dinsdag 26 april 2016

Busuitje

Met een groep heb ik een busuitje door het Westland. Ik zit helemaal voorin de bus, bijna op de voorbumper. Ik vind het heel grappig, en bedenk mij dat ik nog nooit van mijn leven een bus bestuurd heb, en dan ook nog eens helemaal vooraan, dus nog vóór de chauffeursplaats. Het is enorm fijn om op deze manier alles in de hand te hebben, en te bepalen welke kant we op gaan, weliswaar in overleg met de passagiers, maar wel dat ik zelf richtinggevend ben, de aanstuurder zogezegd.
De bus volgt mij als een logge slurf, zoals een speelgoedbus van stof, bedekt met leer. Het gaat allemaal heel gemoedelijk.

We stoppen bij een kas ergens bij de Vogelaer, en blijkbaar gaan we daar pauzeren. Ik vind het prima. Het is aan de berm van een kas, en ik ben verbaasd dat ik de bus kan parkeren op dit smalle stuk. Ik voel mij zoals ik mij nog nooit gevoeld heb, gewoon zelf de situatie in de hand hebben, zonder heen en weer gesleurd te worden tussen mensen en stemmingen, heel fijn. Het smalle stuk naast de hoge kas is doodlopend, en eerlijk gezegd vraag ik mij af waarom de reisleider ons uitgerekend hier naartoe heeft gestuurd, maar ik vind het geen punt, ik geef me over aan de situatie, het is immers voor de gasten.

Het is hartje zomer, heel warm, we willen wel verkoeling. De reisleider legt uit dat we in dit slootgebied tussen de kassen (wat hier een soort meer is geworden) wel kunnen zwemmen, maar dat we moeten oppassen voor de bodem met gevaarlijke scherpe voorwerpen, of stukken drijvend oud hout, en het water is ook niet zuiver, omdat er verderop een fabriek gevestigd is, en daar komen gifstoffen van vrij in het water. Maar, zegt hij, je kunt hier prima zwemmen, ik zwem hier ook altijd.

Nou, geen haar op mijn hoofd die er ook maar over denkt om hier te gaan zwemmen. Dat ga ik echt niet doen! Ik twijfel nog even, als andere mensen wel gaan, maar dan besluit ik het toch echt niet te doen. Wel raas ik even later in een klein bootje 'naar de overkant', samen met een bekende zanger (ik weet niet wie hij is). Hij is klein en iel en draagt een pak, en maakt heel veel praatjes en herrie, zwaait met zijn armen, ik vind het allemaal maar overdreven, zal blij zijn als we zo weer terug zijn. De mensen aan de overkant staan ook verbaasd naar hem te kijken, van wat moet die man. Hij probeert mensen te werven om te gaan zwemmen in het water, en er iets gezelligs van te maken. Niemand reageert. Logisch ook.

Ik zie een slaapkamer in een tuindershuis, naast de hoge kas. Het is het kamertje van de moeder van mijn vriendin, en ook wel mijn kamertje, samen met mijn vriendin. Het is ouderwets ingericht, jaren '50, met ouderwets behang, met kleine bloemetjes. En een ouderwets bed. Een grote commode. Op de commode ligt een heel dik herinneringsboek van mijn vriendin. Het boek bestrijkt haar totale leven. Ik vind het ongelooflijk boeiend om in het boek te gaan bladeren. Op de bovenkant liggen losse bladen, en ik weet niet wat bij wat hoort. Dat stoort mij. Het boek is niet netjes geordend. Ik besluit dat ik het pas wil lezen, als het netjes geordend is. Nu ben ik veel te bang dat er dingen door elkaar gaan, en het is niet mijn bezit, dus dan ben ik bang dat ik dingen door de war haal. Ik vind het jammer dat ik nu dus langer moet wachten. Het is twee keer de dikte van een A4 multomap, terwijl het maar in één A4 multomap zit. Dat ergert mij ook. Naast de commode een groot raam, waar je ver naar buiten kunt kijken, zoals uit een scène van Kate Bush, als de hoofdpersoon uitkijkt naar de terugkomst van Heathcliff. Bergen, bossen, heiden, meren...............ik word er wel rustig van.
Aan de andere kant van het raam staat mijn eenpersoonsbed. Naast het bed mijn chinese dagboek, en op de grond een special van Flow. Het deken is zo'n ouderwetse deken. Ik bedenk mij dat anderen deze kamer ook gezien hebben, en deze ongetwijfeld herkend moeten hebben als mijn kamer, met al die typische dingetjes van mij.


zondag 24 april 2016

Ochtenddienst

Zondagochtend. Ik maak ontbijt klaar voor Hessel, en ik ga weer een paar uurtjes slapen. Dat is uniek te noemen, dat dat lukt, want lange tijd kon ik helemaal niet meer uitslapen.

