dinsdag 22 september 2015

Kelder

In een kelder, maar ook wel een parkeergarage, leidt mijn vriendje van vroeger mij rond. Het is een droombeeld wat ik eerder heb gehad. Slechts een gedeelte is zichtbaar. Dat was in het vorige droombeeld ook. In vergelijking met dat droombeeld, is dit veel rustiger en overzichtelijker. 

Het blijkt, dat hij een geheime kamer voor mij heeft. Het is niet duidelijk of hij dat voor mij heeft ingericht (ik denk het niet), of dat hij het ontdekt heeft, of het zijn eigen ruimte is, of speciaal voor mij, of het geheim is of niet, hoe ik ervan gebruik moet gaan maken. Duidelijk is wel, dat het buiten het zicht van andere mensen om gebeurt. Ik ben er steeds als hij er niet is. Dat is ook de afspraak. Ik voel me er wat ongemakkelijk over, omdat ik niet weet wat nu precies de bedoeling is, en hoe ik hier dus mee om moet gaan, zonder andere mensen voor het hoofd te stoten. Ik zie in de verte zijn vader, met de dochter van mij ex-vriend bij de schommel. Ik weet nu niet of ik de vader wel of niet moet begroeten. Voor de zekerheid houd ik mij maar een beetje voor hem verborgen. Anders lijkt het niet aardig, als ik niet groet. Hiermee sta ik voor de helft in de zon. Anders zou ik helemaal in de zon gestaan hebben.

Ik had eerst de indruk dat de geheime kamer niet een plaats was, waar ik graag wilde zijn. Het deed me denken aan vieze, niet onderhouden studentenkamertjes, die voor veel te hoge prijzen verhuurd werden. Ik had vroeger ook weleens zo'n kamertje in een kelder gezien, bij de vriend van mijn vriend, in Delft. Enerzijds had ik dat wel romantisch gevonden, maar anderzijds benauwend, ook omdat er geen ramen waren.

Ik maak me nu een bepaald beeld van die geheime kamer, die ook wel mijn kamertje in het ouderlijk huis, of een plek op zolder aldaar is. Terwijl ik mij dat beeld vorm, ben ik gewoon thuis, in mijn oude huis. Ik weet niet of ik wel naar de geheime kamer toe wil. Ik vind het allemaal zo'n gedoe. Ik zie nu dat mijn vroegere vriendje er is, in spijkerbroek, en hij draagt er niets boven, zoals vroeger zo vaak, en hij is weer heel slank, dunne benen, die ik zo mooi vond in die spijkerbroek. Ik zie niet zo goed wat er allemaal in de kamer aanwezig is. Ik onderscheid een stapelbed.

Dan bel in aan bij een sjiek huis. Een vriendelijke, rijke oude man opent de deur. Zijn vrouw is in de huiskamer. Het ziet er sjiek, maar ook heel gezellig uit, met ouderwets theeservies op een theekarretje. De vrouw maakt lekkere dingen klaar, koffie en taartjes, en het ruikt er heerlijk. Ze vraagt of ik ook wat wil eten. Ik zeg dat dat niet hoeft, en zeg ook dat ik mij wat bezwaard voel, omdat ik elke keer moet aanbellen als ik naar de geheime kamer wil. Het echtpaar geeft te kennen dat dat geen enkel probleem is, en dat ik zo vaak langs kan komen als ik wil. Graag zelfs! 

