zaterdag 25 mei 2019

Zee

Ik ben op vakantie bij Center Parcs, op een park vlak aan zee. Het is een van de laatste dagen dat ik daar ben. Ik heb net een wandeling of een fietstocht gemaakt, en ben  hier erg voldaan over. Het geeft een herboren gevoel. Ik loop met de fiets aan de hand door de duinen, en probeer een glimp van de zee op te vangen. In een keer bemerk ik, dat de duinen er niet meer zijn. De zee begint voor mijn voeten. Aan de ene kant is dit een prachtige ervaring, maar aan de andere kant vraag ik  mij wel af hoe het land dan beschermd moet worden tegen de invloeden van de zee. Komt de zee nu niet in een keer in bewoond gebied, met alle gevolgen van dien?

Ik had graag willen zwemmen in de zee, maar had begrepen 'dat dat nog te vroeg was'. Maar nu zie ik al mensen zwemmen, en ook hele oude mensen. Nou, dan wil ik het toch ook wel! Het ziet er wel rommelig uit, omdat de zee af en toe hier en daar het land overstroomt. Er worden dan mensen meegenomen in die sterke stroming. Dat is hun eigen keuze, maar voor mezelf weet ik niet of dat goed voor mij zou zijn. Toch is het verlangen om te zwemmen in de zee sterker.

In een volgend fragment ben ik in de kleedkamer van het zwembad van Centerparcs. Ik wil mijn badpak aan doen, en dan weer terug naar de plaats waar ik was. Ik word echter belemmerd om bij mijn kluisje te komen, omdat er mensen voor lopen. Het is een groep jonge mensen, en zij staan op het punt om te vertrekken. Er moeten alleen nog wat belangrijke zaken geregeld worden, dus stel ik mij ondergeschikt op. Maar het gaat nu wel heel lang duren.

Er is mij verteld dat ik vandaag twee examens heb. Het is al 10 uur in de ochtend, ik ben nog niet aan het eerste examen begonnen, ben ook niet op school, heb geen briefje met de gegevens. Anderen zeggen dat het wel goed komt, maar ik word hier wel heel onrustig van. 

maandag 20 mei 2019

Borden

Ik ben ergens op bezoek. Er hangt een stapeltje borden aan een touw boven de tafel, zoals een kroonluchter. Iemand gaat eraan hangen. De borden blijven wel op hun plaats, maar het touw slingert alle kanten op. Ik begrijp niet zo goed het doel van deze actie. Voel me er wat ongemakkelijk bij.

Ik ben in het ouderlijk huis. Er is net een groepje vrouwen hier op bezoek geweest. Het zijn niet mijn vriendinnen, maar ik ken hen wel. Blijkbaar moest er in mijn ouderlijk huis vergaderd worden, of zoiets. Iedereen vertrekt, ik zie de dames naar huis fietsen of rijden met de auto. Maar dan zie ik, dat niemand haar troep heeft opgeruimd. Ik ga vliegensvlug alles opruimen, voordat mijn moeder thuis komt. Je kunt het echt niet maken om mijn moeder met die rommel op te zadelen, terwijl ze er zelf niet eens bij was. Ik moet wel opschieten, want ze komt zo thuis en ik kan niet in alle kamers tegelijk zijn. Het geeft ergernis en onrust, maar ik kan niet meer dan mijn best doen. Ik vind het irritant dat het de dames blijkbaar zo onverschillig laat. Maar ja, het is niet meer terug te draaien.

In mijn kamertje van het ouderlijk huis hebben we het diner gehad. Er staat een grote lange houten tafel, met een mooi dik wit tafelkleed. Hier begin ik als eerste de borden en het bestek op te ruimen.

Ik ben aangenomen bij een GGZ-instelling, om een opleiding te volgen die te maken heeft met het opleiden van jonge mensen. Eigenlijk heb ik die opleiding al, maar deze opleiding geeft weer meer verdieping. We krijgen een rondleiding. Er is een prettige sfeer, en ik heb veel zin om de opleiding te gaan volgen. Het is een enthousiaste groep cursisten.

Ik hoor de naam noemen van iemand die hier al heel lang werkt. Dan bedenk ik mij, dat hij de verpleegkundige is, die mij lang geleden begeleid heeft, toen ik opgenomen was op de gesloten afdeling. Ik ga er eens meer op letten, en nu kom ik ook meerdere namen tegen van mensen die er destijds bij waren, en die hier blijkbaar nog steeds werken. Ik bedenk mij, dat ze mij wellicht niet herkennen, omdat ik nu ander haar heb en een bril draag. Maar ik kan natuurlijk gewoon rustig vertellen dat ik hier ooit opgenomen ben geweest. Het zijn zowel verpleegkundigen uit Beilen, als verpleegkundigen uit Den Haag.

