woensdag 29 november 2017

Vakantie

We zijn op vakantie in een ander land (Oostblok?). Het is een ruig en onverkend gebied. Het lijkt ook wel op een pelgrimstocht uit een Bijbelverhaal. Overal zijn mensen, en zij lopen in een karavaan over onverharde kronkelwegen, van hoog naar laag, heel langzaam afdalend. De grond is erg droog, en er liggen kleine harde stenen.

Het blijkt dat ik hier met Amber kom kamperen. Er is nergens plek voor ons, en mensen willen ook geen plaats voor ons vrij maken. We worden er wel onrustig en verdrietig van, dat de mensen niet naar ons omkijken. Uiteindelijk is er ergens dan wel een plekje, maar dat is niet van harte, en is ongunstig.

Het is ergens hoog in de bergen.

Nu ben ik in een grote hal, met een enorme brede trap. Het lijkt op de entree van een hotel, zoals je in films ook wel ziet. Ik moet even oriënteren waar ik nu ben, en wat ik hier doe. Ik moet er eventjes over nadenken. Oh ja, ik was hier op vakantie. Oh ja, we konden geen kampeerplek vinden. Het was ook wel zoals kamperen in Frankrijk. Zuid-Frankrijk. Aan zee.

Nu maak ik een overstap in gedachten. Ik ontdek nu, dat we op vakantie zijn 'op de school van Amber'. En dat het daarom dus logisch is, dat wij ons moeten aanpassen. Dat het even niet gaat om mijn prettige vakantie, maar dat ik hier als gast ben, en de studenten wel iets anders aan hun hoofd hebben. Dat ik de toeschouwer ben, die zich nu even moet aanpassen.

Ik krijg ook wel antwoorden. Mensen lopen naar boven en beneden over de brede trap met loper. Mensen hebben haast. Eerst kan ik het niet zo plaatsen. Ik kijk de portier aan van 'wat is dit!?'. Maar dan kan ik het plaatsen. Ze moeten het podium op. Daar boven is blijkbaar het podium. Ze rennen naar boven in mooie gewaden, wijde rokken. De ene student is al 'helemaal klaar', de andere gaat boven gewoon verder en is nog niet klaar, de volgende heeft de act alweer gehad, en loopt opgelucht naar beneden. Dus het verkeer van boven naar beneden is een stuk relaxter dan het verkeer van beneden naar boven.

Alles wordt mij nu duidelijk. En ook, dat ik hier nu even helemaal niets in hoef. Hoe fijn. En wat een verschil, met andere dromen. Daar had ik steeds taken. En hier helemaal niet meer. Pfffff. Lekker uitrusten maar dan. En om mij heen kijken.

De hal is groot, ruim, grote ramen, en schijnt fel zonlicht naar binnen, het is er schoon. Het is een prettige ruimte. Ik hoef niet mee naar boven. Pfff. Gelukkig niet. Al die stress. Ik zie het later wel hoor. Als alles af is.

In een ander fragment glijd ik bijna van de trap af. Ik schrik, voel een schokje. Maar weet dat ik aan het dromen ben. Dat geeft rust. Gevoel dat ik het goed in de hand heb. 

zondag 26 november 2017

Diversen

Herinnering aan verschillende dromen, en deze samengevoegd:

Ik zit met Hessel in de kamer. We krijgen een telefoontje van mijn broer. Hij roept door de telefoon iets over chrysantenstek. Dat 'de stek binnen is'. Ik kan er niet zo'n touw aan vastknopen. Het blijkt een grapje te zijn, maar ik kan het niet plaatsen. Hessel 'schrijft mee', en hij schrijft met links, op een oranje papiertje. Hij zit gebogen over een houten kistje, of misschien is het ook wel een kistje met chrysantenstek. Hier is dan ook weer een foto van gemaakt, in zonlicht. Hessel schrijft snel, en eigenlijk ben ik het dus zelf, die schrijft.

Ik ben bij een cliënt, maar ik heb nog niet mijn BZkleding aan. Ik probeer steeds ongemerkt de juiste kleding aan te doen, maar elke keer lukt dat maar niet. Het is frustrerend. Iemand heeft een shirt ingeleverd, dat gerepareerd moet worden. Ik hoop dat ik dit shirt dan even kan dragen, dan heb ik toch een uniform aan. Maar het blijkt helemaal geen BZshirt te zijn. Het bevat allerlei naden en kragen. Het is meer een soort sjiek truitje van katoen, maar dan wel versleten.....

