zaterdag 31 oktober 2015

Vast zitten

De dromen van gisterennacht en vannacht lijken op elkaar. Daarom voeg ik deze samen, met verschillende titels.

Verpleeghuis:

Ik ben aanwezig in een verpleeghuis, en het is tijd om naar huis te gaan. De reden waarom ik hier ben weet ik niet. Het kan zijn dat ik er gewerkt heb in de zorg, of de dagopvang, of de horeca, of dat ik aanwezig ben geweest bij een kerstborrel (omdat het inmiddels donker is, met veel lichtjes, en mensen in sjieke kleding, en lekker eten).
Ik zeg iedereen gedag, en ben op zoek naar de uitgang. Deze kan ik echter niet vinden. Het verloopt dus niet volgens plan. Het is een mooie dag geweest, en het is de bedoeling dat iedereen nu weer naar huis gaat, en ik heb ook zin om nu thuis te zijn. Maar wat ik ook probeer; ik kom het gebouw niet uit. Eerst ben ik heel geduldig, en probeer ik allerlei uitgangen. Eerst reguliere uitgangen, dan minder reguliere uitgangen, zoals kelders, achterdeuren, schuurtjes, een stal, enz. Het mag allemaal niet baten. Inmiddels is er niet meer de sjieke sfeer, maar de sfeer van 'achteraf', van kille en holle gangen, niet zo schoon als 'voorkamers', zonder bewegwijzering, en je weet niet wat je achter een deur aantreft en hoe je dan moet lopen. Het is er koud en kil en vochtig, en je treft er in principe geen mensen aan, behalve dan gehaast personeel, dat even snel iets uit de voorraad moet halen. Ik voel me opgesloten en heb het gevoel dat niemand naar mij omkijkt. Ik weet echter, dat als ik maar in beweging blijf, dat er dan niets aan de hand is, dat de oplossing dan echt wel in zicht komt. Maar het is wel zaak om in beweging te blijven. Ook ga ik nog kijken op bovenetages, maar het zijn meer verhogingen van de begane grond, waar ook mensen eten, met hekken aan de zijkant. Het mag allemaal niet baten. Iedereen gaat gewoon maar door met zijn of haar activiteit. Ik blijf heel lang geduldig (veel te lang)en blijf ook veel te lang de oorzaak bij mezelf zoeken, zonder de ander ook maar iets aan te rekenen, terwijl ze best een hand mogen uitsteken, ik heb immers regelmatig de weg gevraagd, maar niemand neemt echt de tijd voor me, en is haastig met eigen zaken bezig. Ik besluit wel het hoofd koel te houden en mijn niet te laten kennen. Eerlijkheid duurt het langst. Op die voet ga ik verder, maar ik merk wel dat ik mij heel sterk op mijn doel moet concentreren. Er is maar één doel: hier zo snel mogelijk weg zien te komen, op een waardige manier, omdat het immers ook gewoon een mooie dag was. Op een bepaald moment dient zich gewoon het antwoord aan, en ik ben zielsgelukkig. Ik ontmoet verschillende dames van werkplekken waar ik gewerkt heb (die de functie hadden van secretaresse, en altijd enorm vriendelijk en dienstbaar waren, en vooral nooit moeilijk deden, alles wel voor je wilden doen). Zij willen mij allen verder helpen, geen enkel probleem, het kost hun helemaal geen extra moeite, maar natuurlijk Ester, ik wijs je even de uitgang hoor, kijk, dan moet je zo en zo lopen, en dan sta je weer buiten. Dag hoor. Fijn weekend Ester, en tot volgende week! Ik ben zielsgelukkig. Ik kan zo doorlopen van die kale vochtige doelloze gangetjes naar weer gewoon de bewoonde wereld, waar iedereen nog steeds bezig is met eten en feest vieren, waar het warm is, en gezellig, met lichtjes. Wederom heeft niemand mij in de gaten, maar dat komt nu wel mooi uit, want zo heeft ook niemand in de gaten gehad hoezeer ik de weg kwijt ben geweest, dus dat scheelt een slok op een borrel, want ik heb helemaal geen zin om hier verslag van te doen, aangezien ik alleen maar lekker naar huis wil, en daar neer te ploffen op de bank, gewoon in mijn eigen omgeving. He, heerlijk, nu lekker naar buiten, de frisse lucht in!!!!!

