dinsdag 31 augustus 2021

Acrobaten

In de droom was ik buiten aan het sporten, bij de sportschool. In een keer schoten andere sporters de lucht in. Ze waren in de gymzaal van vroeger, waar ik als kind gymde. Een van de deelnemers hing in de nok van de zaal, aan het bovenste eind van het touw, dat uit het plafond kwam. Ik was stomverbaasd, dat dit zomaar kon. Een andere deelnemer hing iets lager, iets onderuit, alsof hij lekker lag te zonnen. Hij hing in het luchtledige, dus zonder dat hij ergens aan vast zat. Dat vond ik heel apart om te zien. Hij draaide zich even naar opzij om zijn kopje thee te pakken. Maar toen kukelde hij toch om, naar beneden. Hij kwam niet zo hard terecht, omdat hij niet ver boven de grond hing. Maar het was toch wel even schrikken. 

Er werd gezegd dat mijn collega en ik in meerdere dimensies goed ´uitgerust´ waren om ons vak goed uit te oefenen. Zoiets van: jullie hebben je ogen voor en achter en jullie kunnen op meerdere levels acteren. Dat kan lang niet iedereen. Er kwam ook een beeld van vier mensen die in een vierkant tegenover elkaar staan. Hiermee is de veiligheid gewaarborgd, omdat er overal verbondenheid is, als ze vervolgens de armen naar elkaar uitstrekken. Het staat als een huis, zogezegd. Heel stabiel, en in feite kan het niet stabieler dan op deze manier. Tevens een bewijs dat je het niet in je eentje kunt. Je hebt elkaar nodig, en dat zul je moeten erkennen. Samen ben je sterk. 

Twee vrienden hadden een kinderboek gepubliceerd, over vleermuizen. In het Duits stond op de voorkant: "Twee vleermuizen op avontuur". Er stond een afbeelding bij van twee grappige poppetjes met stekelig haar, die in een bocht van de achtbaan gleden. Het boek ging over vleermuizen, en de achterliggende gedachte was de vriendschap tussen de makers van het boek, beiden vleermuisliefhebbers. Er was een vraag over de taakverdeling: wie had wat op zich genomen? Het publiek wilde dat weten. Het interessante was, dat ze beiden de beide taken op zich genomen hadden: schrijven en illustreren. Het was om het even 'wie wat gedaan had'. Het was werk van hun beiden, en dit viel niet op te splitsen. Zo ook het vleermuizenwerk.   

 

zondag 29 augustus 2021

Verschillende droomfragmenten

 In de droom ontmoette ik een oud-huisgenote van Leiden. De was in de Zevende Hemel. In haar kielzog een jonge student antropologie. Hij was druk en enthousiast als een jonge hond. Volgde haar overal waar zij ging, stelde continu vragen, vond alles mooi, alles was nieuw voor hem. Ze kwamen net uit Mexico, of een land daar in de buurt. Daar hadden ze onderzoek gedaan. De jongen kon niet wachten om aan het volgende project te beginnen. Dat project was mijn levensverhaal. Het werd nog wel aan mij voorgelegd, maar het was min of meer al beklonken dat hij dit project met mij zou aangaan. We zouden het in het Engels doen. Ik vroeg of het ook goed was dat we het in het Duits zouden doen. Dat ging mij beter af. Ja hoor, dat was prima. Het overviel mij enorm, maar ik had er daarnaast vooral ook heel veel zin in. En ervaarde het als een eer dat ik gevraagd was. 

Ik droomde dat mijn sandalen niet maar 41 waren, maar maat 38 of 39. Ik vond dat erg jammer, omdat ik de sandalen graag wilde dragen. Later realiseerde ik mij dat ik droomde, en dat ik de sandalen dus toch wel gewoon kon dragen. 

Met een collega ging ik op een paar kinderen passen, in een tuinderswoning in het Westland, bouw jaren '70. We zaten op de boven-etage. Daar vlogen buurkinderen boven het raam uit, omdat ze hoog sprongen op de trampoline. De kinderen op de bovenetage hingen voor de tv. Een meisje voelde zich niet lekker. Ze moest even weg uit de drukte, en toen ging het wel weer. Het was een leuke middag. Mijn collega had overal snoep en etenswaar neergelegd, ook op het oprijpad van het huis, precies in de scheidingen tussen de tegels. Ik bedacht mij dat dit opgepeuzeld konden worden door de dieren, zoals egels. Maar dat viel mee. Ik vond het wel een origineel idee. Het waren o.a. gevulde koeken en maiskolven. Het zag er heel netjes en artistiek uit. 

