donderdag 25 november 2021

Strand

Op het strand van Zandvoort. Ik zat met collega's in een hotel vlak aan het strand. Het was een soort gemeenschappelijke ruimte. Zij lagen beiden in een eenpersoonsbed met bloemetjesdeken, zoals vroeger bij mijn vriendinnetje thuis. Ik was bezig met opruimen en ordenen. Het was een opslag van allerlei antieke spulletjes, of gewoon oude spullen. Onder anderen nachtkastjes met compartimenten, die gecijferd waren. De laatjes waren niet helemaal meer intact, maar er viel wel wat moois van de maken. Ik deed allerlei ideeën op. Mijn dagboeken en schrijfboekjes lagen hier ook tussen. Dus ik was bezig om deze allemaal bij elkaar in één kastje te doen.

Ik maakte het bad schoon met een sopje. Uit het doucheputje haalde ik een plastic zak, die 'het riool' voorstelde. Deze maakte ik schoon met WC-eend. 

Als we uit het raam keken, dan zagen we de racers en het publiek van de duinen richting zee lopen. Overal vlaggen, feest, een ontspannen sfeer. Het circuit vond dus plaats aan zee. 

Er was een app in lichtblauw, zoals de 'jongenskleur', als er een baby geboren is. Als je met collega's ergens tegenaan liep en je wilde daar wat ondersteuning bij, dan voerde je gewoon een paar termen in die erop van toepassing waren. Dan rolde er uit een app een advies, een afbeelding, een filmpje, of een doorverwijzing naar iemand die je verder kon helpen. 

Ik was in een heuvelachtig landschap, vlak aan zee. Hier en daar zag ik hele zachte lieve kleine lichtblauwe eendjes. Ook zag ik mechanische poppetjes, die uit zichzelf bewogen. Ik dacht dat ik hun in veiligheid moest brengen, en dat het kinderen waren. Maar dat was niet het geval. Dat hoefde niet. Het was gewoon speelgoed. De kinderen zaten aan de andere kant van de heuvel. De zusters letten op de kinderen. Dus het was van heel vroeger. 

We zouden met de familie naar het 'Nije Himmelriekje'. Nee, toch maar dichterbij, want er moest ook nog gestudeerd worden. Mijn moeder liep door de tuin achter het ouderlijk huis. De hangplant in onze huiskamer was een prachtige 'paarse haag' van bloemen. Het rook heerlijk. 

Ik had een funktioneringsgesprek. In dat gesprek werd mijn sterke innerlijke gevoelswereld beschreven als een 'enorme energieboost', die heel goed was voor de organisatie. Wow, zo had ik er nog niet naar gekeken!  

zondag 7 november 2021

Reis

Ik zat in de trein, en we kwamen aan in Dalen. Daar zou ik uitstappen. Ik had heel veel spullen bij me. Misschien kwam ik net terug van Buitenkunst, want ik had heel veel kunstwerken bij me. Onder anderen was de 'auto' nagemaakt, die op de kinderopvang staat. Verder nog een aantal kleinere kunstwerken, en tassen. Het lag allemaal in het gangpad. Zodra de deur van de trein openging, gooide ik alvast wat spullen op het perron, dat een grasstrook was. Er wilden al mensen instappen, maar ik gebood streng dat ze eerst moesten wachten. Dus dat deden ze. Er waren geen mensen die mij even hielpen met de spullen, en ik was heel pinnig. Iemand wilde uitgebreid iets met mij bespreken, maar ik zei 'nu niet!' Ik kwam erachter dat ik mijn handtas niet bij de hand had. Misschien had ik deze juist al in de trein gelegd, maar dat wist ik niet zeker. Ik liep naar het perrongebouw, en ging daar naar binnen. Het zag eruit als een werklokaal van de Vrije School. Ze waren er druk bezig met handwerken. Het was een schuur in achthoekige vorm, en het was er donker. Blijkbaar was dit voor mij bekend terrein, met veel bekenden. Ik gaf er wellicht ook de leiding. Deze mensen kende ik al heel wat jaren. Ik vroeg wie mijn tas had gezien, maar niemand reageerde. Ze waren druk bezig met hun borduurwerk. Het waren mensen 'niet van hier'. Ze waren wel begaan met mij, maar ze straalden uit dat het de bedoeling was dat ik dit zelf moest oplossen. Ik begreep de boodschap, en vond het ok. Ik liep naar de volgende ruimte, die grensde aan deze ruimte. Ook daar reageerden de mensen niet. In deze ruimte was een heel groot raam, en dus was het een lichte ruimte. De ruimte bood zicht op het perron en de trein. Nu werd ik toch wel een beetje ongeduldig, wilde ik de mensen wakker schudden, zo van heee joh, nu wil ik mijn tas wel echt hebben, want de trein gaat nu toch echt weer vertrekken. 

