zondag 27 december 2020

Meerdere dromen

 De afgelopen weken heb ik meerdere dromen gehad die zeer bijzonder en het vermelden waard waren. Maar op de een of andere manier komt het er dan toch niet van om het op te schrijven. Hier een samenvatting.

Een collega van Buurtzorg ging bevallen in Delft, midden op straat, tegenover de Albert Heijn, op de weg naar de Phoenix-straat. Ik ging daar helpen, maar ik moest eerst iets ophalen om haar verder te kunnen verzorgen. Toen was het in een keer in Hoogeveen, richting Echten. Ik had geen auto en geen fiets tot mijn beschikking. Ik moest rennen en rennen en wist ook niet waar het was. Iedereen wachtte op mij, en zonder de betreffende spullen konden ze haar niet verder helpen. Ik bleef rennen en rennen in gelijkmatige pas. Toen belde ik resoluut vanuit Echten naar Delft. Ik zei dat de collega's het anders moesten gaan oplossen. Dit was niet te doen. Dit konden ze niet van mij verwachten, was niet reëel meer. Ik was enorm opgelucht dat ik het zo opgelost had en de collega's gingen ermee verder. Er viel een enorme last van mij af. Toen ik wakker werd, leek het alsof ik nog steeds aan het rennen was. Ik was verbaasd dat ik er helemaal niet moe van werd. Dat je dus niet fysiek moe wordt van rennen in dromen.

Ik was bezig met betonnen en houten vloeren. Het ging niet om een aan te leggen vloer, maar om uit te vinden op wat voor een soort vloer ik rond wil lopen op deze aarde. Er werd mij gezegd dat beton veel voordelen heeft, dat het stevig is, enz. Maar ik stapte letterlijk over de betonnen vloer heen, en koos voor de houten vloer. Ik erkende de voordelen van een betonnen vloer, maar wilde een vloer die 'leeft', en die reageert op de beweging van mijn voeten. Die piept en die kraakt en wellicht extra breekbaar is, maar dan heb ik tenminste wel echt het gevoel dat ik leef. 

Droomfragment geld tellen: details weet ik niet meer

Een ronde blauwe slaapzak die uit elkaar geritst was. Een heel gezin er omheen, en hield het bij de punten vast, als een soort vangnet van de brandweer. Het gaf mij een saamhorig gevoel, een soort bescherming, veiligheid. Een afgebakend gebied, waar ik graag even in verblijf. 

Als een vulkaan schoot er een ster in de ruimte. Het was een goud-zilverkleurige kerstbal die uit elkaar spat en goud-zilverkleurige glitters overal in de rondte verspreidde. In plaats van explosie en herrie gaf het juist veel rust en troost. 

Mijn begeleider van het UWV was een oudere man, met een zwaar aangezette bril. Hij belde mij, terwijl ik op school een kind de sommen aan het uitleggen was. Hij zei dat het niet toegestaan is om een andere naam op te geven. Ik had de naam 'Karin' bij mijn WW-uitkering opgegeven. Ik zei dat ik hem zo wel even terug zou bellen en dat ik bezig was. En dat ik hem zelf ook al gebeld had hierover. Ik had per abuis het verkeerde hokje aangevinkt op een formulier. Toen stond de man naast me. Hij lachte hartelijk en liefdevol. Hij zei woorden met ongeveer de volgende strekking: 

"Zo zeg.....jij komt er wel...je bent goed bezig zeg, met werk zoeken. Zelfstandige dame!" 


zondag 15 november 2020

Twee droomfragmenten

Gisteren droomde ik dat ik zwanger was, en ging bevallen. Er waren ook andere vrouwen die gingen bevallen. Ik dacht wel van ´dat kan toch helemaal niet....ik ben toch veel te oud???' Maar ik vond het ook wel weer heel gewoon. Ik voelde mij er wel rustig onder, omdat ik nu ervaring heb, en weet wat mij te wachten kan staan. De andere vrouwen hadden pijn, maar ik had helemaal geen pijn. Dat vond ik wel raar. Ik dacht dat een bevalling altijd pijn met zich meebracht, toch!? Aan de ene kant vond ik dat wel prettig, maar aan de andere kant bemerkte ik ook wel dat ik de pijn nodig had om verder te komen. Zonder pijn leek het een beetje vast te komen zitten. Ik was daar zo een beetje over aan het dubben en was op dat moment op het consultatiebureau in Wateringen. Daar liepen ook andere vrouwen rond. We waren naakt. Dat was heel gewoon, want we gingen hier bevallen. Staand bevallen. Het zou allemaal sowieso goed komen. Vannacht droomde ik dat ik op bezoek was bij mensen ergens in het midden van het land. Ze woonden in een heel groot huis, met veel inrichting in witte tinten. Ze hadden jarenlang hoog opgegeven over hoe rijk ze waren, hoe groot ze woonden, hoeveel spullen ze hadden, belangrijke kennissen, enz. Dat had hun niet sympathieker gemaakt. Het was nu 'een hele andere tijd', zogezegd. Al deze roem 'gold niet meer'. Dat had met Corona-tijd te maken. Het was rampzalig. De mensen zaten statig op hun sjieke fauteuils, maar ze keken er heel triest bij. Het dak was gaan lekken en er was geen houden meer aan. Er was niets aan te doen. Het regende miezerregen. Dat leek eerst heel onschuldig, maar als het maar lang genoeg blijft regenen, dan ben je binnen de kortste keren door en door nat. Ik vond het opvallend dat de mensen er maar bleven zitten, niet in beweging kwamen, en steeds maar bleven huilen en jammeren. Ikzelf was meer een verslaggever, en was niet aangetast door deze ramp. Dat kwam omdat ik nooit had gehecht aan dure spullen en aanzien, en er nu dus ook geen afstand van hoefde te doen. Desondanks had ik het wel heel erg met deze mensen te doen en leefde ik met hun mee. Het was echter niet toegestaan dat ik hun ging helpen. Er zat een soort denkbeeldig scherm tussen mij en de anderen.

vrijdag 13 november 2020

Zee

Ik zat op terras aan zee. Ik zat in een smalle richel, samen met andere mensen die op terras zaten. Achter ons de strandtent en voor ons de zee, die steeds dichterbij kwam. Het was een nazomerdag, tegen de herfst aan. Het was niet echt koud, maar er stond wel een harde wind, en dus hadden we jassen aan met de kragen hoog. Het kon elk moment gaan regenen. Ik voelde al wat kleine druppeltjes in de lucht. Dat voelde wel prettig aan: verfrissend. Ik zat hier al een hele tijd, en had het heel erg naar mijn zin. Af en toe bestelde ik iets. Ik genoot van het uitzicht op de zee, en ik bleef maar kijken. Een serveerster bracht mij een schnapps. De mensen naast mij vroegen lachend 'of ik die er nog wel bij kon hebben'. Ik had het eerst niet zo in de gaten, maar toen realiseerde ik mij dat ik er al een paar op had! Ik probeerde even goed mijn lichaam te observeren, om erachter te komen of ik niet teveel schapps gehad had. Maar dat viel gelukkig erg mee. Ik stapte maar weer eens op 'om naar zee te gaan'. De mensen naast mij vroegen zich af of dit wel het goede moment was. Zelf durfden ze het niet. Inmiddels was de zee steeds dichterbij gekomen. Voor ons was een doorzichtig scherm geplaatst. Door het scherm heen zag je de zee steeds meer omhoog komen. De mensen vonden dit heel eng, maar voor mij was het juist de gewoonste zaak van de wereld. Ik wist niet anders, dan dat het altijd zo ging. Ze zeiden dat ze mij op deze manier niet kenden, en 'dat ik toch normaal gesproken altijd heel behoedzaam ben.' Ik legde uit dat behoedzaam zijn en lef hebben prima samen kunnen: juist wel. Je hebt lef, maar omdat je ook behoedzaam bent, zul je geen gevaarlijke risico's nemen. Dat vonden ze wel heel mooi, hoe ik dit zei. Toen hadden ze er wel vertrouwen in. Ze hadden het nu begrepen, en waren gerustgesteld. Ze hadden zich gewoon wat zorgen gemaakt, maar dit was nu niet meer aan de orde. In een andere droom bleek mijn zilveren ring kapot te zijn. Toen we deze gingen laten maken, verdween de ring 'uit beeld'. De ring bestond nog wel, maar was niet meer te zien. Ik vond dat heel erg. Het voelde als een soort amputatie. Alsof de ring uitgebeeld was in een tekening, en men er met een witte pen overheen was gegaan, om tekening streepje voor streepje onzichtbaar te maken. Ik wist wel dat het zo weer tevoorschijn te halen was, door het tegen het licht te houden. Maar het voelde toch onrustig en ongemakkelijk. De volgende ochtend was ik opgelucht dat de ring er nog gewoon was. In weer een andere droom had ik een pakketje gemaakt in een grote envelop. Het adres stond er groot opgeschreven. Maar het pakket bleek toch voor iemand anders te zijn. De brief in het pakket was aan iemand anders geschreven. En toen was het toch weer iemand anders. En daarna weer iemand anders. Er kwamen verschillende namen door het adres heen te staan. Dat gaf onrust. Ik had geen overzicht meer, en wist niet waar ik aan toe was. In weer een andere droom was ik via het hengsel van de rugzak van Hugo van vroeger in de rugzak gekropen. Het was een hele nauwe gang geweest. Dat was best heel spannend geweest, en ik was heel opgelucht dat het achter de rug was. Tijdens deze route had ik mij regelmatig afgevraagd of ik er wel goed aan deed om die route te bewandelen (omdat deze zo nauw was, en ik moest ooit ook weer terug door die nauwe gang, en kon ik dan nog wel opbrengen?). Het was nog wel even een worsteling, maar ik voelde ook dat het goed zou komen, en dat ik ook weer terug kon door die nauwe gang. Het moment van terugkeer deed niet terzake. Het zou zich wel aandienen, en dan zou het vanzelf wel goed komen. Daar hoefde ik verder niets aan te doen. De weg zou zich vanzelf wel wijzen.

donderdag 29 oktober 2020

Voertuigen

Verschillende dromen gehad over voertuigen. We reisden met een camper, en tegen de ond arriveerden we op een kampeerplaats. De vrouw van de campinghouder had ons al een kampeerplek toegewezen. Er waren verder geen andere gasten. De camper werd naar de plek gereden, en het was ook wel een vliegtuig, dat landde op de landingsbaan. Deze was van dauwig gras in de vroege ochtend. Ik vroeg mij af of het niet te glad was in dat natte gras. De zon scheen er lichtjes op. Dat was een mooi gezicht. Toen de camper ´geland´ was, schoof er heel netjes een helikopter in de ruimte boven de bestuurderscabine. Net zoals een drone. De helikopter paste er precies in. 

