zondag 26 februari 2017

Tuin

Ik kom in de tuin, zoals de tuin van de pannenkoekboerderij in Aalden. Het is heel mooi zomers weer, en een prachtige natuur. We zoeken een plekje, om te gaan zitten. Ik ben samen met Amber. Dan zie ik, in een hoekje in de schaduw, mijn vriend uit Duitsland met zijn ouders aan een tafeltje zitten. Hij zit helemaal ineengedoken, ingesloten tussen zijn ouders in. De rest van de tuin is vrolijk verlicht door de zon, maar zij zitten in de schaduw, met wel een klein streepje zon.

Hij is een jaar of 18, en hij zit zó ineengedoken, dat zijn hoofd bijna onder zijn schouders valt. Kraag van zijn jas omhoog, alsof het donker en druilerig weer is, alsof hij ergens voor moet schuilen, alsof het regent op de plaats waar zij zitten, terwijl er omheen alleen maar zonlicht is.

Ik bemerk nu, dat zij onder een prachtige appelboom zitten. Deze boom is werkelijk schitterend, maar heerlijke, rijpe, zoete appels. Een schilderachtige boom, die zo elke schilder wel op het doek wil zetten. De boom is beschermend, en zal heel veel geluk brengen. De boom is sterk en krachtig. Wel merk ik, dat ik erop let dat er geen appels naar beneden vallen, en hun zullen raken. Dit, omdat de appels heel rijp zijn, en hard.

In een ander fragment ben ik met Amber in een notariswoning, of een burgemeesterswoning. De woning komt mij erg bekend voor, maar ik kan er niet op komen. Misschien ook wel de oude burgemeesterswoning alhier, in het dorp. Het is prachtig antiek ingericht, maar ook modern. Het is een rij van vertrekken naast elkaar, Parallel met de rij loopt de prachtige, uitgebreide tuin.

Samen met Amber ben ik in het 'laatste' vertrek, aan de kant van de weg. Het is eigenlijk meer een soort kantoor. Van boven tot onder ingericht met boekenkasten, volgepropt met boeken, alle vier de muren. Een grote bedrijvigheid alhier, een beetje zoals op de redactie van een krant: iedereen moet een deadline halen. Maar dit zijn dan kunstenaars, ieder met zijn eigen, specifieke bezigheid. Ik denk steeds dat wij hier niet mogen zijn, en dat dit het kantoortje is van de Buitenkunstmedewerkers. Maar Amber gebaart meerdere malen heel duidelijk, dat wij hier ook gewoon kunnen zijn. Zij is ook druk bezig met het halen van een deadline, en het gaat goed! In het midden staat een grote, vierkante tafel, ook wel zo'n grote tafel die in een handarbeidlokaal staat, met bankschroeven, massief hout. Ieder heeft zijn eigen plekje verworven aan deze tafel, met materiaal of paperassen om zich heen, zittend of staand, de tong uit de mond. Het verbaast mij, dat men elkaar niet in de weg zit, maar dat is niet het geval.

Er is een man, die een heel mooi kunstwerk maakt. Er worden prenten of bedeltjes van sieraden op een wit vel papier of karton geplakt, met een toepasselijke tekst eronder. Op het oog heel gewoon, maar het is een belangrijk kunstwerk. Het komt ook wel tevoorschijn uit een klein, echt zilveren doosje, met blauw fluwelen binnenbekleding. Het kan ook wel zijn, dat de kunstwerken aan het blauwe fluwel bevestigd zijn. Het zijn tweedimensionale en driedimensionale kunstwerken. Bv een Mariabedeltje aan een veiligheidsspeld en een prent van een zwarte bizon.
Het kunstwerk wordt ons getoond of aangeboden, zoals je iemand een sigaar aanbiedt.
De onderstaande teksten zijn niet te ontcijferen. Het kan ook wel zijn, dat de teksten in goud of in zilver geschreven zijn. Je kunt de bijbehorende tekst pas ontcijferen, als het bijpassende kunstwerk doorzien, begrepen, ervaren hebt. Als dat het geval is, dan wordt de tekst in één keer wel leesbaar voor jou. Ieder persoon krijgt weer een andere tekst te lezen, omdat immers niemand op precies dezelfde manier een kunstwerk interpreteert. Op die manier worden wij meegenomen in een belangrijke, geheimzinnige, 'andere' wereld.

Amber vraagt mij om 120 euro. Dat geld heeft zijn nodig voor kunstspullen. Nu zijn we op Den Haag cs, helemaal achterin, de trein naar Leiden, waar ik lang geleden vriend uit Duitsland zag met destijds zijn nieuwe vriendin.