Toegang

Met een aantal mensen sta ik in de rij, voor toegang tot een fair of een beurs. Een collega uit de zorg, waar ik het goed mee kan vinden, staat vóór mij in de rij, is reeds binnen, en wacht op mij.
Er staat ook een aantal jongeren, die op het Esdal-college hebben gezeten. Ze zijn allemaal gaan studeren, in verschillende richtingen. Ze zien er niet allemaal even gelukkig uit. Dat valt mij op. Ik ben aan de beurt in de rij, maar ben er niet helemaal met mijn gedachten bij, omdat ik ook let op de jongeren. Het is ook wel in de rij bij Kunstbende. Ze hebben veel bereikt op de maatschappelijke ladder, maar hun uitstraling klopt hier niet bij, is niet gelukkig. Bij andere jongeren is het juist wel helemaal in orde. Dat valt mij op. Het blijkt, dat je door een toegangspoortje moet, en dan onder een soort douche, voordat je naar binnen kan. Ik heb dit nog nooit eerder meegemaakt, dus ik weet niet hoe het werkt. Het wordt mij wel uitgelegd, maar ik vind het nog lastig, dit voor de eerste keer te doen na maar één uitleg. Ik moet het eerst nog even zelf ervaren. Rechter kraan aan, water over je heen, linker kraan dan juist uit laten, of andersom. Zoiets. Ik ben echt nog aan het zoeken, maar doe wel heel erg mijn best. Het heeft te maken met een schoon veld en een besmet veld. Je moet uit het besmette veld zien te blijven. Het meisje achter de balie geeft mij aanwijzingen en daar heb ik wel wat aan. Zij begrijpt ook wel dat ik het eerst vaker moet doen, om de routine te krijgen. Ik kan gewoon naar binnen gaan. Ik loop naar de collega, geef haar een klopje op de schouder van zo, we zijn binnen, zullen we anders eerst even een kopje koffie gaan drinken? Het kan ook wel zijn dat dit de Huishoudbeurs is (waar ik overigens nog nooit ben geweest). Echter, volkomen onverwacht, wordt de collega woedend op mij. Ik snap er niets van, want normaal gesproken is zijn juist enorm lief en empathisch. Ik schrik erg van haar reactie. Ze roept dat ik het helemaal niet goed heb gedaan met die douche, dat ik er niets van heb gebakken, dat ik toch wel weet dat alles steriel moet blijven. Ze brengt het op zo'n manier, dat ik er niet op kan reageren, ik durf ook niet te reageren, omdat ze zo stellig is. Ze loopt geirriteerd naar het toegangspoortje, en demonstreert op ongeduldige wijze hoe het 'wél moet'. Ik merk dat ik afhaak. Natuurlijk wil ik het graag goed doen, maar als het op zo'n manier moet, dan kan ik het niet serieus nemen. Er was immers geen man overboord, ook al deed ik het dan niet perfect. Maar blijkbaar goed genoeg, anders had het meisje mij niet doorgelaten. Dus wat is nu het probleem!? Inmiddels bedenk ik mij dat het haar niet lijkt te gaan om de juiste uitvoering van de klus, maar dat ze gewoon zelf geirriteerd is, omdat het niet op haar manier gaat. Nou ja. Jammer dan. Ik ga voor kwaliteit. En ik ga niet voor het nadoen van anderen. Want dat is geen kwaliteit. Ik besluit wijselijk mijn mond te houden.   