De man zegt verbaasd dat 'mijn neefje 10.000 euro gekregen had van zijn opa'. Goh, wat veel geld, zegt de man. Hij is bezorgd dat de jongen met zoveel geld over straat gaat. Het blijkt dat mijn neef met zijn broers en zus en nichtjes bij het echtpaar langs is geweest. Ik hoop niet, dat ze er de draak mee gestoken hebben, want dat zou ik heel erg vinden voor het echtpaar. Ik weet niets van het bezoek en van het geld af. Ik probeer een diplomatiek antwoord te geven, en vraag of hij zeker weet dat het 10.000 euro was, of dat het misschien 1.000 euro was. Maar 1.000 is nóg veel geld! Er is verder geen tijd om op het verhaal in te gaan. Ik daal af naar de kelder. Er is een brede, comfortabele trap naar de kelder. Pas nu zie ik, dat deze woning gewoon in verbinding staat met de geheime kamer. Dat vind ik echt een opluchting, omdat er hiermee contact is met de gewone, bewoonde wereld. En ook nog wel met zo'n prettig, laagdrempelige brede trap! Terwijl afdalingen naar kelders anders vaak via enge kleine trapjes is. Dit is juist heel veilig en overzichtelijk. Ik ben erg blij met die trap. De man roept me nog na dat ik ook contant geld bewaar in de geheime kamer. Hiermee wil hij niet de indruk wekken dat hij rondspeurt in de kamer, maar wil hij ook weer zijn bezorgdheid kenbaar maken, van 'denk om het geld'. Wie weet heb je het nu nodig, of wie weet wil je het uit voorzorg toch alvast meenemen, dat het op een veilige plek is. Nu is de geheime kamer ook wel de woning van de Marokkanen, vroeger achter het ouderlijk huis, waar het altijd vochtig was. 

Als ik even later in de kamer ben, blijkt er geen contant geld te liggen. Nee, dat had ik eerder al meegenomen. Ik loop alles langs, en het is nu zoals een ruimte op zolder, in het ouderlijk huis. Het blijkt wel degelijk een frisse, verzorgde kamer te zijn. Er zijn genoeg ramen, en de zon schijnt vriendelijk naar binnen. Daar word ik heel blij van. Het contant geld zou in een stellage bewaard zijn, tussen stapeltjes gekleurde kleding. Het ligt er niet meer, maar dat is ok. Ik heb het al eerder meegenomen. In de stapeltjes kleding overheerst de kleur geel. De indeling is zoals in de Marokkanenwoning, dus in een lichte T-vorm. Op één plek een overzichtelijke berging van alle benodigde spullen. Op de andere plek het oude keukentje. Het is niet luxe, wat rommelig, ook al is het schoon en proper. De aankleding is ouderwets, en aan vernieuwing toe, maar dat hoort ook bij een studentenkamertje. Ja, het is in feite gewoon mijn studentenkamertje, en voor één persoon prima. Ik bedenk mij dat ik hier prima zou kunnen verblijven. Inmiddels is het vriendje van vroeger in de droom compleet uit beeld. Het is ook niet meer zijn kamertje. Ik denk ook niet meer aan hem, dus hoef ook geen rekening meer met hem te houden. 

Ik bedenk me dat ik hier prima zou kunnen vertoeven, kijk nog even extra rond, en verlaat dan de kamer. Ik weet dat de kamer er is, maar het is niet noodzakelijk om er gebruik van te maken. De spullen die er nu liggen zijn vervangbaar. Ik ben erg gelukkig met de oververtegenwoordiging van de kleur geel (en ook wel frisgroen, rood en oranje) en het naar binnen schijnende licht. 

Tevreden betreed ik weer de trap naar boven, naar de woning van het echtpaar. Zij wachten al in smart op mij, met de lekker hapjes. Daar moet ik wel om glimlachen. Ik geniet vooral van de geur, die mij zo uitnodigend tegemoet treedt. 

zaterdag 19 september 2015

Kerk

Ik ben in het buitenland, op een zonovergoten berg. Het is nazomer / herfst, maar nog een fijne, aangename temperatuur, overal insecten, de natuur al een beetje in verval maar nog steeds wat bloeiend, een mengeling van verschillende heerlijke geuren van bomen en struiken. Ik geniet hiervan, en mijn zintuigen staan wagenwijd open. Dat kan nu ook, want ik hoef niet bang te zijn dat er dan weer allerlei lawaai van mensen om mij heen naar binnen komt, omdat dit er - op deze plek - simpelweg niet is. 

Het voelt fijn om hoger op een berg te zijn. Ik heb nog wel contact met de mensen beneden, maar ben hier afgeschermd, en dat heb ik hard nodig. Het voelt voldaan en tevreden, dat ik dit voor mezelf gewaarborgd heb, dat ik voor mezelf gezorgd heb. Ik vraag mij nog wel even af of het geoorloofd is om mij in die zin wat te 'verheven', door de berg hierboven op te zoeken, maar er wordt mij ook wel ingefluisterd dat ik ook geen keuze meer had, en dat men het nu - als vanzelfsprekend - gaat accepteren. Hier ben ik veilig, nu en later. Dat is heel fijn.