In een andere droom hadden we een lange tocht achter de rug. Dat was de Elfstedentocht, Den Helder - Wateringen of een hardloopwedstrijd. Met de auto staken we een viaduct over. Onder het viaduct stond een hoge bus, wellicht een dubbeldecker. Deze stak boven de weg uit, dus we moesten hiervoor wijken. Ik had dat niet zien aankomen, dus schrok ervan. Maar het wijken was uiteindelijk goed gegaan. Amber was ons voor gegaan, en was wel voorbereid geweest op het obstakel. Ze wist dat de bus er al een tijdje stond. In de bus verbleven oudere mensen met levenservaring. Ze zaten daar geduldig te wachten totdat de dag voorbij was.  

zondag 25 oktober 2020

Veerpont

De Hoogeveense Vaart lag er kaarsrecht bij. Ik zou schuin oversteken in de richting van het dorp Geesbrug. Dat ging met een veerpont. Ik vond het wel wat overdreven, want met een gewone boot was je ook zo aan de overkant. Maar nee, er moest een route voor een veerpont gemaakt worden, met een persoon die dagelijks de veerpont bediende. Ook moest er veel aandacht besteed worden aan de opstapplaats en de aanmeerplaats. Dat scheen ook belangrijk te zijn. Naarmate het meer aan mij werd uitgelegd, werd het voor mij ook duidelijker. Je moest er niet lichtzinnig mee omgaan, zeg maar. Je hebt heel wat bereikt, zo werd er gezegd. Dus dan moet je ook zorgvuldige aandacht besteden aan het vervolgproces. Ik kon nog niet goed zien wat het vervolgproces was, en begaf mij nu nog in het midden van de vaart. Maar wel in gezonde en veilige doen, met een veerman die speciaal aangewezen was om de mensen op te vangen en veilig naar de overkant te brengen. Ik kon van deze man op aan. En zag nu ook in dat ik het niet zelf hoefde te doen, dat ik deze man om hulp kon vragen. Daar was hij immers speciaal voor gevraagd, en ik deed hem er ook plezier mee, door hem om hulp te vragen. De overkant was nog niet in zicht. Het was nu nog mistig. Maar ik kende die overkant natuurlijk wel. Was gewoon benieuwd waar ik precies zou aanmeren. Maar wachtte het allemaal rustig af. 

Resonantie

Vorige week droomde ik over het woord 'resonantie'. Ik heb dat vaker: dan worden mij via dromen woorden doorgegeven. Het ging hier eerst om het woord, met de boodschap dit woord te onthouden. Ook zag ik een beeld van langs elkaar heen schuivende ijsschotsen. De ijsschotsen waren niet koud. Mensen konden als het ware 'meeliften' met de ijsschotsen, en dat was ook de bedoeling. Dat schoof allemaal feilloos in elkaar; zo moet je het een beetje zien. Er komt nu ook iets in mij op over planten: dat mensen overal ter wereld planten water geven, dat dat synchroon loopt. Als je de wereld van bovenaf zou filmen, zou je nog veel meer synchroniciteit ontdekken. Deze droom gaf mij hiertoe een inkijkje. En dat ik daarom gewoon vertrouwen mag hebben in de loop der dingen. 

Blauwdruk

Laatst zei Isa Hoes in een interview: "Je hoeft alleen maar je eigen blauwdruk te kennen." Vannacht droomde ik over die blauwdruk. Je kreeg die blauwdruk uitgedeeld, net zoals dat je in de klas met sportdag een kaart in een bepaalde kleur krijgt. Op de kaart staat je naam genoteerd, en er zijn hokjes die ingevuld mogen worden. Gedurende de dag ga je die hokjes invullen. Aan het einde van de dag zijn dan alle hokjes ingevuld, en dat is dan ook precies de bedoeling. 
De hele dag draag je de kaart met het touwtje om je nek. 

Je eigen blauwdruk kennen: bij je geboorte een dergelijke kaart uitgereikt krijgen, en deze gedurende je leven invullen. Of lege bladzijdes met stukken tekst, getypt in blauwe letters. 

Ik zag mensen met flarden papier om zich heen. Op die flarden stonden stukken tekst getypt, in blauw. Er werd gezegd dat hun teksten nog niet compleet waren, en dat deze netjes gebundeld moesten worden. Maar de mensen wisten niet hoe ze dat moesten doen. Ze hadden hier hulp bij nodig. Ik ging hun helpen. Er waren afwisselend lange stukken tekst en kleine regels, en dus ook brede en smalle stroken papier. 

De mensen waren onrustig en soms zelfs bang. Ze wisten zich geen raad. Toen realiseerde ik mij pas dat ik zelf die fases al doorlopen had. Ik vond het ook nog steeds spannend, maar was er wel bijna doorheen. Dat had ik van tevoren helemaal niet geweten. Ik was er nu eigenlijk aan toe om anderen te helpen, omdat mijn proces in dit opzicht zo'n beetje voltooid was. 

We kregen een rondleiding, o.a. op mijn zolder, en in een groot gebouw. Ik zag een klein kunstwerkje van een jongen van school. Het was een vierkant roze vouwblaadje in een marmeren steen. De steen bevatte bronwater, dat voortdurend stroomde. Er kwam stoom vanaf en er klonk een heel vertrouwd geluid van het kabbelende water. 

Het kunstwerkje was eenvoudig een 'onoverdacht' door de jongen gemaakt. Echter, de leraar ging het kunstwerkje bekritiseren. Hij vroeg aan de mensen 'wat de jongen nu fout had aangepakt'. De leraar zei dat de jongen volgens plan had moeten werken. Hij had zich doelen moeten stellen, deze moeten plannen, dan uitvoeren en evalueren. Dat had de jongen niet gedaan. Hij had volgens de leraar 'zomaar wat gedaan'. En dat was volgens de leraar niet goed. Ik zag meteen dat het verloren energie was om hier tegenin te gaan. Dus ik gaf de jongen een knipoog van 'wij weten wel beter'. Gelukkig begreep hij mij. 

De jongen had het werkje in een paar minuten gemaakt, puur vanuit intuitie. Precies goed, als je het mij vraagt! 

vrijdag 31 juli 2020

Spanje

Een zeer intense droom.
In een bus naar Spanje. Deze maakt onderweg een stop. Er moeten wat mensen naar het toilet. Ik besluit uit beleefdheid mee te lopen. Ik loop mee met een man, die een kind op zijn arm heeft. Het meisje is een jaar of twee. De man en het kind zeggen niets, kijken mij vragend aan. Ik voel mij voor hen verantwoordelijk, terwijl ik hier niet om gevraagd heb. We lopen naar boven en naar beneden steeds trappen heen en weer, er komt geen einde aan. Ondertussen bereikt ons het bericht dat de bus op het punt staat om te vertrekken, of al vertrokken is. Ik baal hier heel erg van, want eigenlijk had ik helemaal niet mee gehoeven, deed ik het weer eens voor de ander. Ik bemerk dat de man het kind niet meer op de arm heeft. "Jij had toch een kind bij je?" Hij antwoordt niet. Ik barst bijna uit elkaar van woede en irritatie. Voel mij verantwoordelijk voor iets waar ik mij niet verantwoordelijk voor hoef te voelen. 

vrijdag 17 juli 2020

Concert

We zijn ergens in het buitenland - Frankrijk - op een concert van Pink Floyd. We zijn hier met het vliegtuig gekomen. Het is prachtig mooi zonnig weer. We zijn hier met een leuke groep jongeren. Ik ben zelf een jaar of 24. We kunnen de bergen in, we kunnen een duik nemen in de zee. Er zijn gezellige eettentjes, er worden mooie India-dingetjes verkocht, ik ruik wierook. Kortom: alle ingrediënten om mij geheel in balans te voelen. 

Dat is op zich ook zo. Ik ben een beetje de gangmaker in de groep. Anderen gaan graag mee in mijn ideeën. Dat is natuurlijk vleiend, maar ik ervaar het ook als een last, omdat ik vind dat ze teveel op mij leunen en veel te weinig hun eigen gevoel volgen. Dat voelt als een te zware verantwoordelijkheid. Het maakt dat ik graag thuis en op mezelf en alleen wil zijn. Ik vraag iemand hoe lang we hier zijn, en hoe lang we hier nog zullen blijven. De ander vertelt enthousiast dat het concert van Pink Floyd wel vier dagen duurt, en dat dit de eerste dag is. Ik zou natuurlijk een sprong moeten maken van geluk: zooooo lang met Pink Floyd, als hippies, zonnig weer, een fijne vriendengroep, dat is toch wat ik altijd al wou!? 

Maar ik schrik ervan dat we hier vier dagen zijn, dat dit nog maar de eerste dag is, dat we met het vliegtuig zijn, zodat ik niet even snel naar huis kan. De anderen begrijpen mijn reactie niet. Ik heb nu toch alles wat ik wou!? 

We trekken door het gebied, met op de achtergrond de geluiden van Pink Floyd, het is echt magisch, ik voel mij wel heel erg gelukkig nu, ook al wil ik dan ook graag naar huis. Er is een enorm hoog duin, zoals Dune de Pyla. Vanaf die enorme hoogte moeten we in een keer naar beneden, het dal in. Dat dal grenst aan de zee. Die zee is heerlijk, vrij en fris, en niet gevaarlijk. Dat is de plaats waar we moeten zijn. De anderen weten niet hoe ze het moeten aanpakken. Ik wel. Ik weet het heel goed. Ik heb dit al zo vaak gedaan. Van een lange rietstengel maak ik een polsstok. De stengel blijkt toch niet geschikt genoeg. Dan probeer ik een bloemstengel. Ik probeer nog wat andere stengels, en uiteindelijk lukt het, met heel voorzichtig de stengel neerzetten, er heel voorzichtig aan gaan hangen en dan heel rustig naar beneden klauteren. Het is een enorme diepte, maar gewoon niet naar beneden kijken en je concentreren op de afdaling zelf. Zo gestaag verder gaan, en dan komt er een moment dat je veilig voet aan de grond zet. Het proces is goed verlopen, en ik heb het gevoel dat ik de anderen goed geinstrueerd heb, heel duidelijk, beeldend en uitgebreid. Maar ze blijven angstig boven staan, met verschrikte ogen. Niemand durft de tocht naar beneden te wagen. 

Het is grappig dat ik al die dingen durf te ondernemen, terwijl ik dat soort dingen in het dagelijks leven juist helemaal niet durf. 

Vakantiedag

Het is een vakantiedag. Ik ga met Hessel en Hugo een belangrijk gebouw bezoeken: zoiets als Paleis Soestdijk. Het is een dagprogramma om het gebouw, de omliggende tuin en het museum met de geschiedenis te volgen. Pas na die dag zou je een compleet beeld hebben. Het vindt plaats op verschillende locaties, die je bereist per koets, getrokken door sterke Friese paarden. Het is op zich wel een groot terrein, maar ik kan het van bovenaf goed overzien. Het is ook wel alsof ik naar beneden, het dal in kijk, vanuit mijn kamer in de zustersflat in Oostenrijk. Daar overzie ik het complete terrein. Anderen zien alleen het deel waarop zij zich bevinden. Ik ken begin, midden en eind als mijn broekzak. Anderen zijn nog onderdeel van dat verhaal, terwijl ik de afloop al tot in den treuren ken. 

In een fragment begeef ik mij in een nauwe tunnel. Ik heb al die tijd een kikker bij mij gedragen. Hoewel de kikker natuurlijk niet kan spreken, zie en voel ik aan alle kanten dat de kikker bevrijd wil worden. En dat vind ik ook volkomen logisch. Ik ben eigenlijk tegen mijn wil op deze plek. Ik heb dit traject al zo vaak bewandeld; te vaak, eigenlijk. Er valt voor mij niets meer te ontdekken hier. Laat mij maar gewoon thuis wachten op de bank totdat de anderen klaar zijn. Luisteren naar hun verhalen. Ik wil hier eigenlijk gewoon weg. 

Maar ja, ik ben hier met Hessel en Hugo. We hebben zojuist een brede trap betreden, naast andere toeristen. Het was de trap van de Sacre Coeur. Hessel en Hugo lopen vol enthousiasme over een binnenterrein. Hugo is een jaar of 9. Hij loopt huppelend naast Hessel, druk vertellend. Ze hebben nog allerlei plannen. Het is de bedoeling dat we elkaar hier ergens treffen. Ik kan hen blijkbaar ook niet bereiken met een telefoontje. Ze zullen het ongetwijfeld begrijpen, als ik zeg dat ik naar huis wil. 