zondag 11 oktober 2015

Tocht

De droom bestaat uit twee fragmenten. In het eerste fragment woon ik in bij een ouder echtpaar. Dat schijnt heel gewoon te zijn. Ik heb geen privacy, maar blijkbaar zijn zij mijn hospita's. Ik zit op de bank, bezig met mijn eigen dingen, en zij zitten aan tafel. Ik ben geen familie of kennis van hen, maar toch letten zij steeds op mij. Ik vind dat enorm storend, maar toch zeg ik er niets van, en ga ik gewoon door met mijn eigen bezigheden. Ik zit ook wel buiten, nu bij mijn eigen voordeur, en zij zitten bij hun voordeur, dus nu zijn de huizen wel gescheiden, en zijn zij buren. Ik ben bewust om het hoekje gaan zitten, achter een muurtje, zodat zij mij niet kunnen zien, en hiermee dus aangevend dat het de bedoeling is dat zij zich niet met mij bezig hoeven te houden. Maar dat doen zij wel. Ze roepen dat het buiten best koud is, en 'of ik dan dus geen jas aan zou moeten doen'. Ik antwoord vriendelijk dat dat niet nodig is. Nu vind ik het niet zo'n probleem meer, want bij deze afstand kan ik echt gewoon mijn eigen dingen doen, en zitten zij op 'veilige afstand', ook al hebben ze dat zelf dan blijkbaar nog niet in de gaten, en zullen ze dat wellicht ook nooit in de gaten krijgen.

In een ander fragment ben ik bezig met een tocht. Het is een looptocht door het bos, maar misschien is het ook wel een zwemtocht. De omgeving is prachtig, maar ik ben wat onrustig, want ik weet niet wat er nu precies van mij verwacht wordt. Eigenlijk is het voor mij een makkie, en vlieg ik er zo doorheen, maar ik moet wel voldoende afgestemd blijven op de mensen om mij heen, wil wel rekening met hun blijven houden, wil hen niet mislopen. Dat gebeurt ook niet, omdat ik wel steeds op hen gericht ben. Maar het gaat niet altijd gemakkelijk, omdat ik niet altijd kan volgen wat zij bedoelen en wat hun wensen zijn. Daarbij komt, dat ze niet allemaal dezelfde kant op gaan, en ik niemand wil benadelen, maar ook niet op verschillende plaatsen tegelijk kan zijn. Toch vind ik wel dat ik mijzelf hier goed in handhaaf. Het verloopt hooguit niet volgens planning, maar dat is ook weer niet zo'n ramp als ik van tevoren gedacht had. Ik had afgesproken met een collega, en dat wat het bospad rechtdoor. Het bospad is wel wat modderig, maar ik zou gemakkelijk bij die collega aan kunnen komen. Zij is alvast op weg gegaan. Echter, door de omstandigheden word ik steeds opgehouden, en nu wordt van mij verwacht dat ik linksaf ga. Ik wil de collega een bericht sturen, maar dat krijg ik niet voor elkaar. Toch voel ik heel duidelijk dat zij er geen punt van maakt, en dat zij het wel begrijpt. Zij vindt het ook meer vooral vervelend voor mij. Ik ga dus naar links, ook omdat ik geen keuze lijk te hebben. Het is ook wel de route zoals vroeger schaatsen naar Vlaardingen, op de route in de buurt van 't Woudt. Ik heb helemaal niet in de gaten dat het bospad steeds verder stroomt met water, en dat ik nu helemaal niet meer aan 't wandelen, maar aan 't zwemmen ben. Het valt op dat de oevers bijna overstromen. Dat lijkt onoverzichtelijk, maar het voelt eigenlijk heel prettig.  Ik ben linksaf gegaan bij een locatie die duidelijk een kruising was, en even verderop begeef ik mij op een groot meer. Pas na aankomst in het grote meer ervaar ik weer de ruimte en de rust, en hoef ik niet meer direct rekening te houden met anderen. Natuurlijk houd ik wel rekening met anderen, maar zij zijn nu op grotere afstand, en dat vind ik veel prettiger. Deze manier werkt voor mij vele malen beter dan iedereen zo op mijn lip. Maar ja, ik moet wel even door die periode van iedereen op mijn lip, voordat ik bij dit grote meer zou arriveren. Het grote meer blijkt één groot oefenveld te zijn, in positieve zin. Ik kan hier alle idealen verwezenlijken die ik nog heb, en besef ook dat ik al heel wat idealen verwezenlijkt heb, hetgeen mij rust geeft en blij maakt. Op deze ervaring kan ik rusten en 'stoelen'. Dat woord schiet te binnen: 'stoelen'. Het betekent dat ik niet steeds meer behoedzaam om mij heen hoef te kijken, gespitst op gevaren. Nee hoor. Ik kan hier gewoon gaan zitten. Plaatsnemen. 'Stoelen', noem ik dat. Ofwel rusten en vertrouwen op mijn eigen ervaren, en van daaruit mijn eigen beslissingen nemen. En als ik anderen nodig heb, dan weet ik die personen wel te vinden. Ik hoef mij hun 'hulp' dus niet meer te laten opdringen. Ik bepaal nu zelf waar en wanneer ik anderen wel of niet wil raadplegen. Het is een afspraak voor de rest van mijn leven. Een afspraak met mezelf. Ik neem er uitgebreid de tijd voor, en kijk tevreden rond. De dag loopt ten einde, en ik zwem rustig weer terug naar het beginpunt, waar ik met de anderen afgesproken heb, en waar we onze ervaringen gaan bespreken. Het water is nog steeds bijna over de oevers. Het is diep water, maar het voelt vriendelijk en zacht aan, en is ook lekker warm. Het is helemaal goed.

