In een kelder, maar ook wel een parkeergarage, leidt mijn vriendje van vroeger mij rond. Het is een droombeeld wat ik eerder heb gehad. Slechts een gedeelte is zichtbaar. Dat was in het vorige droombeeld ook. In vergelijking met dat droombeeld, is dit veel rustiger en overzichtelijker.
Het blijkt, dat hij een geheime kamer voor mij heeft. Het is niet duidelijk of hij dat voor mij heeft ingericht (ik denk het niet), of dat hij het ontdekt heeft, of het zijn eigen ruimte is, of speciaal voor mij, of het geheim is of niet, hoe ik ervan gebruik moet gaan maken. Duidelijk is wel, dat het buiten het zicht van andere mensen om gebeurt. Ik ben er steeds als hij er niet is. Dat is ook de afspraak. Ik voel me er wat ongemakkelijk over, omdat ik niet weet wat nu precies de bedoeling is, en hoe ik hier dus mee om moet gaan, zonder andere mensen voor het hoofd te stoten. Ik zie in de verte zijn vader, met de dochter van mij ex-vriend bij de schommel. Ik weet nu niet of ik de vader wel of niet moet begroeten. Voor de zekerheid houd ik mij maar een beetje voor hem verborgen. Anders lijkt het niet aardig, als ik niet groet. Hiermee sta ik voor de helft in de zon. Anders zou ik helemaal in de zon gestaan hebben.
Ik had eerst de indruk dat de geheime kamer niet een plaats was, waar ik graag wilde zijn. Het deed me denken aan vieze, niet onderhouden studentenkamertjes, die voor veel te hoge prijzen verhuurd werden. Ik had vroeger ook weleens zo'n kamertje in een kelder gezien, bij de vriend van mijn vriend, in Delft. Enerzijds had ik dat wel romantisch gevonden, maar anderzijds benauwend, ook omdat er geen ramen waren.
Ik maak me nu een bepaald beeld van die geheime kamer, die ook wel mijn kamertje in het ouderlijk huis, of een plek op zolder aldaar is. Terwijl ik mij dat beeld vorm, ben ik gewoon thuis, in mijn oude huis. Ik weet niet of ik wel naar de geheime kamer toe wil. Ik vind het allemaal zo'n gedoe. Ik zie nu dat mijn vroegere vriendje er is, in spijkerbroek, en hij draagt er niets boven, zoals vroeger zo vaak, en hij is weer heel slank, dunne benen, die ik zo mooi vond in die spijkerbroek. Ik zie niet zo goed wat er allemaal in de kamer aanwezig is. Ik onderscheid een stapelbed.
Dan bel in aan bij een sjiek huis. Een vriendelijke, rijke oude man opent de deur. Zijn vrouw is in de huiskamer. Het ziet er sjiek, maar ook heel gezellig uit, met ouderwets theeservies op een theekarretje. De vrouw maakt lekkere dingen klaar, koffie en taartjes, en het ruikt er heerlijk. Ze vraagt of ik ook wat wil eten. Ik zeg dat dat niet hoeft, en zeg ook dat ik mij wat bezwaard voel, omdat ik elke keer moet aanbellen als ik naar de geheime kamer wil. Het echtpaar geeft te kennen dat dat geen enkel probleem is, en dat ik zo vaak langs kan komen als ik wil. Graag zelfs!
De man zegt verbaasd dat 'mijn neefje 10.000 euro gekregen had van zijn opa'. Goh, wat veel geld, zegt de man. Hij is bezorgd dat de jongen met zoveel geld over straat gaat. Het blijkt dat mijn neef met zijn broers en zus en nichtjes bij het echtpaar langs is geweest. Ik hoop niet, dat ze er de draak mee gestoken hebben, want dat zou ik heel erg vinden voor het echtpaar. Ik weet niets van het bezoek en van het geld af. Ik probeer een diplomatiek antwoord te geven, en vraag of hij zeker weet dat het 10.000 euro was, of dat het misschien 1.000 euro was. Maar 1.000 is nóg veel geld! Er is verder geen tijd om op het verhaal in te gaan. Ik daal af naar de kelder. Er is een brede, comfortabele trap naar de kelder. Pas nu zie ik, dat deze woning gewoon in verbinding staat met de geheime kamer. Dat vind ik echt een opluchting, omdat er hiermee contact is met de gewone, bewoonde wereld. En ook nog wel met zo'n prettig, laagdrempelige brede trap! Terwijl afdalingen naar kelders anders vaak via enge kleine trapjes is. Dit is juist heel veilig en overzichtelijk. Ik ben erg blij met die trap. De man roept me nog na dat ik ook contant geld bewaar in de geheime kamer. Hiermee wil hij niet de indruk wekken dat hij rondspeurt in de kamer, maar wil hij ook weer zijn bezorgdheid kenbaar maken, van 'denk om het geld'. Wie weet heb je het nu nodig, of wie weet wil je het uit voorzorg toch alvast meenemen, dat het op een veilige plek is. Nu is de geheime kamer ook wel de woning van de Marokkanen, vroeger achter het ouderlijk huis, waar het altijd vochtig was.