Ik heb de kikker losgelaten, en eerlijk gezegd ben ik blij dat ik van de verantwoordelijkheid af ben, voor de kikker te moeten zorgen. Glibberig springt de kikker uit mijn handen, nog wat onwennig om het nu zonder mij te doen. Tot onze beider teleurstelling (die van de kikker en van mij) komt de kikker niet in een vrij gebied, maar in een rechthoekige, afgesloten ruimte terecht. Hij loopt angstig in het rond. Het is overduidelijk dat hij hier totaal niet op had gerekend. En ik ook niet! Ik vind het niet eerlijk. Na al die jaren opgesloten geweest te zijn, kunnen we nog steeds niet verder, en wordt de kikker opgesloten. Bovendien moet ik zelf eerst door een nauwe, dichte tunnel, voordat ik toegang krijg tot het binnengedeelte van het gebouw. En dat, terwijl Hessel en Hugo allang op de binnenplaats van het gebouw zijn, en blijkbaar zo naar binnen mochten lopen. 

De tunnel waar ik doorheen moet, lijkt op een sterk uitvergrote bloedader of een stuk darm, die zich direct weer achter je sluit als je er doorheen kruipt. Misschien is het wel net zoals het stuk bos waar je in het donker doorheen moet, hier vlakbij, en dat het daarna alweer heel gauw licht en weids wordt. Misschien zullen Hessel en Hugo zeggen kom op, even er doorheen, en dan ben je ook binnen, en dan zijn we met zijn drieën. Maar ik denk heel duidelijk nee. Nee nee. Ik ben in mijn leven zoveel uitdagingen aangegaan. Het is klaar nu. Als ik nou ook graag door dat gebouw had gezworven, dan was het wat anders geweest. Maar dat is helemaal niet het geval. Ik ben hier alleen omdat dit nu toevallig langs komt. En we op vakantie zijn. Maar ik heb zelf eigenlijk helemaal geen zin om hier te zijn. Het gebouw is heel mooi natuurlijk, maar het feit dat al die toeristen hier rondlopen maakt, dat ik liever naar huis wil. Ik probeer toch even door de tunnel te kruipen, maar het bezorgt mij acuut claustrofobie. Ik loop naar een paar mensen van de beveiliging, met een fluoriserend hesje aan. Ik vraag hoe ik naar binnen kan zonder door de tunnel te gaan. Dat de tunnel mij claustrofobie bezorgt. De vrouw legt uit dat ik straks wel mee kan met de rondleiding. Dan hoef ik niet door de tunnel, en dan ben ik lekker buiten, in de vrije omgeving. Ze bedoelt het goed, maar zegt het op een neerbuigende, belerende toon, met een ondertoon van nou ja zeg, dat je niet eens door die tunnel durft.

Ik aarzel even, twijfel wat ik zal doen, het antwoord is niet bevredigend. De vrouw ergert zich aan mijn aarzelen, zou gastvrij en behulpzaam moeten zijn vanuit haar functie, maar doet alles behalve dat. Dan loopt ze 'stoer' weg met haar collega's, naar het station van Delft, over mij roddelend dat ik zo'n watje ben, dat ik niet eens door die tunnel durf.

Ik denk ja, ga me daar een beetje met zo'n rondleiding mee, die ik ook al ontelbaar keer heb meegemaakt, dan zou ik dat alleen voor Hessel en Hugo doen. Hessel betaalt hartstikke veel geld voor zo'n hele dag hier zijn. Dan is het toch zonde als ik tegen mijn zin mee ga. Dan kun je beter wat anders doen van dat geld. Het is ontzettend lastig dat ik Hessel en Hugo nu niet kan bereiken. Maar zij vermaken zich wel en zullen het vast begrijpen, als ik het later aan hun uitleg. Wie weet kan ik even over de schutting naar hun roepen, dan komen ze wel, dan leg ik het uit. Er is een doorzichtig plastic wand tussen hen en mij. 

Ik voel mij in de steek gelaten door de beveiliger en merk dat ik inmiddels ook wel eelt op mijn ziel heb gekregen, met het idee dat je meestal niet op de mensen kunt rekenen, helaas. Gelukkig heb ik mijn gezin...op hun kan ik wel rekenen. 

Uiteindelijk laat ik dus alles achter mij, en heeft de kikker blijkbaar ook zijn weg gevonden. Het voelt wel een beetje als met de staart tussen de benen vertrekken, maar het voelt alsof ik echt geen andere keuze heb. Ik heb het in ieder geval geprobeerd. Maar het is dus gewoon niet gelukt. 

Ik loop in de richting van het verzorgingshuis, op de plaats waar vroeger mijn lagere school gebouwd was. Ik weet nog niet wat de volgende stappen zijn, maar ik ben in ieder geval blij dat ik weg ben van het grote gebouw, de omgeving van het gebouw en vooral van al die toeristen......

woensdag 15 juli 2020

Rivier

Je zwemt in de rivier
De stroom leidt je mee
Je lijf languit
en je armen vooruit
hoef je niet te worstelen
niet tegen te sputteren
niet te roepen
of te protesteren

Je laat je gewoon meevoeren
Het is immers jouw stroom
jouw rivier
en die brengt je ergens

En mocht je me zoeken
kijk dan tussen het publiek
op een van de oevers

Ik sta daar met een handdoek
om je straks aan te drogen
Het is een hele grote
en een hele zachte
Je kunt er
wel twee keer in verdwijnen 

donderdag 21 mei 2020

Werken

Een droom die zo vaak terugkomt, maar die ik al een hele tijd niet meer had gehad, tot vannacht. 

Ik ben in de thuiszorg bij een meneer, het is 's morgens vroeg. Ik zit in de huiskamer te wachten, totdat meneer naar beneden komt. Vlak na elkaar komen de zoons dronken naar beneden, met een pilsje in hun hand. Ze zeggen dat hun vader er wel aankomt, maar dat hij vaak moeite heeft om wakker te worden. Ze lachen er cynisch bij. Het maakt mij onrustig, want ik moet weer op tijd bij de volgende cliënt zijn. In een keer bemerk ik tot mijn schrik, dat ik al bij de volgende cliënt ben, zonder dat ik deze meneer geholpen heb. 

Ik zit midden in de hal van het Scheper Ziekenhuis. Daar moet ik mensen ontvangen, cursisten van WW. Echter, de tafel staat vol met afwas, die eerst gedaan moet worden. Maar daar is geen tijd voor. Het is niet mijn afwas. Ik denk erover om de afwas dan maar even snel te doen, maar schuif het dan toch opzij, omdat er geen tijd voor is. De tafel is leeg gemaakt, maar nog wel er ligt water op de tafel, dus ik maak deze droog. Ondertussen lopen er allemaal patiënten in een uit het ziekenhuis. Ik word daar heel onrustig van. Dit komt nooit op tijd af. 

In een ander fragment ben ik bezig met een examen of tentamen, dat ik niet af krijg. 

vrijdag 8 mei 2020

Giraffe

Vorige week meerdere malen gedroomd over een giraffe. Het was een giraffe uit een kinderboek: een kind-giraffe, met een blauwe vacht en zwarte stippen. De giraffe werd in de droom in verband gebracht met de kinderen. Het kan zijn, dat ik hun voorlas uit het kinderboek, maar het had ook een boodschap voor hun volwassen leven. 

Notitieblokje

We zijn in het huis van mijn Duitse vriend. Ze hebben een lichte huiskamer. Ik sta midden in de kamer, en de zon schijnt naar binnen. Ze hebben een hele grote achtertuin, voornamelijk met graszoden. Ik wijs aan Hessel  en de kinderen aan waar hun auto staat. Deze staat midden in de tuin. Ook hebben ze een zwembad. Dat lijkt me wel heerlijk, om daar een duik in te nemen! Even later zitten we binnen, aan de grote tafel. Alles is groot en luxe, en dat vind ik helemaal niet bij hem passen. Daarom voelt het wat ongemakkelijk. Hij zit tegenover Hessel, en we hebben net koffie gedronken. Zo, zeggen ze, bijna tegelijk. Nu gaan we aan de slag. Ze hebben beiden hetzelfde notitieboekje (zo'n boekje dat Hessel van de week van mij gekregen heeft). Het valt mij op dat de voorgedrukte regels / kopjes / vakjes er dubbel in staan, schuin onder elkaar. Dat is bij beiden het geval. Het is alsof je dubbel ziet, maar dat is niet zo, want het is ook daadwerkelijk ook zo weergegeven. Dus in de notitieboekjes van beiden staat het dubbel weergegeven. Ze zijn bloedfanatiek, terwijl zijn vrouw en ik elkaar aankijken met een blik van 'nog een lekker bakkie koffie dan maar?' Ze hebben geen tijd te verliezen met hun project, terwijl ik hier op gemak koffie zit te drinken. Maar ja, ik heb het werk natuurlijk ook al gedaan, omdat het manuscript af is! Mijn Duitse vriend omcirkelt met rood een artikel uit de krant. Hij drukt mij meerdere malen op het hart, dat dit een belangrijk artikel is. Het rood omcirkelde artikel komt meerdere malen voorbij in mijn gedachten, als een soort reminder. Het kan ook wel gewoon een advertentie zijn. In een andere scène zijn de beide heren op een wilde zee. Hun samenwerking is zeer intens, en verloopt bijna synchroon (zoals die beide heren in dat stripverhaal, die steeds met elkaar op lopen). Ze hebben inmiddels al heel wat bereikt, terwijl ik daar op gemak aan kom lopen en eerst even bijgepraat moet worden. Ze begeven zich in de golven van een waterskiëer achter een speedboat. Mijn Duitse vriend zegt dat het voor mij van belang is om te kiezen, maar ik weet even niet meer waar dat over gaat. Het zou kunnen dat het gaat om de keuze voor de kaft van het boek. Of zou er nog iets anders zijn? Ik besluit om het maar even in het midden te laten. En dat is goed. Want hierdoor ontstaat er ruimte, en kunnen de heren ongestoord verder met hun werk. Uiteindelijk is het doel bereikt. Ze besturen gezamelijk een groot zeilschip. Hessel staat aan het roer, en mijn Duitse vriend hangt hoog in de mast. Van het ene op het andere moment roept hij luid en enthousiast naar iedereen die het maar wil horen. Er is een kalf geboren! Er is een kalf geboren! Terwijl hij dat roept, zie ik het voor mij, hoe het kalf door het geboortekanaal gaat. Alles gaat goed. Moeder en kind maken het uitermate goed. Het is een prachtig kalf, met lichtbruine, glanzende vacht, kerngezond. 

zaterdag 25 april 2020

Beelden

Afgelopen week:

Het waren dromen, maar misschien ook beelden die op mijn netvlies verschenen, na even ingedommeld te zijn. Dat ik wist dat ik aan het dromen was. 