Een jeugdvriend van Amber gebaart ons, dat wij de ruimte moeten verlaten. De grote tafel is nu verdwenen, en er worden zo'n vier kleinere tafels neergezet. Deze worden heel netjes gedekt, met hagelwitte tafellakens, sjiek serviesgoed en bestek, kaarsen op standaards. Ik moet er wel een beetje om lachen, want hoe kun je nu 'gasten op stand' ontvangen, in deze artistieke kunstenaarsruimte!?

We worden niet weggejaagd, maar het is gewoon dat iedereen vriendelijk gevraagd wordt om naar buiten te gaan, omdat de ruimte voor een ander doel in beslag wordt genomen.

We lopen de prachtige tuin in. Het is werkelijk zo mooi. Ik weet niet waar ik moet kijken. Keurig onderhouden, statig geknipte heggen, diepgroene kleuren, verschillende schakeringen, ik kan het gewoon ruiken, ik hoor de vogels fluiten, er hangt een aangenaam zoete geur in de lucht, ik word hier heel blij van, er is ruimte, vrijheid, dit in tegenstelling tot de - op zich best knusse -  nauwe kunstenaarsruimte. We hebben wel het gevoel dat we 'uitgebroken' zijn, in de goede zin van het woord. Als dieren, die weer de vrijheid in mogen. We hebben plezier, zijn steeds lacherig, doen ieder ons eigen ding.

In de tuin zijn allerlei hoekjes waar je je kunt verschansen, lijkend op een doolhof, maar niet dat je er de weg kwijtraakt, juist heel overzichtelijk. In de verte is het weiland, en verderop het water, een heel rustig meer, dus daar kun je ook nog verblijven, als je wilt.

Meer dichterbij het huis zijn zitjes aangelegd, van vriendelijk ogend hout, netjes afgewerkt, hoekige houten stoelen met een diepe zit. De stoelen en de tafel zijn ingebouwd in de hoekjes, dus het zijn geen losse meubels, maar in de muren ingebouwd, heel kunstzinnig. Amber moet nog een paar kunstdingetjes afwerken, en dan zit haar werk er echt op. Ik zoek alvast een plaats om te zitten, en zoek de stoelen met de diepe zitting uit, onder een parasol. Voel mij helemaal tevreden, omdat alles zo goed afgewerkt is, zowel in deze tuin als in onze bezigheden. We kunnen welverdiend even relaxen, en hebben de hele dag nog voor ons.

Precies op het moment dat ik plaatsneem in één van de stoelen, begint het met een paar spatjes te regenen. Het blijft bij een paar spatjes.......

zaterdag 25 februari 2017

Vakantie

Ik was op vakantie geweest naar Buitenkunst. Ik liep met de andere vakantiegangers over het grote veld. Iedereen had zijn campingspullen mee, bepakt en bezakt. We vertrokken, en tegelijkertijd arriveerden we. Bij het inchecken zag ik, dat ik veel teveel spullen had meegenomen. Twee rugzakken, dus dubbele bagage zogezegd, en een hele grote donkergroene slaapzaak, wel heel luxe. Ik dacht nou ja, maakt niet uit, ik ben nu toch al op de plaats van bestemming, dus nu heb ik alleen maar profijt van deze spullen, ook al had ik dat dan niet allemaal hoeven meesjouwen.

Nu was het weer het einde van de week. Een vriendin van vroeger was hier ook een week geweest. Ze had geen woord tegen mij gezegd, en was intensief met haar eigen vriendinnen opgetrokken. Ik liep even met haar op, om haar te vragen wat ze ervan vond, dat ik hier ook was. Ze haalde letterlijk haar neus op, keek mij laatdunkend aan en zei dat het haar prima beviel om mij niet om zich heen te hebben, omdat ik haar toch alleen maar zat te observeren en kritische dingen zat te zeggen. Ik schrok van haar kilte, en zei niets. Ik dacht wel bij mezelf nou, dat had je ook wel een beetje anders kunnen zeggen. Maar ik hield de rug recht, en ik bleef gewoon lopen waar ik liep, het hoofd recht, vooruit kijkend, de zon in, misschien wel met oogkleppen voor, zoals bij paarden, maar dat was ook nodig, vanwege de felle zon.

