maandag 29 april 2019

Frankrijk

We waren met het gezin op vakantie in Frankrijk. We liepen rustig door een winkelstraat, en op een gegeven moment besefte ik dat we heel hoog in de bergen waren. Dat wist ik helemaal niet! Ik controleerde of ik nog goed kon ademhalen (vanwege de ijlere lucht), en ik ademde precies zoals anders, dus dat was geen probleem. Waarom had niemand ons ingelicht, dat we deze hoogte zouden beklimmen? En hoe zouden we weer beneden komen? De kinderen waren nog een stuk jonger (zoals op de vakantie in Bretagne) en ik wilde wel extra alert zijn op hun veiligheid. Maar er waren meerdere gezinnen met jonge kinderen (ook hele kleine kinderen) en iedereen scheen het vrij normaal te vinden. Er waren voornamelijk Franse gezinnen. We liepen van een afdaling die lijkt op de afdaling van het duin bij het strand van Monster, als je weer naar de parkeerplaats loopt. Eerst was er gewoon een trap, maar toen moest je je vanaf een ijzeren spijl een paar meter naar beneden laten glijden (het liep loodrecht naar beneden). Ik maakte mij vooral zorgen of dit wel veilig genoeg was voor de kinderen. Maar het was voor ons alle vier geen probleem, hooguit even wennen. Nu stonden we op een breed plateau. We waren al een heel stuk afgedaald. Ik keek naar boven, naar de hoge berg. Het was enorm imposant. Er hingen mistwolken in de lucht. Ik bedacht mij dat ik nog nooit in zo'n hoog berglandschap was geweest. Ik voelde mij bevoorrecht, om hier te mogen zijn met het gezin (had het eerst heel spannend gevonden, ook uit zorg voor de kinderen, maar nu ik mij eraan kon overgeven, genoot ik met volle teugen). Het weidse en grote kwam ook wel een beetje op mij af, misschien te indrukwekkend, maar als ik er de tijd voor nam, werd ik er vervolgens juist heel rustig onder. Het was het tegenovergestelde van de beklemming, de beknotting van vrijheid, het gevoel niet overal in te kunnen/mogen kiezen, iets wat ik jarenlang heb gehad, dat nu compleet verdwenen was, de beklemming had plaatsgemaakt voor de weidsheid, het was dus ook logisch dat het zo op mij af kwam, de overgang was misschien ook net even wat te groot.

We keken naar beneden, en nu zag ik pas dat we bij een prachtige grot waren. Deze was gelegen in het dal. We konden er dus niet naartoe, maar we keken er van boven op uit. Dat was dus ook wel bijzonder, want een grot is natuurlijk normaal gesproken afgesloten, maar dit was dus een grot in de buitenlucht. alsof je van bovenaf op een groot muziekstadion keek. Het was oogverblindend mooi, en heel groot. Er liepen hier en daar toeristen rond. Van bovenaf zag je hen als kleine figuurtjes lopen. Amerikaanse echtparen, met witte korte broek, witte pet, grote camera in de hand. Ik kon dus blijkbaar ook inzomen naar dichtbij, en dan was het de locatie van de begraafplaats in Normandië.
Ik zag mooie kleurschakeringen in verschillende kleuren bruin, donker en licht, ik zag vochtdruppels en er kwam damp naar boven. De wanden waren grillig gevormd, zoals een echte grot. Hier en daar viel er mul zand van de muren. Het leek ook wel op een oude stad, die herrees.

We liepen om de grot heen, keken onze ogen uit. Alles was netjes afgezet met hekken. In de omgeving keurig onderhouden prachtige huizen in Duitse/Oostenrijkse stijl. Deze stonden te blinken in de zon. In kon ruiken dat we in de buurt van de zee waren (zoals je dat ook ervaart als je langs de Franse kust rijdt). Dit maakte de ervaring nog groter en ruimtelijker. Het bracht rust en voldoening. 