Als ik even later in de kamer ben, blijkt er geen contant geld te liggen. Nee, dat had ik eerder al meegenomen. Ik loop alles langs, en het is nu zoals een ruimte op zolder, in het ouderlijk huis. Het blijkt wel degelijk een frisse, verzorgde kamer te zijn. Er zijn genoeg ramen, en de zon schijnt vriendelijk naar binnen. Daar word ik heel blij van. Het contant geld zou in een stellage bewaard zijn, tussen stapeltjes gekleurde kleding. Het ligt er niet meer, maar dat is ok. Ik heb het al eerder meegenomen. In de stapeltjes kleding overheerst de kleur geel. De indeling is zoals in de Marokkanenwoning, dus in een lichte T-vorm. Op één plek een overzichtelijke berging van alle benodigde spullen. Op de andere plek het oude keukentje. Het is niet luxe, wat rommelig, ook al is het schoon en proper. De aankleding is ouderwets, en aan vernieuwing toe, maar dat hoort ook bij een studentenkamertje. Ja, het is in feite gewoon mijn studentenkamertje, en voor één persoon prima. Ik bedenk mij dat ik hier prima zou kunnen verblijven. Inmiddels is het vriendje van vroeger in de droom compleet uit beeld. Het is ook niet meer zijn kamertje. Ik denk ook niet meer aan hem, dus hoef ook geen rekening meer met hem te houden.
Ik bedenk me dat ik hier prima zou kunnen vertoeven, kijk nog even extra rond, en verlaat dan de kamer. Ik weet dat de kamer er is, maar het is niet noodzakelijk om er gebruik van te maken. De spullen die er nu liggen zijn vervangbaar. Ik ben erg gelukkig met de oververtegenwoordiging van de kleur geel (en ook wel frisgroen, rood en oranje) en het naar binnen schijnende licht.
Tevreden betreed ik weer de trap naar boven, naar de woning van het echtpaar. Zij wachten al in smart op mij, met de lekker hapjes. Daar moet ik wel om glimlachen. Ik geniet vooral van de geur, die mij zo uitnodigend tegemoet treedt.
Het blijkt, dat hij een geheime kamer voor mij heeft. Het is niet duidelijk of hij dat voor mij heeft ingericht (ik denk het niet), of dat hij het ontdekt heeft, of het zijn eigen ruimte is, of speciaal voor mij, of het geheim is of niet, hoe ik ervan gebruik moet gaan maken. Duidelijk is wel, dat het buiten het zicht van andere mensen om gebeurt. Ik ben er steeds als hij er niet is. Dat is ook de afspraak. Ik voel me er wat ongemakkelijk over, omdat ik niet weet wat nu precies de bedoeling is, en hoe ik hier dus mee om moet gaan, zonder andere mensen voor het hoofd te stoten. Ik zie in de verte zijn vader, met de dochter van mij ex-vriend bij de schommel. Ik weet nu niet of ik de vader wel of niet moet begroeten. Voor de zekerheid houd ik mij maar een beetje voor hem verborgen. Anders lijkt het niet aardig, als ik niet groet. Hiermee sta ik voor de helft in de zon. Anders zou ik helemaal in de zon gestaan hebben.
Ik had eerst de indruk dat de geheime kamer niet een plaats was, waar ik graag wilde zijn. Het deed me denken aan vieze, niet onderhouden studentenkamertjes, die voor veel te hoge prijzen verhuurd werden. Ik had vroeger ook weleens zo'n kamertje in een kelder gezien, bij de vriend van mijn vriend, in Delft. Enerzijds had ik dat wel romantisch gevonden, maar anderzijds benauwend, ook omdat er geen ramen waren.
Ik maak me nu een bepaald beeld van die geheime kamer, die ook wel mijn kamertje in het ouderlijk huis, of een plek op zolder aldaar is. Terwijl ik mij dat beeld vorm, ben ik gewoon thuis, in mijn oude huis. Ik weet niet of ik wel naar de geheime kamer toe wil. Ik vind het allemaal zo'n gedoe. Ik zie nu dat mijn vroegere vriendje er is, in spijkerbroek, en hij draagt er niets boven, zoals vroeger zo vaak, en hij is weer heel slank, dunne benen, die ik zo mooi vond in die spijkerbroek. Ik zie niet zo goed wat er allemaal in de kamer aanwezig is. Ik onderscheid een stapelbed.