Deze relaxte houding lijkt op het oog heel normaal. Maar het is wel echt geweldig, dat dit type droom eindelijk een wending heeft gekregen. Een steeds terugkerende droom was: "Ik ben op de gesloten afdeling, ik weet niet waarvoor, ik weet niet hoe lang, haal me hier weg, het is hier op zich niet ongezellig, maar ik hoor hier niet." Elke keer die hevige angst. En die angst is er nu in het geheel niet, integendeel.

Wat geweldig!!

gedichten

Ik krijg de opdracht dat ik moet opletten als ik de naam 'Stancy Luzzen' in het nieuws voorbij zie komen. Hij is rechter van beroep, en werkgever van degene die mij de opdracht gegeven heeft. Ze zegt dat hij een hele goede werkgever is en dat hij ten onrechte van iets beschuldigd wordt. Dat we dat bij deze dus alvast weten. Hoewel het natuurlijk goed bedoeld van haar is, lijkt het mij juist niet handig van haar, om dit in de wereld te brengen. Dan leg je er juist nadruk op, en misschien komt zijn naam wel helemaal niet in het nieuws. Ik vraag mij ook af of de man zelf weet dat zij dit meldt aan ons.

Ik krijg het aanbod om een religieus boekje gratis te ontvangen, en ik heb de keuze uit drie boekjes. De titels zijn ongeveer als volgt: avondgebeden, portret van God, gebedenboekje voor kinderen. Er wordt mij aangeraden het boekje 'gebeden voor kinderen' te bestellen, omdat dit enthousiast samengesteld en mooi weergegeven is, met mooie portretten, omringd met gouden krullen. De drie boekjes zitten in een zwarte kaft, waar je de boekjes uit kunt drukken. Er is ook een medaillon-vorm bij.

We zijn bij Simone op de boven-etage aan het spelen. Er is een ruimte met twee vertrekken, en het lijkt op het Groninger Museum. Het is er erg schoon en de muren zijn hel wit geschilderd. De verf is nog te ruiken. We mogen steeds in ploegen naar binnen. Ik wil wel naar de moeder, maar dat is nog niet de bedoeling. Als ik er even later toch kom, ben ik te laat. Er wordt een 'positive vibe' over haar heen verspreid, zoals wierook. Het is de oranje gloed, zoals het bewerkingsprogramma van foto's. Het is een hele prettige zachte atmosfeer. Het gaat niet om mijn moeder, maar de moeder van mijn vriendinnetje. Als we in het volgende vertrek worden toegelaten, wil ik haar graag wel zien. De begrafenis-ondernemer spreekt mij in alle rust toe. Nee, ze zijn nu met haar bezig, maar 'je krijgt je moeder weldra te zien'. Eerst ben ik geschokt, want ik weet wel dat ik haar straks te zien krijg, maar dan zal ze al dood zijn, en nu is ze nog niet dood! Ik kijk straks naar haar lichaam en naar dia's van vergeelde foto's. Ik kan haar nu niet meer aanraken. Ze is ongrijpbaar geworden. De begrafenisondernemer loopt weer weg, want ze heeft het druk.

Ik sta hier nu in mijn eentje in dit tweede vertrek. Ik weet niet of ik moet huilen of moet lachen. Ik moet meer lachen dan huilen. Ik ben vooral heel ontroerd en opgelucht, maar ik weet niet of het gepast is om dat op dit moment te uiten. Ik gooi mijn hoofd en haar achterover, spreid mijn armen, zou een oerschreeuw van dankbaarheid willen schreeuwen, maar houd die in, ik kijk naar een zonnige hemel (ook al ben ik hier onder een dak, ik zie toch de zomerse zonnige hemel met vogels, in heel zacht lichtblauw). Het dringt tot mij door dat ik haar echt niet meer zal zien in dit aardse leven, maar de dankbaarheid om wat ze gegeven heeft overheerst. Ik heb het volkomen afgesloten.

Ik voel nog wel even een heftig schokje van pijn vanwege het afscheid, maar daarna is dat achter de rug en is het helemaal prima zo. De vrouw zelf is allang op een andere plaats en heeft enorm veel rust en vrede gevonden. Er hangt een aureool van sereniteit om haar heen en ik ruik wierook. 

zondag 19 mei 2019

Hotel

Ik ging met Hessel naar een hotel. Vlak voordat we naar binnen gingen, tilde hij mij op. Hij ging mij 'over de drempel' helpen, zoals wanneer je net getrouwd bent. Ik dacht nog nou, ik ben toch veel te zwaar. Maar het lukte wel. Het maakte mij wel heel lang. Ik dook voor mijn gevoel hoog de lucht in. Ik kwam met mijn gezicht in een hele ijle lucht. Het was mistig om mij heen. Dat voelde heel prettig fris aan. Het was een mooie, serene omgeving. Letterlijk met je hoofd in de wolken.

