woensdag 19 juni 2019

Bergen

Ik ben samen met Hessel in een prachtig berglandschap. Het is ook wel een duinlandschap, zoals 'Dune de Pyla', waar we in 1996 waren. Ik vind het heerlijk om weer aan zee te zijn. Het is prachtig om zo uit te kijken over de grote zee, en tegelijkertijd in de bergen te zijn. Hessel is weer eens een keertje flink op dreef met zijn grappen. Het is weer 1996, en we hebben nog geen kinderen.

Het is best een hele klim naar boven, met kronkelweggetjes. We lopen hier met Bekende Nederlanders, maar daar hebben we beiden een Broertje Dood aan; wat een poeha & overdreven gedoe van die lui. We hebben er helemaal niets mee. De lucht is een flink stuk ijler, we raken vermoeid, het ademhalen gaat moeilijker, maar dat mag de pret absoluut niet drukken, we blijven samen slap ouwehoeren en in een deuk liggen.

Hessel wordt enthousiast op zijn schouder getikt. Verbaasd kijkt hij om; het is Matthijs van Nieuwkerk! "Hé gast, wat vind ik dat nou toch geweldig, om jou hier te zien. Wat maak je prachtige dingen. Ik wil je graag in mijn uitzending." Hessel is verbouwereerd, weet niet wat hij moet zeggen.
We vinden Matthijs niet overdreven BN-er.....dit is echt gemeend. Het voelt alsof we hem allang persoonlijk kennen (natuurlijk omdat we vaak DWDD kijken). Ik weet even niet waar Matthijs op doelt, maar het zullen ongetwijfeld de vlogs zijn als 'Surfin' Dad'. Ik moet er wel om grinniken. Vind het op zich schattig van Matthijs, maar zo overdreven hoeft niet van mij. Matthijs kijkt mij even vluchtig recht in de ogen. Hiermee merk ik, dat hij mij graag mag, maar even niet weet hoe te reageren. Hessel is duidelijk de extraverte, ik de introverte. Wellicht heeft het ook te maken met de inhoud van Hessels vlogs, vooruit blikkend, het is het plan om mijn verhaal over PND in het najaar op te nemen, voor een buitenstaander natuurlijk erg beladen, en zeker ook voor Matthijs, die eigenlijk heel gevoelig is..............wie zal het zeggen.

Ik wil nog tegen Matthijs zeggen dat Jan Mulder vanmorgen bij ons op de koffie was, maar ik zeg nee Ester, houd je in, niet overdreven doen. Matthijs is dan alweer bij de andere BN-ers, en ik denk nou ja, wel zo rustig, kunnen wij weer samen verder.

We drinken ijswater, zoals de ijle lucht, uit glazen in de vorm van omgekeerde driehoeken met voet. Matthijs drinkt ook een glas met ons, en loopt dan dus naar de anderen, zijn glas in zijn hand.

Ik zie een pruik van witte wol op de grond liggen. Het is een breed kapsel, met een grote vlecht. 

maandag 17 juni 2019

Scheveningen

Ik ben 'ergens midden in het land', en zo zie ik het ook tevoorschijn komen op de landkaart van Nederland. Ik moet naar Scheveningen komen, om daar 'in de modder te staan'. Daarna zal ik weer terugkeren naar de plaats ergens midden in het land. Die plaats is wel in Zuid-Holland, en redelijk vlakbij de kust. Het is een fijn tripje; ik geniet ervan. Op het strand sta ik in grote laarzen in de modder. Ik draag een bloemetjesrok en ik heb heel veel plezier. Ik moet schaterlachen en ik sta in de felle zon, in een verder hier en daar beschaduwde omgeving. Het is prachtig zomerweer. Het is nog zo fijn rustig op het strand als het vroeger was. Het strand is in de droom ook veel schoner dan het tegenwoordig is.