We gingen van de ene ruimte naar de andere ruimte in het huis, begane grond. We moesten via de buitenplaats oversteken. Het was een luxe keuken en huiskamer. Daar zat Marco Borsato op de bank. Het was een goede kennis van ons. We praatten honderduit. Ik was blij dat het weer goed ging met Marco. Hij zat relaxed met zijn arm over de bankleuning van de donkerbruine leren bank. Ik rook het leer. Ik vond dat leer lelijk. Het maakte de woning donker. Marco zei dat hij gerust een rolletje wilde spelen in de teaser van mijn nieuwe boek. "Ik hoef alleen maar even in beeld met een typemachine, en niet eens wat te zeggen. Dan stijgt meteen je verkoop al enorm, en worden je onkosten voor 75% vergoed." Ik vond het heel lief aangeboden, maar ook wel behoorlijk met sterallures (alsof hij als mens meer waard zou zijn dan wij). Ik sloeg het aanbod vriendelijk, maar heel resoluut af. Ik wilde het graag oorspronkelijk houden. Het ging mij niet om veel kopers. En met die onkosten viel het wel mee, als ik weer ging uitgeven bij BNB. 

Een deelnemer van Boer Zoekt Vrouw ging 'op reis'. Hij liep door Makkum, resoluut en trots, alsof het dorp van hem was. Hij was heel zeker van zijn zaak. Het was niet bekend waar hij naartoe ging. Hij liep over de brug. Het was heel vroeg in de ochtend. Mistig, dauw, heel mooi. De zeilschepen waren letterlijk 'onder zeil' (grijze zeilen). De boer had een afscheidsreceptie, en nam afscheid van enorm veel mensen. Het was een drukte van jewelste. Ik wist niet dat hij zoveel mensen kende. Het bleef maar komen. Hard gepraat. Ik verlangde naar rust, en dat ik weer even met hem alleen zou zijn. Ik maakte mij wel wat zorgen, omdat hij niet meer terug zou komen. Want dat had hij heel resoluut gezegd: "Ik kom niet meer terug." Niemand wist het, maar hij ging 'op reis' onder de grijze bedekking van zeil, op de schepen. Wij zouden in Makkum blijven. Hij zou dus niet voor ons te zien zijn, maar hij zou wel altijd in de buurt blijven. De anderen wisten dat niet. Mij werd het verteld. Dus ik wist het nu wel. Dat stelde mij enorm gerust. 

Ik was in gesprek met een psychiater, op een verjaardagsfeest op Rister 13. Hij zei dat het voor rijke mensen ook niet handig is om zoveel bezit te hebben. Ik had twee keer bloemen gegeven, maar mijn moeder was vergeten die in een vaas te zetten. Het waren o.a. roze gerbera's. Ik ging snel naar boven, om de bloemen te redden, en van water te voorzien. Daar stonden al een hele tijd bloemen mooi op de vaas, o.a. 'rode bolletjes'. Heel mooi. Deze waren al wat verlept, maar nog steeds erg mooi. De vaas met de rode bolletjes stond hoog. De bloemen en de vaas waren stoffig. Het was ook wel in de slaapkamer van mijn ouders, in het ouderlijk huis. Of in het ziekenhuis. Ik zag ook nog hele mooie frisse witte margrieten, juist nieuw en jong en in het geheel niet onder het stof. Maar deze waren nog buiten het beeld van de droom. Ze stonden zogezegd in de coulissen, om elk moment te verschijnen in de droom. Ze kwamen zo uit de ochtenddauw vandaan, waren nog vochtig. Er waren twee kamers: wellicht het dubbele van mijn kamertje in het ouderlijk huis. De linker kamer was ingericht met rode spullen. Er was een diagonaal doorheen getrokken en er was een hoogslaper. Ik wilde er van alles veranderen, er was beweging en onrust. Het was er ook wel prettig, vanwege de dynamiek en ontwikkeling. De linker kamer was ingericht met witte spullen. Daar zouden ook de witte margrieten komen. Hier hoefde niets veranderd te worden, en ik had ook totaal geen behoefte om hier iets te veranderen. Er werd geadviseerd om deze te kiezen. Ik zei maar niets, omdat ik niet arrogant over wilde komen. Ik had deze kamer namelijk allang gekozen. Het deed ook wel denken aan mijn creme witte trouwjurk en de witte gerbera's.   

maandag 23 augustus 2021

Verschillende droomfragmenten

Ik was aan het basketballen met de familie van mijn studentenvriendin, op een veldje in Emmen. De familie was nog helemaal compleet. Ze wilden graag op de foto met ons gezin. Maar mijn gezin was ergens anders in Emmen aan het basketballen. Ik wist niet precies waar. Of ze zaten ergens in de auto op mij te wachten. Hessel toerde wat rond met de auto. Op de Kwintlaan vielen er rode buizen met inkepingen van een vrachtwagen af. De buizen lagen rommelig door elkaar, waren op de vrachtwagen heel gestroomlijnd en van sterk staal, maar hier op de grond waren ze broos als droge takjes, en kon je ze zo door midden breken. 

