zaterdag 28 april 2018

Kamer

Ik woo) n weer op mijn kamer in 'De Zevende Hemel'. Het is fijn overzichtelijk: ik heb alleen de kamer, hoef verder naar niemand om te kijken of voor iemand te zorgen, ik heb genoeg aan die ene kamer, ik kan er altijd naartoe, het is nog in originele staat, zoals het eruit zag in de jaren '80/'90. Het is er een fijne atmosfeer. Het geeft mij veel rust, dat het overzichtelijk is, en dat ik een uitzicht heb op de volkstuintjes.

Ik loop beneden in de hal. In tegenstelling tot de werkelijkheid, is hier een grote hal, met de brievenbussen en de deurbellen, zoals in een appartement in Emmen, Emmerhout. Er lopen wat studenten rond, zijn allemaal druk bezig, staan op het punt om naar boven te gaan. Ik denk oh ja wacht, ik ben natuurlijk al 50 jaar. Dan is het wel wat raar, dat ik hier een kamer bewoon. Maar ik weet zeker, dat dit niet een bezwaar zal zijn, iedereen zal het heel gewoon vinden (!?).

Ik pak de lift, maar op het laatste moment stap ik toch maar niet in, want de lift komt mij niet bekend voor. Het was altijd een redelijk ruime lift, met een spiegel. Maar nu is de lift verdeeld in twee compartimenten. Zoals het hart verdeeld is in oa twee kamers. Er is wel doorgang in de wand, zowel boven als onder. Dus gewoon een rechthoekige wand (van piepschuim of hout) met boven en onder een vierkante opening. De wand staat er ook los in, dus je hoeft je eigenlijk geen zorgen te maken, je kunt zo instappen. Net zoals het hart, heeft het dus een 'bovenetage' en een benedenstuk.

De andere studenten zijn allemaal heel vriendelijk en gastvrij. Een keurig in pak uitziende jongeman, gelakte puntschoenen dragend, zegt mij dat ik gerust kan instappen, ook al ziet het er een beetje anders uit. Ik stap toch niet in en neem de trap, maar blijkbaar ben ik toch wel ingestapt en gaan we niet naar boven, maar 'de stad Rotterdam in'. Het gaat allemaal heel snel. De lift is nu een tram. We stoppen bij een boekenzaak. Ik leg uit aan een mede-reiziger, dat ik niet op de juiste bestemming ben. Het is een jonge vrouw, wat klein gebouwd, een beetje mollig, maar heel helder en vriendelijk, heel erg 'aanwezig', op een rustige en serene manier, kijkt blijmoedig en dromerig uit het raam, gekleed in wit, ze lijkt wel een engel, maar wel echt gewoon een reiziger, ze draagt een handtasje zo schuin om haar romp, heeft duidelijk een bestemming. De vrouw legt mij uit hoe ik terug moet reizen. Ik zeg dat ik geen OV-kaart bij mij heb, dat ik aanvankelijk alleen maar met de lift naar boven zou gaan, en nu hier beland ben. Ik hoor zo direct geen antwoord, maar het schijnt niet uit te maken, want de tram rijdt al, en dan kom ik op de plaats van bestemming.

Ik kom in een kamer van een (ander) studentenhuis, of misschien is het wel een wachtkamer in een gezondheidscentrum. Ik ben hier met een cliente uit de thuiszorg. Ik ben heel voorzichtig met haar. Ik zeg, dat ik haar 'hier even neerzet'. Dat klinkt wel raar. Maar ze blijkt nu een pop te zijn. Ik ben heel voorzichtig en zorgvuldig.

Met mijn vriendin van de hbo-v ga ik met de bus naar het strand. We zouden eigenlijk naar een andere locatie gaan, maar ik zeg dat we hier ook wel kunnen uitstappen, hier zijn we al bij het strand. Het is een grote villa, zoals het Kurhaus, maar dan is dit bij Bergen aan Zee. De zee is achter de villa. Ik ruik de frisse lucht al. Het is aardedonker, en middernacht. 

donderdag 19 april 2018

Cliente

Ik heb een nieuwe cliente in de thuiszorg. Het is een jonge vrouw, bekend van tv. Een vrouw met donker, sluik haar, met een Rotterdams accent.

Ze is ongelooflijk vriendelijk, heel gastvrij, ik mag heel graag bij haar en haar familie zijn, het voelt hier zo ontzettend 'thuis'. Het enige wat niet past, dat is dat het huis zo ontzettend vies is. Echt heel, heel vies. Dat heeft ook met haar aandoening te maken (stoma?). Overal in huis ontlasting. Uit mijn witte uniform valt een vol stoma-zakje. Geen idee, hoe dat kan. Ik wil gaan schoonmaken, maar er is geen houden aan. Eerst de zorg verlenen, en dan schoonmaken.