In een ander fragment moest ik op de Rijnsburgerweg in Leiden zijn. Ik had een enorme grote plunjezak bij me. Precies zo eentje als Hessel vroeger mee naar Friesland nam. Het gekke was, dat de plunjezak helemaal niet zwaar was. Jacoba zei, dat ik de bagage wel bij haar kon laten, in huis. Ik moest nog even het huis vinden. Dat was dan wel in Utrecht. Maar dan kon ik verder de OV-fiets nemen naar de Rijnsburgerweg. Het was wel al aan de late kant. Ik moest ook nog even zoeken waar ik een OV-fiets kon huren. Dat was vlakbij Jacoba. Aan de Rijnsburgerweg had ik een meeting met jonge studenten.

vrijdag 24 februari 2017

Verschillende droomfragmenten

Ik zit in de aula van het LMC. Ik moet een tentamen economie maken. Ik heb van alles op mijn tafel liggen. Dat brengt onrust. Al die dingen moeten dus ook nog afgehandeld worden. Doet denken aan groep 7. Dat ik zei, dat ze eerst de tafels leeg en netjes moesten hebben, en dat ze dan pas de toets mochten maken. Er was eerst protest, maar later waren ze er toch wel blij mee, want zo hadden ze veel meer overzicht. Ondertussen heb ik in de droom geen overzicht. Ik begrijp niet, waarom die spullen eerst afgehandeld moeten worden. Een bakje met vakjes, en daar moet ik dingetjes in sorteren. Ik weet dat de tijd dringt, maar ik mag echt nog niet beginnen, voordat alles is opgeruimd. Ik word er ongeduldig van. Hoe gaat dit goed komen?

In een ander fragment sta ik op een hoge heuvel, en kijk ik naar beneden, waar de stad lager is. De heuvel is omgeven door een muur, die wat schuin loopt, zoals de Toren van Pisa. Het is een hele mooie muur, ergens in het buitenland. Het doet denken aan een stad in Bretagne, waar we ooit zijn geweest. Bovenop de heuvel is een drukke verkeersweg, die uitkomt op een brug. Ik kijk naar beneden, en het duizelt mij, want het is best een grote hoogte. Het blijkt, dat ik leun op een dikke bezemstok, en dat 'reuzenbezem' zich naast een menigte mensen bevindt. Ik had dat eerst nog niet zo in de gaten, maar ik krijg steeds meer overzicht, en dan zie ik dat het dus zo in elkaar zit. Ik was steeds aan 't zoeken, maar nu weet ik dus al veel meer hoe de vork in de steel zit. Ik krijg overzicht. Maar dan gebeurt er iets, waar ik heel erg van schrik. Ik laat los van de reling, en dreig naar beneden in de menigte te vallen. Maar al gauw zie ik, dat ik mij helemaal geen zorgen hoef te maken, want ik leun gewoon op de bezemstok, en die is heel stevig. Ik moet alleen wel even roepen naar de mensen beneden 'dat ik eraan kom'. Dat ze even opzij gaan, en ik niet op hun hoef te vallen. Maar ook dat schijnt niet nodig te zijn, want de stok laat mij heel rustig en ontspannen vliegen door de ruimte, en ik voel een soort gewichtloosheid, geen zwaartekracht meer. Ik weet dat ik een zachte landing zal maken, veilig, buiten de mensenmenigte om, aan de rand van de stad, waar geen mensen zijn, waar het groen is, met slootjes, en hekjes en kikkers en vlinders en glinsterend water en zon......

Andere droomfragmenten van deze week:

Ik zie bij iemand thuis het Mindfulnessboek van Flow. Dat zou ik graag willen hebben. Ik zit in de slaapkamer. Erik, van de fietsenstalling in Rijswijk, van heel vroeger, loopt resoluut en nonchalant langs mij heen. Ik heb niet gezegd dat ik het boek wil hebben, maar hij merkt het aan mij. Ach, neem maar mee hoor, zegt hij....

Bij de buren op de hoek en hun twee dochters is een serre aangebouwd, en ingericht met zachtroze kleuren. Er staat een bed. Blijkbaar is er iemand ziek, en die persoon moet daar verpleegd worden. Er staat wel veel zon op de serre. Een lichte ruimte. Dat is wel prettig.
Ik krijg de opdracht om een grote zak patat te halen, kaassoufflé en kroketten.

In het huis naast het huis van mijn ouders ligt een broodmagere vrouw op de keukenvloer. Het lijkt wel alsof ze een poppetje van hout is. Ze ziet er broos en kwetsbaar uit. Ik schrik ervan.