Dan denk ik weer aan de collega. Ik heb haar nog steeds niet kunnen bellen. Ik bemerk dat mijn telefoon al die tijd in mijn zak zat, en dus nat is geworden. Ik probeer de telefoon uit, en die geeft natuurlijk allerlei kuren. Wat nu? Ik geef mezelf even bedenktijd. De collega vindt het geen probleem. Ik zou hooguit een nieuwe telefoon moeten kopen, dan is het probleem opgelost. Zo simpel is dat. Dat bedenk ik mij zelf ook. Als ik dan ook bemerk dat ik het gewoon maar gedroomd heb, is het probleem met de telefoon meteen van de baan. 

vrijdag 2 oktober 2015

Grap

In het huis van mijn oom in tante in Gelderland. In de droom is dat mijn eigen huis. We verblijven in het kleine huisje achter het huis, waar we vroeger wel vakantie hielden. 
Er is een complot van Duitse mannen, en een vriend heeft al een paar weken eerder aangegeven dat ze graag een grapje met mij willen uithalen. Ik heb hier niet zo enthousiast op gereageerd, maar heb niet expliciet nee gezegd, waar ik nu wel spijt van krijg.

Het blijkt dat ze wel een paar keer op gebeld hebben, om hun bezoek aan te kondigen, maar daarna hebben ze toch weer afgebeld. Ik was toen niet thuis, en ik kan niet precies nazoeken of de kinderen hen te woord gestaan hebben.

Ze komen nu op een middag langs. Het is nog middag, maar het is al donker buiten, en wat kouwelijk en guur. In huis is het een bende, en dat is niet mijn eigen rommel. Het blijkt dus misschien toch niet mijn huis te zijn, maar ik woon er nu wel. Ik weet niet wat ze er allemaal doen. De vriend zie ik vluchtig voorbij lopen, maar ik kan hem niet in de ogen kijken. Hij heeft vlassig haar. Nu ben ik op een hoge circustribune tijdens een voorstelling, en schiet hij vluchtig voorbij. Hij durft mij niet aan te kijken, alsof hij iets te verbergen heeft.

De mannen zijn flink aan het huishouden. Het is allemaal onschuldig, maar ik vind het eigenlijk niet leuk, en laat mij mijn eigen grenzen overschrijden. Als ze weg zijn, wil ik naar het toilet, maar op het toilet blijkt een wasmachine te staan. Het toilet is verhuisd naar boven. Ik ben helemaal in de war en van de kaart, en dit geeft een naar gevoel. Dit blijkt dus de grap te zijn, maar ik kan er niet om lachen.

De mannen komen nog even terug, maar durven niet dichterbij te komen. De vriend voelt zich duidelijk beschaamd. Eén van de mannen wil mij voor de grap vastpakken. Ik zeg 'blijf van mij af', maar hij doet het niet, en pakt mij nog steviger vast, als grap. Ik roep keihard en furieus: BLIJF VAN ME AF!!!!!!!!

Even later zijn de mannen weer vertrokken en is de Duitse politie gearriveerd. Eén van de politiemannen zegt dat het erg kinderachtig is dat de mannen eerst afbelden, maar dan stiekem toch gekomen zijn, tegen mijn wil in.