Ik ga vooral op in de natuur, en hoop dat deze natuur blijft, ook al zullen de seizoenen aan mij voorbij gaan. Ja hoor, zegt de man. De natuur zal gewoon bij jou blijven. De man is de personage van een jonge man, die in een soap-serie overleed, en zijn nabestaanden communiceerden in de serie met hem, toen hij 'al in de hemel' was. Hij zal mij nu ook begeleiden. Daar moet ik nog wel even aan wennen. Het voelt toch ook nog wel een klein beetje angstig, en ook achterdochtig van 'kan het beest mij dan echt helemaal nooit meer pakken?' Nee, zegt de man, het beest kan jou echt helemaal nooit meer pakken, eindelijk. Daar mag je echt op vertrouwen. Je bent nu echt sterk genoeg geworden. En daar heb je zelf voor gezorgd.

Er staat een aantal oude auto's op de berg geparkeerd, en er is ook een oud, gezellig houten huis, waar wij verblijven. Het huis is helemaal in mijn stijl, midden in de natuur, met gezellige bloeiende planten, binnen en buiten, een beetje gebouwd met verschillende hoekjes, waar je je terug kunt trekken, zoals de huizen in Scandinavië. Vanaf de parkeerplaats kijk je schuin op het huis, dat vriendelijk wordt beschenen door een avondzonnetje, een heel speciaal licht, waar ik elke keer naar moet kijken. 

De man rijdt één van de auto's naar achteren, uit de rij auto's. Vervolgens laat hij deze auto staan, en pakt hij een andere, lichtblauwe auto, die ook van alle kanten roestig is. Dat schijnt niet zo'n probleem te zijn, dat de auto roestig is. De man stelt mij op mijn gemak, en ik stap in. Hij rijdt heel zeker en zelfbewust, we maken een praatje, en lachen met elkaar.

We rijden het dal in, en dat vind ik wel wat spannend, want 'wat zal men ervan vinden, dat ik nu voor deze weg gekozen heb'? Maar misschien heeft niemand het in de gaten gehad, en is iedereen gewoon doorgegaan met leven, en zeggen ze oh hallo, ben jij er ook weer. Dat laatste blijkt inderdaad het geval te zijn, dus ik denk mooi zo, dan hoef ik daar verder ook niets mee. De man zegt dat ik daar inderdaad niets mee hoef, dat ik het allemaal kan laten. Ik kijk hem schuin verbaasd aan. Kun jij nu óók al gedachten lezen!? Het moet niet gekker worden!! Hij kijkt mij grinnikend aan, richt zijn blik dan weer op de weg, en geeft me een por in de zij. Dit is zijn gebaar van 'het komt wel goed met jou'. Het is ook wel zo, dat we spelen op een filmset, van een Nederlandse film.

Dan is er een magisch moment. Het blijkt dat onze plaatselijke kerk aan de rand van de berg gevestigd is, en dienst houdt. Alle dorpsinwoners zijn naar de kerk gekomen (wat in werkelijkheid helemaal niet kan, omdat het maar een hele kleine kerk is). Het TL-licht in de kerk is geen TL-licht, maar het licht van een zonsondergang boven de zee. Ik weet dat het daar binnen schijnt, en het straalt in een grote cirkel uit naar buiten, en wij rijden zo die cirkel binnen. Het is een heel groot geluksmoment. Wij schijnen dit als enige in de gaten te hebben. Het lijkt ook wel een illustratie uit een mooi sprookjesboek, in aquarel. Het voelt heel geborgen en ook fijn, nu weer met de mensen te zijn. De dienst is bijna afgelopen en het frappante is, dat het een hele tijd duurt, dat 'de dienst bijna is afgelopen'. Dat betekent dus, dat de tijd stilstaat. Dit magische moment wordt vastgehouden. Dat is wel uniek te noemen. Beschouw het ook als een eer. Koninklijk, bijna. 

