iets nieuws gaat opleveren, en dat onderlinge verhoudingen toch een wending in positieve richting krijgen, want als je op elkaars lip zit, dan kun je twee dingen doen: elkaar het leven zuur maken, of juist samen een team vormen. Ik merk aan mezelf dat ik sterk ga inzetten op dat laatste, en dat dat dus hoe dan ook zijn vruchten moet gaan afwerpen, ook al zou dat dan minimaal zijn, maar dat is in ieder geval iets.

zondag 27 juli 2014

Frankrijk

Ik weet dat ik iets bereikt heb, iets voor elkaar gekregen heb. Het is iets in de organisatie waar ik werk, en het uit zich in het in elkaar zetten van de tenstokken. Het duidt erop dat er voor mij een nieuwe fase is aangebroken. Het is het inluiden van een nieuwe fase. Het heeft ook te maken met 'inflate' en 'deflate', de werking van de pomp van het luchtbed. Het wás inflate, dus dat ik mijzelf moest/wilde opwerken, dus het opzuigen van ervaringen en informatie. Nu gaat het in snel tempo naar deflate, en ik krijg ook de tekst door 'van bottum up naar top down'. Dus eigenlijk precies andersom, dan de richting die de organisatie op gaat.
Dit geldt dan ook niet voor de organisatie, maar voor mij persoonlijk. Het duidt erop dat de helikopterview de overhand gaat krijgen, in plaats van het kikvorsperspectief. Ik vind het heel prettig dat ik hiermee definitief alles goed kan overzien, en niet meer bang hoef te zijn om te verzanden in details.

Met mijn tante en neef gaan we naar een plaats, midden in Frankrijk. We hebben het al op de kaart bekeken. Het wordt ons aangeboden, net zoals Ambers reis naar Noorwegen. Ik bedenk mij dat zij het dus nog een keer gaat meemaken, maar nu naar het zuiden. Het is elkaars spiegelbeeld, met Nederland als scheidslijn. Op de kaart kun je het zo dubbel klappen, qua afstand. Het valt zo precies op elkaar.

We moeten bijna het vliegtuig halen. Mijn tante en neef halen ons op, en staan op het grindpad bij het ouderlijk huis op ons te wachten. Wij pakken de laatste spulletjes, en verheugen ons op de reis, voelen ons verwend. Het is fijn om hun weer te zien.

Ik loop bij de kassen, van Wateringen naar Rijswijk (daar staan nu huizen), maar het is ook in tegengestelde richting, in Kwintsheul, richting de kerk. Een collega haalt mij in. Ze is heel belangstellend (deze openhartigheid ben ik niet gewend van deze collega). Ze zegt dat ze eigenlijk anders heet. Ze pakt een briefje tevoorschijn en gebruikt een pak WC-rollen als ondergrond. Ze schrijft de 'echte' naam voor mij op het briefje. Ik heb eigenlijk weinig tijd, want we moeten het vliegtuig halen, maar vind het niet beleefd om dat te zeggen, ook omdat ze zo heel vriendelijk is.

Ik ben weer een kind van 10 jaar.

donderdag 26 juni 2014

Golven

Ik loop over een boulevard.
Ik loop langs een hele wilde zee.
De golven zijn hoog, en de zee is gevaarlijk.
Toch zou ik er heel graag in willen zwemmen.
Ik zoek of er nog andere zwemmers zijn.
Dat is niet het geval.
De golven zijn inktblauw.
Ze lijken wel van ivoor.
Ze zijn heel sterk, krachtig.
Alsof je het beeld kunt vastzetten als ze omhoog komen.
Het beeld vereeruwigen, of de golven veranderen in ivoor.
Ik weet dat ik  nu niet in de zee kan zwemmen.
Ik doe dat dus ook niet.
Wel ben ik blij dat ik er vlak langs mag lopen.
Op veilige afstand.
En dat ik mag zien hoe mooi de golven zijn.
Inktblauw.
En dat ze wild zijn, ruig zijn, dat alles doorgaat.
Dat het bruist.
Het is wel gevaarlijk en onvoorspelbaar.
Maar dat heb ik veel liever dan stilstand.
Want stilstand is veel erger.
Ik neem dit gevaarlijke op de koop toe.
En ik houd veilige afstand.
Op deze manier voelt het heel prettig.
Het voelt juist extra veilig.
Zelf op een veilige plek zijn
maar ook weten dat alles vlak daarnaast in beweging is.
In beweging en in ontwikkeling.