Ik word opgeroepen om naar een kamer te komen, en moet wachten in de wachtkamer. Als ik in de kamer kom, moet ik met de behandelaar oefenen in het 'goed en netjes gaan zitten op een fauteuil'. Ik ben in de droom een man, met een keurige lichtblauwe blouse en een dikke lichtbruine ribfluwelen broek. Ik voel me ook helemaal zo. Ik voel me erg timide, een nerd. Ik ben erg intelligent, maar sociaal volkomen geisoleerd. Het is een hele aparte gewaarwoording om totaal iemand anders te zijn. Ik ben ook bang voor de persoon die mij helpt, terwijl er in het geheel geen reden is om bang te zijn. Ook moet ik op een vergelijkbare manier oefenen met 'de was doen', in de badkamer. Dat voelt al iets vertrouwder dan het oefenen in zitten, maar het houdt niet over. Het blijft allemaal erg spannend. 

vrijdag 14 juni 2019

EHBO

We vieren een feestje met de 'jongens van de EHBO'. Ik zeg dat de jongens van de EHBO het goed gedaan hebben. Ik zeg ook nog: "Ere zal u ere toekomen". Dat is een hele mooie uitspraak, en ik voel echt een soort helende kracht, als ik dit zeg.

Het is niet duidelijk of het gaat om ambulance-medewerkers, of dat het een groep jongens is die een goede daad hebben verricht. Het heeft ook te maken met onze verhuizing van nummer 13 naar nummer 17. Het kan zijn dat ik met terugwerkende kracht alle verhuizers opnieuw bedank. Dingen zijn afgerond, en ook veel meer dan dat. Er zijn levens gered. Als het niet op deze manier gegaan was, dan was het niet zo goed afgelopen als nu. Ik realiseer mij dat nu pas, en ben er blijvend dankbaar voor.

Ik ben in Hugo's slaapkamer, en deze is helemaal leeg. Er is alleen een spiegel. Ik sta zonder kleren te dansen voor de spiegel. Dat voelt helemaal niet raar ofzo. Het is heel gewoon. Dan bedenk ik mij, dat ik mij kan spiegelen met de verhuizers in de achtertuin van nummer 13. Het werk is gedaan, en ze eten met zijn allen een taartje.

Ik voel nu wel enige schaamte van oh, misschien hebben ze mij wel gezien. Dat duurt maar heel eventjes. Direct daarop volgend weet ik, dat dat helemaal niets uitmaakt, het hoort er gewoon bij, zo kijken zij er ook naar.

Ik ben in het ouderlijk huis, het is avond. Iemand heeft mij gezegd dat ik vannacht in de zorg moet werken, en 'je wist dat toch wel'.....Ik wist dat helemaal niet, niemand heeft mij dat verteld. Maar hoe dit ook verder gelopen is, ik zal toch moeten werken. Het heeft geen zin om daar tegenin te gaan. Ik zal eraan moeten geloven. Ik stel mij er mentaal op in, en hoop dat ik het fysiek zal volhouden. Ik baal er wel van, want dit betekent dat ik na vannacht helemaal uit mijn ritme ben, en dat is helemaal niet goed voor mij, vanwege de schildklieraandoening. Maar ik heb het gevoel dat ik geen keuze heb. Dan kom ik erachter, dat ik voor morgenochtend een dienst heb aangenomen bij Treant. Dat is zaterdagochtend. Ik wist toen nog niet dat ik vannacht zou moeten werken. Oh nee, gaan we weer...........ik zal hierover dus moeten bellen, iemand anders zal die dienst moeten doen.

Maar zodra de echte stress weer naar boven komt zeg ik hardop NEE. Allemaal niet nodig om je dat op de hals te halen. Je werkt niet meer in de zorg. En je droomt dit maar.

Probleem opgelost!!

woensdag 12 juni 2019

Lavendel

Ik word altijd vroeg wakker op Buitenkunst. Ik was al wakker, toen er een baby huilde. Het was niet een indringend geluid; het was meer om te melden van kijk, ik ben wakker. Het was eigenlijk prettig om naar te luisteren, omdat het huilen was om te communiceren (zo zie ik dat). Ik dommelde weer wat in slaap en droomde over Lavendel: ik zag een lichtpaars aquarel-achtig 'waterig' beeld in een prachtige paarse kleur. Ook rook ik de lavendel, en zag ik oliedruppeltjes. Het was een hele mooie ervaring. Tevens kwamen er lavendel-takjes bij. 

