vrijdag 30 juni 2023

Zee

Samen met collega's logeerde ik in een hotel in Kijkduin. De collega's zaten al aan het ontbijt, te genieten in de zon op de boulevard, met uitzicht op zee. Ik wilde nog even mijn koffer opruimen, en kwam er later aan. Ik zag dat mijn schrijfboekjes verspreid over de tafel lagen. Mijn collega's waren bezig deze boekjes door te nemen, en maakten hier en daar aantekeningen. Ik vond dit niet vervelend, maar juist een eer omdat ze interesse hadden. Het leek alsof ze bezig waren met een verrassing voor mij, middels die boekjes. Mogelijk nam ik afscheid van het werk. Ik moest glimlachen en deed maar alsof ik het niet in de gaten had. Ik zei dat ik nog even ging zwemmen voordat ik aan het ontbijt ging. Dat vonden ze prima. Er was een gezellige en ontspannen sfeer. Er waren al wat meer mensen op het terras, met vriendelijke serveersters. Echt een zondagochtend die langzaam tot leven kwam. Ik liep met een grote groene handdoek richting de zee en had mijn badpak al aan. Ik was misschien een jaar of 12. Het was wel gek dat ik een badpak droeg, want op die leeftijd droeg ik alleen een bikini. Halverwege twijfelde ik of ik wel zou gaan zwemmen. Of dat ik misschien toch niet eerst zou gaan ontbijten. Maar ja, ik was nu aan zee, dus nu moest ik ervan genieten!  

vrijdag 23 juni 2023

Meer

 De droom speelde zich af in het meer, de Ieberenplas. We waren precies midden op het meer. We dobberden daar op een soort luchtbedje. Wiskundig klopte het exact dat we in het midden waren. Er was een waaier met drie balleinen. Uit de balleinen staken slingers, die zorgeloos wuifden in de lucht. Dat was een soort contact maken met de hemel. Zoals electriciteitsdraden. Alles was heel goed op elkaar afgestemd, en in balans. Het kon niet beter. Dit was het resultaat van waar ik jarenlang naar gestreefd en verlangd had. De finish was op de Ieberenplas, en die finish vond nu plaats! Heel erg mooi. Er waren ook meerdere zeemeerminnen, die mij hielpen. Ze zwommen op en onder het vlot, en ze waren eigenlijk onzichtbaar, maar van onschatbare waarde. 

Ik zat op de boulevard in Zandvoort, en keek naar de ondergaande zon. De moeder van Hugo's jeugdvriendje zat naast mij. we zaten peinzend op de leuning van een bankje. Ze had het moeilijk met haar kind. Hij liep voorbij. Ik bedacht me even, zette mij over een drempel en liep toen resoluut naar hem toe. Hij bleek heel depressief te zijn. Ik zag aan hem dat hij medicijnen slikte. Zij haren waren door de war, en zijn ogen klein. Hij liep met een slepende tred door de draaideur van het Scheper Ziekenhuis. Ik probeerde contact met hem te zoeken, zonder mij op te dringen. Het werkte wel. Ik herkende heel duidelijk zijn ernstige depressiviteit, en toch ook een beetje blij zijn dat iemand aandacht aan je besteedt, je niet zomaar voorbij loopt. 

Ik ging met Hessel met de auto ergens heen, Hessel met een stapeltje boeken onder zijn arm. Het waren vijf boeken. Ik dacht dat Hessel de boeken aan mij zou geven. Maar de boeken waren voor zijn moeder! Ze woonde in de schuur achter het ouderlijk huis, waar vroeger de Marokkanen woonden. We waren heel verbaasd om haar te zien. We probeerden contact met haar te maken, maar ze was 'in de andere wereld'. Wel had ze de boeken in ontvangst genomen, en daar was ze heel dankbaar voor. Ze was heel blij en ze straalde enorm. Ze moest heel erg lachen. Daar werden wij weer heel blij van. 

woensdag 21 juni 2023

Tocht

Ik had lesgegeven of stage gelopen in het onderwijs. Als huiswerk had ik een boek van een man moeten lezen over een zeiltocht die hij gemaakt had. Het was taalkundig goed geschreven, maar ik miste de bezieling in het verhaal. Ik vond het wel een hele vriendelijke, sympathieke man. Op de voorkant van het boek zag je hem trots in zijn zeilboot, een man met een flinke bos grijs haar, een jaar of 60, vriendelijke blik.

Ik had mijn les bijna afgerond, toen hij in de deuropening stond. Hij zei: "Goed boek zeg!" Dus ik zei dat ik vond dat hij het goed geschreven had. "Nee....ik bedoel jouw boek!"