Meerdere dromen

Ik ben een robot, een soort landbouwvoertuig. Ik heb ook een ladder, die je naar wens kort of lang kunt uitschuiven, de lucht in. Ik voel me stevig en sterk. Ik sta goed vast op de grond. Ik schuif over de grond, dus daar moet ik nog wel even aan wennen. Ik ben het niet gewend om te schuiven. Het voelt als glad ijs. Het is niet zo dat ik uitglijd, maar ik moet nog wel leren om mijn positie te bepalen. Ik sta precies op de juiste plaats. Deze plaats is zeer zorgvuldig uitgekozen, tot in de kleinste berekeningen. Er zijn ook wiskundigen bij gehaald. Er hoeft helemaal niets meer aan veranderd te worden. Men vindt het knap van mij, dat ik zo uiterst zorgvuldig op de juiste plaats in het landschap sta. De meesten staan niet helemaal op de juiste plaats, omdat ze niet voldoende voorbereidingen hebben getroffen. Ik heb juist bovengemiddeld veel voorbereidingen getroffen. De volgende stap is dus nu: aarden. Contact krijgen met de grond. Dat contact is er al, ik voel het ook, het voelt prettig aan. Maar het is nieuw en anders. Ik ben het op deze manier niet gewend. Ik had misschien toch gewild dat de aarde mij 'vastgehouden' had, precies zoals de wortels van een boom vastgehouden worden en precies weten waar ze naartoe moeten gaan. Dat alles is nu bij mij niet het geval, en is blijkbaar ook niet meer de bedoeling. Ik heb mij volkomen losgemaakt van de aarde weer ik altijd op gestaan heb. Ik hoef dus ook niet weg te gaan, weg te vluchten, wat dan ook, integendeel, ik ben al precies op de plaats waar ik moet zijn, dus blijkbaar ook op diezelfde aarde. Alleen moet ik dus nu leren mij er anders toe te verhouden. En hoe doe je dat? Het is alsof je op de deksel van een plastic krat staat: dat voelt wiebelig, en niet stabiel. Het gebruik van schaatsen kan ook niet, want er de grond onder mij is geen ijs. Er daarbij heb ik ook nog schoenen met extra gladde zolen. Wat moet ik dan?? Moet ik misschien iets met de ladder? Er wordt een startschot gegeven. Blijkbaar doe ik mee aan een wedstrijd. Ik word enorm krachtig naar verschillende kanten getrokken. Ik voel het in heel mijn lichaam. De schrik zit er goed in, en ik wiebel op de gladde grond onder mij. Het is natuurlijk de grootste angst, dat ik mij weer een kant op laat trekken die ik niet wil. Het zijn groepjes mensen, die aan mij trekken. Ik ben ook wel het middelpunt van 'touw trekken'. Het dikke touw in het landschap, links en rechts of boven en onder wordt er keihard getrokken. Ik ben het middelpunt en het kompasteken. Ondertussen ben ik dus ook nog het landbouwvoertuig. Je ziet mij heen en weer schuiven, zoals rolstoelen bij rolstoelbasketbal, behendig en snel. Hoewel ik de angst heb om weer ongewild ergens naartoe getrokken te worden, gebeurt dit absoluut niet. Ik 'schud op mijn grondvesten', en dat was het dan. Ik raak er ook in het geheel niet door in paniek. Het zijn eerder de heftige processen in mijn lijf. Maar ik kijk er van bovenaf op neer, zie alleen dat landbouwvoertuig wat ronde-dansjes op de plaats maken, of dat kompas wat schud-bewegingen maken terwijl het gewoon op de plaats blijft, en ik besteed er niet eens aandacht aan, zie van boven dat het een voorbijgaande storm is. Ik zie dat de mensen er omheen geirriteerd en teleurgesteld zijn, dat ze dingen van mij verwachten die ik niet waarmaak, dat ze uit het lood geslagen worden, dat ze nu zelf aan de bak moeten, en niet weten hoe ze dat moeten aanpakken, dat er bij hun onrust en hier en daar ook paniek uitbreekt, dat ze nu ergens anders naartoe moeten en ze weten niet waar naartoe, een aantal mensen druipt af richting de weg, daar kan het niet ongevaarlijk zijn, als ze daar als een kip zonder kop naartoe lopen, ik zie het wel gebeuren, maar trek mij dat in het geheel niet aan, ik zie heel duidelijk dat het hun eigen weg is, dat ik hier zelf geen enkele invloed op heb, dat ik hier ook nooit invloed op gehad heb.

Ik ben op een kantoor in een verzorgingshuis. Ik haal mijn naamkaartje ergens van de wand en plaats dit in een sleutelkluisje, dat daarna zorgvuldig afgesloten wordt. Er hangen meerdere naamkaartjes in het kluisje. Je hoort deze handeling te doen, bij aanwezigheid of juist bij afwezigheid. Het maakt het voor allen duidelijker. Het is de kantoorruimte van de wijkverpleging Bouwlust Vrederust. Er wordt een hangkastje van de rechter wand naar de linker wand verplaatst. Het is een soort kapstok met kastjes. Het gaat onder luid gelach van collega's.

Ik ben weer op Herengracht 1. De etage bevindt zich op de begane grond. Ik bemerk dat de hele bovenetage verdwenen is. Het huis ziet er spik en span uit. Ik weet toch niet zo goed wat ik ermee aan moet. Ik ben bezig om alles te witten, en zo moet ik wel een erg hoge trap gebruiken om het plafond te witten. In de plaats van een bovenetage is er nu dus een extra hoog plafond gekomen. Het voelt wel heel fris en ruim.

Ik moet optreden voor een groot publiek. Tegelijkertijd ben ik de assistent van degene die moet optreden. De rol van assistent gaat mij beter af. Ik weet precies wat de hoofdpersoon nodig heeft, heb helemaal geen zin om zelf op die plek te staan, vind het geweldig om alles achter de schermen te regelen, zorg dat alles tip top in orde is, gaat mij geweldig goed af. Er is veel drukte en reuring. Ik blijf innerlijk erg rustig, dit komt omdat het niet langer meer om mij draait, er is nu iemand anders in het middelpunt, en daarom is er dus ook geen stress (alleen gezonde stress, om je werk zo goed mogelijk af te leveren).

Van het ene of het andere moment krijg ik de opdracht om op de racefiets in een gebaande fietsgleuf te rijden. Ik had hier totaal niet op gerekend. Er is geen tijd om te twijfelen. Ik moet gewoon gaan rijden. Ik blijk dus wel de hoofdpersoon te zijn, en dat had ik in de verste verten niet verwacht! Ik voel een enorme stoot adrenaline. Er is een heel kort moment dat ik denk 'maar dat kan ik helemaal niet'. Er is geen tijd om na te denken. Wat als ik buiten de baan raak? Ik krijg een heel licht duwtje van iemand, en dan rijd ik. Zodra ik rijd, is alle angst weg. Het is nog steeds wel spannend, maar dan meer voor de kick. Er is ook nog steeds de gedachte dan ik misschien wel uit de bocht vlieg. Die gedachte is ook wel logisch, want ik ga met een enorme snelheid: veel te snel voor  die bocht. Maar alles gaat goed. Het is een haarspeldbocht. Ik ben in een grote hal. Om mij heen allemaal aanmoedigend publiek. Ze blijven rustig. Dat vind ik fijn. Ze geven mij de ruimte. Net na het passeren van de zeer nauwe bocht zie ik rechts van mij tot mijn verbazing het kantoor van mijn collega's, in 'een vak'. Blijkbaar ben ik in de arena van Feyenoord, en hebben zij een apart vak. Er brandt TL-licht, ze zijn druk aan het werk. Ik roep en ik zwaai en ik zoek contact. Ik ben enorm uitgelaten en vrolijk. Dat is ook wel logisch, want ik ben de nauwe bocht voorbij, alles gaat goed, het is nu alleen nog maar recht vooruit, alles is nu helder en overzichtelijk. De collega's kunnen mij echter niet zien of horen. Of ze zijn te druk met hun werk bezig. Of ze sluiten zich af. Ik doe nog een poging, kijk om, zwaai en bel en roep, maar nee hoor, geen enkele reactie. Ik vind het wel jammer, maar het grootste gevoel is blijheid, voldaan gevoel, tevreden, verheugd op alle landschappen die ik nu gaan verkennen in de baan vooruit........

donderdag 25 april 2019

Baby

In de droom ben ik een zanger, die optreedt. Ik laat mijn baby aan het publiek zien. Ik ben erg trots op haar. Er is ook iemand, die op de baby past. Het is een kleine, mollige vrouw. Ze is heel lief voor de baby. Ik ben erg dol op haar, en ik vertrouw haar door en door. Ze is van Indiaanse afkomst, en heeft lange zwarte vlechten, een breed lachend gezicht.