We kwamen binnen in het hotel. Eerst was daar een ruimte met zwembad en basketbal of tennis, zoals op de sportschool. Buiten kon je op terras zitten. Ik keek verbaasd om mij heen. Aan de linker kant waren de toiletten. Ik ging daar zoeken, of daar misschien de ingang van het hotel was. Ik vroeg aan Hessel of de hotelgangers hier ook mochten zwemmen, maar dat was niet het geval. 

vrijdag 17 mei 2019

Buitenkunst

Ik ben in een groot gebouw, waar het niet overal overdekt is. Ook wel een groot complex, ergens in de jungle, of in het binnenland van  Frankrijk, zoals kastelen, gebouwd op een heuvel of een terp. Of het Scheper ziekenhuis. Dit gebouw is eigenlijk altijd mijn wereld geweest, en nu verlaat ik deze wereld. Ik heb talloze goede herinneringen aan deze wereld, en er waren ook veel hoeken en uitwegen die ik verkend had, met allerlei verrassingen die ik onderweg tegenkwam, en weer verder uitwerkte. Maar nu ga ik deze wereld verlaten. De aanleiding of toedracht hiervan is niet bekend. Voor mezelf is het wel duidelijk, dat alles gaat veranderen, en dat ik hier niet meer terug zal komen. Dat vind ik in het geheel geen probleem, omdat ik allang gericht ben op de nieuwe plaats, waar ik naartoe zal gaan. Die plaats is niet een begrensde wereld in het binnenland, maar een appartement aan de kust. Dat appartement zal mijn uitvalsbasis zijn, maar voor de rest zal ik mij het grootste gedeelte van de dag aan de kust begeven, vlakbij zee. Ik zie mezelf er ook met een hond, en ik gooi steeds een stok weg, de hond rent er vrolijk achteraan. Hij is jong en fris en blij. Ik ook. Ik ben gekleed in luchtige zomerkleren.

Ik ben nu nog in het oude complex, maar ik  kan al in de toekomst kijken, en maak de dingen al mee die in de toekomst gaan gebeuren. Ik voel mij nog steeds erg op mijn gemak in dit complex, maar toch zal ik het niet gaan missen. Dat komt ook omdat ik er uitgebreid de tijd en de aandacht voor neem, om dingen goed af te sluiten. Hier word ik wel in gedwarsboomd, want mensen proberen mij in deze periode te houden. Aanvankelijk heb ik dat zelf helemaal niet in de gaten. Het komt ook doordat ik zelf niet duidelijk ben in het uitdrukken van mijn doelen. Dan krijg je vanzelf die tweeslachtigheid.

Het is een groot complex, met een bovenverdieping en een benedenverdieping. De bovenverdieping is voor de kinderen. Dat is hun afdeling. Ik kom daar dus ook nooit. Het is eigenlijk gewoon het complete terrein van Buitenkunst. Nu wil ik wel even naar boven, ook om de kinderen gedag te zeggen. Er is een niet stijle helling, en daar kan ik zo op lopen om boven te komen. Deze is mogelijk voor de rolstoelgebruikers in het ziekenhuis. Echter, ik neem het stijle gedeelte, waar een trapje aan bevestigd is. Het lukt net niet om er via deze manier te komen, dus dan toch maar via de helling.

Het is boven heel gezellig met al die kinderen. Ze hebben er compleet hun eigen wereld gemaakt. Ze zijn blij en uitgelaten, hebben geen volwassenen nodig. Zijn met elkaar veel krachtiger, dan wanneer er volwassenen bij zijn. Ik vind het ontzettend leuk en hartverwarmend om dit mee te maken.

Ik word gevraagd voor een bijeenkomst in een lokaal. Ze willen dat ik vooraan zit, iedereen is met mij bezig en naar mij op zoek. Ik hoef er voor mezelf niet echt naartoe, maar vind de belangstelling van de kinderen ook wel weer grappig. En dat ze alles zo fanatiek regelen. Ze zeggen dat de lezing alleen is voor moeders die ziek zijn. Ik zeg dat ik helemaal niet ziek ben, en dat ik dus niet bij de lezing kan zijn. Ze zeggen dat ze dan wel net doen alsof ik ziek ben. Ik zeg 'maar dat kan toch niet'? Dan kom ik erachter dat er een grote taart uitgedeeld wordt, als er een zieke moeder in de zaal is. Ik word hier dus eigenlijk voor ingezet. Ik besluit het maar zo te laten, vind het wel wat apart.

Ik zit vooraan bij de lezing, en krijg alle aandacht. Het lijkt eigenlijk alsof er alleen aan mij voorgelezen wordt, en de rest van de zaal 'tweede rang' is. Ik vind de situatie ook wel wat dubieus, want er wordt mij nu een ziekte aangemeten die ik niet heb. Dan had ik liever die aandacht niet gehad. Maar het is moeilijk om uit deze situatie te stappen. Ik besluit  het maar even mee te spelen. Het is zo voorbij. Ik beweeg in een bepaalde richting. Een kinderleidster naast me duwt me steeds weer terug in de oorspronkelijke richting. Ik word hier woedend van, maar omdat ze zo vriendelijk blijft lachen, durf ik er niets van te zeggen. Haar vriendelijke lach is eigenlijk heel dwingend, en ik kan er niet onderuit. Ik kan er niet tegenin gaan.