Ik droom, en ik weet dat ik droom, maar toch kom ik niet uit de puzzel. Het bewuste stoeit dus met het onderbewuste, dus dat is wel een interessant proces.................

In de droom is het later op de woensdagochtend, en ik ben ergens op gesprek. Maar dan denk ik he...........ik had vanmorgen toch ook moeten werken in de thuiszorg!? Of niet!? Dan herinner ik mij een aantal cliënten waar ik geweest ben. Maar...............een aantal ook niet! Maar.............moest ik wel werken of niet? Ik wil het opzoeken in mijn agenda of op de kalender, maar die heb ik niet meegenomen. Ondertussen moet ik ook verder met het gesprek.

Dan denk ik nee joh, je droomt dit, je hoeft helemaal niet te werken, je denkt dat alleen maar, omdat je dat droomt. Dus je hoeft je nergens druk om te maken. Ok. Nou. Rust weer dus. Maar ja. Dan begint het weer opnieuw. Weer die schrik. Van ik had toch moeten werken. De cliënten zullen inmiddels wel gebeld hebben. Ik ga naar het kantoor. Het is nu een kantoor in Den Haag, en ik zie ook de wijken van Den Haag. Het is een grote ruimte, zoals een ruimte voor sport, of bv een gymzaal op een basisschool. Alles is aanwezig, het ziet er netjes uit. Er zijn werkruimtes aan de wanden ingericht, maar er staan geen stoelen bij. Ik wil aan collega's vragen of ik nog cliënten ben vergeten, maar zij zijn steeds in gesprek, en ze hebben zelf ook niets gezegd. Er loopt steeds een arts-assistent 'door het scherm heen', en hij is druk in gesprek, ik ken hem van vroeger, van het ziekenhuis, hij is heel vriendelijk en betrokken. Ik wil in de computer opzoeken of ik moet werken, maar het blijkt dat men de computers heeft meegenomen, ter reparatie. Overal heerst een vrolijke en bedrijvige sfeer, en ik word door iedereen vriendelijk begroet, maar krijg geen antwoord op mijn vraag. Het lijkt erop dat ik mij geen zorgen hoef te maken. Dan bedenk ik mij weer dat het helemaal geen issue is, omdat ik dit alleen maar droom, en in het geheel dus niet hoefde te werken, dus ook niet een paar uurtjes.

In een ander fragment glijd ik op een groot feestterrein door de modder. Het eerste moment schrik ik hier heel erg van, omdat ik er niet op gerekend had. Maar vrijwel meteen herpak ik mij en zie ik dat het geen enkel punt is, omdat ik een grote regenbroek draag, die mij van alle kanten beschermt. Het belangrijkste is, dat mijn broek op deze manier droog blijft, zodat ik geen kou zal hebben en dit geeft mij ook de kans om te genieten van het glijden door de modder. Ik ga er helemaal in mee, en laat mij alle kanten op glijden. Blijkbaar biedt de regenbroek totale bescherming, want ik word niet vies.

Als ik wakker word, heb ik pas definitief de bevestiging dat ik inderdaad niet hoefde te werken, en dus ook geen cliënten vergeten ben (wat mij overigens in het echt nog nooit is overkomen). 

zaterdag 23 april 2016

Droomfragmenten

Twee droomfragmenten, één van vorige week zaterdag, en één van vannacht:

Ik zit in de trein, en heb bagage in de trein en op het perron staan. Ik weet niet of het perron nu bij de trein hoort, waar ik welke bagage heb, wat er precies in zit, wat mee te nemen als de trein weer gaat rijden..............het is onoverzichtelijk, maar ik geef mij eraan over.
Een oudere dame 'zit op mijn nek', en ik kan haar niet van mij afschudden. Ze waarschuwt mij voor iets, waarover niets te waarschuwen valt, en wat alleen maar haar eigen verhaal is. Ze zit veel teveel in mijn comfort zone en ik probeer haar boze en indringende blik te ontwijken. Dat lukt niet, en in de volgende fase hangt ze al letterlijk om mijn nek. Het ziet er gek uit, want ze is dik en draagt veel rokken, en veterschoenen. Het ziet er hilarisch uit voor stationsgangers. Je ziet de witte strookrokken, waarmee wij vroeger deftige dame speelden. Het is ook gevaarlijk, want zij hangt over de treinrails, en nu kan er elk moment een trein komen, staat ie er nog niet. Ik voel me heel verantwoordelijk voor de vrouw, en eigenlijk is dat niet eerlijk, want zij was zelf degene die aan mijn nek ging hangen, boven die treinrails. Maar ja, ik was degene die het op mij nam, en ik had ook nee kunnen zeggen. Dus daarom voel ik mij wel heel verantwoordelijk. Persoonlijke betrokkenheid bij de vrouw heb ik gelukkig losgelaten; het loopt tot aan de burgerplicht, en niet verder dan dat. Dat is wel heel prettig.
De trein gaat rijden, en nu is er dan het beslissende moment. Welke bagage neem ik mee, welke laat ik achter, welk gedeelte behoort tot het rijdende gedeelte, welk gedeelte van de trein zit nog aan het perron vast, voor welk gedeelte wil ik kiezen en waarom? Ik bemerk al gauw dat de bagage vooral uit kleding bestaat. Kleding is te vervangen, dus dat kan ik op een gegeven moment wel loslaten. Ik zie mijn Interrail rugzak op het perron staan, met rode en witte kleding, in de rugzak, en verspreid over het perron. Het is ok. Ik neem het niet mee. Eerst aarzelend, maar dan toch resoluut, ben ik in de trein gestapt. Ik vind het verschrikkelijk spannend, en dat is nog zacht uitgedrukt. Dit is station Haarlem. Een zonovergoten station, en ik ben weer een jaar of 18 en voel mij weer alleen, maar niet eenzaam, doch vrij van alles en iedereen, en dat verkies ik nog altijd boven verplicht bij een groepje horen wiens groepsnorm niet bij je past. Want dat is met handen en voeten gebonden, en dat wil ik onder geen beding.

In het volgende fragment fiets ik vrolijk door mijn geboortedorp. Blijkbaar heb ik een grote stap gezet, maar ik weet niet wat er in die tussentijd is gebeurd. Ik weet ook niet wat er met de vrouw is gebeurd, en hoe het nu met haar gaat. Wel weet ik zeker, dat zij niet met de trein mee is gegaan, en ik wel. Ik ben zonder haar verder gegaan, en dat bevalt mij meer dan prima. Men heeft mij er wel van verzekerd dat er goed voor de vrouw gezorgd wordt. Ik kan hier volledig in berusten, want ik voel het niet langer meer als mijn plicht om voor haar te zorgen. Het heeft immers al lang genoeg geduurd. Nu ben ik vrij. De zon schijnt en de lucht is ijl. Ik fiets vrolijk zingend over de Heulbrug, en na het passeren van de brug ziet de wereld er totaal anders uit: lichter, met meer ruimte, overbodige bebouwing is weggehaald, zodat hier ruimte vrij is gemaakt voor de aanleg van parken. Ik ben zo enthousiast, dat ik meteen wil bellen om mijn hulp aan te bieden bij de aanleg van parken............

Vannacht droomde ik, dat ik iets voelde aan de zool van mijn schoen. Ik had er last van. Het leek wel alsof er iets in mijn laars zat. Toen ik dit ging onderzoeken, bleek dat het een grote prop was van de inhoud van een halve flacon plakkaat schoolverf. Diep kobalt blauw. Ik was onder de indruk van de kleur. Ik was niet bang voor morsen, want dat gebeurde niet. Het viel mij op dat de verf niet opgedroogd was, maar vloeibaar was gebleven. Dat vond ik wel knap, zo opgepropt onderaan een schoenzool, minstens al een dag lang. De verf spreidde zich prachtig uit over een vel wit papier, en ik werd er heel blij van. Het leek op een blauwe lucht, die alle kanten op ging, verdund met water. Ik moest er wel aan denken om niet teveel water te gebruiken. Met een gepaste hoeveelheid water zou het effect het grootste zijn. 