Een van de toeschouwers vraagt, of zij de baby even mag vasthouden. De vrouw is te lief om dit te weigeren. Ze zegt 'nou, heel eventjes maar, het is immers ook niet mijn baby, ik moet heel goed op haar passen'. Ze kijkt de toeschouwer recht in de ogen, om te checken of het vertrouwd is. Het lijkt vertrouwd. Ik ben er zelf niet bij, omdat ik aan het optreden ben.

De baby wordt overhandigd en binnen de kortste keren gaat het kindje van arm naar arm. Iedereen is dol op haar. Het is hier heel druk en rumoerig, maar iedereen is er verder wel voorzichtig en respectvol mee. Daar gaat het ook niet om. Alleen: ik wil gewoon niet dat dit gebeurt. Dit was niet de afspraak. En nu krijgt de oppas ook nog een naar gevoel, terwijl dat niet had gehoeven. De baby zal er geen nadeel van ondervinden, maar toch maak ik mij natuurlijk wel zorgen dat ze niet goed wordt vastgepakt. Zoiets kan ook per ongeluk (uit onervarenheid) gebeuren.

Ik ben er heel erg van geschrokken. Eerst ben ik verbouwereerd. Maar vervolgens voel ik, dat ik ronduit boos en furieus ben. Dit had niet op deze manier mogen gaan.

In een ander fragment klim ik een heleboel schoolkinderen naar boven, zoals van de ladder in de loft van Amber. Er zijn tegeltjes tegen de muur bevestigd, die wat loslaten. Het kost me wel kracht om mezelf naar boven te trekken, maar het lukt. We gaan op deze manier de school binnen. Als ik boven ben, komt er een man van mijn leeftijd op dezelfde manier naar boven. Hij heeft een kruk of stok bij zich. Hij moet er wel aan wennen, komt puffend boven, heeft het ook warm. Hij vindt dat wij hier eigenlijk te oud voor zijn!!

Verder: ik drink 's morgens vroeg koffie met een manager en zijn collega's. Mogelijk is dat mijn nieuwe werkplek. Ik voel mij eigenlijk meteen wel op mijn gemaakt. De anderen vinden mij wel ontwapenend om mijn gevatte opmerkingen. Ze moeten om mij lachen. 

dinsdag 23 april 2019

Londen

Het was in de vroege ochtend. In Hoek van Holland nam ik met Amber 'de trein naar Londen'. Dus: de trein overzee! We maakten een bocht (haarspeldbocht) en toen waren we al op de plaats van bestemming. Het ging veel sneller dan ik gedacht had. We zaten achterin de trein en het was een boemeltreintje, dus deze zou ook niet al te lang stoppen. We waren dus al gewoon op het hoofdstation van Londen gearriveerd. Zo zag het er helemaal niet uit, want het was hier heel rustig. Het was eigenlijk weer de luifel bij de tuin achter de sloot. Deze luifel liep langer door en ik was geconcentreerd op de duidelijke afscheiding tussen de schaduw van de luifel en het felle zonlicht. Dit felle zonlicht hoorde helemaal niet bij het tijdstip (5:30 uur). Ik merkte wel dat het geluk ons van alle kanten toelachte, en dat ze 'allemaal tegelijk bij ons wilden zijn'. Hiermee bedoel ik: zowel de vroege ochtend als de latere middag wilde bij ons zijn. Dat was wel grappig. We moesten er samen om lachen. Voor de rest konden we er niet zoveel mee. We deden ook maar wat.

We zaten achterin de trein. Het was een ouderwetse, rode trein. In gedachten zag ik de rode dubbeldekkers dwars door Londen sjezen. Ik had ontzettend veel zin om Londen te verkennen en riep uit in de coupé: "Ja, leuk........ik ben immers nog nooit in Londen geweest!" In gedachten zei ik tegen mezelf  'maar je houdt toch helemaal niet van die grote druktes!?' Toch kon dat de pret niet deren. Ik keek ernaar zoals kinderen naar iets kijken wat ze nog nooit eerder hebben meegemaakt. En ik gaf mij er helemaal aan over (dus met hart en ziel).

Na het opstaan moesten we even langs kleine nauwe doorgang met een andere passagier, maar die persoon gaf ons alle ruimte, we waren er doorheen voordat we er erg in hadden. Ik ging alvast gauw naar de deur, en liet Amber achter. Zij droeg een enorme rugzak met - eigenlijk teveel - bagage. Maar ja, dat was ook wel logisch, want zij ging een wereldreis maken en ik kwam alleen voor een tripje Londen. Ik vond het wel vervelend om Amber achter te laten, maar het was maar voor eventjes. We hadden geen keuze, ik moest snel bij de deur zijn, stel dat de trein te vroeg verder zou rijden, dan kon ik nog snel even tegen de conducteur zeggen dat Amber er ook nog uit moest.