Het blijkt dat ik gesolliciteerd heb op mijn oude werk. Ik ben er een half uur eerder. Ik zit beneden te wachten. Ze zijn boven aan het werk. Van alle kanten komen oud-collega's naar mij toe, maken een praatje, vinden het geweldig dat ik er ben. Vragen of ik anders al eerder op gesprek wil. Nee, laat mij maar wachten. Ik zeg dat het niet helemaal de bedoeling is dat ik hier ben. Dat ik best een tijdje voor hun wil werken, maar daarna weer wat anders wil. Oh, dat is een teleurstelling, zegt een collega. Want de mensen bouwen een band met je op, en dan moet je weer afscheid nemen. Een leidinggevende zegt dat ik iets moet doorgeven aan een collega. Het gaat over een client. Ik zeg dat ik hier niet werk, het dus ook niet kan regelen. De leidinggevende staat er niet echt voor open. Ondanks dat het fijn is dat iedereen zo vriendelijk en gastvrij is, wil ik hier toch niet langer blijven. Ik wil niet meer dat mensen druk op mij zetten en dingen verwachten die ik niet kan en niet wil waarmaken. 

woensdag 15 mei 2019

Zee

We rijden met het gezin langs een zee. Het lijkt op Kijkduin. Het is in een hobbelig duinlandschap, met kuilen in de weg. Hessel zit aan het stuur en rijdt gewoon voorzichtig door, het komt allemaal goed. De zon hangt laag, en zal spoedig zakken in de zee.

Ik ben ergens in een ruimte, en ik moet op mijn qui vive zijn. Niets is wat het lijkt. Mensen doen vriendelijk, maar hebben een dubbele agenda. Ik voel dat. Ik moet strategie bepalen. Gewoon rustig en kalm blijven. Dat lukt mij. Ze hebben de indruk dat ik hun verhalen geloof. Mooi zo laten. Uit zelfbehoud. Nu moet ik alleen nog zorgen dat ik rustig blijf.

Ik word even wakker, en zeg tegen Hessel: "Ze presenteren zich als een Nutsbedrijf, maar ik trap er echt niet in." Ik heb een man en een vrouw tegenover mij zitten. Ze hebben een nare uitstraling. Ik voel mezelf heel goed begrensd naar deze mensen toe. Ik doe nog even rustig mijn woordje, en daarna zal ik weer afscheid nemen. Laat ze maar denken wat ze willen. Het gaat toch niet door.

Ondertussen is het van groot belang om gewoon vriendelijk en beleefd te blijven. Nog even volhouden. En dan later alles netjes afzeggen en afblazen. Precies volgens de regels. Niet met modder gooien. Dan komt het goed en ben ik goed beschermd.

Een client gaat onder de douche en ik ga weg. Onderweg denk ik, dat ik toch niet zomaar weg had kunnen gaan. Ja hoor, zeg ik tegen mezelf. Want deze client is overleden. En jij gaat ook weer verder. En je zult dit wel dromen, want het klopt niet dat je deze client onder de douche hebt geholpen. Toch begin ik te twijfelen. Ik ga terug en de scene gaat verder als waar ik gebleven was toen ik weg ging. De client heeft niets in de gaten gehad. Ik help hem in de kleren en we lopen naar zijn vrouw in de huiskamer. Alles gaat volgens plan.

Mijn zich voortdurend herhalende droom, dat ik continu bij de mensen in de wijk moet zijn, dat ik geen adresgegevens en geen auto heb, dat niemand mij vertelt waar ik moet zijn, dat ik alles op alles zet om er toch te komen ook al kan dat niet.........dit fragment lijkt hier ook weer op. Maar in mijn achterhoofd weet ik al, dat ik deze droom niet meer hoef te dromen, omdat ik niet meer in de wijk werk. Ik mag het afsluiten. Dat blijkt moeilijk en ingewikkeld. Het is een mantra geworden, die zich steeds herhaalt.

Toch komt er een wending. Ik zit aan de koffie met het echtpaar. Ik ben hier samen met een jongeman en zijn vader. De vader is vroeger huisarts geweest, en hij is bezig met het verzorgen van een echtpaar. Het is een vriendelijke, wat gezette kale man. Hij draagt een net pak, zonder colbert.
Het is nu in een verzorgingshuis, en hij is een gang verderop. Ik zit hier gezellig te kletsen en ik bedenk mij, dat het nu toch wel lang gaat duren. De vader is al een stuk ouder, je kunt het toch niet maken om hem even te hulp te schieten. De zoon maakt al aanstalten om die kant op te gaan.

