Met een groep heb ik een busuitje door het Westland. Ik zit helemaal voorin de bus, bijna op de voorbumper. Ik vind het heel grappig, en bedenk mij dat ik nog nooit van mijn leven een bus bestuurd heb, en dan ook nog eens helemaal vooraan, dus nog vóór de chauffeursplaats. Het is enorm fijn om op deze manier alles in de hand te hebben, en te bepalen welke kant we op gaan, weliswaar in overleg met de passagiers, maar wel dat ik zelf richtinggevend ben, de aanstuurder zogezegd.
De bus volgt mij als een logge slurf, zoals een speelgoedbus van stof, bedekt met leer. Het gaat allemaal heel gemoedelijk.
We stoppen bij een kas ergens bij de Vogelaer, en blijkbaar gaan we daar pauzeren. Ik vind het prima. Het is aan de berm van een kas, en ik ben verbaasd dat ik de bus kan parkeren op dit smalle stuk. Ik voel mij zoals ik mij nog nooit gevoeld heb, gewoon zelf de situatie in de hand hebben, zonder heen en weer gesleurd te worden tussen mensen en stemmingen, heel fijn. Het smalle stuk naast de hoge kas is doodlopend, en eerlijk gezegd vraag ik mij af waarom de reisleider ons uitgerekend hier naartoe heeft gestuurd, maar ik vind het geen punt, ik geef me over aan de situatie, het is immers voor de gasten.
Het is hartje zomer, heel warm, we willen wel verkoeling. De reisleider legt uit dat we in dit slootgebied tussen de kassen (wat hier een soort meer is geworden) wel kunnen zwemmen, maar dat we moeten oppassen voor de bodem met gevaarlijke scherpe voorwerpen, of stukken drijvend oud hout, en het water is ook niet zuiver, omdat er verderop een fabriek gevestigd is, en daar komen gifstoffen van vrij in het water. Maar, zegt hij, je kunt hier prima zwemmen, ik zwem hier ook altijd.
Nou, geen haar op mijn hoofd die er ook maar over denkt om hier te gaan zwemmen. Dat ga ik echt niet doen! Ik twijfel nog even, als andere mensen wel gaan, maar dan besluit ik het toch echt niet te doen. Wel raas ik even later in een klein bootje 'naar de overkant', samen met een bekende zanger (ik weet niet wie hij is). Hij is klein en iel en draagt een pak, en maakt heel veel praatjes en herrie, zwaait met zijn armen, ik vind het allemaal maar overdreven, zal blij zijn als we zo weer terug zijn. De mensen aan de overkant staan ook verbaasd naar hem te kijken, van wat moet die man. Hij probeert mensen te werven om te gaan zwemmen in het water, en er iets gezelligs van te maken. Niemand reageert. Logisch ook.
Ik zie een slaapkamer in een tuindershuis, naast de hoge kas. Het is het kamertje van de moeder van mijn vriendin, en ook wel mijn kamertje, samen met mijn vriendin. Het is ouderwets ingericht, jaren '50, met ouderwets behang, met kleine bloemetjes. En een ouderwets bed. Een grote commode. Op de commode ligt een heel dik herinneringsboek van mijn vriendin. Het boek bestrijkt haar totale leven. Ik vind het ongelooflijk boeiend om in het boek te gaan bladeren. Op de bovenkant liggen losse bladen, en ik weet niet wat bij wat hoort. Dat stoort mij. Het boek is niet netjes geordend. Ik besluit dat ik het pas wil lezen, als het netjes geordend is. Nu ben ik veel te bang dat er dingen door elkaar gaan, en het is niet mijn bezit, dus dan ben ik bang dat ik dingen door de war haal. Ik vind het jammer dat ik nu dus langer moet wachten. Het is twee keer de dikte van een A4 multomap, terwijl het maar in één A4 multomap zit. Dat ergert mij ook. Naast de commode een groot raam, waar je ver naar buiten kunt kijken, zoals uit een scène van Kate Bush, als de hoofdpersoon uitkijkt naar de terugkomst van Heathcliff. Bergen, bossen, heiden, meren...............ik word er wel rustig van.