Ik rondde de les en de leerkrachten hadden pauze. Ik moest echter meteen door naar de overblijf, als overblijf-juf. Er waren echter ook wat kleine groene notitie-briefjes die ik meteen aan de kinderen moest meegeven voor de ouders. Ik was druk bezig deze te schrijven met vulpen, aan de picknicktafel. Kinderen krioelden om mij heen, en wilden van alles. Maar ik moest eerst de briefjes afschrijven. De briefjes waaiden weg en de tekst vervaagde door de regen. Kinderen gingen helpen de briefjes weer terug te pakken. Het was wel belangrijk dat er geen briefjes kwijt zouden raken, want er stond privac-gevoelige informatie op. Ik reageerde 'gespeeld geirriteerd' en de kinderen moesten lachen. Een juf verderop zei 'dat ik wel professioneel moest blijven naar ouders toe'. Ik probeerde haar uit te leggen dat dit gewoon een grapje was, maar zijn had geen oog voor mij, was bezig met een groepje kinderen aan een picknicktafel verderop, in de bosjes. Weer dat overbekende gevoel dat het de anderen niet interesseert als jij omkomt in het werk en 10 dingen tegelijk moet doen. 

Daarna ging ik gauw op zoek naar de plaats waar de kinderen op de overblijf waren. Maar die kon ik natuurlijk niet vinden. De school was niet bekend voor mij (ook al was ik voor die tijd nog op het plein van de Groene Borg). Het werd ook wel het 'tuinbouw-landbouw-museum' genoemd. Dat vond ik wel een grappig woord. 

Er was hier van alles te doen. Het leek op een groot dorpshuis. Het was gelegen aan het water, ergens in Friesland. Er was een prachtige horizon, en heerlijk rustgevend om hier te zijn. Er waren wel vaak muggen. 

Ik betrad het pand via het water. Blijkbaar had ik ook al een tochtje met de boot gemaakt. Dat was heerlijk geweest. Zoals de eilandentrip in Griekenland, en het leek wel alsof ik Sinterklaas was die aankwam, en dat de kinderen op de kade mij kwamen verwelkomen. Tijdens het tripje had ik de frisse zeelucht op mijn gezicht gevoeld: heerlijk! Maar het pand was een groot doolhof voor mij. Nergens was mijn collega van de overblijf te vinden, met de kinderen. Ik moest haasten, want het was maar een half uur overblijf, en ik wilde niet dat zij dit alleen moest doen. Daar zou je bovendien praatjes van krijgen. 

Ondertussen zag ik de leerkrachten smoezen met elkaar, ieder met een gebakje op een schoteltje. Ze hadden een feestje in een prachtige binnentuin met een grote vijver. Er stond een grote feestelijk gedekte tafel met stoelen er omheen. Een ijle lucht bij bijna zonsondergang, met libelles die dansten over het water. Dit was in de kern van het gebouw. Er omheen was het een ander tijdstip van de dag, en was er geen natuur. Het was een groot Grieks huis van massieve witgeverfde stenen in de middagzon. Het was het tijdstip van de siësta.

De leerkrachten keken in de verte, om de overblijf te controleren. Ze zeiden 'dat de overblijf de garage nog steeds niet dicht had gedaan.' Dat was dan blijkbaar een teken van de vorderingen die de overblijf maakte. Dus zolang die garage open bleef (een garage met speelgoed om te spelen), zolang was de overblijf in gebreke. Mijn overblijf-collega wist dat denk ik niet. Dus dat hing als een zwaard van Damocles boven mijn hoofd.  

Ondertussen zocht ik verder en verder. Ik liep steeds zigzag, in een soort haarspeldbochten door het pand. Ik vroeg aan verschillende mensen waar ik moest zijn, maar de mensen gingen gewoon door met hun leven en antwoordden niet. Of ze zeiden nu en dan iets. Dat was dan wel gewoon vriendlijk. Ik zag een branddeur naar buiten, en keek uit op de zee in de verte. Ik hoopte hier mijn collega met de kinderen te zien. Maar het was een museum met buiten een expositie van de voorstelling van planeten. Hier was het op een zondagochtend, en er liepen gezinnen met puberkinderen van de ene planeet naar de andere. Daar kregen ze voorlichting. Het leek ook wel op een landingsbaan van een vliegtuig. Hier was een ochtendzon, die fel op de baan scheen. Ook hier was het sereen. Maar ik kon hier niet naartoe. Ik moest weer verder. 

