donderdag 28 april 2022

Film

Het leek wel alsof we in een film van de jaren ´80 speelden. Maar het voelde ook wel weer heel echt aan. Hessel en ik zouden naar Rusland verhuizen. We gingen eerst een flat betrekken. We hadden nog weinig spullen bij ons, en er stonden maar een paar meubels in de flat. Het zag er smoezelig uit. Ik vertrouwde het niet. Zei tegen Hessel dat we beter zo snel mogelijk terug naar Nederland konden gaan. Maar Hessel wilde het toch nog even proberen, om hier te blijven. Ik was heel angstig. Het was ook wel een hotelkamer. Op een versleten rond houten tafeltje stond een klein beelbuisje. Het was geen tv te noemen, en het formaat was veel kleiner dan het formaat van een tv. Het leek een beetje op de speelgoedmagnetron van de kinderopvang. In een keer kwam er beeld en geluid uit, zonder dat ik op een knop gedrukt had. Het was ook meteen heel hard, met wilde beelden, die elkaar steeds afwisselden. Er kwam een Russische man in beeld, zonder dat we zijn gezicht zagen. Ik merkte dat we in de gaten gehouden werden. Ik zei tegen Hessel dat we hier nu echt weg moesten. Hessel zei dat het allemaal helemaal niet zo erg was als het leek. Maar ik bleef de onrust houden. In een ander fragment was ik in de badkamer van mensen die ik verder niet kende. Dat was ergens in Nederland. Het was een luxe badkamer, in een luxe huis. Ze hadden niet in de gaten dat ik daar was. Ik zat er al de hele ochtend. Wellicht gebruikte ik het bad om in te slapen. Ik was op de vlucht, en had hier even mogen schuilen. De mensen dachten dat ik alweer verder getrokken was, maar ik was dus nog steeds in hun huis. Wellicht zagen ze mij ook niet, was ik onzichtbaar. Het was ook wel in het ouderlijk huis. Hessel stond buiten met de auto klaar, om samen weg te rijden. Ik moest nog wel even mijn bagage inladen. Het was bij de garage van het ouderlijk huis, van heel vroeger. Ik wilde de bewoners van het huis nog wel even laten weten dat ik al die tijd in de badkamer had gezeten. Ik was nog even aan het nadenken hoe ik dit ging aanpakken.

Vlakte

Ik ben met collega's op een grote vlakte: een heidegebied, of in de duinen. Het is een grote zandvlakte. Mensen lopen of reizen in een hoek, zoals je een hoeklineaal neerlegt. Over zo'n spoor. We zijn bezig met het verschonen van kinderen, en hun klaarmaken voor de dag. Andere kinderen gaan sneller. Zij gaan met collega's mee. Ik verzorg het kind dat langzamer gaat. Ze mag alle tijd nemen. Helemaal goed. Dit kind heeft meer tijd nodig. Er wacht een snoeptraktatie op haar, van een jarig kind. Het is op een rond blad, met grote stukken snoep, gekleurde stukken in verschillende vormen. Als we alle tijd hebben genomen en klaar zijn, volgen we het spoor van de hoek. We hebben veel meer tijd en rust om te genieten van onze route. Dat is heerlijk. Er is een prachtige lucht, van een ondergaande zon. We genieten van oor tot oor.

Cactus

In het ouderlijk huis is een cactus, als Kerstboom. Deze staat in de speelkamer. Het speelt zich af heel vroeger, toen de voorkamer nog een speelkamer was, met box. Ik kom binnen na een dag weggeweest te zijn. Misschien heb ik gesurfd. Ik ben een jaar of 16. Ik ben een beetje in de war over ´de kerstboom´ en bedenk met dat deze nog versierd moet worden, maar hoe? Alles loopt nu anders. Maar ook wel weer 'leuk anders', eerlijk gezegd. Een leuke creatieve draai, zogezegd. Mijn moeder heeft lekker gekookt. Ik ruik de heerlijke geuren van de maaltijd, en heb trek in eten. Maar mijn vader vraagt wie pizza wil, en neemt de bestelling van een ieder op. Hij is nog jong. Ik ken dergelijke initiatieven niet van hem. Er is reclame voor het boerenbedrijf en het tuindersbedrijf. Er spelen huisvrouwen uit Oosterhesselen en Kwintsheul mee in de reclame.