Eric is verhuisd en ik verlaat Delft, met een groepje mensen, geheel onverwacht. Hij zegt dat hij dat prima vindt, maar ik moet nog wel even naar zijn nieuwe huisje komen kijken. Het is een jongen van 19 en hij lacht vrolijk.

Het is dat steeds terugkerende fragment, dat ik aan het werk wil in de wijk, maar steeds word opgehouden. Dat is nu alweer het geval, en het vermoeit mij mateloos. Het is op een zaterdagmiddag, en ik sta in de modder, kan niet echt vooruit komen. Er wordt mij gezegd dat er eieren in de grond zouden zitten. Ik moet eerst de eieren zien te vinden, voordat ik verder kan. Ik zie een wit ei onder de modder vandaan komen......

dinsdag 21 november 2017

Uitzicht

In de droom ben ik weer in de omgeving van het landhuis, zoals beschreven in de andere droom. Het is ook wel Buitenkunst. Of met mijn vriendinnen bij de sloot, zoals vroeger. Het lijkt ook wel wat op mijn zustersflat in Oostenrijk. Kern is, dat het landschap een grote rol speelt, en dan met name het uitzicht.

Er zijn magische momenten in de droom, en alleen de magische momenten herinner ik mij.

Het eerste magische moment is het uitzicht op een prachtig, adembenemed berglandschap. Ik sta achter het ouderlijk huis, op de plaats van de meterkast. Ik kijk in de lucht, naar de straatkant. Daar is een prachtig uitzicht van een berglandschap, met twee landhuizen vlak naast elkaar. De bergen op de achtergrond, in mooie herfstkleuren, ook wel een beetje ´in nevelen omhuld´. Iemand zegt dat het eigenlijk niet zo belangrijk is, omdat het ´maar een camping´ is. Ik ben daar wat verbaasd over, dat dit mooie uitzicht een camping is. Maar.......een camping kan toch ook mooi zijn?

Als ik aan de slootkant in de lucht kijk, zie ik ook een prachtig berglandschap, hier niet met een huis. Het andere uitzicht was imposanter, maar dit liegt er ook niet om. Het is prachtig. Ik ga er helemaal in op.

Ik zeg dat ik helemaal niet wist dat dit uitzicht er was, vanuit de achtertuin van het ouderlijk huis. Dit uitzicht was alleen niet zichtbaar voor mijn ogen, maar nu is dat dus wel het geval. Ik heb een ontwikkeling doorgemaakt.

Het andere magische moment is in een winkel, als ik mijn blik werp op twee poppen, die daar tussen de spulletjes uitgestald liggen. Er wordt op ingezoomd met de camera, en het is een magisch moment. 

maandag 20 november 2017

Opgejaagd

Een droom die vaak in verschillende hoedanigheden terugkeert.

Naar het werk moeten, of aan het werk moeten, en steeds iets voor anderen moeten oplossen, waardoor het later en later wordt, en ik de cliënten in de steek laat, zonder dat ik er zelf iets aan kan doen.

Het lukt mij maar niet om mij aan te kleden, ben steeds kledingstukken kwijt, denk dat ik iets aan heb, is dan toch weer niet het geval. Het wordt steeds later en later. Het is al 7.40 uur, terwijl ik er om 7.15 uur had moeten zijn, en ik moet ook nog 20 minuten rijden.

Ik heb het gevoel dat ik steeds word tegengewerkt, en ook geen medewerking uit de omgeving krijg. Ik maak steeds keuzes, bv 'dan maar geen shirt aan'. Als ik dit toch steeds niet kan vinden.....

Op de bank zitten een jonge man en een vrouw. Ze zijn alleen maar met elkaar bezig, en hebben geen oog voor mij. Het lijkt ook wel een beetje of ik dat van vroeger ben......