Ik keek verwachtingsvol schuin uit het raam. We waren al op het (tijdelijk donkere) station en ik keek terug, naar de rails waar wij net op gereden hadden. Er was een prachtig licht besneeuwd winters landschap dat rustig aan het ontwaken was. Er scheen een mager winterzonnetje overheen, het was prachtig magisch. Nu was er niet alleen een ontmoeting van verschillende tijdstippen, maar ook van verschillende seizoenen!! Het leek wel een film, ik voelde mij Julia Roberts. Ik keek nog eens goed. Er verscheen een 'V' teken van sneeuw. Ik interpreteerde het als een combinatie van 'vredesteken' en 'vinkje', zoals dat genoteerd wordt als zaken afgehandeld zijn. 

zondag 21 april 2019

Buitenland

Ik ben in het buitenland, in Azië, op bezoek bij mijn naamgenote. Ik zit met een aantal mensen in een te kleine kamer. De temperatuur buiten is warm en drukkend. Overal is het druk met mensen. Ik heb een lange reis gemaakt, en we zijn nu hier aangekomen. Ondanks de 'letterlijke druk' uit de omgeving voel ik mij vrij en ontspannen. Ik ben ook in de jungle geweest. Daar had ik de ruimte. Ik vertel erover. Iedereen luistert. Er is een ontspannen sfeer en het is vanzelfsprekend dat er naar mij geluisterd wordt, zonder dat ik mijn stem hoef te verheffen. Het gaat gewoon op een natuurlijke manier. Ik ben dat niet gewend. Het zijn vooral de Aziatische mensen, die naadloos meegaan in mijn verhaal. Het kan zijn dat ze net even met iets anders bezig zijn, bv koken, maar ze volgen alles, anticiperen erop, komen dan ook met hun verhaal, precies zoals ik graag wil en hoe ik graag met anderen wil omgaan. Het ontroert mij. Alles ontroert mij, zonder dat het mij onderuit haalt. Het ontroert mij ook, dat ik gewoon over mijn ontroering kan vertellen, zonder dat mensen raar kijken of het raar zouden vinden. Iedereen vindt dit heel gewoon. Dat is het vooral, en laat mij zo ontzettend opgelucht ademhalen: dat niemand dit raar vindt, of ervoor terugschrikt. Dat ik er geen extra energie in hoef te steken, gewoon kan zijn. Ik vertel over de ontroering die ik had, bij de ontmoeting met mijn naamgenote. Blijkbaar heb ik ook met haar gecorrespondeerd middels brieven, en heeft zij tevens een briefje voor mij achtergelaten bij aankomst in het appartement. De brievenwisseling bevat brieven met plaatjes en geschreven in mooi handschrift, precies wat bij mij past. Ook dat ontroert mij en iedereen begrijpt dat. Het blijkt dat ik hier op bezoek ben met haar vader. Hij zit midden in de kamer. Ik zeg dat ik verre familie van hem ben. Ik noem een aantal broers en zussen van hem op. Hij benoemt hen ook, en we gaan gelijk op. 

Groningen

Ik heb in Groningen Stad de fiets ergens neergezet waar deze niet hoorde te staan. Ik wist niet dat de fiets hier niet mocht staan, was hier niet mee bekend, kom niet zo vaak in Groningen. De fiets moet nu in de Taxibus van de betreffende plaats naar het station vervoerd worden. Het is extreem druk in de stad, en het is ook wel Den Haag. Het kost de vervoerders erg veel moeite om de bus met fiets door de stad geloodst te krijgen. Ik vind dat ze maar ingewikkeld doen, want ik had ook gewoon naar het station kunnen fietsen. Dan was er geen bus aan te pas gekomen.

Nu blijkt, dat ik een hoge boete moet betalen voor het 'verkeerd parkeren van de fiets'. Deze moet op 27 maart betaald zijn. Ik heb mij al die tijd goed gehouden, maar nu is de maat vol. Dit is allemaal zwaar overdreven. Ik ga naar het kantoor waar de boetes uitgeschreven worden. Dat is ook wel de Bijenkorf in Den Haag, met de Glas in Lood ramen. Ik moet langs allerlei afdelingen, en daar zitten typistes druk te typen. Het is ook wel uit een film uit de Tweede Wereldoorlog, waarin iedereen zich moeten laten registreren.

Na lang zoeken en navragen bij allerlei mensen zie ik eindelijk de vrouw die ik moet hebben. Ze heeft een kapsel uit de tijd van de Tweede Wereldoorlog: met een scheiding aan de linkerkant en krullend haar in bobline, strak naar achteren gekamd. Ze is klein van postuur, draagt een sober strak mantelpak wintervariant (met wollen rok) en donkere kousen. Het ziet er benauwd uit. Ze heeft papieren in haar handen, die ze moet afhandelen en zit duidelijk niet op mij te wachten. Het is een groot koud gebouw met plavuizen, hoge plafonds, holle geluiden, betonnen trappen, je hoort alle geluiden extra goed, ongewenst veel echo, waardoor het overal onrustig en rumoerig is. Ik leg haar kort uit van de boete, geef aan dat ik ook zelf naar het station kan fietsen, om kosten te besparen, zeg dat ik het bedrag nogal hoog vind. Zij wil er niets van weten, zegt dat ze geen tijd heeft, moet met haar papieren naar een andere afdeling. Ik blijf steeds herhalen, als een vastgelopen grammofoonplaat. Ze wordt ongeduldig en boos, maar ik blijf herhalen en laat mij niet wegsturen. Ze zegt dat ze nu boodschappen moet doen. Er zitten andere dames bij, aan hun bureau. Ze vinden dat zij veel te streng en onredelijk tegen mij doet. Als ze even later terug komt, sta ik er nog. Ze is furieus. Ze gaat schreeuwen, schoppen, slaan. Het doet mij geen zeer. Ik blijf gewoon staan.

Ik ben ook boos op de vrouw. En heel duidelijk. Ik zeg dat ze gewoon haar werk moet doen. Als mij in de functie van verpleegkundige een vraag wordt gesteld, dat ga ik het ook voor de ander uitzoeken en blijf ik in mijn professionele rol. Dat hoort zij ook te doen. Ik besluit het hogerop te zoeken en vraag haar naar haar naam. Wilma is haar naam. En haar spiegelbeeld heet ook Wilma, zo wordt er gezegd. Er blijkt een grote spiegel in het kantoor aanwezig te zijn, zoals in een balletzaal.  Vandaar dat haar spiegelbeeld steeds 'met haar mee loopt'.