--> De achtergrond van een zwartwit-foto, met strepen van een beweging erin, alsof een motorrijder of een brommerrijder razendsnel door het beeld rijdt, ergens op een trambaan in Amsterdam
--> Op de voorgrond een duidelijke afbeelding van Rood Kapje, met een knalrood mutsje en capeje.
--> De heide ook in een foto, ik wandel daar, opeens doemen daar een moeder-leeuwin met haar jong op, ik schrik even, ze zijn prachtig om te zien, ik hoef helemaal niet bang te zijn, ze zijn zeer nauw verbonden met mij, heel liefdevol en vooral ook heel sterk, erg mooi.
--> Mijn vader zegt: "Jij kunt gemakkelijk meerdere boeken tegelijk schrijven".  

vrijdag 17 april 2020

Brug

De droom beschrijft het weerzien met een klasgenoot van vroeger, waar ik destijds heel erg verliefd op was. En hij op mij. Ik bezoek hem in mijn geboortedorp, en het is nog niet zo vol gebouwd, wellicht ergens in de vroege jaren '60. Er zijn onverharde landweggetjes naar de kassen, en zijn ouderlijk huis ligt ook aan een van die landweggetjes. Hij had mij al verwacht, en ik ontvang een hartelijk welkom, van hem en zijn familie. Ik zeg dat ik niet zo lang kan blijven. Dat vinden ze wel jammer. Ze hadden erop gerekend dat ik voorlopig zou blijven. Er is eten en drinken in overvloed. De hele familie is bij elkaar en zoekt elkaar steeds op. Het is hartverwarmend. Maar ik moet toch weer verder. Via een haarspeldbocht bereik ik de brug, midden in het dorp. Dat is ook een soort skibaan in een ski-gebied. OP diezelfde route kom ik een zoon tegen van het gezin. Hij rijdt in een 45 km autootje. Wellicht is hij gestuurd om mij weer terug te halen. Ik vind het wel jammer. Ik was ook graag langer gebleven, maar ik heb andere dingen te doen, en moet weer verder. 

woensdag 15 april 2020

Strand

In de droom ben ik met mijn zusje in Delft. We zijn ook wel in het ouderlijk huis van een oom, missionaris. Er is geregeld dat we met de taxi naar het ouderlijk huis gaan. De taxichauffeur staat al voor de deur, en begeleidt ons gedienstig in de auto. Tegelijkertijd zijn we ook nog in Delft, in het ziekenhuis. Ik wil graag weten wat de rit kost en ik vind het zonde van het geld. We hadden toch net zo goed de bus kunnen pakken? Ik ben het ook gewoon niet gewend om een taxi te nemen. Ik maak mij zorgen om mijn ouders.

Ik ben op het strand van Zandvoort, en ik ben steeds in de buurt van een vuurtoren. Ik vind het wel interessant dat ik nu dichtbij een vuurtoren ben, en ook in de buurt blijf. Normaal gesproken ken je de buurtoren van een 'licht in de verte'. Het is mooi weer. In en om de vuurtoren is een horeca-gelegenheid. Er staan ook kraampjes met kleding en spulletjes om cadeau te geven. Ik zoek nog iets voor mijn schoonmoeder van vroeger. Ik wil graag een sjaaltje of sieraden geven. Dan zie ik een mooie bruine tas in kant, met een houten handvat. Deze vind ik erg mooi, maar niet zo heel stevig. Bij het handvat is de tas een beetje kapot. De verkopers rijden in een soort langzame stoet voorbij, en letten verder niet zo op de winkel. Het kan ook wel zijn dat ze met paard en wagen zijn. Of het is een circusoptocht/Kermisoptocht/zigeuneroptocht. Ik vind het wel raar dat ze hun winkel verlaten. Ik vraag hen hoe duur de tas is. Eerst noemen ze een hoger bedrag. Als ik vertel over de beschadiging, roepen ze dat de tas een euro 95 is. Dan wil ik de tas wel kopen, en zie ik wel of ik deze aan mijn schoonmoeder van vroeger geef, of zelf zal houden. 

In en om de vuurtoren is horeca en winkelverkoop/kraampjes. Dat hoort allemaal bij elkaar. De plek bevindt zich op de overgang tussen de duinen en de zee. Ik loop steeds rondjes om de vuurtoren, afhankelijk van waar ik zin in heb: even naar zee, dan rondstruinen bij de kraampjes, dan een kop koffie op terras. De serveerster zoekt mij. Ik moet nu eerst maar even mijn koffie gaan afrekenen, anders  weet ze niet waar ik ben.  


donderdag 9 april 2020

Regen

In de droom ga ik weer naar school, maar omdat het slecht weer is, brengt Hessel mij. De kinderen gaan ook mee. We rijden door een tussenliggend dorp. Daar wil iedereen nog even boodschappen doen, bij de Jumbo. Ieder heeft voor zichzelf weer iets anders nodig. 
We nemen allemaal de tijd, ik ook.

Het is slecht weer, donker, regen, wind. Dan bedenk ik mij in een keer, dat we nu toch wel naar de auto moeten om verder te rijden, want anders kom ik te laat. Hessel doet zijn best om mij op tijd op school te brengen. Hij laadt de herenfiets achterin de auto. De fiets hangt eigenlijk meer een beetje aan de achterkant van de auto, maar toch lijkt dat wel gewoon goed te gaan. 

Ik ben wel op tijd op school, maar op school mogen ze alleen maar een bepaald lokaal innemen. Dus dat betekent dat de hele school op een kluitje zit in dat ene lokaal. Er is een kringgesprek voor de kleuters, en de kinderen van de middenbouw en bovenbouw zitten er omheen. Dat is wel heel knus, maar de kinderen hebben te weinig ruimte.

Er moeten ook spullen verplaatst worden van de ene locatie naar de andere locatie en weer terug. Ik begrijp nog niet zo goed wat de achterliggende gedachte is, maar ik vertrouw erop dat dit spoedig duidelijk zal worden.  

woensdag 8 april 2020

Mensen

Een droom met steeds overal mensen, onrust, niet weten wat ze van mij verwachten, waar ik goed aan doe. 

In het ouderlijk huis houd ik een toespraak voor de familie. De toespraak wordt illustratief ondersteund door tekeningen van de kleinkinderen. De tekeningen van onze kinderen zitten er niet bij. Het is een geslaagde toespraak. Iedereen is tevreden. Ik ben netjes aangekleed. Wellicht is het met Pasen!? Even later geef ik de dochters van mijn zus ieder nog een tekening van hunzelf terug. Die had ik later ook nog gevonden. 

Ik ben in het ziekenhuis in Emmen. Ik wil een wenteltrap in een nauw trapgat op gaan, maar bedenk mij. Ik zeg 'dat ik te dik ben om deze trap te nemen'. In werkelijkheid word ik er claustrofobisch van. Maar dat hoeft niet iedereen te weten. De anderen begrijpen het wel, en kijken mij empathisch glimlachend aan. Als ik naar beneden wil lopen, krijg ik een omhelzing van mijn neef, die juist met zijn gezin de trap op zou lopen. Hij feliciteert mij met de goede toespraak. Ik word er verlegen van. Ik heb gewoon gezegd wat ik moest zeggen. Zijn compliment doet mij goed. 

Ik neem een trap aan de andere kant van het atrium. Het is een bredere trap, met een ruim trappenhuis. Hier voel ik mij veilig, en kan ik ademen. Hier word ik ook niet voor de voeten gelopen door andere mensen. Ik moet door allerlei sluizen. Dan bemerk ik, dat ik mijn teenslippers kwijt ben. Collega's helpen zoeken, maar de slippers zijn niet terug te vinden. Nou ja. Zonder schoeisel is ook geen ramp. Blijkbaar ben ik een collega van de verpleegkundigen op de IC. De collega's zijn uitermate vriendelijk. 

Ik heb een knaloranje fietskar gekregen van een collega. Ze helpt mij om de fietskar midden in de nacht naar huis te vervoeren, al trekkend aan de kar, dus zonder fiets. Ik vind het geweldig dat ze mij zo goed helpt, maar voel mij ook bezwaard. Zij zegt dat het echt geen probleem is. Ik weet niet of ik de fietskar kan gebruiken: de kinderen zijn al groot, en we hebben geen huisdieren. Ook moet ik eerst met Hessel overleggen. De collega vindt het prima. Neem je tijd. En is het een kar voor de fiets of voor de auto? Dat blijft ook onduidelijk. Want de auto heeft geen trekhaak. 

Ik ga in huis, en de collega wacht buiten, met de kar. Ik moet lang wachten voordat Hessel een beslissing neemt. Uiteindelijk komt er geen beslissing. Ik attendeer hem op de collega, die buiten wacht. Ze heeft haar man meegenomen, en de kinderen spelen zolang op het parkeerterrein. Ze wachten geduldig, en schijnen het geen probleem te vinden. Nu is het een collega van Hessel. 

Ik bel aan bij mijn vriendje van vroeger, ben bepakt en bezakt, heb veel spullen bij me, onder andere een plunje, potten en pannen. En bestek. Dat bengelt zo los aan een riem. Misschien draag ik ook wel een Bijbels gewaad, met een touw om mijn middel. 

Hij vindt het heel leuk dat ik er ben, en ik zoek hier weer naar mijn slippers. Maar helaas kan ik die niet vinden. Ik vertrek weer, maar ik kom terug, omdat ik nog iets was vergeten. Dan staat hij inmiddels in de douche, roept naar zijn vriendin, vraagt of zij ook een twitterberichtje naar mij wil sturen. Ik denk 'huh, twitter? Ik heb helemaal geen twitter!'

Met mijn jeugdvriendin maak ik humoristische danspasjes langs een snelweg. We dragen een katoenen rokje en katoenen hes, beiden gebloemd, maar niet in hetzelfde bloemetjesmotief. We blijven op dezelfde plaats staan, en het voelt wel heel vrolijk en vrij. We doen de armen steeds omhoog en naar beneden, alsof we iets willen bezweren. 

maandag 6 april 2020

Gezinszorg

In de droom woon ik op een plek, waar eerder een winkel was. Het lijkt sterk op een pand in Amsterdam, waar een vriendin een tijdje gewoond heeft. Mensen zouden mij zo kunnen zien zitten, midden in die winkel. Maar ik heb de ramen bedekt met witte gordijnen. Overdag is het wel mooi, want er is veel glas, en er schijnt veel licht naar binnen. Het is wel mooi om je zo open te stellen, maar als het donker wordt, is het ook belangrijk om jezelf te beschermen, en een laag aan te brengen tussen jezelf en de mensen buiten. Vandaar die gordijnen. 

Ik ben net met een vriendin aan de telefoon, als er een vrouw in nagelwit werkkostuum mijn huis binnen komt lopen. Ze heeft zelf de sleutel. Ik schrik ervan. Het is toch een beetje alsof een ander de regie over je heeft, terwijl ze juist komt om jou te helpen, je huis schoon te maken. Ze ziet er eigenlijk heel vriendelijk uit, mooi fris uiterlijk, nog jong, goed verzorgd, maar ook kordaat. Ze ruikt lekker naar parfum. De vrouw heeft zeker het idee dat ik andere plannen had, want ze zegt resoluut: "Nee, ik zal u moeten vragen ook te helpen in het huishouden; dat zijn nu eenmaal de regels die ons van bovenaf opgelegd zijn." Het gaat hier om gespecialiseerde gezinszorg. 

Ik moet er wel een beetje om grinniken, want ten eerste wist ik helemaal niet dat ze zou komen, en ten tweede was ik sowieso helemaal niets van plan, dus ik vind eigenlijk alles wel prima, het gaat mij snel genoeg, het tempo mag ook wel wat trager. Het lijkt ook wel alsof de vrouw een toneelstukje opvoert, waar ze zelf ook om moet lachen. Het zou heel goed kunnen dat ik zelf die vrouw ben.

In een ander fragment ben ik met haar in het park, ergens in Amsterdam. We zijn er met de kinderen, zij zijn nog klein. Het doet mij uiteraard denken aan een herinnering van vroeger, met de gezinsverzorgster. Ik vind het prettig om de vrouw bij mij te hebben. Ik voel mij op zich goed, maar ook kwetsbaar en fragiel. 
De vrouw daarentegen, staat sterk in haar kracht. Dat voelt wel veilig. Ik fluister in haar oor, dat ik dit soort dingen normaal gesproken vaak genoeg doe, met de kinderen erop uit in de natuur, maar dat de postnatale depressie flink roet in het eten gooide. 