maandag 25 april 2022

Droomfragmenten

Er ontstond een moment van inzicht en verlichting, tijdens een periode van ´verwikkeld zijn in kleine moeilijkheden in het dagelijks leven´. Hiermee kwam er ruimte vrij. Ik kon mij losmaken van die kleine perikelen, en zag in een keer dat er helemaal niets aan de hand was. En dat het ook geen probleem was dat ik mij zo druk had gemaakt, omdat dit dan blijkbaar nodig geweest zou zijn. Zo´n moment van verlichting werd een ´Opus Magnus´ genoemd, en werd in verband gebracht met de zee. Het was een prachtige, magische droomervaring. Ik zat ergens in een café in Arnhem te wachten op een afspraak. Het was een smal café, met een groot raam dat uitzicht bood over de markt. Ik zat omgekeerd op de barkruk, met mijn gezicht naar het raam. Ik zei tegen iemand dat ik nu wel echt moest gaan, en dat ik dus niet langer kon wachten op de afspraak. De persoon zou om 15±00 uur komen, maar het liep al tegen half 4, en de persoon was er nog niet. Ik was in de duikboot van Hessel. Aan het plafond hing een fotootje van Jan en familie. Tijdens de ´duiken´ keek de familie via dit fotootje ook mee, en ze reageerden enthousiast op de voorstelling van Hessel. Ze hadden een soort Bed en Breakfast. Er liep een vrouw met de fysiotherapeut op een soort loopband. Ze paste een hakschoen die te klein was. Er werd gezegd dat ze ´dit wel op het juiste moment deed´.

Glas

Ik droomde weer van het straatje nabij de Ark, waar vroeger een klasgenoot altijd naar links afsloeg als we uit school kwamen, omdat ze in die wijk woonde. Het begin van het straatje was het begin van een treinrails. Er was een massief metalen houder voor de rails, stevig geankerd in de grond. In die houder was onze krat voor het glaswerk neergezet. Er was een hele kwetsbare, tengere vrouw uit de jaren ´40. Ze was erg mager, droeg een creme kanten jurkje, zag er angstig uit, uiterlijk wel perfect verzorgd en perfecct gekleed. Haar man stond naast haar, gekleed in een te groot pak. Ze had het gevoel dat hij haar grote beschermer was, maar ik zag heel iets anders. Deze man was net zo bang als zijn vrouw. Het hield elkaar uiterlijk zogenaamd in balans, maar innerlijk was het een erg wankel evenwicht. De vrouw wou het straatje in lopen, maar dan moest eerst wel de krat weggehaald worden. Ze had geen geduld om daar op te wachten. Ik waarschuwde haar heel fel, en zei dat ze geen keuze had, dat eerst echt die krat weggehaald moest worden. Maar ze luisterde niet. Of misschien kon ze mij ook niet horen. Het was nu de weg in Wateringen naast de molen, naar de Dorpskade. De vrouw stapte in de bak, maar de bak zal vol met glaswerk. Het waren ruiten die niet meer gebruikt werden. Ik schrok heel erg, en probeerde snel de ruiten weg te halen, zonder mezelf te bezeren. Het was opvallend dat de vrouw zich helemaal niet bezeerde aan de ruiten, en ook geen bloedende voet had. Daar was ik enorm opgelucht over. Voor de zekerheid bleef ik mijn uiterste best doen om alle ruiten weg te halen, hetgeen niet lukte. De man keek mij steeds vol verwachting aan. Hij had er alle vertrouwen in dat ik zijn vrouw zou kunnen redden. Hij zag mij als een veel sterker persoon dan hoe hij zijn vrouw zag. In een ander fragment zat ik in de bus. Dat was eigenlijk meer een ingerichte caravan, zoals in het prentenboek dat ik gisteren voorlas. Het zag er heel gezellig uit, met bloemetjesbekleding. Er huilde een baby heel hard, maar ik moest niet voor het kind zorgen. Daar moest ik wel aan wennen. Ik wilde eigenlijk naar het kind toe gaan. Ik zat midden in de bus, met mijn rug naar het zijraam. Zo kon ik alles links en rechts goed overzien en in de gaten houden. Ik keek wel vertwijfeld naar de chauffeur, want ik wist niet of ik hier wel mocht zitten, of dit wel de bedoeling was.