Ik zat in een grote speedboat. De boot was lek in het midden, in de zitting. Ik probeerde de zitting om te draaien, maar het bleef nat. Ik snapte niet dat we ´deze boot nog hadden´. Ik wilde de boot verkopen. 

We waren met een groep op vakantie. Het was een soort therapeutische gemeenschap. We waren zowel patiènten als therapeuten. We ´waren elkaar. Dit in relatie tot hoe ik 1990 zie: als een eenheid, en niet als de gebeurtenissen van twee losse personen. Dit weer relaterend aan de tekst van Eckhart Tolle over het leven als verhaal, en niet als situatie. Ik ging praten op de overloop bij mijn jeugdvriendinnetje thuis, maar dan met veel licht en ramen en erachter een groot meer. 

`Je mag geven en nemen. Dat moet je zelfs. Alleen zo blijft je leven in balans.´

Er liep iemand in een diagonale lijn voorbij, als een soort mannequin. Door een ´kast van licht´, of door een zonnestraal. Het was heel hoopvol. 

Verschillende droomfragmenten

 We reden ergens met buren. Er hing een Nederlandse vlag. Het was meer een tas in die kleuren en/of oranje, en net gewassen. Het was van stevige stof: te dik voor een vlag, en een beetje rimpelig. De vlag hing uit een bovenraam. Ik zat achterin de auto en ik zei 'dat ik erbij' was. Ze vroegen om de reden van de vlag. Ik zei: "Omdat mijn opa omkwam bij het bombardement en dit nu geheeld is."

Ik dacht dat er aangebeld werd, maar we werden opgebeld door een buurvrouw. Ze werd bedreigd door haar man en kon het huis niet uit. Ze was bij een andere man weg en halsoverkop met deze man in gemeenschap van goederen getrouwd.

We reden langs het overstroomde gebied in Limburg. Ik zei dat ik de vrouw niet kon helpen. Ik had lieve afbeeldingen van hertjes en paardjes uitgeknipt (twee dubbele). Ik kon het niet aan de vrouw geven. Het was voor iemand anders bestemd. 

De doucheslang hing bij de trapreling. Dat was bedoeld als een soort doorgang. We konden toch ook wel douchen. 

Ik reed naar Schoonoord. Ik dacht steeds dat ik te moe was om verder te rijden, stond dan op het punt om dat te zeggen, maar reed dan met gemak gewoon weer verder. Ik kon de weg niet vinden en hier was allemaal Waddenzee, dit was niet Schoonoord. 

Ik riep heel blij naar Hessel dat mijn idee voor een kunstwerk was goedgekeurd, en dat we daarom 20% gage kregen. We waren door het dolle heen. Hessel was bezig Amber in de maxi-cosi te doen, op de tafel op Rister 13. Ze was een jonge baby. 

Ik had een kantoorbaan gekregen als leidinggevende. Ik wilde niet in de uitvoerende zorg. Nee hoor, dat hoefde ook niet. Ik deed de linker la van mijn bureau open. Ik wou liever in het werkveld dan op kantoor. Maar ik had een missie om mensen te helpen 'als een soort helikopterview'. Ik was een klein wezentje en ging mee op de slede van de la, en daarna zat ik op de neksteun van de bureaustoel. Ik hield alles in de gaten. Ik was zogezegd de beschermer van mezelf in deze nieuwe functie. Dat gaf mij een veilig, goed gevoel. 

Ik was op Buitenkunst, maar het was daar veel te druk. Mensen deden brutaal. Amber had een dikke vlecht in haar haar. Ik bleek het toch zelf te zijn. Ik wou hier weg. Ik ging naar ´de boot´. Blijkbaar hadden we dus een boot. Daar kon je ook tijdelijk in wonen. Een soort toevluchtsoord. Misschien in het haventje van Elburg.  

zondag 8 augustus 2021

Emmer

Een hele mooie droom! Verschillende belangrijke aspecten. 