Ik kwam bij een ruimte zonder ramen, die helemaal ingesloten was door het pand. Het bleek een afdeling van het Juliana Kinderziekenhuis te zijn. Er was een vrolijke, blije sfeer op de afdeling. Het zag er wel heel ouderwets uit: ik denk jaren '70. Maar het was hier heel gezellig. Het verplegend personeel was er helemaal voor de jonge patiënten. Alles was duidelijk en overzichtelijk. Er stonden teveel bedden dan de zaal aankon. Ook wel schots en scheef. Maar ze wilden geen patiënten weigeren. Maar dat was wel rommelig gezellig. Een verstandelijk gehandicapte jongen had zijn laatste dag in het ziekenhuis, en was ook nog jarig. Ik denk dat hij een jaar of 10 werd. Er was veel aandacht voor hem, en er werd voor hem gezongen. Iedereen kende hem heel goed. De jongen straalde van oor tot oor. Ik werd heel blij van deze sfeer: eindelijk weer eens een werkomgeving waarin men bereid was zich echt voor de ander in te zetten, en waar jonge mensen blij en trots waren op hun baan als verpleegkundige. De moeder van de jongen was onderweg om hem op te halen. In gedachten zag ik haar in een mooi rood jasje stralend door de draaideuren van het ziekenhuis gaan, blij met de goede zorg voor haar zoon. 

Ik liep verder en een van de zusters riep mij nog na, met de vraag of ik ook in een kinderziekenhuis had willen werken. Ik legde uit dat ik dit wellicht te zwaar had gevonden, dat ik het wel heel graag gewild had, maar dat ik het fijn vond dat ik nu ook met kinderen werkte. Toen moest ik gauw weer door. 

Toen ik de ruimte verliet en de deur sloot, kwam ik in de vestibule van het ouderlijk huis van Simone. Daar zat mijn collega onder de trap, met een paar overblijfkinderen. Eindelijk! Het was een vriendelijke, jonge dame met lang blond haar. Ze maakte zich er totaal niet druk om dat ik veel te laat was. Ze snapte helemaal hoe dat gekomen was. Ze had zich prima gered met de kinderen. Niet druk om maken. De kinderen liepen vrolijk rond door het hele gebouw. Mijn collega had er goed zicht op. Niet druk maken. Straks gaat de bel, en dan gaan ze weer naar de klas. 

Er viel een enorme last van mij af: wat was ik opgelucht!


maandag 19 juni 2023

Groep

 Ik was met een groep mensen op stap. We maakten een rondreis, zoals de Griekenlandreis Pelopenessos. Ik trok de hele tijd op met de vrouw van mijn vriend. We waren goede vriendinnen. Die droom komt vaak terug. Terwijl ik haar niet ken. In de droom had zij ander haar dan in werkelijkheid. Het was duidelijk dat we al heel lang vriendinnen waren. Andere mensen fladderden wat om ons heen, en wilden ook bij ons in de buurt zijn. 

Er deden zich ontwikkelingen om ons heen voor, die ik niet helemaal zo goed begreep. Maar ik bleef lekker in mijn cocon, en had plezier met mijn vriendin. De mensen om ons heen deden onaardig tegen elkaar, maakten ruzie, waren ontevreden. 

Eerst hield ik mij daar niet zo mee bezig,omdat ik er ook niks mee te maken had. Maar ik begon er steeds meer last van te krijgen, omdat het geen fijne energie had. 

Achterin de bus zag ik een verdrietige vrouw. Er werd over haar gepraat. Dat was niet leuk, en oneerlijk. De vrouw deed niemand kwaad. Ze voelde wel dat er over haar gepraat werd. Ik probeerde er toch meer van te weten te komen. 

Het bleek dat de vrouw een zoon had, zonder dat zij het wist. De groep mensen onthield haar van die informatie. Ze hielden haar al jarenlang voor de gek. Ik werd daar heel woedend van. Hier moest wat aan gedaan worden! 

Ik ging een plan beramen,hoe ik dit zou gaan aanpakken. 

Treinspoor

 Aan de overkant van het treinspoor bij Hoogeveen zag ik een mooie bloem, die ik wilde fotograferen. Dus ik wou zo nietsvermoedend oversteken, helemaal in beslag genomen door de bloem. Ik dacht er verder helemaal niet aan dat er een trein zou kunnen komen. In de verte kwam er een heel rustig boemeltreintje aan. Ik dacht oeps, het was natuurlijk niet handig geweest om op het spoor te gaan lopen. Dan maar van veraf fotograferen! 