Nare droom

Ik lig in een ruimte, op steentjes. Het zijn de steentjes van het Herinneringscentrum Westerbork. Het is onderdeed van een herdenking, en ik neem het uiterst serieus. Het is de bedoeling dat je daar gewoon blijft liggen, en ook niet om je heen kijkt. Dus ik volg deze instructies nauwgezet op. Ik wacht op een teken, een signaal om een groepsopdracht te krijgen, en deze uit te voeren. Deze blijft uit. Ik besluit nog even te wachten, mijn best te doen om hier zo roerloos mogelijk te blijven liggen. Ik lig op mijn buik, dus met mijn hoofd naar de grond gericht. Het ligt erg ongemakkelijk, maar ik heb het er wel voor over. Het begint nu echt te lang te duren, dus voorzichtig kijk ik toch even om mij heen, hoewel dat volgens de instructies eigenlijk niet mag. Nu blijkt, dat ik hier helemaal alleen lig, bij de steentjes. Ik begrijp er niets van. Het was de bedoeling dat zeker zo'n twaalf mensen aan deze ceremonie zouden deelnemen. Er zou een spreker zijn, die ons van een afstand instructies zou geven. Ik hoor daar wel vaag geluiden van, maar heel ver weg. Het duurt wel even om mij te realiseren dat ik hier nu gewoon alleen ben, en dat ik voor niks gewacht heb. Toch voel ik mij niet alleen, omdat ik samen ben met de steentjes.

Ik sta resoluut op, want het heeft geen zin om hier nog langer te blijven liggen. Ik word er alleen maar koud van. Het is een rechthoekige ruimte, en in het midden is een deur naar een andere ruimte. Dit is de kamer, met ramen naar de straat, en de andere ruimte is de voorkamer. Hier zijn de gordijnen naar beneden.

Ik loop nietsvermoedend door de deur naar de voorkamer. Tot mijn schrik zie ik rechts in de hoek (tegen de wand van de voorkamer aan) een zwart gasfornuis, met zwarte kleren er overheen. Er staat een kleine heks met een grote puntmuts, een wijde rok en puntschoenen gebogen over het gasfornuis. Het is meer een karikatuur van een heks (niet een persoon, een poppetje, zonder gezicht). Zodra ze mij ziet, krijgt ze de schrik van haar leven en vlucht ze de voorkamer uit. Ik vraag me nu af wie er het eerste geschrokken is: zij of ik. Of misschien tegelijk!? Ik bedenk me dat ze echt niet zo van mij had hoeven schrikken. Ik wou alleen maar aan haar vragen wat verder de bedoeling is van de ceremonie. Pas later kom ik erachter, dat het allemaal doorgestoken kaart geweest is, en dat ik haar - zonder het mij bewust te zijn - ontmaskerd en uitgeschakeld heb. Ik vind het ook vervelend voor haar, dit was zo niet mijn bedoeling. Ik heb helemaal niet in de gaten dat zij hele slechte dingen met mij voor had, en dat ik op tijd het vege lijf gered heb. Ik kan het ook gewoon nog niet geloven, en ben nu erg opgelucht. 

vrijdag 7 juni 2019

Onderwijs

Ik was in een grote zaal, bijvoorbeeld van een dorpshuis. Ik wist niet zo goed wat er ging gebeuren. Er waren mensen, speciaal voor mij gekomen. Ze moedigden mij aan bij het zoeken naar werk. Het was een verrassing, want ik hoefde niet te kijken wat er bij mij paste. De andere mensen gingen kijken wat er bij mij paste. En dat was heel veel! Iedereen kwam in beweging. Ik werd er verlegen van. Er werden een paar kasten met boeken de zaal in geschoven. Een beetje op een manier zoals in een circus. Ik reageerde blij en ontroerd. Het kon een bibliotheek zijn, maar ook een klein klaslokaal, waarin ik kinderen instructies gaf bij lezen en schrijven. Ik moest even 'voor de show' iets improviseren, zodat men er een voorstelling bij kreeg hoe ik mij in deze setting zou bewegen. Het was geheel ontspannen, leek op een voordracht bij Buitenkunst, maar was bloedserieus. Ik verliet de ruimte, en ontmoette Hessel op een parkeerplaats naar de snelweg. Daar was hij met collega's bezig met een oefening. Ze droegen fluoriserende vestjes. Ik vertelde het verhaal. Hij was blij voor mij.

Droom van eerder:
Ik zit bij de lift. Ik zit in een rolstoel. De lift is te klein voor mijn bagage. Ik vraag hulp. Er wordt gezegd dat ik moet wachten, tot de tijd rijp is. Ik ben er nog niet aan toe. Ik weet precies wanneer ik er wel aan toe ben.