zondag 24 april 2022

Bezoek

Er kwam bezoek in het huis van mijn vrienje van vroeger. In de droom woonde ik met hem samen in zijn kamer van destijds. Zijn ouderlijk huis was als het ware ´verhuisd´ naar zijn kamer. De leren bank in het ouderlijk huis stond nu in zijn kamer, tegen het raam aan. Daar sliep iemand anders dan hij of ik. Als een soort koekoeksjong. Ik vroeg of hij/zij hier nu ging wonen. Ja, dat was wel het geval. Ik zei dat ik daarom dus maar even mijn onderbroeken uit de kast ging halen.

dinsdag 19 april 2022

Tapijt

In de droom kreeg ik de volgende tekst door: "Met een druk op de knop wordt alles een stuk makkelijker." Ik begaf mij ergens in de kantineruimte van een bloemenkas. Aan de Heulweg moest je 'bij Gram' een laan in lopen, of in het Lelylaantje. Dan kwam je langs de kassen en daar weer ergens halverwege was de kantine. Daar zat een zuster pauze te houden. Ze zat even rustig op haar mobiel te kijken. Wij kwamen eraan en ze excuseerde zich meteen. Ik dacht bij mezelf dat dat niet hoefde, dat het prima was dat ze even op haar mobiel zat. Ze had ook even haar pauze nodig, immers. Er werd voorgelezen uit mijn boek. Een ander boek werd ingeleverd bij de kringloop. Ik zei dat we hier geen vervoer voor nodig hadden, omdat het immers alleen maar om een boek ging. Er kwam nieuw tapijt op de begane grond - dus het trappenhuis - van Herengracht 1. De hal was veel breder, zoals de hal van de Jan van Nassaustraat. Hessel had zolang de betonnen vloer bedekt met rode fluwelen gordijnen. Deze lagen los op de vloer. Bij de deur had hij speciaal een stukje met inhammen geknipt. De zon scheen op de stukken stof. Dat zag er mooi uit. De kleden waren op maat geknipt. Er was ook een betegelde buitenplaats, met aan de zijkant schuin een viesgroene schutting. Dat zag er wat ongezellig uit. René was er ook.