Dan zeg ik resoluut tegen het echtpaar: "Oh wacht, dat is ook zo. Ik werk helemaal niet meer in de zorg. Ik wacht hier wel even totdat ze klaar zijn. Dan zal ik wel vragen hoe het gegaan is." Het echtpaar vindt het volkomen logisch dat ik dat zeg, gewoon omdat het zo is. Uiteindelijk loop ik naar de gang. Daar komt de vader aan lopen. Hij is trots op het verrichte werk. Het was niet goed gegaan met de vrouw, maar hij heeft het opgelost. Hij pakt zijn zoon vriendschappelijk bij de schouders en zegt 'zo, gaan we nu met zijn drietjes ergens gezellig iets eten?' Ik word door iemand (die ik verder niet zie) tussen hun in gewurmd, en we moeten er met zijn drieën om lachen. Het blijkt op de gang te zijn van de PAAZ, waar ik in 2002 opgenomen was geweest. Het is dus een 'beladen' gang, maar door het gebaar van de man komt alles in een ander daglicht te staan.

Het is ook wel de lange vader van de lange zoon, die zijn zoon weleens van sport komt halen. Er is nu iets doorbroken. De gang van de PAAZ geldt niet meer, en de zorg geldt voor mij ook niet meer. Het is goed zo, en het is zoals ik het wilde en voor ogen had. Ik vond het lastig om af te sluiten en wist ook niet precies hoe. De man heeft het laatste stukje voor mij geregeld. Het echtpaar kijkt blij toe. Zij hadden het allang begrepen.

Nu kunnen we gezellig naar een restaurantje gaan. Het is tegen het middaguur, nu ergens in Duitsland. 

dinsdag 14 mei 2019

Huizen

Ik ben ergens in Coevorden, en op doorreis. Ik kom er mensen uit het verleden tegen. Ze staan daar klaar om mij te begroeten, maar er is verder geen reden om in contact te gaan. Het is goed zoals het is. Zij leven hun leven, en ondertussen vertegenwoordigen zij zichzelf op deze plaats, als standbeelden in het Madame Tussaud Museum. Het is eigenlijk allemaal wel vrij normaal.

Ik loop langs mijn vriendje van vroeger. Hij omhelst mij en zorgt voor mij. Er valt een poes heel speels van zijn schouder. Die poes had al die tijd in zijn nek gezeten, maar dat had ik nooit geweten. Ik schrik er een beetje van, dat hij nu zomaar in een keer komt opduiken. Dat is echter nergens voor nodig, want de poes heeft een intens lief karakter en zorgt goed voor ons. Ik zie nu pas dat de poes al die tijd met ons mee is opgelopen. Ze kijkt me onderzoekend aan, en ik voel me eigenlijk ook best bezwaard, dat ik nu pas contact met haar zoek. Maar het is goed. Ze begrijpt het wel. Er staan mensen om ons heen. Zij willen graag weten hoe wij ons tot elkaar verhouden. Maar ze krijgen geen grip op ons. We leven mooi in een afgesloten ruimte.

Het gebeuren speelt zich af rondom een vijver, zoals in de nieuwbouwwijk bij de school. Er staan nu geen gewone huizen, maar pakhuizen. Het zijn de pakhuizen die ik in Nieuw Amsterdam heb bewonderd. Ik vond het mooi dat nieuwe huizen in oude stijl waren gebouwd. Nu staan ze zorgvuldig gerangschikt in een ronde of ovale vorm, rondom een vijver. Het geeft overzicht en rust. Alles klopt en is perfect met elkaar afgestemd. Alles heeft met alles te maken. Het is precies zoals ik het altijd gewild heb. 

maandag 13 mei 2019

Parijs

Ik loop door Parijs. Het is overal ontzettend druk, waar ik ook ga. Ik word overal omver gelopen door mensen. Ik probeer de oevers langs de Seine. Daar is het wellicht wat rustiger. Maar als ik daar naartoe ga, stromen er ook weer hordes mensen die kant op. Ik word er gek van. Op de een of andere manier hebben ze mij ook steeds nodig, en word ik dus achtervolgd, omdat ik iets voor hun in orde moet maken wat ze zelf niet kunnen, maar vooral wat ze zelf niet willen.

Er is geen beginnen meer aan, en ze slaan erg nare taal uit. Mijn gevoel van teleurstelling en verdriet neemt met de minuut toe. Ik kan totaal niet meer relativeren, omdat ik zo overspoeld word door de energieën van andere mensen. Ik zeg steeds dat het moet stoppen, maar het stopt niet. Er is totaal geen ruimte voor mezelf, ik word letterlijk voor de voeten gelopen.

Ik ben in en in verdrietig, omdat ik al die jaren dag in dag uit zo verschrikkelijk mijn best doe om netjes en vriendelijk te zijn tegen anderen. En als ik iets van mezelf tegenkom wat niet zo leuk is naar anderen toe, dan probeer ik daar aan te werken en er met andere mensen over te praten. Zodat ik anderen beter begrijp en weer vriendelijk tegen hun kan zijn. En ik heb ook heus wel gezien en ervaren, dat veel anderen het lang niet zo nauw nemen als ik. Ik heb dat al die jaren gedoogd, maar in een keer ben ik er helemaal klaar mee, het komt zo binnen, het maakt mij zo verdrietig en onmachtig, waar doe ik het dan allemaal nog voor, als anderen en zo laconiek mee omgaan!?

