zondag 22 maart 2015

Klimmen

Dit is een fragment uit een droom, die ik begin van deze week droomde:

Ik klim op een steile oever, naast een brede, aangelegde vaart of lange vijver.
Het is het 'eindpunt' van het water, dus hier is de afbakening.
Het is zoals wanneer ik geschaatst heb, en weer opstap naar de oever, alleen ligt er geen ijs.
De lucht is ijl en schemerig, en opvallend rustig en sereen.
Ondanks dat het volledig onbekend gebied is, voelt het helemaal vertrouwd aan.
Ik zal van de ene kant van het water naar de andere kant lopen, via de afbakenende oever, die steil naar boven loopt, op stevig aangezette grasmatten.
Op zich zou dit lopen prima te doen moeten zijn, maar het is maar een smal pad, en je kan gemakkelijk over het gladde gras naar beneden glijden (hetgeen overigens niet gebeurt; ik houd mij prima staande, ook al is er nergens een mogelijkheid om mij vast te houden, ik denk steeds dat er van alles kan gebeuren, maar in werkelijkheid is er niets aan de hand, ook al is voorzichtigheid wel geboden, maar die houd ik dan ook prima in acht, ik ben zeer oplettend).
Het gras voelt koud aan, en de stevige grond onder het gras is goed zichtbaar en voelbaar.
Dit ruikt lekker fris en vertrouwd, naar verse aarde.
Er zijn nog wel wat hindernissen te nemen. Het is niet een makkelijke weg.
Ik mag daarom ook wel via een brug naar de andere kant. Het is de brug in Groningen, de vanuit het centrum in de richting van de Ikea loopt. Een stevige, degelijke brug.
Echter, ik wil het toch echt eerst proberen via de grasoever. Dat valt niet mee, want het wordt al aardig donker, en ik weet niet altijd waar ik loop. Ook is de oever hier en daar omgeven door stevige betonnen muren, en hier en daar is er zelfs prikkeldraad gespannen. Dit alles is cirkelvormig om de afgebakende oever en de brug heen gebouwd. Achter deze muren bevindt zich een belangrijk kasteel.
Het kasteel intrigeert mij mateloos, maar er wordt mij verteld dat ik nog lang niet bij het kasteel aangekomen ben: dat is allemaal voor later weggelegd. Ik mag er nu alleen nog maar naar kijken.
Het is echter wel veelbelovend, zo wordt er gezegd. Er wacht mij hele zonnige momenten, die direct van doen hebben met dit kasteel. Het kasteel staat bekend om zijn prachtige grote wilde tuinen en natuurschoon, en de gastvrijheid voor iedereen die het kasteel wil komen bezoeken: welkom!!
Ik zie er verschillende 'lappen' tuin van verschillende eigenaren, en - speels over de tuinen heen - zie ik overal vrolijke boterbloemen die schitteren in de zon, en heerlijk ruiken.
Vooral de boterbloemen zorgen voor het warme welkom voor de gasten, en doen erg zomers aan.
Nu eerst maar eens aan de overkant van de vaart zien te komen.
Door de gewaarwording van het kasteel komt het allemaal in een stroomversnelling.
De stenen muur rondom de afbakening is ook wel de muur van de Heulbrug.
Het typisch betonnen steen, met de kleine steentjes hierin verwerkt, dat rotsvast overeind blijft.
Misschien ervaar ik het zo, dat de stenen muur mij in de weg staat, maar de muur biedt mij vooral bescherming, en deze is welkom, ik merk dat ik die bescherming hard nodig heb.
En dat is prima: de muur biedt mij immers die bescherming, en ik houd mij strikt aan de route, dus hiermee komt het goed. Het is van belang dat ik mij aan de route blijf houden.
Het blijkt dat ik nu op twee manieren naar de overkant kom: via de brug, en via de steile oever.
Het kost mij veel moeite om vanaf de steile over de kade op te klimmen.
Onze Sony-laptop ligt op het hoekje waar ik naar boven wil klimmen.
Het ergert mij, omdat ik zo hard aan het werk ben, terwijl anderen blijkbaar hier op gemak liggen te zonnebaden, en de laptop zolang hier hebben achtergelaten.
Maar ik laat mij er niet van weerhouden.
Dan verandert de kade in stevig houten hek, waar strandstoeltjes aan hangen.
Dat is ook wel om het mij gemakkelijker te maken. Ik kan mij zo optrekken aan de strandstoeltjes, en dan ben ik boven. Dat doe ik dan ook, en dat gaat goed.