zondag 10 april 2016

Herengracht

Een droom die vaak terugkeert (het meest vaak van alle dromen):
Ik schijn weer op de Herengracht te wonen, maar ik bewoon de etage niet meer, en heb deze in onderhuur, net zoals destijds aan Klaas. Wel kan ik er gewoon ten allen tijde nog binnen lopen, en dat vindt de onderhuurder geen probleem. Als ik er dan binnen loop, lijkt het alsof ik er toch nog woon, en ook geen ander huis heb. Dat is dan verwarrend, omdat de bovenburen helemaal niet weten dat ik er nog woon, en mij ook nog nooit ontmoet hebben. Ik voel mij dus bezwaard naar de bovenburen, terwijl ik hun helemaal geen verantwoording hoef af te leggen. Toch is het anderzijds ook wel weer een zorg voor hun, omdat de etage op het punt staat van instorten, aangezien het een oud huis is, dat ook op nominatie staat om afgebroken te worden. Waarom keer ik hier dan elke keer weer naartoe terug? Wat wil ik hier nog halen?

In verschillende dromen ontmoet ik steeds weer andere bovenburen, al dan niet aanwezig, maar dan weet ik wel hun aanwezigheid, ook al zie ik niet hoe zij eruit zien. Deze keer is het een getrouwd homo-stel, en zij zijn hier pas komen wonen. Zij weten niet zo goed wat ze met de situatie aan moeten. Ben ik nu wel of niet de buurvrouw!? Ze begroeten mij in ieder geval hartelijk, en ik krijg een stevige handdruk. Het is een lange forse man, en een kleinere man, iets meer gezet. Ze zijn beiden heel vriendelijk en gastvrij. Ze kijken afwachtend van 'wat gaat er gebeuren'......

Het is ook wel de schuurzolder, van de schuur achter het ouderlijk huis, die nu afgebroken is (en de Herengracht 1 is dus ook allang afgebroken).

Ik heb net medicijnen uitgezet voor een cliënte. Alles heb ik netjes en zorgvuldig gedaan, maar toch liggen er losse pillen in een eenpersoons bed, dat staat op de plaats waar de bank staat in het ouderlijk huis. Ik wil de pillen pakken, en kijken welke pillen dat zijn. Maar mijn moeder gaat al in het bed liggen, in het middagzonnetje. Ik wil haar niet storen, door te zeggen dat ik de pillen eigenlijk moet hebben. En ik wil haar middagrust in het zonnetje niet onderbreken.......

vrijdag 8 april 2016

Maan

Ik werd ontvangen in een ruimte met muren, zonder behang. Het was een kamer in een oud gemeentehuis, of in een zorginstelling. Sfeer zoals in de jaren '70, en misschien speelde het zich ook wel af in de jaren '70. Er waren geen ramen in de ruimte, maar de deur stond altijd open. Het kon ook wel een ruimte in een schoolgebouw zijn. Er was altijd wel iets te beleven. Omdat er geen ramen in de ruimte waren, was het er ook vrij donker. De mensen die mij ontvingen, excuseerden zich hiervoor. Maar ik zei dat het geen probleem was, omdat de deur altijd open stond. De deur was van een prachtige zeeblauwe kleur, en er zat ook een raam in de deur. Dat bood mij een mooi ruim perspectief op de toekomst. Ik zag het helemaal zitten, zogezegd. Er was ook heel fijn kantwerk in de blauwe verf van de deur verwerkt. Als je goed keek, dan zag je dat het niet effen blauw was, maar dat het eigenlijk een schilderij was, waar het kantwerk in verwerkt was. Het schilderij stelde een lucht voor, met mooie, rustige wolkjes. Op de voorgrond zag je een rustig strand en een zee. De zee kabbelde heel rustig en gemoedelijk. Het ging vooral om de lucht. Deze stond op de voorgrond. Ik was onder de indruk van het schilderij.

Dit alles had ik overigens nog niet opgemerkt, toen ik de ruimte net betreden had. De mensen die mij ontvingen droegen echt kleding uit de jaren '70. Er was een vrouw, maar ik kon niet zien hoe zij eruit zag. De man was lang, breed en blond. Ik werd wel wat overweldigd door zijn verschijning, omdat hij zo groot en breed van postuur was. Hij droeg een kaarsrechte khaki terlenka broek met wijde pijpen, en een colbert jasje in dezelfde kleur. Daaronder een mooie witte blouse, met puntkragen. Het kon wel zijn dat hij rookte. Zijn blonde kapsel was een beetje vierkant. De man was nog jong, misschien begin 30. Maar ik was een stuk jonger in de droom, want ik zag hem als een veel oudere man dan ik zelf was. De man verontschuldigde zich, dat er in de ruimte 'zo weinig te zien was'. Ik was door een andere deur naar binnen gekomen dan de blauwe deur (de blauwe deur merkte ik later pas op). Deze deur bevond zich midden in de lange lengte van de rechthoekvormige ruimte (en de blauwe deur op de hoek). Deze deur was ook wel de deur naar de winkel, in het ouderlijk huis van mijn vriendinnetje van vroeger. Er stonden schoolbanken in een lintopstelling, in het midden van de ruimte. Daar tegenover de twee mensen, en ik dus aan de andere kant van de schoolbanken, bij de deur.