Maar er komt totaal geen beweging naar mijn kant toe. Eerder in de droom had ik nog een gezellige avond met de buurman. Hij legde mij nog een paar weggetjes in Parijs uit, en hoe ik moest lopen als ik even de weg niet zou kunnen vinden. Daarna zeiden we gedag. Nu loop ik hier, en ik ben totaal op mezelf teruggeworpen, ik heb geen geld, geen bezit. Iemand zegt dat ik dan de auto moet pakken. Ik weet dat ik met de auto ben. Dat is een veel te grote lelijke zwarte auto, soort Amerikaanse truck, een onhandig ding. Deze staat ergens aan een vaart geparkeerd, maar ik zou totaal niet weten waar en hoe.

Ik probeer mensen rustig uit te leggen dat ik verdwaald ben, dat ik ergens weer even een houvast nodig heb om verder te gaan. Maar niemand trekt zich er iets van aan. gaat door met zijn eigen ding. Het kan ook wel, dat ik onzichtbaar ben en niet van deze aarde, dat ik in een onstoffelijke vorm mensen wil toespreken, maar dat niemand luistert. 

donderdag 9 mei 2019

Zeeland

Ik ben met het gezin van komaf in Zeeland op vakantie. Ik moet elke keer mijn best doen om op mezelf te kunnen zijn. Elke keer lukt dat niet. Ik word er gek van. Ik zeg er steeds niks van. Ik weet wel dat ik mijn grenzen moet aangeven, maar het lukt gewoon niet. Hierdoor loop ik steeds weg van situaties, in de hoop ergens anders rust te vinden. Maar dan kom ik weer in een nieuwe onrustige situatie. Het is ook steeds opnieuw een situatie waarin anderen mij nodig hebben. Ik wil dat gewoon even niet. Ik wil gewoon even 'zijn', en niet continu 'nodig zijn'.

Mijn moeder rijdt resoluut van het grint van het ouderlijk huis weg, richting dorp. Ze rijdt in een grote witte station-wagen. Deze is net heel schoongemaakt. Het witte lak blinkt in de zon. Ik vind de auto onooglijk lelijk en veel te groot. Ik ben als een plank tegen de achterklep gedrukt en kan er elk moment uit vallen. Ik bevind mij hier samen met een kleiner persoon. Ik gil en gil dat ik eruit moet, dat dit gevaarlijk is, ik ben voor de helft in de auto en voor de helft op straat, de auto rijdt laag bij de grond. Maar mijn moeder hoort mij niet, de motor ronkt. Ik weet mij toch uit de situatie te bevrijden, voel mij erg boos, maar durf dit niet te zeggen.

In ben in winkelcentrum de Bogaert, winkelen met collega's, terwijl ik dat eigenlijk niet wil. Er staat een laddertje ter decoratie in een winkel. Ik klim in het laddertje, ook al is het wankel. Het lukt toch. Zo kan ik alles van een afstandje bekijken. Bovenin het laddertje bevindt zich een 'nephaan'. Ik heb op een hogere etage van V&D een pop gekocht. Deze is helemaal niet stevig. De benen zijn al uit de kom. Ik ga de pop straks ruilen.

Ik ben dus ook op vakantie, mijn moeder is aan het pakken, het huisje is overvol, ik wil hier weg maar ik mag niet weg, ik moet helpen met pakken, anders krijg ik het predicaat dat ik 'altijd op de vlucht ben' (wat ook zo is). Ik wil nog even naar de zee, maar het blijkt allang donker geworden te zijn, ik had het niet in de gaten. Ik loop wel langs de zee, maar het is aardedonker. Er lopen nog meer mensen. Er staan stenen van ruines. Ik bedacht met dat ik nog wel even naar het zwembad had gewild. Deze is in het vakantiehuis. Het is nu heel warm. Allemaal gemiste kansen. Steeds niet de mogelijkheid om goed voor mezelf te zorgen, te doen wat ik echt wil.

We vertrekken zo meteen, dus kan ik het ook niet inhalen.....onbevredigd gevoel. 

maandag 6 mei 2019

Woning

Mijn ouders hadden een nieuwe woning gekocht, ergens midden in Amsterdam. Het was ook wel het appartement van mijn tante in Nijmegen. We moesten even zoeken, en uiteindelijk konden we het goed vinden. Midden tussen de authentieke grachtenpanden rees een groot, schoon, nieuw appartementencomplex, torenhoog. We namen de lift naar boven.

Toen we binnenkwamen, leek het op het huisje van Anita, in Engelbert. Het was heel gezellig ingericht, en de lucht was ontzettend ijl en zuiver. Overal zuiverend water. Dat was in feite niet nodig, omdat alles duidelijk en helder was. Maar mocht er zich toch nog iets voordoen, dan kon je dat water drinken. Er stonden glazen, maar er was ook een klein reservoir. Het water blonk als zilver in de zon.

