vrijdag 30 augustus 2013

Herengracht

Dit is de droom die het vaakste terugkeert:
ik ben weer op Herengracht 1, in Den Haag.
Het is verheugend te noemen, als deze droom terugkeert.
Het is altijd fijn om weer terug te zijn, omdat ik mij daar destijds enorm thuisvoelde.
Het was alsof de hele omgeving in huis tot leven kwam, en vroegere tijden herleefden.
Vooraf aan de droom eerst nog wat andere fragmenten, die best heftig zijn.

In de thuiszorg verblijf ik in een woning van een vrouw, die reeds overleden is. Het kan ook zijn dat het een kind is. Gek genoeg vind ik het helemaal niet eng of raar. Ik zorg heel goed voor het huis, alsof ik dat extra wil doen, aangezien het zorgen voor niet meer kan voor de overleden persoon. Die persoon ligt heel vredig opgebaard in de kist, is heel goed verzorgd, uitermate goed. Blijkbaar wacht ik tot de begrafenisondernemer zal arriveren. Dan komt de vrouw weer tot leven, en komt steeds met halve boodschappen. Ik ben wel ziek, nee, ik ben toch maar niet ziek, enz. Ik kan hier niets mee. Het brengt mij in verwarring. Op deze manier laat zij zich niet helpen, en dat frustreert mij.

In een volgend fragment is mijn tante overleden, of haar kleinkind. We bevinden ons met ons gezin bij een grote, imposante katholieke kerk. Naast de kerk is een open verbinding met een zonnig grasveld, prachtig sapgroen gazon. Er is geen muur die de kerk van het grasveld scheidt. Nietsvermoedend houden wij daar een picknick, en hebben enorm veel lol samen, hele ontspannen sfeer. We hebben helemaal niet in de gaten dat we voor een begrafenis komen. De kerkdienst begint reeds, op een ietwat 'flitsende' manier, zoals bij Gospel kerkdiensten. De pastoor strooit bij de opening van de dienst reeds met wierook. Van een afstand zie ik de wierookdampen in dikke zonnestralen langs de grote dikke pilaren vervliegen. We realiseren ons dat we moeten aansluiten en dat is niet raar ofzo. Nu blijkt dat alleen mijn familie in die hele grote kerk zit, rechts achterin, op een kluitje. De pastoor en gevolg doen op het altaar gewoon de dagelijkse dienst. Mijn familie zit rondom de kist, wat ook gewoon schijnt te zijn. De kist is wat onhandig improviserend tussen de smalle banken neergezet, en staat zelfs wat schuin. Iedereen zit er bijna bovenop, behalve mijn vader, die op een afstandje uitgestrekt zit, in een hele vrome houding. Iemand zegt dat tante een druk bestaan heeft gehad. Mijn moeder zegt dat zij het veel drukker had, dat dat van tante wel meeviel.
Ondertussen zit mijn vader vroom met samengevouwen handen, in mooi pak, tot Jezus te bidden, met de ogen dicht. Hij is nog erg jong, rond de 30. Ik bewonder zijn mooie glimmende kastanjebruine haar.