Het blijkt dat wij zojuist van een andere kerkdienst komen, en die kerkdienst had niet op aarde plaatsgevonden, maar waar dan wel, dat weet ik niet. Ik krijg geen informatie door over die vorige kerkdienst, maar het houdt wel verband met deze kerkdienst, ook al had ik niet op deze kerkdienst gerekend. Ik zeg hé, alweer een kerkdienst, maar nu in ons plaatselijke dorp, daar had ik helemaal niet op gerekend, we komen immers net van een kerkdienst. De man lijkt er veel meer van te weten, dat zie ik aan zijn gezicht, maar ik zie ook dat ik hier beter verder geen vragen over kan stellen. 

Nu kan ik in de toekomst kijken. De huidige kerkdienst is nog steeds 'bijna afgelopen', dus de mensen zijn nog in de kerk, maar toch zie ik dat de mensen op een loper van avondzonlicht de kerk verlaten, en dat zij nog een hand krijgen van de dominee. Ik zie nu ook, dat de bovenkant van het kerkgebouw een groot breed raam heeft, in de vorm van de bovenhelft van een wiel. Door dit raam schijnt het prachtige adembenemende avondzonlicht.

zondag 6 september 2015

Rozen

Nauwkeurig wiskundig gemeten in een diagonaal, was er een veld met rozen. De diagonaal was nauwkeurig gemeten en veelvuldig gecontroleerd (misschien had men zelfs wel een dag gedaan over het controleren), en ook de kaders van de diagonaal waren op diezelfde manier gecontroleerd. 

Het was zeer belangrijk dat alle lijnen recht liepen en in de nauwkeurig afgemeten hoeken. Als er maar een kleine afwijking zou zijn, dan zou het geheel niet meer kloppen, en 'dan had je er niets aan', zo werd er gezegd. Geleerden hadden er dus een dag aan gewerkt, en aan het einde van de dag moest het dan echt wel volbracht worden. Dat was nog even spannend geweest, erop of eronder, maar tenslotte hadden ze het gestelde doel glansrijk en ruimschoots bereikt, waarvoor applaus volgde, zoals op een Olympisch stadion. 

Het was niet een veld met groeiende rozen, maar rozen die op een strak en glad plateau waren gelegd (heel voorzichtig), met kaarsrechte stelen, die precies in de lijn van de diagonaal liepen. Naast de 'hoofddiagonaal' was het hele veld gevuld met alleen maar diagonalen, die perfect synchroon liepen met de rozen. 

Ik werd erg gelukkig van de rozen 'an sich'. Ze zagen er perfect uit, met liefde gekweekt, zorgvuldig uitgekozen speciaal voor mij, en ze roken heerlijk. 

Een paar weken geleden heb ik een vergelijkbare droom gehad.
Ik kwam in een fris en ijl Scandinavisch gebied, en het was een open plek in het bos, wellicht in een andere tijd.
De mensen zagen eruit zoals Robin Hood.
Slanke mannen waren heel liefdevol bezig met het verzorgen van huskyhonden, die netjes ineen rij stonden, klaar voor vertrek.
Het bleek dat men op mij gewacht had.

Ik werd heel hartelijk begroet, alsof men mij weer zag nadat ik lang gereisd en omgezworven had. De sfeer was sober, ingetogen, dorps.
De blijdschap was overduidelijk, maar werd niet expliciet getoond; er moest immers gewerkt worden! 

Alles verliep rustig en in een ontspannen sfeer.
Het bleek dat ik met de husky's op stap zou gaan, en men maakte alles voor mij gereed. 

Ook deze plek in het open bos, was van tevoren nauwkeurig afgemeten, en de husky's stonden netjes in een diagonaal, net zoals de rozen.

Het was duidelijk dat - na het zorgvuldig toepassen van de hoeken en de rechte lijnen in diagonaal - alles daarna weer organisch zijn of haar eigen gang kon gaan, dus in een organisch landschap, waar helemaal geen rechte lijnen te vinden zijn.

De structuur was echter wel een voorwaarde geweest, om hier te komen!Datgene wat nu bereikt was, werd wel beschouwd als een erg grote stap.

Etagewoning

Droom van gisteren nacht:

Het bleek dat ik in een etagewoning woonde, en dat kon ik zelf eigenlijk niet zo erg geloven. Het voelde onwennig. Het leek nog het meest op de woning in het appartementencomplex waar mijn zwager woont. Of het appartementencomplex waar ik weleens werk, in de thuiszorg.