Ik bracht een jongen naar huis van de BSO. We gingen nog even snoep kopen in het ouderwetse snoepwinkeltje in Orvelte. Zijn tante liep voorbij en ze zwaaide hartelijk naar hem. Mij negeerde ze, terwijl ze mij echt wel kent. Maar dat maakte mij niet uit. Als het maar goed ging met de jongen. Er hingen steeds kinderen om mij heen. Ze zochten beschutting, omdat ze niet in een vriendelijke, kindvriendelijk omgeving waren. De meisjes droegen jurkjes uit de Ot en Sien tijd. Het was niet duidelijk of ze verkleed waren, of dat het echt was. 

De kinderen vervolgden hun leven over kronkelwegen. Dat leek moeilijk te zijn, maar dat viel heel erg mee. De huidige ingewikkelde maatschappij 'verhuisde' naar vroeger tijden,en hiermee werd het in een keer duidelijk en overzichtelijk voor jonge kinderen. 

dinsdag 13 juni 2023

Vloer

Op een etage midden in een stad was ik in alle vroegte de vloer aan het schoonmaken. Het was mijn etage en ik had er een leuk feestje gegeven. Er lagen hier en daar nog wat dingetjes op de vloer. Ik ruimde die spulletjes op en poetste ondertussen de vloer steeds schoner. Ik had veel plezier in deze activiteit, en ik nam er alle tijd voor. De ochtendzon scheen naar binnen, en hierdoor blonk de vloer extra. Het leek op het oppoetsen van een diamant. En dat gaf een voldaan gevoel. Het was lichtblauw, doorzichtig, glimmend, zoals de zee. Een beetje nachtblauw. Er moesten hier en daar nog wat kleine dingetjes opgeruimd worden, maar dat mocht geen naam hebben. 

De buurvrouw zette op Facebook dat ze even een moeilijk moment met haar dochter had,en hoe ze dit had opgelost. Ik liep langs haar huis, en ik zei dat ik het goed vond dat ze dat deed. Iedereen zet tegenwoordig maar van alles op Facebook,maar in dit geval vond ik het een goede zaak. Dit omdat ze het zodoende kan delen met anderen en het zodoende niet hoeft op te kroppen. Ik liep met haar mee naar boven. Ze liet zich met een trots gezicht op het bed vallen, en zei dat ze nog iets te vertellen had. Ze vertelde dat ze zwanger was! Ik was heel blij voor haar, en zei dat ik dat vermoeden al gehad had, gezien haar blije uitstraling. 

Op een rustige speelweide met uitzicht, ergens bij de Holdert in Emmen, zag ik een paar politiewagens met blauw zwaailicht. Het was midden in de nacht, maar toch zag ik hier kinderen spelen. Ik nam hun snel onder mijn armen mee naar binnen. Dat lukte heel goed. Blijkbaar had ik genoeg armen en genoeg kracht om alle kinderen te dragen. 