De vrouw begrijpt niet waar ik het over heb. Ze zegt dat ze dat helemaal niet wist. Dan word ik heel boos, omdat ik ontdek dat haar leidinggevende dit helemaal niet in mijn dossier had gezet. Dat vind ik echt een grove nalatigheid van de leidinggevende. Hier mis je de kern van de zaak, en zo weet de huishoudelijke hulp helemaal niet waarom ze bij mij komt. Ze staat een beetje verbluft naast me, en we moeten samen ook wel lachen om de situatie. Maar het blijft wel een enorme nalatigheid, dat de huishoudelijke hulp zich dus zodoende niet goed heeft kunnen inlezen. Ik denk ook nog aan de efficiency in de zorg. Het is erg raar om mensen op pad te sturen, terwijl ze helemaal niet weten wat ze kunnen verwachten bij de desbetreffende cliënt.  

zondag 5 april 2020

Trampoline

We zijn op een groot festival, en we voelen ons onrustig en opgejaagd, omdat je vanwege het Corona-virus helemaal niet met zoveel mensen bij elkaar mag zijn. Maar blijkbaar is dat in de droom allemaal nog niet bekend geworden. Mensen vechten om hun plek op het terrein. Ik vind het allemaal maar overdreven. In een hoek van het terrein staat een trampoline. Ik ga met een paar schoolkinderen springen op de trampoline. Er is ook een dikke jongen bij, en hij schijnt Dik Trom te zijn. Hij kijkt de hele tijd boos en chagrijnig, maar eigenlijk is het een hele lieve jongen. Hij voelt zich alleen totaal niet op zijn gemak en opgejaagd. En daarom is hij steeds boos. Ik heb dat heus wel in de gaten. Terwijl we springen, leg ik de kinderen uit wat meter en kilometers zijn. Ik wil het voordoen in een lange baan, maar dat kan natuurlijk niet, omdat we nu met zijn vieren precies in een cirkel staan. We pakken elkaars hand of arm, en springen steeds tegelijk in de lucht. Ik doe wel een poging om de meters en kilometers uit te leggen, maar dat kost teveel moeiten, want de beweging loopt niet synchroon. Het is net zoals 'springend tv kijken'. Dat lukt gewoon niet zo goed. Wel goed, dat ik het gewoon blijf proberen. Dat is sowieso prima. Het gaat allemaal wat langzamer, maar het komt vanzelf. 

vrijdag 3 april 2020

Rekensom

Ik ben een jong kind van een jaar of 8. Ik wil rekensommen maken, maar tegelijkertijd ben ik ook in het ouderlijk huis aan het spelen, en druk bezig met al mij projectjes. Ik moet ook rekensommen maken, als opgave van school, maar voor mij als kind ervaar ik de lagere school niet als een plicht. Ik vind alle opdrachten en opgaves leuk, heb nooit het gevoel dat ik iets tegen mijn zin moet doen. 

Het is nu alleen wel even een kwestie van een strakke planning aanhouden. Ik loop van mijn kamertje naar beneden. Het is vroeg in de ochtend. De som begint in mijn kamertje. Het is de bedoeling dat de opgave gemaakt is, zodra ik beneden ben. Dan is het ook nog een kwestie van ontbijten, op tijd naar school, op tijd op school zijn. 

De strakke planning van de som en het ochtendritueel lopen dus eigenlijk door elkaar. Dat is best ingewikkeld en zorgt voor stress, maar het is ook 'leuk spannend'. Ik vind het wel leuk om een manier te vinden om hier goed mee uit de voeten te kunnen. Het vraagt even wat tijd, maar het gaat mij wel lukken. 

donderdag 2 april 2020

Idee

Ik ben in een drukke stad zoals Utrecht. Het is de bedoeling dat ik 'afscheid neem'. Blijkbaar heb ik in deze drukke stad gewoond, en zeg ik iedereen nu gedag. Samen met vrienden heb ik een oud VW-busje helemaal volgestouwd met verhuisspullen. Ik zwaai iedereen gedag in een drukke straat. Het reguliere verkeer toetert; we staan in de weg, en we moeten nu echt vertrekken. Dat vind ik helemaal prima, maar de mensen die ik uitzwaai, vinden dat nog wel heel moeilijk. 
Ik ben al veel langer helemaal voorbereid op dit moment. Dan in een keer brengt de chauffeur van het busje de vaart erin, en vertrekken we met een scherpe bocht razendsnel de stad uit. Ondertussen heb ik een mede-student de deursleutel van mijn oude huis gegeven, met de vraag deze op het nachtslot te draaien, dus twee keer omdraaien, zodat de deur echt goed op slot is. Ik weet niet of zij de sleutel nog teruggeeft, of dat ze deze inlevert bij de huisbaas. 
Het op slot draaien gaat tegelijkertijd met de snelle bocht. Deze bocht is ook wel de bocht die een speedboot maakt, met heftig hard water, alle kanten op. Het is enorm bevrijdend om in die speedboot zitten en midden op het water te zijn. Het water is prachtig helder, betrouwbaar, je kunt er zo naar de bodem kijken, er is veel natuurlijk leven op de bodem zichtbaar. De zon schijnt heerlijk warm. Het is erg fijn om hier te zijn. De speedboot is dan wel heel heftig heen en weer aan het varen, maar ik heb toch het gevoel dat het hier een oase van rust is. 

Ondertussen zijn we dus de stad uit met het volgeladen busje. Het is rustig op het platteland. Ik ben heel opgelucht hier te zijn. Het doet denken aan het platteland na verlaten van de stad Bombay, of het platteland van Oosterhesselen. 

Tijdens het nemen van de bocht heeft zich nog iets anders voorgedaan. Ik kwam een man tegen in de stad. Hij is een kunstenaar, en heeft een lange kralenketting gemaakt. Deze loopt door de hele stad, en wijst mensen de weg. Ze kunnen de route van de ketting volgen om de weg te vinden, maar ze kunnen zich ook verbinden met een van de kralen, om een ijkpunt in hun leven te hebben. Het idee is gebaseerd op de rood met witte kralenketting, waarmee kinderen leren tellen. Het is ook wel gebaseerd op de 'rode draad', het idee voor het dorpsfeest, en waarvoor ik een rode sjaal aan het breien ben. Ik vind het idee van de kralenketting magnifiek, maar tegelijkertijd bedenk ik mij, dat ik zo'n idee niet zomaar van de kunstenaar mag stelen. Dat is niet netjes. Maar dan denk ik oh ja, ik droom dit alleen maar, dus die kunstenaar komt in mijn droom voor. Ik moet nog even wennen aan het idee, maar dan kan ik mezelf er wel van overtuigen dat ik het idee dus ook niet gestolen heb.   

woensdag 1 april 2020

Opname

Ik was weer eens een keertje op de gesloten afdeling; dat is een droom, die regelmatig terugkeert. Zoals ook in de andere dromen, vroeg ik aan de verpleging wat ik hier eigenlijk deed, waarom ik achter gesloten deuren moest, zei ik dat ik het op zich niet zo erg vond, maar dat ik wel graag wilde weten wanneer ik dan weer vrij zou zijn. Ik twijfelde ook even: was het daadwerkelijk een gesloten inrichting, of was het een gevangenis? 

Ik sprak met een vriendelijke begeleidster. Zij moest ondertussen ook andere bewoners in de gaten houden. Ik vertelde dat ik de kleuterwerkjes van mijn dochter in een plakboek ging plakken. Ik zei dat ik heel lang geleden psychisch sterk ontregeld was geraakt door hormonale schommelingen, maar dat het zich nu - tijdens de overgang - gelukkig alleen fysiek openbaarde. De begeleidster luisterde in het geheel niet naar mijn verhaal. Ik bleef gewoon vriendelijk, en begreep ook wel dat ze de andere bewoners in de gaten moest houden. Maar ik vond het toch ook raar dat ze mij compleet negeerde. 

Ik liep in Delft, iets voorbij de Koornbeurs, en achter het grachtenpand waar lang geleden de oom van mijn jeugdvriendinnetje met zijn vrouw een drogisterij had. Ik zag ons weer samen naar de Abba-film gaan (dat was een cadeautje van tante en oom), daar in de buurt, in een oud vervallen bioscoop-gebouwtje. We waren 8 jaar, en we vonden het magisch. Ik zag ook weer de Italiaanse jongen bij de marktkraam. Het is de herinnering dat ik bij de jongen een wijnkaraf met een witte kaars kocht, van de 50 cent die ik had. Het was niet dat ik dat echt wilde, maar ik vond het niet leuk dat de jongen niets verkocht. In de droom was ik weer bij die herinnering: iets doen voor een ander, terwijl ik er zelf eigenlijk niet achter sta. 

maandag 30 maart 2020

Aarde

Ik loop wat rond in de stad Haarlem, en ben aan het zoeken. Mensen zouden mij kunnen zien als een 'verloren zwerver', en zo voelt het ook wel, maar toch heb ik een heel duidelijk doel, een missie, ook al is dat nog niet zichtbaar voor de buitenwereld. Daar trek ik mij ook eigenlijk niks van aan; ik ga gestaag door met de uit te voeren taken. 

Ik moet een bepaalde route uitstippelen voor een speurtocht van basisschoolkinderen, door de stad Haarlem. Als een drone hang ik boven de stad, en zie ik de strak gespannen draadjes, van A naar B naar C enz. De draadjes zijn denkbeeldig maar kijk uit, het kan ook wel zijn dat ze echt zijn, dus pas op dat je er niet over struikelt. Een andere optie is, dat de draadjes voor de ene persoon wel te zien zijn, en voor de andere persoon niet. Het is de stad Haarlem zo ongeveer in de Middeleeuwen, maar ook wel in deze tijd. Het is dus afwisselend heel druk en heel rustig in de stad (tijden wisselen elkaar af). Ik vind het wel grappig dat ik mij niks aantrek van de drukte, en gewoon doe wat ik heb te doen. 

Ik loop in een straat met chique jaren '30 huizen. De huizen zijn afgezet met hekken, zoals bij mijn ouderlijk huis. Deze hekken zijn gebouwd op muurtjes. Het is namiddag, en een laaghangende zon. Resoluut maar ik een opening in een van die muurtjes. Blijkbaar had ik gereedschap meegenomen. Dat ontdek ik ook nu pas. Ook had ik tuinaarde van de supermarkt meegenomen. Ik maak en opening zoals in het groot een graf-opening eruit ziet. Deze vul ik helemaal met potgrond (ik heb ook een kinderschepje meegenomen). Ik snap zelf niet dat ik dit doe, en ik vind het ook een beetje gênant, omdat zomaar bij het huis van vreemde mensen te doen. Ik kijk beschaamd om mij heen, maar mensen nemen geen notie van mij. Dus het kan ook wel zijn, dat de mensen mij gewoon niet zien. 

Wat ga ik doen met de aarde? Ga ik bloembollen poten, of bloemenzaad zaaien? Ik word er heel ongeduldig van, maar het is nog niet de bedoeling dat bekend gemaakt wordt wat ik ga doen. Ik begrijp niet zo goed waarom ik de aarde niet aandruk. Zo zit er toch veel teveel lucht in, waardoor de zaadjes of bollen geen stevigheid hebben? Maar het antwoord op die vraag blijft vooralsnog uit. Dat is weer die witte waas, die ook in andere dromen voorkomt. 