Het verlenen van de zorg gaat prima. De vrouw is heel gemotiveerd om aan haar herstel te werken, en ze praat honderduit. We kunnen het samen goed vinden, en moeten ook veel lachen. Maar nadat ik de zorg heb verleend, kom ik in de knoop. Ik moet het noteren op een lijst, maar ik weet niet waar ik het moet noteren en wat ik moet noteren. Het is een grote warboel. Oude en nieuwe registratie door elkaar. Het is allemaal veel te rommelig. Het lijken wel kaarten uit het oude administratie-systeem van jeugdgezondheidszorg. Ze zien er smoezelig uit, ik zie overal wel rapportage, maar dat is dan bijvoorbeeld allang weer verouderd. Ik trek het natuurlijk allemaal weer naar mezelf toe, dat ik het niet vlot en accuraat afhandel, terwijl het in werkelijkheid zo is, dat de boel daar gewoon niet op orde is, en dát is hetgeen de vertraging voor mij oplevert.

Dan kijk ik geschrokken op mijn horloge, want ik ben al veel te laat voor de volgende clienten, ik weet niet hoe ik dat moet gaan oplossen, ze zullen er niet blij mee zijn. Ik moet dit eerst goed zien af te sluiten, en dat lukt maar steeds niet. Ik laat weten dat de tijd erg uitgelopen is, en dat ik nu echt naar de volgende client moet. De vrouw vindt dat geen enkel probleem, en zegt dat zij zelf de ontlasting op de po-stoel zal opruimen. Ik denk dat zij dat ook prima zelf kan doen, het is een jonge vrouw, dus dat hoeft geen punt te zijn. Ik had het ook nog even wat schoon willen maken, en schoon willen achterlaten, maar het is maar de vraag of dat gelukt was, en ik denk dat het daarna zo weer vies was geworden. Dat is toch ook de eigen verantwoordelijkheid van de client.

Er is alle begrip voor, en zit een hele familie bij. De cliente heeft ook nog laten doorschemeren dat wij samen verre familie zijn, van mijn moeders kan. Oh, ik wist dat niet......

Ik kondig steeds aan dat ik nu echt weg ga, maar dan is er nog weer iets af te handelen. Het lijkt ook, alsof de familie mij niet loslaat. Ze werken er niet aan mee, dat ik vertrek, overal is het nog vies en rommelig, ik moet mij een weg banen naar de voordeur, het geeft onrust dat ik het niet even netjes heb kunnen afronden. Als ik bijna wil gaan, heb ik mijn tas nog niet bij me. De moeder van de vrouw zegt kijk, hier staat je tas. Iedereen is supervriendelijk, maar toch kost alles mij bakken energie. Nu kan ik dan eindelijk gaan. Het is inmiddels half 10, en ik had om half 9 bij de volgende client moeten zijn.

Dan word ik wakker, en denk ik tsja, niks voor mij om het zo te laten uitlopen. Maar nu snap ik het. Ik heb het gewoon maar gedroomd......


Baby

We zijn op vakantie in Frankrijk, met een busje. Ik rijd in het busje, van de zee af. We zijn blijkbaar naar het strand geweest. Maar ik kom ook weer terug bij zee. Het is een heerlijk gebied. Ik rijd in het mulle zand (donker), en parkeer de auto tussen de ranke bomen. Dan zie ik pas, dat er allerlei spullen los op het dak lagen. Oa een fietsrekje (voor dragen rugtas), koffers, springtouw. Ik schrik ervan, maar alles is goed gegaan.

Er lopen vreemde mensen om mijn bus heen. Ze willen zich ermee bemoeien, maar ik houd het een beetje af. Het is een roze bus, zoals in de Keukenhof. Ik ben druk bezig met inpakken en uitpakken, en weet ook eigenlijk niet zo goed wat ik wil.

Ik ben in een drukke ruimte, waar veel mensen in en uit lopen. Het lijkt op een ouderavond op de basisschool, met felverlichte lokalen en splinternieuw meubilair van licht hout. Er is veel 'poeha' zeg maar: de ene ouder weet het nog beter dan de andere ouder. Het is ook wel een bezoek aan een ziekenhuis. Mensen van de IC vertrekken naar huis. Het is een drukte van jewelste. Er is helemaal geen IC-omgeving, maar het kantoortje van de Boog, GGZ, waar ik vroeger werkte. Ik heb bewondering voor deze mensen, dat ze zulk belangrijk werk doen. Het zijn het meest mannen, of stoere vrouwen.

Er zit een oude man in het kantoor. Hij ziet er hoogbejaard uit. Het is een oudgediende. Een arts in ruste. Hij heeft heel veel belangrijk werk gedaan. We bewonderen hem allemaal, mijn collega
's en ik. Ik vraag hem hoe oud hij nu eigenlijk is, en ik verwacht een hoogbejaarde leeftijd, zo tegen de 100. Tot mijn verbazing zegt hij, dat hij 67 jaar is. Dat klopt volgens mij niet, maar ik zeg niks. Dat lijkt me niet netjes, om er iets van te zeggen.