Ik ging met een oud-dorpsgenote op pad. Zelf had ik er niet zo'n zin in, maar ik liet mij door haar overhalen. De kinderen waren nog klein, en zij lagen nog op bed. Ik kon dus eigenlijk niet met haar mee. Ik begreep zelf ook niet waarom ik dan toch mee ging. We reisden met de bus door Drenthe, langs allerlei bekende plaatsen. Het was heel warrig voor mij. Ik vond het maar niks. We bleven overal maar 'half'. We kwamen weer op de overloop van het huis van mijn vriendinnetje. Het leek alsof die overloop aan kabels aan een hijskraan hing. Midden op die overloop was een soort hemelbed. Dat was ook wel een glazen kistje of het groene kussen voor de stoel in de achtertuin. Dat kussen was opgedeeld in drie stukken, en je kon het kussen zo als een tas openen. Daar zaten hele waardevolle verrassingen in. Ik wist alleen nog niet wat, maar ik wist wel dat het heel waardevol was. Het was ook precies ingedeeld zoals de bedoeling was. In de glazen kist woonde een vrolijk ouder echtpaar, dat ik niet kende. Zij begroetten ons vrolijk en behulpzaam, totaal niet behoeftig, zoals veel ouderen dat wel doen. De vrouw gebaarde mij met een knipoog dat het nu goed was met die dienstbaarheid aan anderen. Ik moest maar gewoon tegen mijn reisgenootje zeggen dat ik nu weer naar mijn kinderen ging. Dus dat deed ik direct! Ik wachtte niet eens op haar reactie, maar ze vond het geloof ik wel goed. Ik was heel blij dat ik weer terug was bij mijn kinderen. Ze logeerden in mijn ouderlijk huis. Ze hadden helemaal niet in de gaten gehad dat ik weggeweest was. Hugo vloog in mijn armen. 

Ik zag een zwarte emmer met heel helder water. De helderheid van het water werd van tijd tot tijd gedemonstreerd, door er een steentje in te gooien. Dan kwam het water vrolijk omhoog, en kon je goed zien hoe helder het was. Het was koud, fris water. Niet iedereen vond het leuk dat het zo koud was, maar ik vond het juist prettig. Hoe kouder, hoe frisser! Je moest dan wel eerst door de koude heen, maar dat had ik er graag voor over. 

Nu bleken er een heleboel zwarte emmers te staan, tot aan de nok gevuld met water. Deze stonden op een groot terrein, geasfalteerd. Bijvoorbeeld een terrein bij een boerderij. De emmers stonden steeds met dezelfde afstand van elkaar heel netjes gerangschikt op het terrein. Met elkaar maakten ze de vorm van een driehoek. Dus als je van bovenaf met een drone zou kijken, dan zag je een driehoek van gevulde emmers. 

Iedere emmer vertegenwoordigde een persoon. Belangrijk was, dat de emmer gevuld was met koud, fris water. Verder ging het om de rand van de emmer en om de indeling binnenin. Hierbij was de indeling binnenin vele malen belangrijker dan de rand. Uiterlijk zag het er heel eenvoudig uit. Het was gewoon een kwestie van de rand schilderen in verschillende kleuren en binnen in de cirkel bolletjes in gelijke grootte tekenen en deze inkleuren. Het ging om de kleuren van de zeven chakra's. Het leek gewoon een kwestie van gezellig een kleurplaat inkleuren. Maar het was van cruciaal belang dat met name de bolletjes in de juiste indeling werden ingekleurd. Dit veranderde bij een persoon gedurende de dag. Dat betekende dus dat je steeds een andere kleurschema van bolletjes kreeg. En de rand mocht je dan wel wat vrijer invullen. 

Als je je hier niet mee wilde bezighouden, dan was het helemaal prima. De meeste mensen hielden zich hier niet meer bezig. Maar als je besloot om je er wel mee bezig te houden, dan was het heel belangrijk dat je dit op de juiste manier en waarheidsgetrouw deed. 

Als extra bescherming kon je een scherm gebruiken, zoals een scherm bij een openhaard. Je kon het scherm meer of minder transparant maken, afhankelijk van de behoefte. Dus van volledig transparant naar zwart, en alles daartussen.   

zondag 1 augustus 2021

School

In de droom ben ik weer op het Drenthe College, de Opleiding Praktijkopleider. Maar in de droom is het de herintrederscursus voor het basisonderwijs. 

Ik ben er ´s morgens al heel vroeg. Heel gemotiveerd om hier een actieve dag van te maken, veel te leren, enthousiast te zijn. Maar ik word voortdurend tegengewerkt. 