Aan de andere kant van het raam staat mijn eenpersoonsbed. Naast het bed mijn chinese dagboek, en op de grond een special van Flow. Het deken is zo'n ouderwetse deken. Ik bedenk mij dat anderen deze kamer ook gezien hebben, en deze ongetwijfeld herkend moeten hebben als mijn kamer, met al die typische dingetjes van mij.
De bus volgt mij als een logge slurf, zoals een speelgoedbus van stof, bedekt met leer. Het gaat allemaal heel gemoedelijk.
We stoppen bij een kas ergens bij de Vogelaer, en blijkbaar gaan we daar pauzeren. Ik vind het prima. Het is aan de berm van een kas, en ik ben verbaasd dat ik de bus kan parkeren op dit smalle stuk. Ik voel mij zoals ik mij nog nooit gevoeld heb, gewoon zelf de situatie in de hand hebben, zonder heen en weer gesleurd te worden tussen mensen en stemmingen, heel fijn. Het smalle stuk naast de hoge kas is doodlopend, en eerlijk gezegd vraag ik mij af waarom de reisleider ons uitgerekend hier naartoe heeft gestuurd, maar ik vind het geen punt, ik geef me over aan de situatie, het is immers voor de gasten.
Het is hartje zomer, heel warm, we willen wel verkoeling. De reisleider legt uit dat we in dit slootgebied tussen de kassen (wat hier een soort meer is geworden) wel kunnen zwemmen, maar dat we moeten oppassen voor de bodem met gevaarlijke scherpe voorwerpen, of stukken drijvend oud hout, en het water is ook niet zuiver, omdat er verderop een fabriek gevestigd is, en daar komen gifstoffen van vrij in het water. Maar, zegt hij, je kunt hier prima zwemmen, ik zwem hier ook altijd.
Nou, geen haar op mijn hoofd die er ook maar over denkt om hier te gaan zwemmen. Dat ga ik echt niet doen! Ik twijfel nog even, als andere mensen wel gaan, maar dan besluit ik het toch echt niet te doen. Wel raas ik even later in een klein bootje 'naar de overkant', samen met een bekende zanger (ik weet niet wie hij is). Hij is klein en iel en draagt een pak, en maakt heel veel praatjes en herrie, zwaait met zijn armen, ik vind het allemaal maar overdreven, zal blij zijn als we zo weer terug zijn. De mensen aan de overkant staan ook verbaasd naar hem te kijken, van wat moet die man. Hij probeert mensen te werven om te gaan zwemmen in het water, en er iets gezelligs van te maken. Niemand reageert. Logisch ook.
Ik zie een slaapkamer in een tuindershuis, naast de hoge kas. Het is het kamertje van de moeder van mijn vriendin, en ook wel mijn kamertje, samen met mijn vriendin. Het is ouderwets ingericht, jaren '50, met ouderwets behang, met kleine bloemetjes. En een ouderwets bed. Een grote commode. Op de commode ligt een heel dik herinneringsboek van mijn vriendin. Het boek bestrijkt haar totale leven. Ik vind het ongelooflijk boeiend om in het boek te gaan bladeren. Op de bovenkant liggen losse bladen, en ik weet niet wat bij wat hoort. Dat stoort mij. Het boek is niet netjes geordend. Ik besluit dat ik het pas wil lezen, als het netjes geordend is. Nu ben ik veel te bang dat er dingen door elkaar gaan, en het is niet mijn bezit, dus dan ben ik bang dat ik dingen door de war haal. Ik vind het jammer dat ik nu dus langer moet wachten. Het is twee keer de dikte van een A4 multomap, terwijl het maar in één A4 multomap zit. Dat ergert mij ook. Naast de commode een groot raam, waar je ver naar buiten kunt kijken, zoals uit een scène van Kate Bush, als de hoofdpersoon uitkijkt naar de terugkomst van Heathcliff. Bergen, bossen, heiden, meren...............ik word er wel rustig van.
Aan de andere kant van het raam staat mijn eenpersoonsbed. Naast het bed mijn chinese dagboek, en op de grond een special van Flow. Het deken is zo'n ouderwetse deken. Ik bedenk mij dat anderen deze kamer ook gezien hebben, en deze ongetwijfeld herkend moeten hebben als mijn kamer, met al die typische dingetjes van mij.