Dan treed ik Herengracht 1 binnen. In de droom kom ik gewoon binnen met de sleutel, samen met mensen die mijn woning nog nooit gezien hebbben. Trots laat ik de kamer en suite met schuifdeuren zien, de inbouwkasten met de ruitjes erin, de geblokte vloer zwart wit, de badkamer, het idyllische keukentje, het mooie toilet met authentiek fonteintje en authentieke tegeltjes. Ik bemerk dat de etage nu bewoond is en niet, zoals vele andere keren, dient als opslag. Ook de etages van de bovenburen zijn bewoond. Door het hele huis heen staan veel moderne Ikea-spulletjes, in felle kleuren. Het is bedoeld als jaren '70 stijl, maar op de één of andere manier vind ik het veel te kitsch, te overdreven, en totaal niet passen op deze etage. Anderzijds ben ik vooral blij dat het nu gezellig ingericht is, dat er leven in de brouwerij is. De jonge meiden, van een jaar of 20, komen uitgelaten thuis. Ik ontdek nu dat Herengracht 1 dus een studentenhuis is geworden. Ik wil een praatje maken, trots vertellen dat ik hier ook gewoond heb, maar ze kunnen mij niet zien. Ik probeer hun levensstijl een beetje te volgen. Die verschilt teveel van de levensstijl die ik op die leeftijd had. Ze komen op mij veel oppervlakkiger over.
Ze dragen bonte jaren '80 kleren, met van die ballerina's, in mintgroen. Het is veel samen gearmd lopen, hangen op het bed, inhoudelijke gesprekken die eigenlijk nergens over gaan......toch kan ik er wel van genieten. Mijn etage is nog niet helemaal ingericht. Paps en mams van het meisje zijn nog druk bezig meer spulletjes op te halen van Ikea, terwijl ik denk, wat een luxe, en wat ongepast voor zo'n jong meisje, en ook totaal niet gepast op deze etage. Zoals steeds terugkeert in dit soort dromen, voel ik me een voyeur, moet ik tegen mezelf zeggen jij hoort hier allang niet meer, het is allang niet meer jouw huis, maar tegelijkertijd krijg ik het dan niet voor elkaar om te vertrekken.
De meisjes hebben het over een bepaalde straat, en zodoende ontdek ik dat zij studenten verpleegkunde zijn, net zoals ik destijds. Ze zijn druk bezig met het voorbereiden van een protestactie, waar hun ouders ook bij betrokken zijn. Het gaat erom dat ze meer loon moeten gaan verdienen, om de huur van dit appartement te kunnen blijven betalen. Ik vind dat oneerlijk, omdat ik destijds heel weinig betaalde, omdat het een anti-kraakpand is, dus waarom moeten zij dan zoveel betalen?
Er wordt in en uit gelopen, ook door mij. Als ik buiten ben en naar de voordeur loop, staat deze nog open, met de sleutel van één van de meisjes erin. Ik herken de sleutel niet. Dan blijkt dat Hessel een aantal sleutels bij heeft laten maken.

Voordat we weer vertrekken, wil ik toch nog even een kleine rondleiding door mijn etage. Voorkamer en achterkamer herken ik niet meer terug, omdat het gewoon volgestouwd staat met bonte spullen. Badkamer herken ik wel terug. Nu blijkt, dat er aan de kant van de buitenmuur blijkbaar vroeger ook ramen geweest waren. Je ziet nog de afdrukken. Dat heb ik nooit geweten. Ik realiseer mij dat ik hier erg besloten woonde, erg fijn, terwijl aangrenzend op straat in hartje Den Haag zich heel wat afspeelde! Maar ik was veilig.
Er blijkt, naast de badkamer, een extra douche en extra toilet gebouwd te zijn. Het ziet er chique uit, maar het past totaal niet in deze woning. In de keuken hangt een schilderijtje. Blijkbaar is dat nog van mij geweest, heb ik dat ooit zelf gemaakt. Wat leuk dat ze dat hebben laten hangen! Het is gemaakt in driedimensionaal, op een wit magneetboard. Het lijkt alsof het met kaarsvet gemaakt is: een nonchalante boom, in veel donkergroen, verder mooie gekleurde lijnen over het schilderij, ook gemaakt van kaarsvet. Boven het schilderij hangt een boekenplankje, bezaaid met keukenspullen. Onder het boekenplankje is nonchalant een tekst op de muur geschreven. Hoewel het niet in mijn handschrift is, is het blijkbaar toch ooit door mij geschreven, in rode of blauwe stift. Wat leuk, dat ze ook dit niet hebben weggehaald! Het is een soort tekst van 'Jezusbidtsamengevouwenhanden'. Het is aan elkaar geschreven, omdat het een blogspotadres is:

www.jezusbidtsamengevouwenhanden.blogspot.com.

Zoiets?

zondag 18 augustus 2013

Amersfoort

We zijn met een groep mensen (gezin, familie) in ee kampeerboerderij in de buurt van Amersfoort. Daar verblijven we een weekje. Vandaag gaan we een dagje met de trein op stap. Ieder kiest zelf waar hij of zij naartoe gaat. We kopen treinkaartjes. Alles verloopt heel rommelig. De weg naar het station was ook al rommelig. We moesten steeds op elkaar wachten, of dan liep er weer iemand half op straat. Dat vond ik wel irritant.

Op het station blijkt dat iedereen al een kaartje heeft gekocht voor zijn of haar bestemming. Ik heb het moment van het kopen van de kaartjes helemaal niet meegekregen, en begrijp dus ook niet hoe ik aan mijn kaartje kom. Heeft mijn vader de kaartjes gekocht en betaald, op aanvraag van mijn moeder? Ik zie dat mijn ouders nog jong zijn, zo tegen de 40. Ze dragen zomerkleding. Het is uniek dat mijn vader nu ook gewoon meegaat en niet in de tuin werkt, en dat hij ook actief meedoet in de groep, zelfs de leiding neemt. Ik geniet van zijn prachtige ravenzwarte haar en zijn genietende glimlach. Hij is gegroeid in lengte, en steekt boven de anderen uit.