We keken uit alle ramen naar buiten. Het was een prachtig uitzicht. Als je ging zitten, ging het appartement automatisch draaien, zodat je steeds een ander uitzicht had. Het was in de vorm van een vierkant. Zoals een hijskraan met een vaste kern, waarvan het bovenstuk vier verschillende kanten op draait. Maar het kon ook zijn dat het appartement verder niet bewoog, maar dat er steeds vier verschillende uitzichten voorbij kwamen. Ik vond dat eerst wel fascinerend, maar het gaf ook onrust.

Ik vroeg aan mijn ouders of zij er ook last van hadden. Ze keken mij verbaasd aan. Waar zouden ze dan last van hebben? Ik beschreef het bovenstaande. Ze wisten niet waar ik het over had, hoezeer ik het ook toelichtte. Zij konden het daadwerkelijk niet zien, niet ervaren. Zodoende hadden ze er dus ook geen last van. Ik kon het mij niet voorstellen, dat je dat niet kon zien. Maar het was toch echt waar. 

zondag 5 mei 2019

Bakfiets

Ik was in Westerbork en ik belde via de vaste lijn met de ouders van mijn Duitse vriend, om te vertellen dat ik in Westerbork was. Ik kreeg eerst zijn moeder aan de telefoon. Zij praatte Limburgs. Toen kreeg ik hem aan de telefoon. Hij was weer 19. Hij reageerde enthousiast, en vroeg waar wij precies waren.

Ik zat met mijn studentenvriendin in een bakfiets. We droegen oranje kleren, voor Koninginnedag. We waren kleuters, maar hadden het postuur van 18-jarigen. We hadden de grootste lol, letterlijk met toeters en bellen.

Het was een donkere, regenachtige dag. Hierdoor leken de wolken 'lager te hangen', als een plafond dat een beetje omlaag gekomen is. Er hing een donkere waas over de dag, zoals je een foto bedekt met een donker scherm. Het was verder helemaal niet mistroostig, ik schikte mij meteen in de situatie, het weer werkte gewoon even niet zo mee.

Ik moest werken in de Albert Heijn in Borger. Ik was er wel verbaasd over, dat ik daar al zo lang achter de kassa zat, en dat het mij ook goed afging. Ik had ook veel positieve aandacht van collega's en klanten. Toch wilde ik daar weg, omdat ik op zoek wilde naar een nieuwe uitdaging. Ik was nu op weg naar Borger, om het te gaan vertellen. Ik zag er wel tegenop, omdat niemand het zou zien aankomen. Maar het zou wel weer goed komen.

Bij aankomst waren we bij de Lidl in Coevorden. Onze witte Up stond voor de deur. Hessel was bezig deze schoon te maken. Er bleek een dakraam in te zitten. Deze had hij wijd open gezet, met een luikje naar boven, zoals een vouwwagen op de camping. Hessel begroette ons vrolijk, en was blij dat alles weer zo schoon was. 

Zee

Ik was aan het zwemmen in de zee. Het voelde heerlijk vrij. Ik kon alle kanten op. Ik had helemaal geen oog meer voor mijn omgeving. Ik ging er helemaal in op. Het was zoals ik mij vroeger als kind voelde; ik wilde steeds in de zee zwemmen. Het liefst alleen. Wel tussen de mensen, maar 'op mezelf' zeg maar.

Mijn moeder liep over het strand. Ze zei dat we moesten vertrekken. Er was ander weer op komst. Het was zoals op de Eemhof, toen er plotseling storm uitbrak. Ik was mij eigenlijk van geen kwaad bewust, en wilde nog even verder zwemmen. Daarna keek ik om mij heen, en ik schrok. De vloed was zodanig toegenomen, dat er nauwelijks nog een stuk strand over was. Binnen de kortste keren stond alles onder het water. Toch was er geen paniek. Het zag er eerder 'mooi' uit. Het water was in het geheel niet wild, maar juist rustig. Het was alleen even de vraag of we er met de Up doorheen konden rijden. Het water mocht niet te hoog gaan staan, en we moesten niet vast komen te zitten in het zand. Het was penibel, maar toch had ik er alle vertrouwen in dat we op tijd zouden kunnen vertrekken.

Ik hoefde niet eens de tijd te nemen om na te denken over oplossingen. Er kwam een jongeman met een paar vrienden. Hij leidde ons naar een straatje tussen de duinen door. Het was er donker en regenachtig. We liepen door dit straatje, en we waren veilig. Het was een straatje van ongeveer 100 meter. Aan het einde van het straatje was het strand en de zee van Zandvoort. Er was een rustige zee. Hier zag het eruit alsof er helemaal niets was gebeurd. Het was daar een fijne lome zomerse dag. Mensen liepen rustig aan met hun schepje en thermoskannetje koffie naar het strand. Ik kon opgelucht ademhalen.