In een ander fragment zit ik in de trein van Leiden naar Den Haag. Vanuit de trein zie ik op een landweggetje een paard en wagen keihard rijden, direct op de voet gevolgd door een grote bestelbus (die achtervolgt niet, ze reizen samen op). Ik denk oh oh, gaat dat wel goed. Ik probeer Hessel te attenderen, maar dat lukt niet.  Hij is met andere dingen bezig. De (oersterke Friese) paarden schieten inderdaad van de weg af, en trekken koets en bestelbus mee. Ik houd mijn hart vast, wil te hulp gaan schieten maar de kan niet, ik zit in de trein en ben niet in de buurt. Ik probeer weer Hessel erbij te roepen, maar dat lukt weer niet. Wat moet ik nu doen!? Ik kijk om mij heen in de coupe of ik hulptroepen kan verzamelen, maar niemand kijkt op of om, is druk met telefoon of laptop of krant. Als ik weer uit het raam kijk, zie ik dat het gewoon goed gaat. Ze zijn dwars door het weiland gereden maar gewoon overeind gebleven. Ze komen nu langzaam tot stilstand. Dat duurt even, vanwege de hoge snelheid die ze hadden. Maar de rust treedt nu onverwacht snel in. Ik ben ontzettend opgelucht. Er hoeft dus geen hulp meer te komen. 

Vliegveld

Ik ben met mijn gezin op een buitenlands vliegveld, mogelijk ergens in Zweden (waar ik nog nooit geweest ben). Het is niet duidelijk of we vertrekken naar Nederland, of juist naar Zweden (dan zou het Schiphol moeten zijn). Mogelijk is er oponthoud. Het vliegveld is overvol met wachtende mensen en veel bagage. Er is ook wel een knusse sfeer. Alles is comfortabel en geriefelijk. De mensen zijn vriendelijk voor elkaar. Het is er warm genoeg en er is genoeg  te eten. Er is een goede beluchting. Het enige is, dat er geen duidelijkheid is over het vervolg. Maar dat is eigenlijk ook niet erg. We zitten hier goed. Alle mensen zijn in onzekerheid, maar iedereen is er rustig onder. Het is alleen wel de bedoeling dat je een keuze maakt, want de deuren naar de buitenwereld bij het vliegveld zijn gesloten. Je zit niet opgesloten, je kunt er elk moment weer uit. Dan moet je dat alleen wel even vragen aan degene die bij de deur staat. Van de buitenwereld naar binnen is geen probleem (ondanks de drukte), andersom ook niet, maar dan even via die meneer. Reden hiervan is, dat deze mensen hoe dan ook gaan vliegen, ook al weten ze nog niet wat hun te wachten staat. Om erop te vertrouwen dat het goed komt, is de vergrendeling met die deur in het leven geroepen. Voor ons is dat helemaal niet aan de orde. We zitten een eind van de deur vandaan, en juist in de buurt van de deur naar het vliegtuig. We zitten in kleermakerszit rondom een pallet. Hugo is nog jong, ongeveer zes jaar, en gaat tegen mij aan zitten. Een stewardess schudt een Paas-tafelkleed voor ons uit (ben ik het weer zelf.........ik heb dit gisteren gedaan!?). Er worden eitjes op tafel gezet. Een vriendje van Hugo bemerkt tot zijn schrik dat hij thuis moet zijn voor het Paasontbijt. Hij zegt ons vluchtig gedag. Geen probleem. Hij loopt naar de man bij de deur die toegang naar buiten biedt. De man laat hem naar buiten. We zwaaien nog een keer en wensen hen Fijne Pasen. 

woensdag 17 april 2019

Huis

Ik ga in een huis wonen, of ik ga het huren, of ik ga er tijdelijk in wonen. Dat weet ik nog niet. Wel weet ik, dat het een belangrijke periode gaat worden, waar ik goed over heb nagedacht. Het is overduidelijk een tweedehands huis, en dat vind ik ook wel prettig. Ik neem het huis over van een hippie-achtige studente in Leiden. Ze komt over als een hippie, maar haar levenswijze heeft in het geheel niets zweverigs. Ze heeft haar zaakjes goed voor elkaar, leidt een gestructureerd en gedisciplineerd leven (dus eigenlijk gewoon mezelf uit de jaren '80/'90!!).

Het huis is al helemaal door iemand anders en dus ook door mezelf ingericht. Ik moet alleen nog even onderzoeken welke eigenschappen van mezelf in de inrichting van het huis zitten. Dat vraagt wat onderzoek, maar ik ben al aardig op weg, en een aantal antwoorden heb ik al. Mijn persoon huist ergens in dit huis, en de periode is bedoeld om erachter te komen waar ik mij ophoud. Ik ben er wel wat onwennig en onzeker over, maar dat gevoel verdwijnt bij het betreden van het huis. Want zodra ik binnen ben, voelt het meteen vertrouwd. Ik vind het wel wat wennen dat ik hier helemaal alleen ga wonen, en dus niet met mijn gezin. Maar ze zeggen dat het echt op deze manier de bedoeling is, dus ik ga gewoon aan het grote avontuur beginnen.

Ik vind het wel prettig om andere mensen in mijn huis rond te leiden. Dat is ook weer onwennig, omdat ik het zelf nog niet eens ken. Het is een groot huis en het heeft veel etages. De ligging is erg mooi, namelijk aan het water ergens in Leiden. Het is een grote villa. Er staat niet veel in het huis. Dat vind ik prettig, want zo heb ik nog veel vrijheid om het in te richten.

Ik begeef mij op de bovenetage. In een aparte kamer bekijkt mijn moeder de boekjes op de kaartenmolen. Ze vindt het duidelijk erg interessant. Het zijn ook wel LP's met mooie afbeeldingen op de hoezen: paars in cirkels, allerlei verschillende kleuren paars. Ze is erdoor gefascineerd. Ik kan in de kamer kijken, omdat een muur weggebroken is. Mijn moeder heeft dat niet in de gaten.