Kelderwoning

Ik bevind mij in een kelderwoning, onder een grote stad, zoals Parijs of New York. Er wonen hier allemaal belangrijke mensen, en ik behoor tot de groep 'minderen', zoals de untouchebles, die ik in een groepje onder een brug zag zitten, tijdens mijn reis door India. De kelderwoning is ruim, heeft doorgang naar alle kanten die je je maar kunt bedenken, alleen dus niet naar boven, het is een laag plafond, je kunt er nog maar net staan, en het is er donker. Men gaat er prat op dat het zo uitgestrekt is, maar het is wel allemaal ondergronds, en bovendien ook nog donker, dus wat heb je daar nou aan!? De kelderwoning is in feite de 'riool-locatie' van de grote stad, alleen is hier geen riool, maar een woning dus, met de mooiste spullen die je je maar kunt bedenken, alleen, je kunt er geen kant op. Ik behoor tot de groep 'bedienden' van de rijke familie, en mijn habitat is ver verwijderd van de hunne, want dat moet ook de bedoeling zijn. Op mijn werk vulde ik eerder vakjes in Excell in, tot aan de dubbele streep. Na de dubbele streep werd het ingevuld door anderen, en dat mochten wij vooral zelf niet doen. Inmiddels mogen we het trouwens wel doen, móeten we het zelfs doen. Maar in de droom is er nog sprake van 'niet achter de dubbele streep komen'. Oh wee oh wee als je dat wél doet. Dan zwaait er wat! Ik haal het dus ook niet in mijn hoofd. Dit leidt ertoe dat er een groot, braakliggend gebied is tussen mij en de rijke familie. Het is mijn werk om hier te blijven zitten, en in actie te komen als iemand van de familie mij nodig heeft, commando's uitdeelt. Dit schijnt jarenlang mijn werk geweest te zijn, en ineens ben ik het helemaal zat. Ik ben verbaasd dat ik het zo zat ben, want ik heb het toch altijd met plezier gedaan. Ik kreeg er veel waardering voor, men betaalde mij goed, bedankte mij voor mijn diensten. Maar opeens kijk ik er nu op een hele andere manier naar. Ik erger mij aan het 'u vraagt wij draaien' principe (dat was me eerder nooit opgevallen) en ik erger mij vooral ook aan al die dure spullen waar deze familie zoveel waarde aan hecht, en die in mijn ogen zo nutteloos zijn, omdat ze niet bezield zijn. Ik krijg een megatheeblad, met de heerlijkste lekkernijen, die bedoeld zijn als mijn ontbijt. Dat is afkomstig van de familie, en is dus heel goed bedoeld, omdat ze mij waarderen, maar het is wel de bedoeling dat ik het ontbijt nuttig op een plek waar zij verder geen last van hebben, en het liefst bijna nog onzichtbaar. Dit maakt, dat ik helemaal geen trek heb in het ontbijt. Men zoekt voor mij een geschikte locatie om het ontbijt te nuttigen, maar ik ben ondertussen allang afgehaakt. Het is een lakei, die mij begeleidt, en die mij wat probeert op te peppen, maar dat lukt niet, en ik heb het met hem te doen, want hij zit in precies dezelfde situatie, rent zich de poten uit het lijf voor de familie, ziet niet wat ik zie, en dat doet mij pijn.
Er komt een 'eenwielsfiets' voorbij, voorzien van een groot wit papier, met een prijs erop geschreven. Het verwende zoontje van de familie wil zijn eenwielsfiets verkopen, voor een belachelijk hoge prijs. Hij is er zelf niet bij, maar ik zie wel een beeld van hem: een wat dik jongetje, dat hardop smalend lacht, omdat hij zeker weet dat hij weer heel veel geld zal vangen, en het kan het niets schelen of dit wel of niet terecht is. Het doet me pijn dat de kinderen/nakomelingen van de familie dit soort verkeerde dingen aangeleerd krijgen. Ik kan er echter helemaal niets aan doen; moet het allemaal maar over mij heen laten komen. Op zich is het een goeie jongen, met een goed hart, maar op deze manier wordt hij in razendsnel tempo hollend dol gemaakt.
De fiets rijdt toch wel door, zelfs onbemand, wat erop duidt dat ze nu helemáál losgeslagen zijn, niet meer tegen te houden.
Ik weet trouwens ook niet waar de andere bedienden zijn. Ik ben hier verder helemaal alleen, en het is hier uitgestorven. Het is er donker, en een veel te grote ruimte, waardoor ik het overzicht kwijt ben, en niet weet wat zich afspeelt in de donkere hoeken, laat staan verder weg in de donkerte. Het voelt wat luguber, machteloos aan, en tegelijkertijd denk ik ach kom, het is gewoon een kwestie van het boeltje pakken, naar boven de trap op lopen, en mijn dag beginnen in een lichte, vrolijke, frisse, bruisende stad, de boel hier de boel latend. Het is een kleine trap, een paar treden maar, er is een stevige ijzeren reling om mij aan vast te houden, ik kan er desnoods aan hangen als dat nodig is, het is alleen nog maar een kwestie van het besluit nemen en die trap op lopen. Onderaan de trap zie ik het zonlicht al naar binnen schijnen.