Dan hoor ik een oorverscheurend hard geluid, dat overal dwars doorheen gaat. Het is een baby-jongetje. Hij is keihard aan het huilen. Zijn zusje zit er beduusd en stilletjes naast. Ik denk bij mezelf oh ja, dat komt omdat het jongetje ADHD heeft. Hij voelt zich totaal niet begrepen, en zet het daarom op een gillen. Het komt ook, omdat hij een jongetje is. Meisjes voelen zich veel meer begrepen, mogen veel meer gevoel laten zien. Dit jongetje moet stoer zijn, terwijl hij heel gevoelig is. De moeder is nergens te bekennen. Het jongetje is een soort 'baboeskapopje', en hij zit op een eetbord, is dus heel klein. Ik pak het eetbord met het jongetje op, praat rustig en zacht tegen hem, hij huilt nog even door, en houdt dan op met huilen.

De moeder komt er heel rustig aan gelopen, en kijkt onverschillig uit haar ogen. Ik bedenk mij of ik er iets van zal zeggen, maar ik doe het wel, heel stellig. Ik zeg dat kan echt niet, je kind zo achterlaten op een boterhambord. Dat mag je echt niet meer doen. De (nog piepjonge) moeder kijkt net zo beduusd als het meisje en knikt belovend, dat ze het niet meer zal doen.

Ik loop - innerlijk behoorlijk overstuur - naar buiten. Ik ben dan aan een Spaans strand, het is warm en inmiddels donker geworden, ik ben heel opgelucht dat ik hier dus aan zee ben, zonder dat ik het wist. Dat belooft veel goeds........

maandag 16 april 2018

Verschillende dromen

Ik ben in het ouderlijk huis, op de trap. Ik ben op het vloertje bij het raam, tussen de twee trappen in. Precies op die plek wordt er drie-vier keer achter elkaar een vuurwerk-rotje afgestoken, door jongeren van straat. Ze komen via het trapraam naar binnen. Het gebeurt allemaal heel onopvallend, ongemerkt. Ik moet elke keer wegspringen, als ze het rotje afsteken, en denk elke keer 'wanneer het nu eens afgelopen is'. Elke keer komt er vlak daarna een bus aan rijden. Deze rijdt dus 'van de trap af'. De bus is wel goed bestand tegen het rotje, maar ik niet! Toch verloopt het allemaal gestructureerd, ook alsof het gepland is. Ik ben verbaasd, dat er geen schade in het huis ontstaat. De familie wacht gespannen in de speelkamer, op de goede afloop (en die komt dus).

Er worden brieven voor de collega's gestuurd, in sierletters. Ik zie dikke enveloppen op een groot bureau liggen. Het schijnt dat een collega van ons gaat trouwen, maar ik weet van niets. Ik weet niet waar ik moet zijn, en ik ken de kerk niet. Ik begrijp het niet, want ik dacht dat ze al getrouwd was, en ze is ook zwanger. Een andere collega is ook niet op de hoogte.

In een andere droom ben ik thuis bij de ouders van mijn vriend uit Duitsland. Dat is in een restaurant in hun dorp, met grote ramen. De vader is bezig met zijn kindertekeningen. Hij heeft deze uitgespreid over de tafel, en gaat deze archiveren. Er zitten ook knutselwerkjes tussen. De vader is nog jong, eind 20, en heeft donker, krullend haar, praat Haags. Hij gaat pal naast mij zitten. Ik hoor hier blijkbaar ook bij. Hij kijkt dromerig naar buiten. Dan pakt hij een drietal doosjes met eieren. De eieren zijn leeg geblazen, en er zijn gezichtjes op geschilderd. Ik denk nog heee, Pasen is al voorbij. De vader legt uit, dat dit ook knutselwerkjes van vroeger zijn. 

woensdag 4 april 2018

Buitenland

Eerst de droom van vorige nacht: weer van alles met kleding. Ik draag een dikke rode bodywarmer, blote benen eronder, terwijl ik ga sporten, het ziet er niet uit, maar ik heb geen andere kleding. Ik voel mij 'voor gek' lopen.

Vannacht:
Met het gezin in het buitenland. Een prachtige vakantie. Helemaal, zoals ik voor ogen had. Heerlijk warm. We beklimmen een rots. Er is prachtig uitzicht. We zitten in een soort cabine, klein huisje op de rots. Ik zie de zee glinsteren, mensen zonnebaden. Ik wil er naartoe. Dat kan, door een deur te openen. De anderen zeggen, dat dat niet kan. Ik ga kijken. Ik begrijp nu, waarom het niet kan. Er is geen afdaling. Je zou stijl naar beneden moeten. Toch is het niet zo hoog, dat het niet te doen is. Maar nu niet verstandig.

De rotsen zijn zoals mergelgrotten. Gelig. Heel mooi. Ik voel mij hier heel erg thuis. Ik zie kinderen spelen in zee. Kijk vanuit weer een andere cabine. Nu een heel stuk lager in het gebergte. Ik wil er een foto van maken.

Ik voel me blij, enthousiast, echt zomervakantie. Hugo blijkt 'even' naar huis te zijn, ivm de mondhygieniste. Ik vind het maar raar, dat hij daarom naar huis gaat. Hessel is ook van plan even naar huis te gaan. Ik begrijp dat niet. Het is heel lang rijden.

Er wordt een mantel van Amber alle dagen gebruikt, voor de studenten van de toneelschool. Dan moet deze wel schoon zijn.