De jongens deden mij denken aan de jonge Israëlische mannen, die mij vroeger hadden geholpen in India.

Ik kwam erachter dat ik geen kleding droeg. Ik had een lange krant voor en achter gehouden. Ik was een jaar of 18, dus een slank lichaam. Niemand had nog opgemerkt dat ik naakt was. Ik had naakt gezwommen. Dat verbaasde mij ook wel, maar dat had wel een heel vrij gevoel gegeven.

Ik zat op de trap van het kantoor van Icare. Daar zat ik met anderen. Ik voelde mij als een van de groep mensen die niet meer werken als gevolg van ziekte. Dat voelde helemaal niet goed, en daar wilde ik niet bij horen. Niet uit vooroordeel, maar ik wilde verder, en zij bleven zitten. Ik had altijd een 'zakje parfum' bij me gedragen, en dat knapte nu. Dat bleek een teken te zijn dat ik niet bij die club hoorde, dat mijn leven weer verder ging.

Ik kreeg van een van de jongens mijn kleding aangereikt. Het was een bundeltje. Het was wel grotendeels nat geworden, en ik voelde mij bezwaard dat ik geen droge kleding had meegenomen. Maar het kwam allemaal goed. Ik trok mijn broek aan die hier en daar wel een beetje nat was, maar het bleek toch wel mee te vallen. Alles kwam weer op zijn pootjes terecht.

Ander fragment:

De reiskoffer onder de treinstoel: dat was het juiste midden. Het was belangrijk dat de koffer daar geplaatst werd. Het moest op de millimeter nauwkeurig, en dat ging prima lukken. Dat was omdat ik dat zelf ook graag wou, en eigenlijk al heel lang naar dit moment uitgekeken had. Nu had ik ook de tijd en de rust om het op de millimeter nauwkeurig te maken. Daar had ik juist ontzettend veel plezier in. Hier zat mijn kwaliteit. Het ging mij dan ook heel goed af.

Anderen begrepen het niet zo, maar daar trok ik mij eigenlijk weinig van aan. Ik wist dat dit de juiste weg was. Het gaf een enorm rustig en compleet gevoel, dat de koffer in het juiste midden geplaatst was. Niet teveel naar links, niet teveel naar rechts, precies goed. Nu een kwestie om het hier zien te houden, ook als de trein ging rijden. Maar dat zou wel goed komen, want de koffer werd op de plaats gehouden door de twee stoelen tegenover elkaar.

Als de koffer op deze plaats bleef staan, dan zou deze fungeren als een antenne voor negatieve energie. Dat zou betekenen dat deze energie niet langer meer naar mijn hoofd zou stijgen, maar dat deze 'omgebogen' zou worden, getransformeerd in de koffer. Het was dan wel zaak dat de koffer op zijn plaats bleef staan. Maar dat lukte dus. Ik kon het al toepassen. Alle negatieve energie ging naar de koffer. Ik voelde het wel voorbij komen, maar ik hoefde er dus niets meer mee. Alles was in balans, en er was rust.

Ik was met mijn broer in de Eemhof, voordat de storm uitbarstte. We waren een jaar of 11 / 12. Hij wou ergens een deur openen van een clubhuis, in een landhuis in de duinen. Ik bleef staan bij de brievenbus, en hij stond ongeduldig te wachten. Bij de brievenbus was ik bezig met het maken van een foto in 'negatief-afdruk', dus precies andersom. Hij begreep maar niet waarom ik dat moest doen. Maar ik liet mij niet afleiden, deed gewoon wat ik moest doen. 

vrijdag 3 mei 2019

Luisteren

Ik kreeg het bericht door, dat het alleen maar een kwestie is om te luisteren. Je kon kaartjes trekken met hetzelfde logo als op de tekst over Jezus, die ik onlangs op internet heb opgezocht. Dit logo gaf aan, dat het uit dezelfde bron afkomstig was. Dit vond ik eigenlijk wel ontroerend mooi!

Er was nu weer een kwestie van gladheid: nu niet gladheid op de grond, maar twee gladde voorwerpen tegen elkaar aan. Het leek erop dat ik het de vorige keer nog niet helemaal goed kon doorzien, en nu wel. Het gaat namelijk niet om aarden. Op de een of andere manier is dat nu niet het thema. Het thema nu is, dat er door wrijving nieuwe energie vrijkomt. Deze energie vormt de basis voor de nieuwe richting. Denk bv aan vuur maken met vuursteen.

Het ging in feite om luisteren en energie voelen, ervaren, die als normaal beschouwen, er niet voor weglopen, er valt helemaal niets meer weg te lopen, alles is reeds opgehelderd.

Andere droom:

Ik werd steeds opgehaald door mijn Duitse vriend. En een ander moment was het zijn vrouw, die mij ophaalde. Ze reden in een kleine Kever. Ik vond het wel wat apart, maar ze waren heel resoluut, het was heel gewoon. Ik werd bij hen welkom ontvangen, met hapjes  en drankjes.  Zijn vrouw praatte niet.