Ik zit in Noord-Groningen in een bus, die reisjes maakt. De bus is ingericht, zoals mijn zolder. Ik voel mij er dus heel erg op mijn gemak. Tegelijkertijd krijg ik een telefoontje van mijn vriend uit Duitsland. Hij is op dat moment aanwezig bij de marathon in Rotterdam, en staat op het punt om te starten. Hij vond het leuk om mij nog even te bellen, of misschien ook wel skype, omdat ik hem ook kan zien. Maar ik weet dat ik droom, dus ik weet dat ik daarom op twee plaatsen in Nederland kan zijn, dus hoeft het niet zo te zijn dat hij aan het skypen is, maar is het mijn 'alziend oog' zeg maar.
Ik kijk in de bus door het raam, en zie daar vrouwen werken op het Groningse land. Zojuist was het nog avond, maar nu is het midden op de dag, hoog zomer, stralende zon, gitzwarte aarde. Daar zie ik mijn moeder lopen met een kruiwagen. Ze draagt een hoofddoek. Ze is nog heel jong. Een jaar of 28.

Ik ben ergens op straat. Daar is een apparaat, met drie banen. In de blauwe baan moet ik een kaartje schuiven. Dat geeft mij toegang tot een adres, waar ik moet werken. Het is midden op een drukke straat. Zoals in India, waar midden op de drukke straat een tafel en een stoel staan, en waar mensen zich kunnen laten scheren door de kapper. Het apparaat lijkt een beetje op een papiersnijder, die je ook moet schuiven.

Ik kom thuis, en het blijkt dat ze druk bezig zijn met het maken van twee grote buizen, die van het huis van de buren op de hoek via ons huis naar het andere huis lopen. De buizen doorboren de huizen, en ik vraag mij dan af, of wij er dan nog wel kunnen wonen. Ik krijg hier geen antwoord op. Het is koud en regenachtig. Ik denk dat de werkers het wel koud hebben, maar ik kan hun nu ook geen koffie aanbieden, want ik kan niet in ons huis.

De jongensschool en de meisjesschool uit mijn geboortedorp staan symbool voor twee verschillende teams, waarin ik kan werken. Er loopt een slanke verpleegkundige met een theeblad. Ze loopt met rechte rug en opgeheven hoofd, en draagt onberispelijke verpleegsterskleding uit de jaren '50, inclusief kapje. Je kunt geen contact met de verpleegster maken. Ze is alleen maar druk bezig. Op de meisjesschool is een vitrine, en daar liggen overdrachtsboekjes uitgestald. Het zijn ook wel de plakboekjes, die ik in de loop der jaren heb gemaakt.

Ik zit in mijn Buitenkunsttent, ergens in het gras aan het water. Het is een zomerse dag. Er is een jongeman in de buurt. Hij praat heel snel. Ik schrik van zijn verschijning, en ook dat hij zo snel praat. Hij praat Frans en het gaat veel te snel. Ik kan het niet volgen. Hij spreekt o.a. over de zomer: été.

De man lijkt wel een opwindpoppetje, recht met de armen vooruit. Hij kijkt mij niet aan. Maakt geen contact. 

maandag 20 februari 2017

Foto

Ik had een oude klassenfoto, met mezelf links boven, als blije afgestudeerde vwo er. Echter, ik wilde mijn gezicht vervangen door een foto, waar ik blijkbaar beter op stond. Terwijl ik hier juist heel goed op stond, mooi, en breed lachend. Ik begreep zelf ook niet, waarom ik dit wou. Ik ging naar een fotograaf, en hij ging voor mij aan de slag. De fotograaf zat aan het Malieveld in Den Haag, en ik was 'zijn publiek'. Zo leek het ook wel weer op de klassenfoto op het speelplein bij de Theresia van Avilla school. Ik zou hier met een breed publiek op het Malieveld staan, maar blijkbaar waren al die mensen onzichtbaar. Het grasveld was leeg. Prachtig mooi gras. Oplichtend in een mager zonnetje.

De fotograaf deed een paar voorstellen van photoshop. Het beeld gaf drie alternatieve afbeeldingen van mezelf, die leken op de oorspronkelijke afbeelding op de klassenfoto. Ondertussen liep Amber op het Malieveld te dollen met twee andere jonge fotografen, en was zij zelf ook fotografe. Zij wist het antwoord al, op mijn dilemma. In één keer kreeg ik een nieuw inzicht. Nee, zei ik tegen mijn fotograaf. Ik verander mijn bestelling. De klassenfoto heeft in het geheel geen photoshop nodig. Zoals ik erop sta, zo is het eigenlijk gewoon helemaal perfect. Ik had het alleen eerder zo niet gezien, en nu wel.