Het voelde op de één of andere manier als een 'stap terug', naar mijn studententijd, maar deze keer een minder fijne associatie, namelijk 'alsof ik helemaal nog niet bereikt had wat ik in werkelijkheid wel bereikt heb'. En dat koppelde ik dan aan die etagewoning.

De woning was vies, en de galerij ook. Normaal gesproken stoor ik mij niet aan een vieze omgeving, mits het er maar gezellig is. Maar hier was het niet gezellig, en daarom stoorde ik mij aan het vuil. Ik had de woning ook nog niet betrokken, en wilde steeds maar de deur uit, elke keer zogenaamd om boodschappen te doen, terwijl ik genoeg boodschappen in huis had. 

Binnen en buiten het appartement deed ik steeds pogingen tot schoonmaken, maar dit leek helemaal niet te helpen, en was als water naar de zee dragen, waar ik moe van werd; het nam energie bij mij weg.

Elke keer weer ging ik de drempel over van mijn 'eigen woning', die nog niet was ingericht, en waar ik nog maar pas naartoe verhuisd was. Het was ongeveer twee hoog, en de opzet was een beetje in een doolhofvorm, met een soort bruggen van galerijen, die de appartementen met elkaar verbonden, beetje 'blokkendoosachtig'. 
Op zich gaf die indeling trouwens ook wel rust en overzicht.

Nadat ik over mijn eigen drempel was gestapt en de deur tot mijn opluchting had gesloten, ging ik rechtsaf, de 'brug' over, en kwam ik uit bij het appartement van mijn vriendin. Ze woonde dus heel dichtbij! Dat wist ik helemaal niet! Ik was er helemaal niet blij mee, want ik wilde graag mijn privacy. Ze trok de agenda, om iets af te spreken, en ik probeerde duidelijk te maken dat dat eigenlijk niet nodig was, omdat we zo vlakbij elkaar wooonden. Maar de op één of andere manier leek die boodschap niet over te komen.

Ik ging een blok verder, en daar woonde Hessel, parallel aan de woning van mijn vriendin. Ik vond het allemaal maar vreemd. 

Er lag allemaal zand op de galerij bij Hessel. Het was schoon zand, en op zich rook het ook lekker. Toch deed ik een poging om het weg te vegen of te stofzuigen, maar dat was onbegonnen werk, dus hield ik er weer mee op. Ik was tijdens het schoonmaken alleen gericht geweest op de rechterkant. Aan de linkerkant was niet zoveel zand, en daar leek het goed schoon.

Bij aankomst bleken er bij Hessel twee zwart wit gespikkelde honden in een grote mand bij de open voordeur te liggen. Ze waren verschrikkelijk lief. Ik vond het alleen niks voor Hessel, om die honden te hebben. Nee, zei hij, ze zijn van Niesje. Ik wist niet wie Niesje was. Hij zei dat zij de huiseigenaar was, en dat ze straks de honden weer zou ophalen.

Ik herkende Hessel helemaal niet terug. Hij had wel gewoon zijn lieve en vriendelijke inslag, maar hij was 'een heel ander type', en in de droom kende ik hem nog maar heel vaag. Het voelde allemaal erg onwennig, maar op zich ook wel weer op gemak en prettig.

woensdag 2 september 2015

Venster

Ik ben heel moe, en ga eerder naar bed dan gewoonlijk (half 10). Ik val meteen als een blok in een fijne slaap. 's Nachts word ik één keer eventjes wakker, en realiseer me dan wat ik gedroomd heb.
De droom heeft met de vaste slaap te maken. 

Ik ben weer op de Herengracht.
Het is allemaal heel solide en vast. Een vaste basis. 
Zaken zijn afgehandeld, en daarna dichtgemetseld. Ik moet eraan wennen dat het dichtgemetseld is, maar het is ok, er zit echt niets meer onder. Het dichtmetselen was de laatste stap.

Het enige dat nog overblijft, dat is het badkamerraam, dat uitkijkt over de drukke Herengracht. Dat raam legde de lijn tussen de drukke Herengracht, met zijn hoge heren en criminaliteit enerzijds, en mijn rustige en beschouwende wereld anderzijds, met wierook, hippiekamers, schommelstoel en poezen van de buren spinnend bij de kachel.