Als ik boven ben, begeef ik mij op een zonovergoten strand, bij een strandtent op Ameland.
Ik voel de heerlijke zomerzon en het felle zomerse zonlicht. Het is er gezellig druk, veel kinderen.
Dan vervolg ik mijn reis, naar een huisje, dat grenst aan de vaart.
Ik loop nu hoog op de kade, met de brug weer achter mij, en in feite ben ik nu veilig gesteld, en kan mij niets meer gebeuren. Ik moet alleen nog even iets ophalen, een icoon of wat dan ook.
Ook hier is het fijn dat de grond zo stevig gestut is, ook al is het dan maar een smalle richel waar ik op kan lopen. Concentratie is dus nog steeds geboden!
Ik kom aan bij een lager geleden oud klein huisje, een huisje aan het water dus, onderdeel van een rij huizen, die haaks op het water staan. Dit huisje kijkt dus met de zijkant op het water. Het doet ook wel aan de huisjes lager bij de Heulbrug denken, met aan de overkant de Hollewatering.
Ik voel me wel een bespieder, maar ik zal wel moeten, want ik heb immers een missie.
De deur staat op een kier, en ik zie een prachtige granieten aanrecht, en een hele mooie ouderwetse keuken met mooie ouderwetse blikken, heel sfeervol. Je zou in de eerste instantie denken dat het een mooi museum is, maar ik realiseer mij terdege dat ik mij hier echt in een vroegere tijd begeef, zo eind 19e, begin 20e eeuw. Maar het kan ook ietsje later zijn, want er staat een ware zwarte Fongers herenfiets buiten. Op het zadel van de fiets ligt een vochtige aardappel, te blinken in de zon.
Het lijkt alsof de aardappel de straling van de zon kan weerkaatsen, en hiermee onze harten verwarmt. De aardappel blijkt het icoon te zijn waar ik naar op zoek was, of waarvoor ik hierheen werd gestuurd. Het maakt mij enorm blij, en het doet mij spontaan het prikkeldraad vergeten.
Ik durf de aardappel nog niet te pakken, en wacht eerst op permissie, want ik wil de magie niet verbreken. Heel voorzichtig en terughoudend kijk ik door de keukendeur (en tevens buitendeur) van het huisje naar binnen. Ik ruik de heerlijke geur van hout en een schuurlucht. Er is een schattig aangelegd tuintje naast het huis, met stokrozen die lekker ruiken.
Er blijkt een persoon aan de keukentafel te zitten. Ik weet niet of het een man of een vrouw is.
Deze persoon hoort bij de vroegere tijd, en zit hier 'te schaften'. Het is dus nu rond het middaguur.
De persoon zit met één arm nonchalant leunend op de tafel, de hand naar beneden hangend.
Zodra de persoon mij opmerkt, word ik welkom geheten, maar ik durf niet verder te komen.
Het is donker in het huisje, er zijn hier geen ramen, dus ik kan het gezicht van de persoon niet zien.
De persoon geeft aan dat ik mijn doel bereikt heb, en dat de aardappel voor mij is.
Ik kan het nog niet echt geloven of bevatten. Ik mag de aardappel meenemen, maar ik vind het nog een klus om deze stap te zetten. Ik neem het besluit om hier eerst de tijd voor te nemen.
Dat vindt de persoon begrijpelijk en ok.

maandag 9 maart 2015

Zwolle

Met het gezin ben ik onderweg naar Zwolle. We rijden in auto of bus, maar het kan ook wel zijn dat we te voet reizen. Ik zie overal lichtjes, en een glooiiend landschap. Het doet denken aan de reis van Josef en Maria, naar Bethlehem. De weg maakt af en toe hobbels en dat geeft niet, daar ben ik op voorbereid, en het zijn maar kleine hobbeltjes, bijna 'lieve' hobbeltjes, en prima te overzien.
Ik bereid de kinderen er ook op voor, maar eigenlijk hoeft dat niet.
Het is een heidelandschap of een duinlandschap. Het zijn alleen maar onverharde wegen, maar ook dat geeft niet, want de zandgrond is stevig aangedrukt, en het is fijn om de geur van vochtige aarde onder je voeten te voelen. Het is steeds aardedonker, maar dat geeft ook wel rust, en er zijn genoeg lichtjes die ons de weg wijzen. We kunnen heel ver kijken, en dat is ook wel uniek, om helemaal van hier tot aan Zwolle te kunnen kijken, zonder behuizing.
Als we daar aangekomen zijn, krijg ik van iemand een plakje vlees.