Nee, doe mijn maar pasfoto's. Misschien kun je inzoomen op mijn gezicht in de klassenfoto, en daar dan weer een pasfoto van maken? Of anders van een andere foto, dat is ook goed. Want bij de levering van de klassenfoto zat geen levering van pasfoto's. Het ging om mijzelf, van een jaar of 18......

vrijdag 17 februari 2017

Wilde zee

Ik begeef mij op het strand tussen Monster en Kijkduin. Wellicht ter hoogte van het Schelpenstrand. Op dat gedeelte van het strand is de zee extreem wild. Het is er levensgevaarlijk, en het wordt zelfs afgeraden om je op het strand te begeven. Er is een harde, koude, gure wind, onvoorspelbaar, en in combinatie met kou ook gevaarlijk; je kunt je alle kanten op laten waaien en je dan niet verweren, omdat de kracht van de wind te sterk is. En door de extreme kou loop je snel kans, om ook nog eens te bevriezen. Het lijkt de Noordpool wel!

Gek genoeg trek ik mij daar niets van aan, ook omdat ik geen keuze heb. Ik zal er hoe dan ook doorheen moeten, en dat doe ik dan ook, denk er zo weinig mogelijk bij na, en ga gewoon, en dat blijkt een goede methode. Blijkbaar heb ik voldoende vertrouwen.

Zodra ik het gevaarlijke gebied betreed, verandert dit in een rustige, zonnige zee, op een warme, lome zomerdag, geen vuiltje in de lucht, mooi wit zand, meeuwen, wat dobberen in de zee, warmte, gemoedelijkheid, geluk, rust................de zee strekt zich uit over het hele strand, maar is niet gevaarlijk. Ik kan overal zwemmen en dobberen. Er zijn nog wel een paar mensen, maar niet zoveel, en niemand loopt mij in de weg.

Tegen de duinpan blijkt een vierkoppige jury te zitten, aan kleine tafeltjes. Het blijkt, dat zij mij al die tijd al geobserveerd hebben! Ik begroet hen, en zwem even naar hun toe. Ik draag een rood gestippelde bikini (witte stippen). Het is een vrolijke, zonnige zomerdag.

Hugo heeft een tekst geschreven, als opdracht van school. Hij heeft het met hulp van het internet gemaakt, met een antraciet achtergrond en gele letters. De tekst is op een A4, en is vergezeld van een portret van een jongeman in kostuum, een zwart wit foto van vroeger. Dit document biedt hem rechtstreeks toegang tot de wilde zee. Hij heeft dus helemaal niets te overwinnen. Bij hem volstaat het, dat hij het document inlevert, en daarna is de wilde zee op slag tot rust gekomen, en kan hij rustig doorlopen op het strand, niet gehinderd door wat dan ook. 

donderdag 2 februari 2017

Fiets

Ik logeer in het ouderlijk huis. Het bevindt zich in Den Haag, op de plaats waar Herengracht 1 was. Het is nog vroeg in de ochtend, en ik ga vroeg de deur uit, terwijl iedereen nog slaapt. Ik heb op de zolder geslapen. Ik ga de stad in. Nu blijkt, dat ik mijn fiets naar de zolder gedragen heb. Ik weet niet, waarom ik dat gedaan heb. Ook fiets ik nu door Den Haag, ter hoogte van de Sophialaan. Het is er prachtig zomers, met een lage zon, en landelijke bomen, eigenlijk meer middag dan vroeg in de ochtend. Ik zie er ook kleine slootjes en weilanden; wellicht zoals Den Haag vroeger nog was.....

Het moment in de Sophialaan was een oplichtend moment, terug in de geschiedenis, in de verder moderne, regenachtige stad in de vroege ochtend. Het schijnt dat ik linea recta naar zee ben gefietst, maar de zee en het strand krijg ik niet in beeld, en ik fiets alweer terug, heb een heerlijke frisse neus gehaald, heb zelfs nog bij iemand koffie gedronken die vlakbij zee woont, maar ik heb geen idee wie dat is.

Dan ben ik weer terug in het ouderlijk huis. In de oude keuken - die daarna speelkamer genoemd werd - is een gevaarlijk diep zwembad. Het zwembad is veel dieper dan je zou verwachten. Minimaal wel 30 meter diep. Ik houd mij vast aan de kant, en weet dat mij niets kan gebeuren. De kant is ter hoogte van het granieten aanrecht. Ik kan daar vasthouden aan een houten handgreep. Het licht in het zwembad gaat uit, en we weten niet hoe dit komt. We weten ook niet hoe lang het nog duurt, voordat het licht weer gemaakt is. Ik zou zo het zwembad over kunnen steken naar de gang. Daar is geen diep zwembad meer. Ik weet de weg. Het is dus eenvoudig. Maar ik ga heel bewust dat risico niet aan. Ik kies ervoor, eerst rustig af te wachten.