We gaan ons eerst omkleden in de kleedkamer van de gymzaal van de middelbare school. Na het omkleden gaat iedereen zijn of haar eigen weg. Maar ik kan mijn kleren niet meer terugvinden. En dus loop ik in het gebouw rond met een kamerjas aan, steeds op zoek naar mijn kleren. Er lijkt geen einde aan te komen. Ik word er hollend dol van. 

Ik ben ergens op een bovenetage van de hbo-verpleegkunde. Daar wordt een hoorcollege gegeven. Maar de professor loopt met strakke ogen op mij af, en houdt mij in een soort wurggreep. Hij randt mij aan. Ik ben helemaal verkrampt en bevroren. Ik kan helemaal niet bewegen, kan geen kant op. Hij houdt mij gevangen. 

Ik probeer te seinen naar de 'lector', die midden in de zaal staat, tegenover de lege college-banken. Ik zeg dat hij moet ingrijpen. Hij geeft aan dat hij het wel signaleert, maar dat hij er echt niets mee zal doen. Ik voel mij erg eenzaam en in de steek gelaten. 

Ik begin te zwerven door het gebouw, en ik zoek wanhopig naar hulp. Maar niemand luistert naar mij. Ik moet eerst mijn kleren zien te vinden, zodat ik in ieder geval fatsoenlijk aangekleed ben. Dan moet ik meteen mijn verhaal doen en deze man aangeven. Ik zeg wel steeds duidelijk wat ik nodig heb, maar niemand luistert naar mij en iedereen draait zijn hoofd de andere kant op. 

Ik zoek in allerlei ruimtes, of daar mijn kleren liggen, of dat deze soms verplaatst zijn. Niemand helpt mij met zoeken en men vindt dat ik in de weg loop, en voelt zich van het werk gestoord omdat ik zomaar binnen kom. Het lijkt niemand iets te interesseren. 

Ik loop mensen in de weg en dan ben ik ook nog bezig om mijn plichten te verzuimen. Want ik word geacht op school te zitten, mijn best te doen, motivatie te tonen. Klasgenoten hebben er al een paar colleges op zitten, en ik was daar niet bij. Dat is niet goed. Een vrouw spreekt mij daar op aan. Zij is de conciërge. Zij moet in de gaten houden of iedereen zich wel aan de regels houdt. En niemand de kantjes er vanaf loopt. 

Ik word gebeld door klasgenoten. Ze zeggen 'dat de lessen van Jeanet uitvallen'. Ik weet niet wie Jeanet is, maar ik zeg dat ik dat vervelend vind. Ondertussen denk ik wel dat het goed is dat ik dan in ieder geval deze lessen niet zal missen. En het ging ook nog om een dubbeluur, dus ik heb wel even de tijd om verder te zoeken en de boel op orde te krijgen. 

Ik leg de situatie uit aan mijn studiegenote, en voel al een beetje opluchting dat ik nu eindelijk hulp zal krijgen. Maar zij begrijpt de boodschap niet. Ze zegt alleen maar dat ze blij is dat ik altijd zo attent ben en kaartjes schrijf en aan haar denk. Daarna hangt ze op. 

Dan komt de conciërge weer voorbij. Nu heeft ze ook een afvinklijst bij zich. Ze beschuldigt mij ervan dat ik totaal niet gemotiveerd zou zijn, dat ik hier maar wat doelloos rondloop in badjas, dat ik alleen maar in de weg loop, dat ze dat niet van mij gewend is, dat het zo niet goed komt met mij, dat het zo niet hoort. 

Ik probeer haar rustig uit te leggen dat ik in een badjas rondloop omdat ik mijn kleding niet terug kan vinden. Dat dat niet is uit onverschilligheid, of dat ik depressief zou zijn. Ik leg haar nogmaals de situatie van de aanranding uit. Ik probeer het zo rustig mogelijk te vertellen, terwijl ik natuurlijk kook van woede. 

Ook nu heb ik hoop op hulp. Maar ze maakt er alleen maar melding van en loopt dan de deur weer uit, laat mij alleen in een kamer. Ze loopt de trap op, op weg naar haar volgende taak. Ze zal mij dus niet op de lijst zetten van mensen die hun plicht verzuimen. Maar er is ook totaal geen hulp of erkenning. 

Ik loop haar achterna op de trap. Dat is lastig, want studenten lopen er af en aan, naar boven en beneden. Niemand ziet mij staan. Ik zeg haar dat ze dan in ieder geval even mijn kleren teruggeeft. Maar dat moet ik zelf maar uitzoeken. 

En dat van die docent, die aanrandde: oké, ze heeft er een notitie van gemaakt. Maar het is wel vaker gebeurd. Dus ze gaan er echt geen werk van maken. Heeft toch geen zin. Dat zegt ze.