Ik was in Frankrijk, in een lieflijk dorp. Ik was hier heel graag, en ik was hier al heel vaak geweest. Ik logeerde er bij hele vriendelijke, gastvrije mensen. Ik sliep er in een heel goed bed, kreeg goed te eten en te drinken, ze wilden mij met van alles helpen. Zij gingen aan het werk, en ik ging het dorp in. Het was een prachtig middeleeuws dorp, met wallen van grote, hele oude stenen. Dwars door het dorp stroomde lieflijk een klein riviertje. Mensen wasten zich in het riviertje. Het kan ook wel zijn, dat het zich afspeelde in vroegere tijden. Ik kreeg er een beeld bij van een oud schilderij en ik zei 'Ja, dit is nu typisch Frans!' Ik kwam in een oud pakhuis aan het water. Daar deden psychiatrisch verpleegkundigen hun werk. Het gaf een gevoel van 'thuiskomen'. Ze waren enorm lief en zorgzaam voor mij, gaven meerdere malen aan dat ik altijd bij hun terecht kon. Wat bijzonder was, dat was dat het helemaal niet relevant was 'wat voor psychiatrische ziekte' ik had, en in welke mate. Alle tijd en energie die er in de psychiatrie normaal gesproken uitgaat naar het stellen van diagnoses, die werd nu besteed aan aandacht, zorg, de andere helemaal in zijn/haar waarde laten, er helemaal voor de ander zijn, ongeacht wat er aan de hand is. Ik kreeg letterlijk een hand op de schouder, van meerdere mensen. Eigenlijk was er helemaal niks met mij aan de hand, maar deze aandacht gold 'met terugwerkende kracht', om de aandacht te geven die ik in het verleden gemist heb, toen ik psychisch ziek was. Het was dus een prachtig gebaar. Ik wilde de mensen vragen om hun adres, zodat ik een kaartje kon sturen als ik in Nederland was. Toen zag ik in een keer dat ik bij een gesprek was met een andere cliënt. Het kwam hun dus op dat moment niet uit, om mij hun adres te geven. Het was ook alsof ik onzichtbaar was. Er was een soort jaren '70 sfeer, met gedreven mensen met licht-oranje of gele T-shirts en gebruinde lichamen. Mannen en vrouwen van allerlei nationaliteiten. Ze verrichtten heel bijzonder werk. Het was in een gebouw aan een groot meer. Ik gebaarde hun gedag, en vervolgde mijn pad. Ik wilde terug gaan naar de Franse familie, die nu gewoon mijn eigen gezin bleek te zijn. Maar hoe ik ook zocht....ik vond de straat niet waar zij woonden. Ik keek op mijn telefoon en in de app van de bank. Ik vroeg het aan mensen. Maar het antwoord kwam niet. Meerdere keren bleef ik hangen bij mensen die ik onderweg tegenkwam. Ik werd dan uitgenodigd in hun huis. Dat zag er heel gezellig en knus uit, in veel kleur, plantjes, hangplantjes, kunstzinnige voorwerpen. Daar voelde ik mij heel erg thuis. Hele lieve vrouwen, die mij omhelsden. Ik dacht nou, als ik het adres wel meteen had geweten, dan had ik dit ook niet meegemaakt. Dus ik ben hier ook wel blij mee. Ik ging weer verder, en toen zag ik een straat die in een bocht liep. Ik wist dat ik deze straat moest hebben. Er was een graswal waar je overheen moest stappen. Ik wist dat ik hier moest zijn, want ik had die op de heenweg ook gedaan. Vervolgens moest je in een auto door de slagbomen. Dat herkende ik ook van de heenweg. Maar toen zag ik de pakhuizen weer, met de psychiatrisch verpleegkundigen, die daar zo actief goed werk deden. Ik zag het vanaf het meer. Er voeren boten op het meer. Mensen op de boten leverden goederen af aan de verpleegkundigen. Zij bedankten hen hartelijk, en zwaaiden hen na, met gekleurde doeken in hun handen, lachend en schaterend. Het zag er zo liefdevol uit. Ik bleef kijken, en verstopte mij onder de lading van een handkar. Ik vond het niet netjes dat ik hun zat te bespieden, zou het raar vinden als ze dat in de gaten zouden krijgen. Ik wilde mij niet opdringen, zo van daar heb je haar weer, dus daarom verstopte ik mij.