Bloemen

Een vrij heftige droom, ook al kan ik het mij niet allemaal zo goed meer herinneren. Ook nu ben ik met een groep mensen op vakantie, maar dan in een veel meer 'gewone' woning. Erg rommelig en onoverzichtelijk, heel anders dus dan het landhuis, dat juist heel keurig en steriel was. Ik krijg niet goed overzicht, en dat maakt mij onzeker en op mijn hoede. Ik weet niet waar ik aan toe ben.

Het is niet duidelijk wat we gedaan hebben, wat we nog gaan doen, wie waar slaapt, hoe lang we hier blijven, hoeveel alles kost, wat er in de omgeving te doen is, enz.

Wel is het gezellig, de locatie is leuk, met veel licht hout, dat heerlijk geurt, een soort boslucht, open haard. De groep is op zich wel heel gezellig, maar ook rommelig, en iedereen praat maar door elkaar.

Ik ben steeds houvast aan het zoeken. En die vind ik dan niet.

Schichtig kijk ik om mij heen, zoekend naar een rustig hoekje om te zitten, om dit vervolgens dan natuurlijk niet te vinden.

We zitten op een gezellige hoekbank, en misschien is het ook wel de jaren '70, en toen was zo'n hoekbank best heel hip. Het is een grijze bank met kale plekken. Er liggen overal spullen, plastic tassen, kleren, enz, en dat geeft wel onrust.

Dan zie ik in mijn ooghoek een bos bloemen liggen, op de bankleuning. Tot mijn schrik zie ik, dat deze al een beetje zijn gaan hangen. Dat klopt ook, want ik heb de bloemen gisteren gekregen van iemand, maar niet in het water gezet. Ze zijn al een etmaal zonder water, maar zien er toch nog onder deze omstandigheden heel goed uit. Ik probeer de bloemen te herschikken in een vaas, doe gauw water in de vaas, en zo zie je er niets van. Ik kan de bloemen in de vaas zo aan iemand anders cadeau geven. Het is eigenlijk meer een kunstwerk, en de bloemen staan op een mooi schilderij. Het gaat hier niet om de bloemen, maar om de bloemen als onderdeel van een kunstwerk. Dat kunstwerk moet 'de oceaan over', naar Amerika. Ik zie beelden van een romantisch stelletje in een bootje op zee, met de ondergaande zon. Getekend. Ze kijken over de horizon.

Er komt een persoon uit een andere ruimte. Dat is een collega-leerkracht. Blijkbaar ben ik nu bezig met lesgeven. De man zegt mij, dat het boeketje op zich wel mooi is, maar dat ik het mezelf gewoon moet gunnen om verse bloemen te vragen. Dat ik mij echt niet bezwaard hoef te voelen, dat ik deze niet op tijd in het water heb gezet. Dat ik gewoon om nieuwe bloemen kan vragen. Dan krijg ik een mooi, groot, fris boeket, met een grote doorzichtige vaas en vers water. Mooie paarse bloemen, die levendig en op een wat 'wilde' manier in de vaas dansen.

Ik ben helemaal verlegen met deze belofte......

Er doet zich ook nog iets zorgwekkends voor. Een buurvrouw loopt verdrietig en in paniek door de huiskamer, heen en weer. Het blijkt dat zij kanker heeft, en dat zij niet meer beter zal worden.

Landhuis

We rijden met erg sjieke paard en wagen met koetsier de oprijlaan op, uit de film `East and South`. Het is prachtig. Een heerlijk zomers middagzonnetje, fluitende vogels, op een bepaalde betoverende manier fluitend, voelt hemels aan, een helemaal perfect en `af` gevoel. Ook het mij materialistisch `rijk` voelen, zo van `dus zo voelen mensen zich, die ECHT rijk zijn`.

Freek de Jonge zit ook in de koets. Hij is een stuk jonger dan in het echt. Ik herken hem niet meteen. Hij zit daar met zijn vrouw en een vriend. De vrouw zit lekker warm gehuld in een sjaal in de koets (terwijl het dus zomers weer is). Ze zitten met zijn drietjes heerlijk tegen elkaar aan, en hebben gezellige gesprekken. Ik wil nog zeggen dat ik zijn gesprekken herken van de aflevering van Leo B, maar ik weet niet echt hoe ik dit moet inleiden, dus ik doe het toch maar niet.