De garage van het huis staat open, en ik loop zo via de garage het huis binnen. De garage is gezellig ingericht, maar hobby-spullen. Ik begrijp niet dat ik zomaar bij wildvreemde mensen het huis binnen loop. Maar zij vinden het heel normaal, en schijnen mij ook te kennen. Het is een moeder met jonge dochters. Ze zitten aan een grote tafel heel ontspannen te knutselen en te handwerken. De moeder draagt een frisgele zijden jurk, met lovertjes. Het ziet er heel gezellig en idyllisch uit. Ze zijn blij mij te zien. 

Ik voel mij nog steeds wat beschaamd, maar zij stellen mij gerust. De meisjes zijn heel vrolijk en gastvrij. Ze hebben lange blonde haren en dragen ook frisgele kleding. Een van de meisjes gaat ranja voor mij inschenken. 

Ik moet echt nog even mijn weg vinden, weet niet wat mij overkomt, maar laat het ook allemaal maar een beetje over mij heen komen. 

Dagverzorging

Ik heb een nieuwe baan op de dagverzorging. Maar als ik daar kom, blijkt het toch niet om een betaalde baan te gaan, maar om vrijwilligerswerk. Ben ik dan toch nog niet zover, om weer aan het werk te gaan? Ik ben er wel een beetje teleurgesteld over. 

Ik wil eigenlijk meteen beginnen, maar er moet toch nog een gesprekje komen met een jonge leidinggevende, die heel moeilijk doet om niks, net in het pak met papieren onder zijn arm, terwijl ik denk jongen, wat is eigenlijk jouw bijdrage aan het geheel!? Dat voelt hij natuurlijk. 

Er zit ook een dame bij, zij is wat ouder, en zij begrijpt mij wat meer. Ik krijg een collectbus in de handen gedrukt. Het is 'de collectebus van Yarden'. Het is de bedoeling dat ik eerst in het verpleeghuis bij alle appartementen langs ga, om te collecteren. Ik zie mezelf lopen over de balustrade, en gezellig een praatje maken hier en daar. Ik begrijp niet zo goed waar dit allemaal naartoe gaat, maar ik doe het toch maar, want het brengt mij bij mijn andere doel. 

Als ik in een van de appartementen kom, blijkt dat hier kinderen wonen. Het blijkt dat het helemaal niet ging om dagopvang voor ouderen, maar dagopvang voor verstandelijk gehandicapte kinderen. Daar ben ik wel verbaasd over. Maar ik vind het ook fijn dat ik nu meteen aan mijn baan mag beginnen, en dat ik de gevulde collectebus weer mag afgeven. De kinderen worden net naar bed gebracht, en reageren heel leuk, gastvrij, vrolijk op mij. Ook de begeleidsters zijn heel lief.  

Het collecteren heeft enorm veel opgebracht! Als ik de bus terug breng, blijkt dat je jonge man er niet meer werkt. De oudere vrouw is nu heel anders, veel meer zichzelf, heel ontspannen en hartelijk lachend, achterover leunend. 

Zij geeft aan dat het helemaal niet de bedoeling is dat ik met verstandelijk gehandicapte kinderen ga werken. Nu weet ik het even helemaal niet meer. Het is wel apart, dat ik helemaal niet zelf nadenk, maar louter de aanwijzingen volg, die gegeven worden. Dat geeft eerlijk gezegd ook wel rust, en veel energie. 

De vrouw weet exact waar ik ga werken, hoe dat eruit gaat zien. Maar ze wil het niet prijsgeven. Het is nog te vroeg. Ik neem daar genoegen mee. We drinken lachend en ontspannen koffie, en praten even over dagelijkse onderwerpen.  

zaterdag 28 maart 2020

Auto

Ik ben in het ouderlijk huis, in de speelkamer (voorheen de keuken). Daar zit ik huiswerk te maken. Ik hoor geluiden in de kamer en dan hoor ik iemand het huis verlaten. Hij heeft iets weggehaald. Als de man buiten is, ben ik in een ander huis. Buiten schijnt de zon. Het is hoogzomer. Ik ontdek het net iets te laat, ben woedend op de man, en sommeer hem terug te komen, datgene terug te brengen wat hij weggehaald heeft. Hij schrikt van mijn strenge reactie, maar rent toch door, springt in een 'grote Amerikaanse bak', en scheurt weg. Ik voel mij bestolen, en weet niet waarvan ik bestolen ben. Wat ik nog erger vind, dat is dat hij niet van mij gestolen heeft, maar van mijn ouders, en dat ik er geen grip op heb. 

Ik heb een afspraak bij de kapper. Het duurt een hele tijd voordat ik aan de beurt ben. Als het zover is, word ik samen met een andere klant geholpen. De kapster zal afwisselend de andere klant en dan mij helpen. Ze is uiterst vriendelijk. Echter, ik zie dit niet zitten. Amber wacht op een bankje op mij, het is al veel later dan verwacht, en we zouden vanavond nog iets gezelligs doen. Dus ik zeg netjes tegen de kapster dat ik er toch vanaf zie. Bovendien bedenk ik mij in een keer, dat ik net nog bij de kapper geweest ben, en ik wil niet dat mijn kapsel veranderd wordt door iemand die mijn kapsel niet kent. Ik zeg dat alles heel netjes en opbouwend, maar toch is de kapster helemaal van slag. Ze trekt het zich persoonlijk aan. Ze duikt in mijn armen, is helemaal van slag. Ik vang haar zo goed mogelijk op. Dat is ook lastig, want je mag geen nabijheid in deze Corona-tijd. 

Ik ga samen met Amber een voetmassage geven aan twee mannen. Ze zitten op ons te wachten. Maar dan blijkt, dat zij de verwachting hadden dat zij de massage aan ons zouden geven. Ze hebben allerlei kruidenpoeders meegenomen, hebben zich helemaal voorbereid. We moeten even schakelen, maar we vinden het wel heel attent dat zij zich zo goed hebben voorbereid. 

Mijn Duitse vriend komt gourmetten in het ouderlijk huis. Er zijn weer de oude houten stoelen die we in de jaren '70 hadden. Mijn moeder verwelkomt hem heel gastvrij. Hij kijkt haar ontzettend verlegen aan, kijkt naar de grond, moet ook wel glunderlachen. In de droom is hij heel jong, op een leeftijd dat ik hem nog niet kende: een jaar of 16. Heel jong en kwetsbaar. 

vrijdag 27 maart 2020

Tennis

Ik ben uitgenodigd in Duitsland. In de droom is mijn Duitse vriend de leidinggevende op een tennistoernooi. Ik vind dat wel apart, want hij speelt helemaal geen tennis, en dat is ook helemaal niks voor hem. Ik geloof het eerst dus eigenlijk niet zo, maar het is toch echt waar. Verder ben ik het er niet mee eens dat ik naar Duitsland ga, vanwege de Corona. Maar blijkbaar moet ik er in de droom toch gewoon wel naartoe, en is er in de droom geen Corona. 

Ik ben onderweg, en weet nog steeds niet zo goed wat ik in Duitsland ga doen. Ik geniet wel van de reis, want het is een fijne rustige reis, en ik geniet van het mooie landschap dat ik onderweg tegenkom. Hoe dichter ik bij zijn woonplaats kom, des te rustiger ik word.

In de droom ben ik een journaliste op het tennistoernooi. Er wordt gezegd dat zijn vrouw ook op de tribune zit, dus ik besluit om haar even op te zoeken. Maar dan zie ik haar in de verte met vriendinnen lopen, en bemerk ik dat ik te laat gearriveerd ben. Ik weet dan even niet zo goed wat ik nu moet, want het was de bedoeling dat ik haar zou ontmoeten. En haar man is nu druk bezig met het organiseren en vlekkeloos laten verlopen van het tennistoernooi. Ik vind het nog steeds maar raar, omdat tennis dus helemaal niet bij hem pas. 

Ik loop een beetje met mijn ziel onder de arm, en dan kom ik mijn jeugdvriendin tegen. Zij was dus eerst de vrouw van de Duitse vriend en ik dus nu mijn jeugdvriendin. Ik ben helemaal verbaasd haar hier te ontmoeten. Maar zij vindt het heel gewoon. Ze logeert hier een paar dagen voor haar werk, moet hier onderzoek doen. Ze is met de trein gekomen, heeft het hier erg naar haar zin. Heeft haar koffers alweer gepakt om te vertrekken, maar het liefst zou ze hier langer willen blijven. 

Maar in plaats van dat zij vertrekt, vertrek ik zelf. Dat begrijp ik ook allemaal niet. Ze loopt nog even mee naar het station, en zwaait mij daar uit. Dat zwaaien is in verschillende kleuren achter glas. Dus een keer zwaaien is geel, nog een keer zwaaien is oranje, dan paars, enz....de kleuren wisselen elkaar af. Ik vind het wel een beetje apart, moet eraan wennen, kan er niet zoveel van zeggen, want ik zit al in de trein, en er is nog geen mobiele telefoon. Het was van alle kanten de bedoeling dat ik al in de trein zou zitten. Alles verloopt precies volgens plan en het ziet er voor mij heel veelbelovend uit. Maar dat heb ik zelf allemaal nog niet in de gaten. 

Het is misschien ook wel een beetje teveel van het goede; wie zal het zeggen. Het ziet er in ieder geval hoe dan ook heel goed uit. 

Uiteindelijk heb ik mijn Duitse vriend dus niet meer ontmoet op het tennistoernooi. Hij werd teveel in beslag genomen door mensen die hem nodig hadden en wilden raadplegen. 

donderdag 26 maart 2020

Zee

Ik kwam in de thuiszorg bij een echtpaar. Ze hadden net een feest, maar er was toch wel zorg nodig. Het hele huis zat vol met familie. Kleinkinderen speelden met elkaar. Het was heel vrolijk. Het was ook wel in mijn eigen ouderlijk huis. Ze gingen van de kelder naar de zolder en weer terug. En scheen veel zonlicht in het huis. De kinderen konden ook zo de straat op, want het was niet druk op de weg. Er was een goede sfeer hier, en ik kon op gemak zorg verlenen. De kinderen kwamen steeds naar mij toe, om te kijken wat ik aan het doen was. Hun oma had open benen, en ik ging de wonden verbinden. Dat was best veel werk, en ik deed het stapje voor stapje. De kinderen vonden het helemaal niet eng, stelden steeds vragen, renden dan weer weg om te spelen, kwamen dan weer terug. De oma genoot ervan, en zat ondertussen rustig wat in een tijdschrift te lezen. De opa was een slanke man met lichtblauwe broek en witte blouse. Hij was bezig met het bereiden van de maaltijd, in de keuken. Het waren niet mijn eigen ouders. Het waren hele andere mensen. De man werkte als professor, of was misschien net met pensioen. 
Een kleinkind bleef steeds aan mijn zijde. Ze was een jaar of 10, en heette Bernice. Ze droeg een rood geruit jurkje en zwarte lakschoentjes. Ik dacht ook wel dat ik het gewoon zelf was, op die leeftijd. Ik werd heel blij van dit meisje. Ze wist goed wat ze wou. Ik zag dat ze een vraag wilde stellen, maar nog even nadacht hoe ze de vraag zou stellen. Toen zei ze:
"Waarom werk jij eigenlijk nog in de zorg? Je zou toch vanaf nu gaan lesgeven op de basisschool? Ik vind het veel leuker, als je bij ons op de basisschool komt!"