dinsdag 12 april 2022

Verschillende droomfragmenten

Ik was op een groot festivalterrein in een glooiiend landschap, zoals in Limburg. Ik ben op allerlei plaatsen tegelijk. Blijkbaar ben ik een soort gastvrouw, en hoor ik bij de ´crew´ van het festival. Ik moet in de gaten houden of het allemaal naar wens verloopt. De hoogteverschillen duiden de verschillen in tijdsduiding aan. Bijvoorbeeld: hoger op de heuvel is meer terug in de tijd, lager op de heuvel is juist korter geleden. Datzelfde geldt voor donker en licht. Hoog is licht, laag is donker. Zodoende wordt het ook steeds donkerder of lichter. Ik ben steeds in beweging, dus ik kan het soms maar amper bijhouden. Dan loop ik een heuvel af, en dan wordt het in een keer te donker. Ik mag ook geen licht bij mij dragen, dus ik moet het dan echt hebben van het licht van de sterren en de maan. Dus dan moet ik geluk hebben dat het een heldere nacht is. Voordeel is dan wel, dat ik dan meer mijn gevoel of instinct gebruik als innerlijke kompas. Blijkbaar is dat ook juist de bedoeling. Het geeft zelfvertrouwen om dit te doen. Ik zie hiermee ook de 'zin van de donkerte'. Ik kom steeds dronken en feestende mensen tegen. Ik word af en toe gek van de herrie. Maar ik probeer mij gewoon op mijn taak te richten. Ik loop hier rond met een notitieboekje en pen. Blijkbaar moet ik bepaalde statistieken bijhouden. Ik neem mijn taak heel serieus. Opvallend is, dat ik steeds mensen in drietallen tegenkwam. Drie hossende mannen zeggen dat ik niet steeds maar op iedereen verliefd met worden. Dat dat gevaarlijk zou zijn. Ik ben mij van geen kwaad bewust... Mijn vader heeft een kruisbeeld in zijn hand. Dit beeld breekt doormidden, in twee stukken. Ik zie dat de zolder opgeruimd wordt en dat er allerlei overtollige spullen zijn. Dat zijn niet mijn spullen. Dat geeft lucht. Ik hoef zelf niet op te ruimen. Midden in het dorp Kwintsheul fietst een lieve, zachtaardige man met breed postuur, brede schouders, gespierd. Hij is erg ziek, heeft kanker en heeft niet lang meer te leven. Dat is heel verdrietig, want het is een jonge vader van een lief gezin. Bij de fabriek van Koot tilt hij zijn vrouw op, neemt haar in zijn armen. Zijn vrouw ik klein en heel slank. Dan is zij in de badkamer van het ouderlijk huis. Ze blijkt hoogzwanger te zijn. Ze heeft geen haren. Ze draagt geen kleren. Ze kijkt me aan met een trieste blik in haar ogen. Ik loop naar het achterhuis. Want de badkamer is op de begane grond. In het achterhuis is een zwembad gebouwd. Er zijn allerlei hoekjes om te zitten. Ik loop via het zwembad naar buiten. Ik bemerk nu dat het bijna 18:00 uur is. Ik moet voor die tijd nog uit Naaldwijk naar het ouderlijk huis fietsen en weer terug. Dat haal ik nooit. Als ik buiten sta, ben ik plotseling veel kleiner dan ik in werkelijkheid ben. De omgeving is dus plotseling heel groot. Het is niet dat ik weer een kind ben, maar gewoon alleen kleiner van postuur. Ik ben in het ouderlijk huis. Ik kan de ontlasting niet ophouden. Steeds moet ik naar de WC. De dokter is een kennis uit een ander dorp. Hij zegt dat het 'een systemisch probleem' is. Ik sta te schuin, zoals de dames van Goedemorgen Nederland, die een beetje schuin staan als ze het nieuws presenteren. Ene dokter de Jong zal mij goed kunnen helpen. Hij is paranormaal genezer en woont in de straat, dus op de Heulweg. De dokter houdt een arm omhoog en een arm recht opzij, zoals een politieagent. Hij beedt een kruis uit. Hij zegt dat mijn vader of oom Gerard de rekening wel kan betalen. Het is maar 15 euro. Gerard betaalt vanuit de hemel. Ik speel met de kinderen van de opvang, in de keuken van het ouderlijk huis. Invallers zeggen dat ik in de voorkamer moet gaan zitten. Want nu moeten zij steeds de ouders opvangen en zij kennen hen niet. Er zijn bekenden van de opleiding praktijkopleider of werken bij Icare als praktijkopleider. Ik moet medicijndozen repareren voor de rayonmanager. Of oude telefoons. Ik blijf te lang weg bij de collega's van de werkvloer, maar dat geeft niet. Ze zijn vriendelijk. Het is werken met dementerenden en medicijnen uitdelen. Ze helpen mij. Ik fiets plotseling te hard van de stoep af. Iemand zegt dat ze extra voor mij zorgt, omdat ik familie ben. Ze is blij dat het goed is afgelopen. Kinderopvang in Leiden. Soort wenteltrap in wit. Het is in een theater met rode loper. Ik ga af en toe naar beneden, om mij te laven aan het water in de gracht. Ik ben blij dat het aan de gracht is. Mijmerend en in een bepaalde sfeer. Een cursist van WW heeft 24 kg verloren. Ze loopt over de tafel en iedereen applaudiseert voor haar. Ik vind dat maar onzin. Ik speelde met een popje en kreeg op mijn kop dat ik niet meedeed. In een clubje van Buitenkunst vraagt iemand om een truitje. Ik twijfel omdat diegene niet vriendelijk is.