Blijkbaar was het de bedoeling dat ik iets mocht uitkiezen. In ieder geval was er van tevoren de afspraak gemaakt dat ik een kunstexpositie ging bekijken in deze ruimte, en als ik dan iets moois tegenkwam, dan mocht ik het meenemen, mits ik ook goed kon onderbouwen waarom ik voor dat voorwerp had gekozen. Ik speurde inderdaad alle muren af, op zoek naar schilderijen. maar ik kwam alleen maar kale muren tegen, die wel heel netjes afgewerkt waren (zoals men in de jaren '70 erg hield van dit soort muren zonder behang). De vloerbedekking was mosgroen, ook heel erg uit die tijd, en wat stoffig deed het aan, ook al was alles wel heel schoon. Dat mosgroen leek dan weer op de grot, die ze vroeger bij mijn vriendinnetje hadden, in plaats van een Kerststal.

Ik dacht te menen dat er wel degelijk schilderijen waren, maar dat deze zich achter de muren bevonden, en nu voor het blote oog niet te zien, maar wel aanwezig. Na alle vier muren bestudeerd te hebben, zag ik het sleutelkastje waar de man mij op wees. Hij kon blijkbaar niet al die dingen zien die ik wel zag, zoals de schilderijen en de blauwe deur, die open stond. Logisch dus, dat hij zich verontschuldigde, en tegen mij zei dat er eigenlijk te weinig te zien was voor mij. Hij hoopte dat ik dan toch nog iets in het sleutelkastje zou vinden, wat bij mij zou passen. Nu zag ik, dat de ruimte plotseling helemaal leeg was. Er was ook geen sleutelkastje meer, maar er hingen nog wel wat kleine attributen aan spijkertjes aan de muur. Ik liep deze op gemak even langs. Ergens tussen deze attributen vond ik datgene waar ik eigenlijk gewoon naar op zoek was. Ik had in feite geen ander doel. Missie volbracht dus!

Het was een flinterdun gouden munt, iets groter dan de grootte van een gulden. Het leek op bladergoud, dat bewerkt was met inscripties. Daaronder hing, met kleinde schakeltjes, een heel klein maantje, dat erbij hoorde. Ik moest eerst even nadenken, en kon de link niet leggen. Wat deed zo'n maantje nu bij zo'n grote munt? Maar toen dacht ik oh ja, natuurlijk............het gaat om een grote volle maan, en daaronder een klein halvemaantje. Dat kleine halvemaantje was het symbool voor Hugo. Symbool dat Hugo altijd bij mij was, ook al legde ik daar niet zo de nadruk op. Maar dat hij er gewoon wel altijd is. Ik was ook onder de indruk van het schakeltje tussen de beide manen. Dat was zeer fijntjes, en met de grootste zorg gesmeed, van alle kanten vast en betrouwbaar. Het woord 'oer' kwam naar boven, zoals een oerbos. Dat je ervan op aan kunt, en dat het al eeuwen oud is.

Ik kreeg de woorden 'toewijding, overgave, devotie' door.
Er werd wel gezegd dat devotie het meest toepasselijk was.

Ik zat achterin de bus, en de bus reed achteruit. Het was op Terschelling. Het ging allemaal netjes, en alles was onder controle. Toen kwam ik er tot mijn schrik achter dat ik zélf de buschauffeur was! Oh, zei ik, maar ik kan helemaal geen bus besturen! En toch ging het gewoon goed, en vond iedereen het heel gewoon dat ik de bus achteruit reed. Het was prachtig strandweer. Ik zag wel op tegen de rit over het eiland. Zouden ze dan niet in de gaten krijgen dat ik helemaal geen buschauffeur was? Zou ik iedereen wel veilig overbrengen? Maar op de één of andere manier vond ik het ook supergaaf om dit te gaan doen!!!!!