Ik werd er heel blij van, dat ze dat zei. Het gaf mij zelfvertrouwen. En ik gaf haar gelijk. Ik zou hier nog even het werk afmaken, en dan zou ik mij 100% gaan richten op de basisschool. 

In een ander fragment kwam ik bij mijn ouders. Nu woonden ze zelf weer in het ouderlijk huis. Het was in de inrichting na de eerste verbouwing, met de jaren '70 keuken. Ik kwam zomaar met mijn moeders bruine fiets van vroeger (met handremmen) de keuken binnen fietsen. Mijn moeder was bezig in de keuken, veegde net haar handen aan een handdoek af, reageerde helemaal verbaasd en overrompeld, maar ook blij. Mijn vader zat in de kamer. Toen realiseerde ik mij tot mijn schrik, dat ik natuurlijk helemaal niet bij mijn ouders op bezoek mocht komen, in deze Corona-tijd! Gauw zorgde ik ervoor, dat er glas tussen ons in kwam te staan, en toen commmuniceerden we achter glas.

Mijn vader lag op bed in het ouderlijk huis. Ik ging bij hem kijken. Hij lag nog te slapen. Was moeilijk wakker te maken. Het leek mij beter hem met rust te laten. Op het nachtkastje was een goudkleurige druppende kraan bevestigd. Ik probeerde de kraan dicht te draaien, maar dat lukte niet. Het ging stroef. De kraan moest gesmeerd worden. Ik maakte mij er zorgen over dat het zku overstromen.   
Ik keek uit het raam, naar de buren in de bungalow. Dsar was een rustige zee. Wow. Wat een kalme zee. Ik had voor mijn gevoel nog nooit eerder zo'n rustige zee gezien! Ik wou er eigenlijk meteen naartoe, maar dat kon niet, ik was nu bij mijn ouders. Maar het liefst wilde ik meteen in de zee zwemmen. Ik kon de zee nu alleen waarnemen achter glas, belemmerd door de lijsten van de ramen. Ik wilde de zee in vol ornaat aanschouwen, erin springen op een warme zomerdag. Het was meer een soort Middellandse zee dan de Noordzee, helderblauw, en een heerlijke zon. 

woensdag 25 maart 2020

Zorg

Ik ging op bezoek bij een buurvrouw, maar in het echt was ze iemand die ik van vakantie kende. Ze werd al een dagje ouder, en was heel erg aan het klagen. Ze deed net alsof ze mijn ontving voor de gezelligheid, maar ze was voortdurend bezig om mij van alles voor haar te laten doen. Ik liep steeds af en aan met kopjes koffie, kopjes thee, maaltijden. Ik zei dat ik weg zou gaan, maar toen zei ze dat ik haar been nog moest verbinden. Er moest nieuw verband op. Ik had het verband verwisseld, en ik zei dat ik nu echt moest gaan, dat het al laat was. Maar ze ging gewoon door met opdrachten geven. Midden in haar zin zei ik, dat ik nu echt ging vertrekken. En dat het de bedoeling was geweest dat ik gewoon bij haar op bezoek zou komen. Niet dat ik allerlei klusjes voor haar zou gaan doen. En dat ik dat niet leuk vond. Dat het voor mij op deze manier niet een gezellige avond was. Dat ik nu ging vertrekken. Ze vond het niet leuk, maar ze hield me ook niet tegen. Het was een erg vervelende avond. Ik dacht nou, het wordt nu echt een keer tijd dat ik hier niet meer in trap. Zonde van mijn avond. 

Daarna kwam ik bij een vriendin, en zij vroeg mij of ik even op haar kind wilde passen. Ik kwam eigenlijk gewoon maar op bezoek. Maar het kind werd al in mijn handen gedrukt en de vriendin ging feesten (in de droom was het een vriendin, maar ik weet niet wie het was). Het was fijn om het kind bij me te houden. Het was een jongetje, en hij was enorm lief en aanhankelijk. Maar ik vond het ook een verantwoordelijkheid, en ik kon ook niet met haar overleggen over voeding, verschonen, slaapjes, enz. Ik vond het het moeilijkste, dat ik geen draagzak of maxi cosi of kinderwagen had. Het was echt een hele kleine baby, net geboren. Ik hield hem dicht tegen mij aan, en moest het hoofdje steeds recht houden. Dat ging op zich prima, maar ik moest ook reizen met de baby en dat vond ik soms wel gevaarlijk, zonder verdere bescherming. Ik moest bijvoorbeeld een steile trap op, een soort brandtrap. Er was weinig mogelijkheid om mij bij de leuning vast te houden en dat kon ook niet, omdat ik het kind met beide armen moet vasthouden. Daarom zei ik, dat ik niet de trap op ging. Ik vond dat te onveilig. De steile trap naar boven veranderde nu in een steile trap naar beneden (kelder). Ik moest eerst de moeder zien op te sporen, voordat ik verder kon reizen.  

donderdag 12 maart 2020

Foto

In de droom ben ik niet op school, maar het is wel dezelfde energieke, uitgelaten sfeer, waar veel gelachen wordt. Ik ben in de gespreksruimte van een ziekenhuis of een politiebureau. Daar ben ik met een paar enthousiaste kinderen. Het zijn de kinderen van een vriendin van vroeger. In de droom zijn het niet twee, maar drie jongens. Het kan ook wel zijn, dat het twee jongens zijn, en een meisje. Het meisje is dan stoer, 'jongensachtig'. In de droom zijn ze rond de tienerleeftijd: ongeveer van 8 tot 11 jaar. Ze hebben heel veel lol samen, ik moet ook steeds lachen, en daar moeten zij dan weer om lachen. 

Het kan ook wel zijn dat ik bij hun de oppas ben, maar dat zou dan niet helemaal kloppen, omdat ze daar alweer te oud voor zijn. Hun ouders zijn een weekendje naar Londen. Ze gaan bijna slapen, en doen allerlei rituelen. Van die gezellige 'inside-familie-dingetjes'. Het is iets met de duim en de pink omhoog, de andere vingers omlaag, dat aan twee handen. Kijken elkaar ondeugend aan, met de petten scheef op het hoofd. Ze schreeuwen het uit van de pret. Ze maken mij deelgenoot van het feit, dat ze dat vaak met hun moeder doen, vlak voordat ze gaan slapen, en dat ze dan de grootste lol hebben. Ik zeg dat ik mij wel vereerd voel, dat ze dat aan mij vertellen. 

Eigenlijk zou ik wel heel graag een filmpje willen maken van dit tafereel, en dit dan later aan de ouders geven. Maar ik weet niet of ik zomaar mag filmen. En ik vind het ook zonde om op deze manier de idylle te verstoren. Maar de kinderen vinden alles goed en leuk, wat ik ook doe. Toch zeg ik van nou weet je, ik maak voor de zekerheid toch maar niet een film, maar het lijkt me wel leuk als jullie op de foto gaan. 

'Jaaaaaaaaaah, yes, op de foto!!!!', roepen ze in koor. Ik ben helemaal verbaasd en overbluft. Ze gaan druk in de weer, om te overleggen 'wie waar moet staan'. Ik denk oeps, is mijn mobiele telefoon dan wel goed genoeg, of moet ik een beetje een interessante camera zien te bemachtigen? Nee joh, niet zo moeilijk doen, gewoon met de telefoon! Ik heb even niet op de kinderen gelet, omdat ik bezig was met de keuze van een camera. Ik kijk weer op, en dan zie ik, dat iedereen al geduldig wacht 'in positie'. Voor het gemak hebben ze hun hele familie/vrienden/kennissen er ook bij gehaald. Het is werkelijk een plaatje, hoe het eruit ziet. Er is ook een kind verkleed in clownspak. Een vrolijke oom poseert half horizontaal in beeld, vastgehouden door anderen. De sfeer is vrolijk en uitgelaten. De kinderen zijn trots, dat ze dit geregeld hebben. 

Ik verbaas mij erover dat iedereen zo keurig wacht, totdat alle mensen gearriveerd zijn. Er komen nog een paar kinderen aan. Zij kruipen via de bovenste vakken van een witte boekenkast naar de plaats waar iedereen poseert. Ik waak ervoor dat ze er niet uit vallen, maar ze gaan vliegensvlug, het komt allemaal goed. 

Dan kan de foto gemaakt worden: say cheese!!! Hilariteit alom.
Wat een leuke droom!!

dinsdag 10 maart 2020

Vader

Ik arriveer bij het ouderlijk huis, en het is nog in de staat van voor de tweede verbouwing, dus met de bar in de keuken. Ik heb de reis gemaakt uit Drenthe, en sta op het grind, klaar om naar binnen te gaan. Mijn vader fietst van het grind af, wat slingerend, zoals ik van hem gewend ben, omdat er teveel grind ligt om te fietsen.

Papa is hier een jaar of 50 en nog goed gezond, nog geen diabetes.
Het is een mooie man, met kastanjebruin/rood haar, bakkebaarden, draagt een kort stoer leren jack. 

Hij is vrolijk en opgewekt, en heel blij om mij weer te zien. Ik krijg een klapzoen van hem. Hij zegt dat hij naar de kerk gaat, en dat we elkaar dus straks wel zullen zien. Ga eerst maar naar moeders. Ik zeg nee, dat lukt niet. Want ik moet straks weer met de trein terug naar Leiden (in de droom studeer ik nog in Leiden). Ik moet daar nog een reisverslag maken (wellicht van Griekenland). 
Oh prima, zegt hij in het voorbijgaan.....dan tot de volgende keer. 

Hij fietst weg en voor het eerst van mijn leven leg ik mij erbij neer dat hij verder nauwelijks contact maakt dan even een oppervlakkig praatje, heb je geluk, dan vertelt hij ook verhalen van vroeger, maar het is altijd van hem naar de ander, nooit echt andersom, het lukt hem heel even om die aandacht vast te houden, maar dat is nooit lang, en daarom niet de gelegenheid om echt de verbinding aan te gaan. In de droom leg ik mij erbij neer, en houd ik zelf ook die afstand. Ik ben daar verder ook heel nuchter onder.

Ik sta voor het ouderlijk huis, en ik zie mijn moeder aan de bar zitten. Het is nu nog donker, maar de lichten van de bar schijnen fel op haar gezicht. Er zijn naaldbomen gekapt. Blijkbaar was het huis omgeven door heel veel naaldbomen. Vreemd. Ik meende dat het er maar eentje was. Maar nee. Een heel bos is gekapt. Het is net gebeurd, en alle bomen liggen nog op de grond. Het is een bende van droog, opstuivend zand. Nu is het fel daglicht, een bloedhete zomerdag, ik ruik de geur van een Drents naaldbos. 

Ik ben in een drukke schoolklas, en assisteer de leerkracht. Ik ben hier een tijdje niet geweest. De kinderen zijn blij mij te zien. Ik heb het er maar druk mee. Door de drukte heb ik eerst niet door, dat er ook een kind is dat zich afwendt. Hij is een jaar of 7. In de droom ken ik hem, maar in het echt heb ik hem nog nooit gezien. Dan komt hij wel een beetje bij mij in de buurt. Het jongetje heet Job. Heeeee, Job, zeg ik. Wat leuk dat jij er ook bent! Het jongetje kijkt mij boos aan, met zijn felblauwe ogen, hand in zijn mond, verlegen. Ik begrijp er niks van. 