maandag 12 juni 2023

Tocht

Ik deed te voet een tocht naar het Julianaplein in Groningen. Het was een hele lange tocht, met veel hindernissen. Het was weer zo'n droom dat ik vanuit een waas een film voorbij zag komen, maar ook nog wel vaag wist wat er dan aan vooraf gegaan was, en wat voor de kijker vanwege de waas niet goed te zien was. Het was een soort wit sluier, waarachter je bewegingen zag en hiermee wel dingen kon ontcijferen, maar dat was alleen voor het geoefende oog. En ik had dat geoefende oog. Achter dat sluier zag ik dat ik al een heel eind gelopen had, en nauwelijks rust had genomen. Toch was ik niet heel moe geweest. Het was toevallig zo uit gekomen dat ik onderweg toch even overnacht had bij een vriendelijke collega. Wie het was en waar het was, dat werd niet duidelijk. Waarschijnlijk iemand in Hoogeveen. Het werd min of meer voor mij besloten dat ik daar even pauze zou houden, en dat was mij goed bevallen. Het was een oase van rust geweest. De volgende dag had ik mijn reis vervolgd. Het was niet zomaar een wandelroute: het was een heel levenspad. Nu kwam dan de droom achter het sluier tevoorschijn. Ik schrok een beetje van het feit dat ik al die tijd over de snelweg liep. Dat was toch heel gevaarlijk!? Waarom had ik dat niet eerder in de gaten gehad??? Dit was eigenlijk niet verantwoord. Ik was veel te weinig beschermd. Gek genoeg gingen de auto's wel voor mij opzij, en was ik niemand tot hinder. Het deed een beetje denken aan het volk van Mozes, dat dwars door de Rode Zee loopt, beschermd door God. Maar het was wel gevaarlijk, omdat ik mij niet had ingesmeerd, en daar in de volle zon liep. Het gevaar kwam dus uit een hoek die je helemaal niet zou verwachten. Je zou verwachten dat ik gevaar liep door snel rijdende auto's, maar ik liep gevaar door de brandende zon. En omdat ik aan dat mogelijke gevaar helemaal niet had gedacht, was dat eigenlijk extra gevaarlijk, en lag dat op de loer. Ik moest dus mijn huid beschermen, en kon daar ook niet meer mee wachten. Het ging om de bescherming van mijn huis, maar natuurlijk ook bescherming tegen oververhitting en uitdroging. Er werd mij geen keuze gelaten: ik moest schaduw gaan zoeken,en wel nu!Toen kwam ik aan bij mijn collega van de Ridder. Zij woonde in de droom bij Assen. Ik was dus al een beetje dichter bij het Julianaplein. Ik had bij haar een klein, knus huis verwacht. Maar het huis leek net een doolhof, een ziekenhuis, met witte smalle, schuinlopende gangen, haaks op elkaar. Ik moest verschillende kamertjes betreden, en daar waren mensen die heel erg zoekende waren in het leven, hetgeen te zien was aan de rommelige inrichting, met kleren overal verspreid. Ik probeerde steeds duidelijk te maken dat ik niet meer de plicht had om voor deze mensen te zorgen, dat het al vier jaar geleden was dat ik mijn beroep als verpleegkundige achter mij had gelaten. Maar toch werd ik steeds weer die kamertjes in getrokken, en leek het wel alsof ik een magneet was en er automatisch naartoe getrokken werd. Ik werd daar heel verdrietig van. De man van de collega kwam poolshoogte nemen. Het was een hele andere man dan ik mij had voorgesteld. Hij was klein en kaal, en heel vriendelijk, inlevend. Hij zei dat hij mij ook gerust wilde brengen naar het Julianaplein. Ik bedankte hem voor het aanbod, maar sloeg het af omdat ik zei dat het de bedoeling was dat ik er te voet naartoe zou gaan. Hij keek een beetje teleurgesteld, maar liet het verder zo. Met de onrust in de kamertjes nam ook de onrust in mij hoofd toe. Uiteindelijk ging mijn collega zich er ook nog voorzichtig mee bemoeien, maar hield bewust was afstand van mij, omdat ze niet verder wou aandringen. Ze uitte haar bezorgdheid en vond het naar dat ik steeds zo tegengewerkt werd. Misschien zou ik een kosten-baten-analyse kunnen maken? Daar was ik dan toch wel gevoelig voor. In een keer stond ik met de auto vlakbij het spoor in Emmen, en wist ik niet wat ik daar deed. Haalde ik misschien iemand van het station die niet kwam? Ik zat er behoorlijk ontredderd bij en was de weg kwijt. Dat maakte de noodzaak om knopen door te hakken toch wel aanzienlijk groter. Uiteindelijk maakte ik zelf het resolute besluit om de auto te pakken en het laatste stuk naar het Julianaplein met de auto af te leggen. Mijn collega en haar man zwaaiden mij zichtbaar opgelucht uit. Voor hun was het fijn dat het uiteindelijk mijn eigen beslissing was geweest. Hoe ontredderd ik mij in Emmen had gevoeld, nu was ik de rust zelve, reed ik rustig richting Groningen, genoot ik onderweg van de zon en het landschap, was ik beschermd. Ik zou dan het laatste stuk naar het Julianaplein dan toch nog lopen. Pas toen ik daar in de buurt arriveerde bemerkte ik,dat het helemaal niet de opdracht was geweest om de tocht lopend af te leggen. Het was dus heel verstandig dat ik de auto had gepakt. Ik had gedacht dat het om een festijn ging zoals de Wandelvierdaagse. Maar dat was helemaal niet het geval. Er stonden mensen in de rij voor paspoortcontrole of een Corona-vaccinatie. Het was ook wel die grote brug in Rijswijk, met die haarspeldbocht, als je vroeger van de snelweg kwam, als we in Gorssel waren geweest. Er viel een enorme last van mijn schouders af. Alles was goed, alles was ok. Ik kon rustig op zoek naar een parkeerplaats voor de auto, en dan rustig naar de locatie bovenop de brug wandelen, waar de paspoorten werden uitgedeeld. Ik parkeerde de auto onder de brug. Het was ook wel de witte Golf die we vroeger hadden.