zondag 3 april 2022

Verschillende droomfragmenten

Het spelletje 'de boom die wordt hoe langer hoe dikker' op het schoolplein. Het is als een bolletje wol waarvan de draad een lang snoer over het schoolplein vormt. Het snoer is een gepunnikt koord. Het bolletje wordt steeds kleiner. Het gaat snel. Dat is zorgwekkend, want er zijn steeds meer kinderen die opgroeien 'als prinsesjes'. En dat is niet goed. Ze zijn hierdoor extra kwetsbaar, niet voldoende weerbaar. Ik zit met ons gezin en met mijn Duitse vriend in het vliegtuig naar India. Hij zal tijdens een tussenstop uitstappen in Dusseldorf. Ik fiets met de OV-fiets in de buurt van IJburg. Het is licht en zonnig. Ik fiets naar een treinspoor in de buurt van station Haarlem. Op een bepaalde plek is het spoor onderbreken, en daar fiets ik zo tussendoor. Ik vind het wel heel raar dat ik hier fiets, want het is toch heel gevaarlijk om je op het spoor te begeven!? Vervolgens herhaalt zich dat patroon tussen twee bussen, die in een hoek van ongeveer 140 graden naast elkaar geparkeer staan, met ruimte ertussen. Het is niet zeker of ze echt stilstaan. Zo ja, dan staan ze wel startklaar om te gaan rijden, met lichten aan en ronkende motoren. Ook dit vind ik spannend en ook nu denk ik 'wat doe ik hier!?' Maar dan word ik uitermate vriendelijk toegesproken door een stevige buschauffeur, die lijkt op Bromsnor van Swiebertje. Hij rookt op gemak zijn pijp, voordat hij weer verder zal rijden met de bus. Hij kijkt mij recht in de ogen en laat mij weten dat het helemaal goed vindt. "Komt goed meisje." Hij zegt het niet, maar ik krijg deze boodschap wel door. De ontmoeting met deze man geeft mij heel veel rust en zelfvertrouwen. Het leidt ertoe dat ik eindelijk echt kan aarden, en continu stevige grond onder de voeten voel. Voorheen ook wel, maar toen was dit niet continu. Dat is nu wel het geval. Ik blijf hier stevig staan met de OV-fiets naast mij. Ik moet er wel om lachen dat ik net doe alsof de fiets van mij is, terwijl dat niet het geval is. Mijn hoofd 'vliegt' alvast richting het station. Dat kan prima en is mogelijk, omdat mijn voeten stevig op de grond blijven staan en zich niet verplaatsen. Mijn hoofd reist naar correspondentie met de Amerikaanse reizigers in 1990. Ze hebben beiden een hele mooie brief aan mij geschreven. Ik bewonder hun afzonderlijke handschriften. Alleen al die handschriften ervaar ik als heel attent. Ik ben in de peuterspeelzaal op de zolder van het ouderlijk huis. Ik moet steeds opletten dat de kinderen niet door het luik vallen. Er staat geen hek omheen. Hierdoor kan ik niet het standaardprogramma draaien. Ik voel mij hier heel ongelukkig bij. De ouders van twee Turkse kinderen gaan trouwen. Ze zien er prachtig gekleed uit: een jongen en een meisje. Het is in het ouderlijk huis. Daar is een kinderopvang. Ik wil graag een kaartje bij het cadeau doen, maar dat mag niet. Gelukkig mogen we de ouders wel bellen om te feliciteren. Dat vinden ze geweldig. Ze reageren heel blij.