Er vertrekt een trein naar 'De Lier'. Ik vraag snel aan de conducteur of dat ook de trein naar Amersfoort is. Ja hoor, ga maar mee, zegt hij wat nonchalant, de andere kant op kijkend, maar wel heel vriendelijk. Ik twijfel even om mijn familie zo plotseling hier achter te laten, maar ook zij gebaren van ga maar gewoon, onze trein komt er immers ook weldra aan. Er is geen tijd om afscheid te nemen, want mijn trein staat al op het punt van vertrekken. Zwaaiend met mijn kaartje snel ik naar de trein toe, nagezwaaid door de familie. Het blijkt nu dat ik Middeleeuwse kleding draag. Ik ben blij dat ik deze trein en deze coupé genomen heb, want hier draagt men allemaal Middeleeuwse kleding en daar voel ik mij bij op mijn gemak. De coupé blijjkt eigenlijk een soort coupé voor dieren te zijn, ook uit vroegere tijden, met hooi of zelfs een echt matras met veren. Het is er wat rommelig, men praat half wel half niet met elkaar. Voor mij duidelijk erg onwennig, ook in het dragen van de jurk.

Bij aankomst op het station wil ik de stad in gaan, maar weet niet goed welke richting. Nu lijkt de jurk weer raar en ouderwets. Ik zie de mensen kijken. Toch houd ik de jurk aan. Ik kom op een zonnig grasveldje in de wijk Zuiderpark (Den Haag) waar ik werkte in de wijkverpleging. Het is midden tussen de huizen (zoals in Erm, waar de schoolfoto gemaakt werd, toen ik daar juf was). Er wordt geposeerd voor een grote groepsfoto met verpleegkundigen en verzorgenden. Iemand neemt afscheid (een andere vrouw, die ik niet ken, slank, krullend haar, maar ik ben het zelf). Uiteindelijk wordt er helemaal geen foto gemaakt. Ik vind het raar, zeg er iets van, maar niemand reageert, men vindt het blijkbaar heel gewoon, en gaat weer uit elkaar, de dagelijkse plicht roept weer.

In een andere wijk van Amersfoort doe ik verslag van dit voorval, aan een kennis die hier woont. Ze woont hier in een zeer armoedige buurt, waar de kinderen lamlendig en onverzorgd op straat hangen, dat je echt denkt van goh, dus dat komt ook in Nederland voor (of is het ook weer van vroeger tijden, net na de oorlog?). Ze vraagt of het de moeite waard is om naar de andere kant van de stad te reizen, waar ik zojuist vandaan kom (want dat kost ook weer geld). Ik zeg dat ik wel twijfel, vertel ook het verhaal van de groep. Er gaat een kind zomaar languit op straat liggen. Iemand op een scooter raast keihard en respectloos voorbij. Het kind wordt niet geraakt, maar gaat wel weer rechtop zittten. Daar ben ik opgelucht over. Hij zit op de stoep, op een velige plek. Gelukkig; nu is hij beschut.

zaterdag 17 augustus 2013

Huisje aan het kanaal

Het is in de tijd van Leiden.
Ik ben op zoek naar een kamer.
Loop een beetje met mijn ziel onder de arm, over de straatklinkers van Leiden.
Het regent, miezert een beetje, de kinderhoofdjes glimmen op.

Weet niet goed welke richting ik op moet lopen.
Ben op straat letterlijk de weg kwijt, verdwaald.
Ben in mijn leven ook de weg kwijt, verdwaald.
Het gevoel een steen op de maag te hebben
loop ik daar in het donker.

Ik kom onderweg genoeg bekende mensen tegen.
Ze groeten mij, maken een praatje.
Ze zijn belangstellend, vragen waar ik naartoe ga.
Ik zeg oh, nergens in het bijzonder.
Ik loop weer verder en voel me heel triest.
Triest, omdat ik niet heb kunnen / durven zeggen hoe ik mij ECHT voel.

Tegelijkertijd denk ik ja, je bent ook koppig.
Want waarom vertel je hun dan ook gewoon niet je echte verhaal?
De mensen zijn achter mij allang weer een nieuwe richting in geslagen.
Het lijkt net alsof zij stuk voor stuk heel zeker zijn van hun keuzes.