We bereiken de hoofdingang van een groot landhuis, met een prachtige, lang uitgestrekte engelse tuin. Ik kijk mijn ogen uit. Het lijkt wel een film!! Amber vraagt `of dit Bodegraven is`. Nee, zeg ik, we zijn nu in het noorden van het land, ergens bij Groningen, en hier is de natuur veel mooier.

De koetsier belt aan, en na een tijdje gaat de zware deur open. De deur gaat heel moeizaam open, omdat deze zo zwaar is. We worden welkom ontvangen, door een gastvrouw. Ik voel mij vooral heel belangrijk, en ook bevoorrecht.

We zijn met een grote groep mensen hier op vakantie. Het landhuis is heel sjiek en schoon, en vooral overal prachtig wit, alsof het net nieuw geschilderd is, alles spik en span.

Het is nog wel een beetje ´erg koninklijk´ voor mij, alsof ik nog niet kan geloven dat dit mij overkomt. Ik durf niet echt naar binnen te gaan. Er lopen steeds kinderen en jongeren in sjieke kleding in en uit. Mogelijk is er hier een bruiloft gaande. Ik blijf er wat aarzelend bij staan van.....wat wil ik nou.....

Ik durf ook niet zo goed in de tuinen te kijken, ben nu bij de achterdeur van het grote huis, het is met name groot 'in de breedte', dus je bent zo van voordeur naar achterdeur. Als ik bij de achterdeur de tuinen in kijk, dan is daar een prachtige sapgroene vlakte, een beetje heuvelachtig, mooie weides, idyllische dorpjes met kerkjes in de verte, heel rustiek, en een ongekende rust. Alles klopt, zogezegd, maar het is nog te groots voor mij, ik voel mij er 'te klein' bij, zogezegd.

Als ik dan toch in het landhuis naar binnen loop, nog steeds vol onzekerheid en aarzelend, moet ik heel nodig naar het toilet. Het is nu het ouderlijk huis, met de grote spiegel, toen deze nog niet gebarsten was, en nog niet was vervangen door de andere. De spiegel speelt een cruciale rol. Het mij begeven in de hal voelt vertrouwd, maar ook spannend.

Het voorheen naar binnen lopen via de voordeur is mij overigens ontschoten. Ik was wel naar binnen getreden, maar daar hield het fragment op. Ik ben er vast wel naar binnen gegaan, maar dat weet ik dus niet, is wellicht onbewust gegaan.

Het is ook wel het Atlastheater in verbouwing, en ik vraag aan de bouwvakkers waar het toilet is. Ze vinden het irritant dat ze door mij afgeleid worden van hun werk. Ze zeggen dat ik nergens naar het toilet kan, omdat er aan de toiletten gewerkt wordt. Ik sta op barsten en daarom word ik heel boos, wil een klacht indienen. Ga tekeer en herken mezelf hier niet in terug.

Ik sta midden in de hal, en dan staat er opeens een grote deur voor mij, ook spierwit geverfd, los van de muur. Ik moet de deur tegenhouden, anders valt deze om. Het is mij een raadsel, waarom deze deur hier precies voor mijn neus is neergezet. De deur schijnt wel geluk te brengen, maar de uitleg hiervan kan ik niet ontcijferen. Ik zit met veel vragen.

In een volgend fragment loop ik resoluut van de woonkamer naar de hal, via een grote houten deur. Deze was eerst gesloten (twee deuren naast elkaar). Niet open te krijgen. Ik open de deur nu met gemak, en met opgeheven hoofd. Loop er doorheen als een prinses op de rode loper. Vertel 'aan het publiek' dat dit de gesloten afdeling is. Dat ik deze ooit niet zelf open kon krijgen. Dat dat maar goed ook was, omdat dat destijds niet veilig was. Maar dat ik deze nu met gemak zelf open kan krijgen, en daar geen andere mensen voor nodig heb. Het voelt nog wat grimmig aan, door alle nare herinneringen aan die tijd, maar dat is maar voor een kort moment. Het volgende moment ben ik compleet bevrijd. Blijkbaar nu pas, na al die jaren. Vijftien jaren na het ziekte- en herstelproces.

Uiteraard kan ik dit nog lang niet bevatten. Het is echt de aanvang van een nieuwe fase. Een hele belangrijke eerdere fase is nu definitief afgesloten.