Onder deze ruimte bevindt zich een kerk. Daar is de paarse kleur als het ware 'doorgetrokken'. Er viinden religieuze rituelen plaats rondom paars in verschillende schakeringen. Het is oogverblindend mooi en vooral heel rustgevend. Het vindt in cirkels van licht plaats, als een mandala. De kern  lijkt  donker te zijn, bijna zwart. Je zou ervan schrikken. Maar er verschijnt een gele kleur naast het zwart: het bleek een zonsverduistering te zijn (of  maansverduistering?) en nu komt het licht weer tevoorschijn. Niks om je zorgen over te maken.  Er zitten een paar mensen  in de kerk, en de pastoor voert de rituelen op rituele wijze uit. Het is mogelijk de Andreaskerk. Wat mogelijk wat zorgen kan baren, dat is het feit dat de kerk geen toren heeft, omdat het nog een bovenetage heeft, waar wij ons dus begeven. Maar ik hoef het allemaal niet zo letterlijk te zien. Het is een museum waar wij worden rondgeleid. Het is museum van mijn eigen (nieuwe) huis. Dus de kerk is daar gewoon een onderdeel van, in plaats van op zichzelf staand. Het doet denken aan de tentoonstelling van de Golden Earring, een aantal jaren geleden in het centrum van Den Haag (deze was prachtig, en 'huiselijk' van opzet, met kleine tentoonstellingen in verschillende ruimtes, gezellig  met de wanden vol en hun heerlijke muziek).

Even verderop boven is er ook een open ruimte. Ik leid Hessel hier rond. Ik vertel hem, dat je hier lekker kunt loungen. Het is echt een mannenruimte, met leren banken en er wordt zware shag gerookt. Het doet denken aan de eerste kennismaking met Hessel, toen de mannen in de kamer zaten en de vrouwen in de keuken waren. Het uitzicht is zoals het was bij een client in Beilen. 

dinsdag 16 april 2019

Angst

En nu diende zich dan weer een angst-droom aan. Het was een ontzettend naar gevoel, maar gelukkig kon ik daarna gewoon weer verder slapen.

Ik was in het ziekenhuis, en vertelde gewoon heel rustig wat er aan de hand was. Dit vertelde ik aan een assistent. Mogelijk was dit de assistent van de Jodium-capsule. Hij luisterde keer op keer niet naar mij, en elke keer ging ik het opnieuw heel rustig uitleggen. Het was heel duidelijk wat mijn wens was. Er was totaal niks mis met de berichtgeving, integendeel: die was overduidelijk.

Maar de man wilde/kon het gewoon niet horen. Ik begreep werkelijk niet wat zijn belang in deze was, want hij was er om mij - als patient - te assisteren en af te stemmen op mijn behoeften. Mijn wens was in het geheel niet irreeel. Ik legde gewoon uit op welke manier ik het liefste geholpen wilde worden.

De man luisterde keer op keer niet, ging gewoon zijn eigen gang. Ik werd geirriteerd, ik werd boos, maar ik kon op mijn kop gaan staan, er kwam geen reactie. Ik probeerde geduldig te blijven, maar toen sloegen dan toch de stoppen door. Er stond veel op het spel, ik stond zwak, ik was niet voor niets in het ziekenhuis, ik moest beschermd worden en niet aangevallen.

Er kwamen mensen toesnellen, waaronder Hessel en mijn moeder. Het leek nu net alsof ik 'wild was geworden uit het niets', en de man wou dat met zijn stoicijnse houding ook doen geloven aan de omstanders. Hij straalde de boodschap uit van 'kijk, ik blijf rustig, zij gaat door het lint, ik niet.'
Nee, natuurlijk niet. Voor hem was het gewoon maar werk. Dat is wel even heel wat anders.

Het bleek dat ik ook niet al mijn kleren meer droeg. Daar had die man niets mee te maken, maar ik voelde mij hierdoor wel extra kwetsbaar. Alsof ik een stuk huid verloren had.

Ik werd wakker; gelukkig was het 'maar een nachtmerrie'.

Volgende droom:

We zijn in een restaurant geweest (dat restaurant in Arnhem). Buiten sta ik met onbekende mensen te wachten op de bus, die naar Amsterdam cs zal gaan. Ik zie rechts aan de straat een apparaat staan. Ik denk dat dit is om in te checken met je OV. Maar het blijkt dat je via dit apparaat kunt opgeven dat je per direct wilt worden opgehaald. Dat was niet de bedoeling, maar misschien ook wel prettig. Zodoende ben ik lekker snel op cs. Ik probeer het nog ongedaan te maken, omdat ik toch eigenlijk ook net zo goed wel met die andere mensen hier kan wachten. Maar dat lukt niet, dus ik wacht het af.

De taxi-bus haalt mij direct op. De schuifdeuren achter gaan open, en ik kan zo instappen. Echter, ik schrik ervan, want het is hier heel vol. En het is donker, hier schijnt geen licht. Daar ga ik dan, in de donkere nacht (wel sterren). Maar de schuifdeuren gaan alweer dicht. Wat nu!? Ik sta tussen allemaal drukke jongeren. Het is onoverzichtelijk. Rustig maar, je bent zo bij het station. Het probleem lost zich echter meteen al op. Bij de eerstvolgende halte stappen er veel mensen uit. De jongeren nemen plaats, en gebaren dat ik ook plaats kan nemen. Er gaat licht aan, ik zit hier comfortabel. Alles is weer goed. 

zaterdag 13 april 2019

Baby

We moesten op school komen, want er kwam een gesprek over Hugo. Er was iets gebeurd met een andere jongen. Hij had hem iets aangedaan. Ik werd er heel onrustig van. Hugo had aan beide kanten het schema van 'boter-kaas-eieren' op de huid. Dat had die jongen gedaan. De ouders van de jongen kwamen binnen. Ze hadden beiden een vinger in het verband. Ik keek Hessel al aan van 'nou, dat weet ik niet'. Ze keken ons ook schuldig aan. Hugo kwam binnen. De jongen zou later komen. Ik keek naar Hugo, en er was niets aan de hand. Hij was heel ontspannen, zat er helemaal niet mee, zag dit als een formaliteit.