En kijk mij hier dan eens tobben.
Het had niet nodig geweest.
Ik had gewoon mee kunnen doen, maar moest weer eigenwijs zijn.
En nu loop ik hier alleen.
Waar is dat nu allemaal goed voor?

Tegen wil en dank loop ik verder.
De vertwijfeling maakt me op de één of andere manier resoluter.
Het maakt dat ik nu veel meer op mijn doel afga.
Mijn EIGEN doel.
Dan is het maar moeilijk en ingewikkeld.
Maar het is wel mijn EIGEN doel, en géén eenheidsworst.
Ietwat méér tevreden loop ik verder, maar het zint me nog steeds niet.

Ik heb niet in de gaten dat ik het oude centrum en ook de buitenwijken van Leiden nu verlaten heb. Ik loop de stad uit, en het blijkt dat de stad zich midden tussen de weilanden bevindt (zoals dat een paar eeuwen geleden het geval geweest moet zijn).

Ik verlaat de stad, en dat voelt goed, en loop nu langs het kanaal, ter hoogte van Zwinderen. Het blijkt dat ik hier, in één van de oude huisjes langs het kanaal, op kamers ga wonen. Ik vind het zelf ook nog wel wat vreemd, zo afgelegen van alles en iedereen, en hoe moet dat dan als ik naar college ga, dan moet ik zo ver reizen, maar toch is het wel de bedoeling dat ik mij hier ga vestigen.

Er is wel een vriendin uit de stad, die mij helpt met verhuizen en inrichten, maar het moet allemaal heel snel, want zij moet studeren en naar college, en gaat weer gauw met de bus terug, maar toch ben ik heel blij met haar hulp, want ze heeft me een klein duwtje gegeven waarmee ik weer verder kan, en zo heel veel heb ik niet nodig, wat meubels, kleren, boeken, keukengerei, zo kom ik al een heel eind. Het huisje is immers maar klein.
Het blijft maar regenen en het blijft maar avond / nacht, terwijl ondertussen mijn hele leven zich afspeelt in dat kleine huisje, dat 'Scholtes' heet (de achternaam van mijn lieve overleden opa, die mijn moeder en wij helaas niet hebben mogen leren kennen).
Het voelt heel prettig en veilig dat het huisje 'Scholtes' heet.

Aan de andere kant is het erg spannend en wat geheimzinnig, kan ik het niet aan anderen uitleggen, het blijft zich ook maar in het donker afspelen. Elke dag ga ik LOPEND OVER HET WATER naar college. 'Scholtes' en ik vinden dat heel gewoon, maar hoe kan ik dat uitleggen aan mijn medestudenten? Ze zouden me voor gek verklaren!!

In een volgend fragment ben ik een heel aantal jaren verder in mijn leven, ongeveer zo oud als ik nu ben (45). Ik kijk terug op mijn leven, en de plaatsen waar ik gewoond heb. Er wordt mij ingegeven dat ik dus ook in het huisje aan het kanaal heb gewoond, en dat dat huisje 'Scholtes' heette, en dat het heel vriendelijk en veilig voor mij was om daar te wonen, vertrouwd ook vooral. Echter, hoe ik ook mijn best doe om het mij te herinneren..........ik krijg het niet voor de geest. Ik weet zeker dat ik in mijn leven NOOIT in een dergelijk huisje heb gewoond. Zit er dan een gat in mijn geheugen? Of een gat in mijn levensloop?

De vraag blijft onbeantwoord.

Droomvriend

Een weblog met de titel 'droomvriend'.
Waar duidt dat op?
Ik zal het je vertellen.

Je zult wellicht verwachten
dat ik hier ga schrijven over 'mijn droomvriend'.
Een droomvriend, die ik in levende lijve heb.
Echter, je moet het op een ander niveau bekijken.
De droom is namelijk ook mijn vriend.

Je moet het heel letterlijk zien:
de droom (dus gewoon de droom die je 's nachts droomt) als vriend.
Want ieders droom is ieders vriend.
Zo kijk ik ernaar, als je het mij vraagt.

Dus deze weblog is niets meer en niets minder
dan een bundel verslagen van dromen
die ik 's nachts gedroomd heb.

Ze zijn mijn vrienden
omdat ze mij signalen geven.
Boodschappen, tips, mooie symbolen
die ik dan weer kan toepassen in het dagelijks leven.

De droomvriend helpt mij met leven, zogezegd.
Hoe mooi.