Dan bel in aan bij een sjiek huis. Een vriendelijke, rijke oude man opent de deur. Zijn vrouw is in de huiskamer. Het ziet er sjiek, maar ook heel gezellig uit, met ouderwets theeservies op een theekarretje. De vrouw maakt lekkere dingen klaar, koffie en taartjes, en het ruikt er heerlijk. Ze vraagt of ik ook wat wil eten. Ik zeg dat dat niet hoeft, en zeg ook dat ik mij wat bezwaard voel, omdat ik elke keer moet aanbellen als ik naar de geheime kamer wil. Het echtpaar geeft te kennen dat dat geen enkel probleem is, en dat ik zo vaak langs kan komen als ik wil. Graag zelfs!
De man zegt verbaasd dat 'mijn neefje 10.000 euro gekregen had van zijn opa'. Goh, wat veel geld, zegt de man. Hij is bezorgd dat de jongen met zoveel geld over straat gaat. Het blijkt dat mijn neef met zijn broers en zus en nichtjes bij het echtpaar langs is geweest. Ik hoop niet, dat ze er de draak mee gestoken hebben, want dat zou ik heel erg vinden voor het echtpaar. Ik weet niets van het bezoek en van het geld af. Ik probeer een diplomatiek antwoord te geven, en vraag of hij zeker weet dat het 10.000 euro was, of dat het misschien 1.000 euro was. Maar 1.000 is nóg veel geld! Er is verder geen tijd om op het verhaal in te gaan. Ik daal af naar de kelder. Er is een brede, comfortabele trap naar de kelder. Pas nu zie ik, dat deze woning gewoon in verbinding staat met de geheime kamer. Dat vind ik echt een opluchting, omdat er hiermee contact is met de gewone, bewoonde wereld. En ook nog wel met zo'n prettig, laagdrempelige brede trap! Terwijl afdalingen naar kelders anders vaak via enge kleine trapjes is. Dit is juist heel veilig en overzichtelijk. Ik ben erg blij met die trap. De man roept me nog na dat ik ook contant geld bewaar in de geheime kamer. Hiermee wil hij niet de indruk wekken dat hij rondspeurt in de kamer, maar wil hij ook weer zijn bezorgdheid kenbaar maken, van 'denk om het geld'. Wie weet heb je het nu nodig, of wie weet wil je het uit voorzorg toch alvast meenemen, dat het op een veilige plek is. Nu is de geheime kamer ook wel de woning van de Marokkanen, vroeger achter het ouderlijk huis, waar het altijd vochtig was.
Als ik even later in de kamer ben, blijkt er geen contant geld te liggen. Nee, dat had ik eerder al meegenomen. Ik loop alles langs, en het is nu zoals een ruimte op zolder, in het ouderlijk huis. Het blijkt wel degelijk een frisse, verzorgde kamer te zijn. Er zijn genoeg ramen, en de zon schijnt vriendelijk naar binnen. Daar word ik heel blij van. Het contant geld zou in een stellage bewaard zijn, tussen stapeltjes gekleurde kleding. Het ligt er niet meer, maar dat is ok. Ik heb het al eerder meegenomen. In de stapeltjes kleding overheerst de kleur geel. De indeling is zoals in de Marokkanenwoning, dus in een lichte T-vorm. Op één plek een overzichtelijke berging van alle benodigde spullen. Op de andere plek het oude keukentje. Het is niet luxe, wat rommelig, ook al is het schoon en proper. De aankleding is ouderwets, en aan vernieuwing toe, maar dat hoort ook bij een studentenkamertje. Ja, het is in feite gewoon mijn studentenkamertje, en voor één persoon prima. Ik bedenk mij dat ik hier prima zou kunnen verblijven. Inmiddels is het vriendje van vroeger in de droom compleet uit beeld. Het is ook niet meer zijn kamertje. Ik denk ook niet meer aan hem, dus hoef ook geen rekening meer met hem te houden.
Ik bedenk me dat ik hier prima zou kunnen vertoeven, kijk nog even extra rond, en verlaat dan de kamer. Ik weet dat de kamer er is, maar het is niet noodzakelijk om er gebruik van te maken. De spullen die er nu liggen zijn vervangbaar. Ik ben erg gelukkig met de oververtegenwoordiging van de kleur geel (en ook wel frisgroen, rood en oranje) en het naar binnen schijnende licht.
Tevreden betreed ik weer de trap naar boven, naar de woning van het echtpaar. Zij wachten al in smart op mij, met de lekker hapjes. Daar moet ik wel om glimlachen. Ik geniet vooral van de geur, die mij zo uitnodigend tegemoet treedt.