Ik had in een slaapzaal gelogeerd, zoals van de kabouterkampen van vroeger. Ik werd langzaam wakker en de ochtend zag er perfect uit. Er scheen een mager zonnetje naar binnen, en we zouden zo gaan ontbijten. Er waren een paar jonge vrouwen bij. Zij hadden ook helemaal zin in de dag. Ze zeiden dat we het met zijn allen goed voor elkaar hadden. Naast mijn luchtbed stond een roze tas, die ik niet kende. De tas was een beetje open. Tot mijn schrik zat er een baby in de tas. Een van de vrouwen keek mij schuldbewust aan. Het bleek haar kind te zijn! Ik ging aanvankelijk niet naar de baby, trok mij terug, het was immers haar kind. Maar zij ondernam geen initiatief.

Het was een meisje en het ging heel goed met haar. Ze huilde nu alleen een beetje, omdat ze wakker geworden was en wat aandacht wilde. Misschien had ze wel honger. Het moest even gecheckt worden. Maar de moeder ondernam geen enkele actie, ging ook niet naar het kind toe, ging lol maken met haar vriendin. Wat kon ik nu het beste doen? Ik besprak met haar dat het misschien toch wel handig was om iets te ondernemen. Ze vond het op zich wel fijn dat ik dat deed.

De moeder had het kind bij zich, en ging bellen met haar zus. Er was toen in een keer alweer een dag verstreken, en het was nu midden in de nacht. Pas toen kwam ik erachter dat het niet haar kind was, maar het kind van haar zus. Ik voelde mij toen wel meer verantwoordelijk, want ze wist dus gewoon niet zo goed hoe ze op het kind moest passen. Ze belde met haar zus, en vertelde allemaal 'lollige dingen', die ze met haar vriendin die dag had meegemaakt. De zus zat natuurlijk te wachten op een verslag over haar dochter! Ik vroeg de vrouw of ik de telefoon mocht overnemen, en dat mocht. Ze was er zelfs ook opgelucht over.

Ik belde met de zus, terwijl ik het kind op mijn arm droeg. Daarbij liep ik ook nog door Amsterdam, maar alles ging goed. Ik gaf haar een gedetailleerd verslag. Ze was helemaal verbaasd door al die informatie. Dat was ze duidelijk niet gewend van haar eigen zus, maar ze vond het wel prettig om te horen. Het waren alleen maar leuke verhalen, omdat het gewoon heel goed ging met de baby. Maar ook dat wilde de moeder dan natuurlijk wel graag horen. Ik zei dat het meisje mij veel deed denken aan Amber. Hoe ze lekker tevreden op haar speentje sabbelt en een boekje bekijkt. De rust die dat uitstraalt. Bij deze was dit hoofdstuk afgesloten. Ik had de moeder bijgepraat en haar zus had er op deze manier ook een goed gevoel over. En het ging heel goed met de baby.

Ik stond bij de ingang van de Herengracht in Amsterdam. Een van de rijkste buurten dus. Daar was een soort overdracht met een Buurtzorgcollega uit een andere plaats. Ik droeg nu niet meer de baby op de arm, maar een grote volle weekendtas. Daar zaten mijn werkspullen in, en die moest ik overdragen. Het leek wel veel, maar alles was overzichtelijk gesorteerd en ik wist precies wat ik waar moest laten. Ik praatte de collega bij over een client, clientsituatie en de baby. Alles was helder en duidelijk voor haar. Er stond ook een mannelijke collega van dat team bij. We stonden op een verhoging, namelijk het trapje voor het herenhuis. Het gaf een verheven gevoel, en we konden zo een beetje uitkijken over de stad. Ik vroeg nogmaals of zo alles duidelijk was, en dat was wel het geval. Ik zei haar dat ze 'wel een domein moest verwijderen van het net'. Dat zal dan mijn eigen domein geweest zijn. Het zou er anders dubbel in staan, en dan klopte het niet. Als het er dubbel in kwam, dan was er daarna niets meer zichtbaar. Blijkbaar pakte de computer het op die manier: staat er de bijdrage over hetzelfde onderwerp van twee collega's, dan verdwijnt alle info die door deze collega's is ingevoerd. Blijkbaar had dit te maken met objectiviteit. Dus 'een van de twee, of niemand'. Beiden kan niet. Dat wou ik ook niet. Dat was allang geregeld. Maar dan moest dit dus nog wel even in orde gemaakt worden op de computer. Ik zei nog gekscherend dat we dezelfde weekendtas droegen, en beiden allerlei dingen in de hand, zoals telefoon, pennen, allerlei briefjes. Het leek alsof we dat elk moment uit de handen konden laten vallen, maar dat was niet het geval. Ze moest er wel om lachen. Ik dacht nog 'dit voelt zo goed, waarom blijf ik dan niet bij Buurtzorg?' Maar meteen daarna dacht ik nee, als ik zou blijven dan zou er geen ruimte zijn voor hetgeen ik eigenlijk wil doen, waar mijn doel van dit moment ligt zeg maar. Pas nu zie ik, dat die collega gewoon ik zelf was, dat ik voor de spiegel stond, en die man stond er dus ook bij, zoals een verkoper die op de achtergrond blijft als jij je trouwjurk gaat passen.

Toen dit gebeuren had plaatsgevonden, kwamen er steeds allerlei gebeurtenissen van de afgelopen maanden voorbij. Moeilijke momenten, waar ik lastig mee kon omgaan. Ik dacht wat moet ik ermee. Maar voordat ik hierop door kon gaan, was het al opgelost. Dat gebeurde aan de lopende band. Het ene na het andere werd opgelost. Het was bijna niet bij te houden. Ik vond het ontzettend bijzonder. Het maakte mij in no-time zo vele malen lichter. 

Vuur

Er is een buurtfeest op het Mantingezand. Er is daar een gebouw, of een grote tent die er tijdelijk staat. Er zijn ontzettend veel mensen, terwijl er in dat gebied juist niet zoveel mensen wonen. Er wordt veel plezier gemaakt, en druk gepraat. Ik heb het goed naar mijn zin, praat met veel mensen, heb geen last van de drukte, heb goed overzicht. Ik sta met een glas zoete witte wijn in mijn hand, en loop nog even naar de weg, ter ontspanning. Een paar mensen lopen met mij mee.