Hij zegt dat hij het niet leuk vond, dat ik ineens 'zomaar weg' was. Ik zeg dat ik dat natuurlijk begrijp, maar dat ik daarom ook zo uitgebreid afscheid van de klas had genomen. Maar Job heeft dat niet zo ervaren, en het kan ook zijn, dat hij een middagje ziek is geweest. Na de voorjaarsvakantie 'was ik ineens weg', en dat vond hij helemaal niet leuk. Ik vraag het later na bij de leerkracht. Ze geeft mij een verslag van een tien-minuten-gesprek. Dat is een heel verhaal. Ze legt uit dat ik met dit verhaal meer de achtergronden zal begrijpen. Het is een brief/verslag van de moeder van Job. Er is iets met haar aan de hand. In de brief zal naar voren komen dat Job zich erg door mij gesteund heeft gevoeld. Ik begin met lezen. Het is ook wel een formulier, want er zijn vakjes ingevuld. Ik lees alleen het begin van de brief. Het vervolg is 'gewist met witte mist'. Die mist komt wel vaker voor in dromen: iets wat later dus nog onthuld zal worden. Ik ben wel gerustgesteld door de brief. Hiermee kan ik de reactie van Job meer plaatsen. 

De les duurt tot 13:00 uur, en dan realiseer ik mij, dat ik om 13:11 uur word opgehaald door een medestudente uit Emmen, om samen naar de pabo in Utrecht te rijden. Ik kom daar nu pas achter. Dat wordt lastig. Ik kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn. Ik denk erover na, en besluit dan af te bellen. Ik ben alle bijeenkomsten nog aanwezig geweest op school. Het zou dus geen probleem hoeven zijn, om nu te verzuimen, vanwege mijn aanwezigheid op de basisschool. 
Ik wil mijn telefoon pakken om de mede-student te bellen. Ik loop het klaslokaal uit. Dan realiseer ik mij, dat ik een buurtzorgjasje van een collega heb gepakt. Dat jasje lag op een stoel, voorin het klaslokaal. Het is maat 'small', dus niet mijn maat. In de jas zit een telefoon met blauw omhulsel, Buurtzorg-blauw. Dat is dus niet mijn telefoon. Ik wil het jasje en telefoon gauw terugleggen, en mijn eigen telefoon pakken, om de mede-studente af te bellen. 


zaterdag 7 maart 2020

Zure plant

Ik sta bij de voortuin van de buurman. Ik ga op mijn knieën, en maak de plantjes netjes, druk de aarde aan, geef de planten als het ware 'een beetje liefde'. Hessel komt achter mij aan, met een gietertje. Het heeft wel iets hilarisch, als twee oude mensen, die niet weten wat ze anders moeten doen. Iets lieflijks heeft het wel, onschuldig....

Het lijkt onbenullig wat we doen, maar het schijnt toch een groot verschil te maken in de wereld. Hoe meer mensen zo'n oog voor details en kleine gelukjes hebben, hoe beter. Daar wordt de wereld echt beter van, en we moeten de krachten ineen bundelen. Dat doen wij overigens al 28 jaar, met een grote glimlach op ons gezicht! 

De buurman opent de voordeur, en is nieuwsgierig wat wij aan het doen zijn. Hij vindt het wel grappig. Er is ook iets met een zure plant en een bepaalde naar, maar die naam ben ik vergeten. Iets van 'Wortec' ofzo!?

Ik ben bij mijn vriendje van vroeger. We staan in zijn kamer van vroeger, en ik vraag hem 'wat de bedoeling is van deze middag'. Er zullen straks schoolkinderen komen, en dan houden we een knutselmiddag, met veel glittertjes en veertjes en kraaltjes en dansmuziek en ranja en koekjes en veel gezelligheid. Het zijn vooral meisjes. Het is ook nog de bedoeling dat hij Hessel gaat ontmoeten. 

We zijn beiden vrolijk, en in een uitgelaten stemming! 

Studentenhuis

Het blijkt, dat ik in Maastricht woon, in een studentenhuis. Het is op de benedenverdieping. Daar is het centrale gedeelte, met keuken en woongedeelte. Er staan twee fauteuils tegenover elkaar. In een fauteuil ligt 'de was van Heerenveen'. Deze was komt net uit de wasmachine, en moet worden opgehangen. Dat ga ik straks wel doen.
Het is hier op zich wel gezellig, maar ook erg druk, een komen en gaan van studenten, beetje zoals een kantoortuin, ik heb geen overzicht, het maakt mij onrustig.  

Als ik naar mijn kamer wil, dan ga ik een steile trap op naar de kelder. Zoals de toiletten in café's. Ik ben het er eigenlijk niet mee eens, dat mijn kamer in de kelder is. Ik vind dat niet prettig, omdat er dan geen contact is met de buitenwereld. Het is mij teveel afgesloten. Geef dan maar een zolderkamer. Dan kun je tenminste nog naar buiten kijken, heb je juist overzicht. Maar dat is dus niet het geval. Ik heb de kelder. Daar kan ik niet aan wennen. Ik heb ook nog eens een grote ruimte tot mijn beschikking. Het benauwt met alleen maar. 

Het geeft ook onrust: ik dacht dat ik mijn ruimte kende, maar nu blijkt deze veel groter te zijn dan ik dacht. Daar zou ik blij mee moeten zijn, want het biedt veel meer mogelijkheden. Maar het maakt me nu nog wat huiverig en terughoudend. Voorzichtig loop ik de trap af, om de ruimte verder te verkennen. De trap is hier en daar niet zo goed meer, dus ik moet goed opletten waar ik loop. 

Het is hier koel en wat kil.....ik hoor geluiden van stemmen. Ik loop een stuk door de ruimte, het klinkt hol, er zijn plavuizen aangelegd, er zijn wel raampjes, maar deze geven minimaal daglicht. De stemmen komen van studenten in 'het koetshuis'. Er blijkt hier dus een koetshuis te zijn, en er staan ook een paar oude koetsen. 

Ik vind het eng om door te lopen. Eigenlijk is het jammer dat ik het zo eng vind, want er is niks engs aan. Het zijn gewoon supervriendelijke en beleefde studenten, die toevallig nu veel herrie maken, omdat ze lol met elkaar hebben. Ze zitten met zijn allen opeengepropt in de oude koets en moeten verschrikkelijk lachen. Als ik eenmaal over mijn angst heen ben, moet ik meelachen. 

Pas nu bemerk ik, wat een enorme last er van mij af valt. Echt, niet normaal meer, hoeveel last er nu van mij afvalt. Ik kan eindelijk op adem komen. Dat werd ook weleens tijd!!

Steunkousen

Een thema dat altijd weer terugkeert: thuiszorg, en het gevoel niet voldoende voor de cliënt te kunnen doen. Niet door hebben, dat ik heel mijn ziel & zaligheid reeds gegeven heb, dat ik daarom zo moe ben, dat ik alleen maar heel veel rust en tijd voor mezelf nodig heb.....het aloude verhaal.....

Ik zit bij een cliënt in de keuken. Ik trek zijn steunkousen aan. Er is weinig ruimte, weinig licht, ik zit ongemakkelijk, de cliënt zit ongemakkelijk, de cliënt klaagt en moppert, voelt zich onveilig en angstig, ik ben continu bezig hem gerust te stellen, maar hij blijft maar mopperen, het kost mij bakken met energie. 

Even later help ik de cliënt boven, in de badkamer. Ik heb mijn werkkleding nog niet aan. Ik vraag hem of ik mij beneden even kan omkleden. De cliënt wordt woedend en zegt: "Dat hoeven je collega's ook niet te doen...........waarom jij dan wel!?"

Ik voel me weer heel klein worden, heb weer het gevoel dat ik tekort schiet, terwijl ik juist alle zeilen bijzet om deze cliënt zo goed mogelijk te helpen.......het aloude verhaal dus.....

Eiland

Ik verblijf op een eiland, zoals in Wellness Beemster. Ik ben daar helemaal alleen, en heb hiermee 'de drukte van de stad Assen' ontvlucht, zo zegt het verhaal. 

Ik wil vooral even lekker op mezelf zijn, en ben diep in gedachten. Ben bezig met het verzinnen van ideetjes voor het schrijven. 

Als ik omkijk, blijkt dat ik begluurd word. Ik schrik mij dood; ik dacht dat hier niemand was! Ik ben woedend op degene die mij begluurt, maar realiseer mij tegelijkertijd dat het niet handig is om die woede te laten blijken. Want dan zou het weleens gevaarlijk kunnen worden, aangezien hier verder niemand is. Deze woede zet zich op hetzelfde moment om in een andere kracht, te vergelijken met de kracht van de laatste pers, met de geboorte van Amber. 

Zoals het sprongetje op de getallenlijn, met rekenen: zo 'floep' ik van het eiland heel ver ergens de zee in, waar ik veilig ben voor de begluurder. Ik ben nu uit de gevarenzone. Het is alleen nu wel de vraag hoe het verder moet. Waar moet ik naartoe zwemmen? Het water is koud. Krijg ik het straks niet te koud? Die vragen zullen spoedig opgelost worden. Veiligheid is nu even het belangrijkste.

Het valt mij op dat het zeewater heel schoon, helder, fris is....het is alsof je de frisheid zelfs kunt ruiken. Ik word hier heel blij van. Het geeft mij veel vertrouwen.  

Indigo blauw

Ik ben ergens aan zee. Het is het duingebied, als grens tussen zee en bewoonde wereld. Het is een beschermd gebied, en het gebied zelf heeft ook de functie van beschermen. Tweeledig dus. Het is ergens op het strand van Texel, en het eiland gaat nog een stukje verder door het Marsdiep, richting het vastland. In de droom is er dus een uitbreiding van het eiland. 

Er is een zeer zorgvuldig uitgekozen en specifieke plek, te vergelijken met de Gulden Snede in een schilderij. Op die plek, ergens in de duinen, wordt een flinterdun lijntje getekend, met potlood. Op dat lijntje rollen heel voorzichtig een vierkantje en een rondje, heel klein en verfijnd. Deze staan symbool voor de kinderen, toen ze nog zo klein waren, wij op Texel waren, dat het zo slecht met mij ging. 

Het vierkantje is voor Amber, het rondje is voor Hugo. Het is van een onschatbare waarde; niet te bevatten, zo groot. Je ziet niet meteen dat die cadeautjes er zijn. Je zou er zo voorbij lopen, als je door de duinen zou wandelen. De pas erin, het ratelende ego in je hoofd of in gesprek met een vriendin, en je omgeving niet echt in je opnemen; dat komt te vaak voor bij mensen. 

Pas nu zie ik, dat het hier gaat om een sieraad. Ik ben zo ontroerd, het is zo mooi, en ik ben zo trots dat ik het ontdekt heb, dat ik er oog voor had. Tsjonge, wat ben ik blij! Het dun getrokken lijntje blijkt een zeer verfijnd gouden armbandje te zijn. Het is het armbandje dat ik droeg, toen we gingen trouwen. Aan dat armbandje zijn dus heel subtiel het vierkantje en het rondje bevestigd. 

Het zijn twee bedeltjes uitgevoerd in goud, of witgoud. Het is opvallend, dat de vormen niet strak zijn, maar dat deze bewust wat 'rafelig' zijn gemaakt. De symboliek hierachter is, dat de vormen in de natuur ook nooit gladjes zijn: een cirkel is nooit een echte cirkel, een vierkant is nooit echt vierkant. Ik vind het mooi, dat ongelijkmatige, en ik zeg: vooral zo laten! 

Zowel het cirkeltje als het vierkantje bevat een indigo edelsteentje, van ongekende schoonheid. Deze glanzen prachtig in het zonlicht. Ik moet er elke keer naar kijken, word er naartoe getrokken. Het is zooooo mooi! 

Het is tevens de heling van 'trauma Texel', periode 2000 - 2002. Dat wil zeggen: het laatste stukje heling (de meeste heling heeft al plaatsgevonden).