In de droom is er een gedeelte van het badkamerraam te zien. De omlijsting is breed, van oud, vochtig, afbrokkelend hout, ooit in oudroze glimmend geverfd, en dat doet denken aan het hout van strandtenten, aangevreten door zee, zand, wind en zon, maar met een fijne nostalgische aanblik, wel mooi dus....met duidelijke houtnerven die allen synchroon lopen, in rechte lijnen, hetgeen mij extra opvalt....

Ik vraag mij af waar het andere gedeelte van het zolderraam gebleven is, wat daarmee gedaan is, of er nog iets mee zou moeten gebeuren, en wat dan. Is het glas afgeplakt met schilderstape of juist niet, kan men van buiten toch nog naar binnen kijken, of is het gewoon een stuk muur geworden en dus ook dichtgemetseld, en blijft er dus alleen dit smalle stuk raam over? Het doet ook wel denken aan het badkamerraam bij mijn ouders thuis. 

Echter, het raam met de roze omlijsting is het hoofdthema in de droom. Dit raam is gekoppeld aan een gesprek, dat ik heb met de ex-vrouw van mijn ex-vriend. Zij vertelt mij dingen en / of stelt mij vragen. Ik kan niets van de inhoud oppikken, hang erboven, maar weet dat ik druk in gesprek ben met haar, en dat het mij heel goed doet. Ik ben weer het 17-jarige meisje, en via deze vrouw krijg ik antwoorden op alle levensvragen die ik destijds had. Het gaat razendsnel, in een stroomversnelling. De rol van mijn ex en zijn moeder zijn prominent in het verhaal. Dankzij hen kon ik mijn idealen in de wereld brengen, en er nu weer op terugkijken, dankzij de ex van mijn ex. Dit alles doe ik natuurlijk wel zelf, maar zij bieden voor mij een heel goed, en vooral ook aards, kanaal.

Het is vooral heel fijn en verademend dat alles destijds-taboes doorbroken worden, of - sterker nog - helemaal niet meer bestaan!
Alles kan vrij stromen en ik kan die vrolijke stroom bijna niet bijhouden, zo blij word ik ervan. Het geeft gelukkig wel een licht gevoel, en het is fijn dat ik van alle kanten toestemming krijg om los te laten (graag zelfs, wordt er geroepen......).

Tijdens de gesprekken met de ex reageert het raam / venster op de trillingen van de geluiden. Het venster ziet er nu uit als een ader, of liever gezegd een slagader, waar veel druk op staat, en die net nog niet barst. Het moet eruit, het moet eruit! Of - liever gezegd - het moet er doorheen. Van beneden naar boven. Opwaartse druk. Het is mij niet duidelijk waar het vandaan komt of waar het naartoe gaat. Maar dat er beweging moet zijn, dat is duidelijk. Ik zie de houten oudroze omlijstingen opbollen, en bijna op knappen staan. Het venster is als een afbeelding van een slagader, met de sluitkleppen, en de opbollingen van de ader. Het lijkt nu niet meer zo op een venster, hetgeen mij dan weer in verwarring brengt. Maar in mijn achterhoofd weet ik dat het nog steeds een venster is. 

Ik vind het ook wel wat griezelig, dat het steeds op barsten staat, en vraag mij af wat er zou gebeuren als de boel echt zou knappen.
Het venster barst uit zijn voegen, zogezegd. Dat doet mij dan weer denken aan een opmerking van mijn moeder. Ze zegt dan dat ik 'uit mijn voegen barst' en daarmee bedoelt ze dan dat ik er goed uitzie, dat mijn vel uit zijn voegen barst. Hoewel ik die opmerking dan ook weer niet helemaal begrijp, en dubbelzinnig opvat, omdat je 'barsten' ook negatief kunt uitleggen.

Er is echter uiteindelijk geen angst dat de boel echt zou gaan barsten. Ik weet en voel dat dit een onderdeel van het proces is, den dat vroeg of laat de wind weer zal gaan liggen.
Ik weet ook, dat er dan veel rust zal intreden, en dat ik daar vooral heel erg van ga genieten.......