Dan zie ik op de plaats waar het bos begint een grote brand. Het lijkt alsof er heide in brand staat.
Ik had dit al een beetje mee gekregen toen ik hier naartoe reed, maar had er toen verder niet bij nagedacht. Het is geen Paasvuur, omdat het in bewoond gebied is. Ook is het niet een afvalverbranding, omdat het niet in de buurt van een boerderij is. Het is een hele felle brand, en eerlijk gezegd vind ik dat grote vuur ook wel prettig. Het knispert flink, omdat het hout blijkbaar heel droog is. Ook van deze afstand kan ik de warmte goed voelen.

Het vuur is goed onder controle, en slaat niet over op de omliggende gebieden. Toch bel ik wel 112, omdat het vuur zich wel zou kunnen uitbreiden. Ik twijfel of er al brandweer bij is, maar beter een keertje teveel gebeld dan helemaal niet. De mensen om mij heen vinden dat niet nodig en overdreven, maar daar trek ik mij niets van aan. Omdat de mensen om mij heen er zo tegenin gaan, kan ik niet verstaan wat er aan de andere kant van de lijn gezegd wordt. Maar ik blijf rustig. Ik begrijp wel uit de woorden dat de brandweer inderdaad al gebeld is.

Ze zijn nu bezig met het plaatsen van een afzetting rondom het vuur en een grote pijl, die licht geeft. Dit om aan te geven dat de automobilisten om het vuur heen moeten rijden. Ik vind dat wel apart, want het lijkt me toch dat het vuur eerst geblust moet worden, en dat je daarna pas de afzetting moet plaatsen. Mensen kunnen er niet omheen rijden, omdat er nog veel teveel vuur en rook is.

Toch lukt het mij wel goed om het nu los te laten. Men is er in ieder geval mee bezig, ik heb het overgedragen, maar er was dus al actie ondernomen. De manier waarop het dan vervolgens aangepakt wordt, daar hoef ik mij dan niet mee bezig te houden. 

maandag 8 april 2019

India

Ik stond op het punt om met Amber naar India te reizen. We zouden in een of twee dagen heen en weer gaan. We zouden dus maar een paar uurtjes in India verblijven. Dat vond ik wel apart. Maar ik had er ook wel heel veel zin in. Was in gedachten al bezig met de planning. Welke steden ken ik? Varanasi, Bombay. Niet te ver van het station, want we moeten ook weer terug.

Ik ging eens nadenken, en ik bedacht mij dat het ook wel overdreven was, helemaal naar India te reizen. Waarom al die moeite? En ik moest ook kijken of ik wel genoeg geld op mijn rekening had.

De start van de reis was in een schuit, onder de luifel boven de sloot achter het ouderlijk huis. Ik zat daar met Amber, en vertrouwde het nog niet helemaal: waar zou dit op uitlopen? We zaten te wachten totdat de anderen zouden instappen. Het was ook wel een rondvaartboot. Toen ging de boot in een keer varen. Ik dacht dat de boot niet bestuurd werd, maar dat bleek toch wel het geval te zijn. Er zat netjes een kapitein met een pet achter het stuur, maar eerder had ik dat nog niet gezien. Zouden we dan zonder de andere passagiers vertrekken!?

Ik wist trouwens ook niet, dat hier onder de luifel een vertrekplaats van schepen naar het buitenland was! De boot maakte een haarspeldbocht. De luifel bleek nu precies midden in de sloot te hangen. Deze splitste de sloot op in twee gedeeltes. We gingen met hoge vaart in een haarspeldbocht van het ene naar het andere gedeelte. We eindigden keurig in het gedeelte aan de kant van mijn vaders tuin. Pas toen we daar arriveerden, werd het voor mij weer een beetje duidelijker........

zondag 7 april 2019

Vliegreis

Ik ging met de kinderen naar Stockholm, Zweden, met het vliegtuig. Het ging allemaal vrij vlot. Ik had helemaal niet verwacht dat we dit gingen doen. Had mij hier ook helemaal niet op voorbereid.

Het was prettig om in Stockholm te zijn. Een schone stad met een prettige sfeer, vriendelijke mensen. Er was alleen enige vertraging geweest 'in de slurf', dus voordat we het vliegtuig in stapten. Maar die vertraging was ook nodig geweest, als een soort overdenking. Daarna ging het vlot en voorspoedig.

Ik moest wachten op mijn bagage, en dat duurde een hele tijd. Uiteindelijk was er een beambte op het vliegveld, die mij de bagage gaf. Tot mijn verbazing zat er helemaal niet zoveel in de blauwe rugzak. Ik was daar ook wel opgelucht over, had dit nooit verwacht.

Ik begreep niet waarom we Hessel niet hadden meegenomen. Hij wist ook niet waar we waren, dus ik probeerde hem te bellen. Ik bedacht me ook dat we toch niet naar Stockholm hadden gehoeven, dat het ook weer geld kost, zo'n vliegreis. Maar het bleek toch niet zo'n probleem te zijn.

In Stockholm bezochten we een heel groot museum. Hugo was weer een kleine jongen, en was gefascineerd door een miniatuur-dorp. Hij speelde met de autootjes, en was heel geconcentreerd. Het was een heel groot openlucht-museum, op het Buitenkunstterrein, rond het thema vikings. Het was een groot kampement, en er omheen stonden de tenten. We konden gewoon naar onze tent, als we wilden. Ik vond het allemaal heel mooi, maar vond het wel apart dat we helemaal naar Stockholm waren gereisd, alleen voor een museum. Er werd wel gezegd dat dit het belangrijkste museum van Zweden was.

Andere droom: er werd mij gezegd dat ik de propedeuse 'forensische psychiatrie' ruimschoots had behaald. Men was trots op mij. Ik werd er verschrikt bij wakker. Ik wist helemaal niet dat ik dat studeerde. Ik wilde dat ook helemaal niet studeren. Dat zou betekenen dat ik minder aandacht zou kunnen besteden aan een andere studie, die ik wel graag wou doen. Ik vroeg me af of ik dus nog kon switchen.