vrijdag 28 februari 2014

Wegen en omwegen

Droom gisteren:

Iemand geeft mij een zoen op de mond, maar de zoen bereikt mijn mond niet.
Hij probeert het nog een keer, maar ook deze keer bereikt de zoen mijn mond niet.


Droom vannacht:

Erg ingewikkelde droom, en 'moe van het dromen' wakker.
Ik loop 'dwars door ons dorp' heen. Het is een mengeling van Westland en Oosterhesselen.
Onderweg zie ik er elementen van tuinbouw en boerenleven door elkaar:
fragmenten van kassen, klompen, bewerkte grond, boerengereedschap.
Het is eigenlijk een hele mooie belevenis, en een reis door het verleden.
Het is een reis door de geschiedenis, en tegelijkertijd ook een reis door mijn eigen geschiedenis.
De reis laat zien wat deze elementen voor mij betekenen / betekend hebben.
Het is alleen jammer dat ik helemaal geen tijd heb om van de reis te genieten.
Ik moet ergens op tijd zijn, en dat gaat me nooit lukken.
Daar baal ik van, want ik haat het om te laat te zijn, en mensen teleur te stellen.
We zijn op weg naar een optreden in Coevorden.
Eerst moet ik in Oosterhesselen nog studenten van het leerteam ophalen.
Zij gaan ook mee naar het optreden. Sterker nog: het optreden is in eerste instantie voor de studenten bedoeld! Nu blijkt dat het kinderen zijn van de basisschool.
Ik heb hen opgehaald, en we gaan naar Coevorden.
Nu blijkt, dat we LOPEND naar Coevorden gaan. Dat had ik van tevoren afgesproken.
Nu vind ik het belachelijk, dat ik dat had afgesproken. Dat kunnen we toch helemaal nooit halen?
Het is nu 15.00 uur, en het optreden begint om 15.15 uur. Dat halen we nooit!
Interessant is trouwens ook, dat er in de droom twee verhalen door elkaar lopen.
De rit 'dwars door Oosterhesselen' is in feite een ander verhaal dan de reis naar het optreden.
De twee verhalen spelen zich wel tegelijkertijd af.
Dit werkt niet verwarrend; ik kan de verhalen prima uit elkaar houden.
Tijdens de rit dwars door het dorp merk ik veel details op, vooral van de persoonlijke levensverhalen van de inwoners van het dorp. Hier ligt uiteraard een link naar mijn werk in de thuiszorg.
De verhalen worden verteld aan de hand van bijzondere, dierbare voorwerpen in de huizen.
De huizen staan niet los van elkaar, maar lopen in elkaar over, net zoals de inrichting van de huizen.
Zo grenst de huiskamer van het ene huis aan de badkamer van het andere huis.
Dat schijnt heel normaal te zijn. De voorwerpen zijn heel belangrijk in het verhaal.
We zien er verder helemaal geen mensen (alsof de mensen het dorp verlaten hebben, maar terugkomen).
Het schijnt heel belangrijk te zijn om de betekenis van een voorwerp op de juiste manier uit te leggen.
Ook de tuinen lopen in elkaar over. Deze tuinen spelen een sleutelrol in het verhaal.
Via de tuinen 'komt alles samen'. Het grappige is, dat er geen eisen worden gesteld aan een tuin.
Een zeer goed onderhouden grijpt prima in, in een verwaarloosde tuin: het versterkt elkaar.
Het is voor mij een enorme opluchting dat er geen eisen aan de tuinen worden gesteld.
Voor mij is dit een teken dat ieder mag zijn wie hij of zij is.
De rit dwars door het dorp eindigt in een woonhuis van een vrouw, die ergens in de nieuwe buurt woont.
De vrouw is niet thuis, maar zal weldra thuiskomen. Ik kijk uit het keukenraam, en zie dat er buiten flink gebouwd wordt. Midden in de tuinen staan losse muurtjes, van hele nieuwe stenen, vers gemetseld.
Het zijn lichtblauwe stenen, zoals van het Congresgebouw in Den Haag (de blauw met gele stenen van het Congresgebouw vond ik vroeger ook altijd al bijzonder).
Het geeft veel rust dat er gebouwd wordt, met deze kleur stenen. Het maakt veel uit dat de stenen lichtblauw zijn. Deze kleur brengt verbinding met de hemel. De tint blauw is precies goed. Als de tint donkerder blauw was geweest, dan was er toch teveel onrust (donderwolken) geweest. Deze tint is precies goed.
Ik word helemaal rustig van dit blauw. Het is een helende kleur. Ik kan er maar geen genoeg van krijgen.
Ik wil de kleur steeds om mij heen hebben. Het helpt mij om zaken op een rijtje te zetten.
Als het blauw mij vergezelt op mijn reizen, dan komt het goed. Ik voel de noodzaak het blauw steeds mee te nemen, overal naartoe. Specifiek deze kleur blauw. Misschien in de vorm van een edelsteen?
Is het misschien de steen die ik van Tineke heb gekregen? Is dit de boodschap dat ik deze steen gewoon in mijn zak bij mij moet gaan dragen?
Nu gaan we weer terug naar het andere verhaal. Ik loop met de basisschoolkinderen door het dorp.
Op de kruising bij school rijdt een grote witte bus, volgeladen met kinderen. Dat is de leerkracht. Hij heeft de kinderen opgehaald. Deze kinderen gaan dus wel met de auto. Ik hoop nog dat wij er ook bij kunnen, dat hij ons gewoon ook laat instappen, maar dat is niet het geval. Op zich is dat ook niet erg, want dit was ook de afspraak. Hij had er een bepaald doel mee om ons te laten wandelen. Dat schijnt beter te zijn voor de kinderen die ik bij mij heb. Zelfs als we te laat komen, verdient wandelen toch de voorkeur.
Zij vader kijkt ons lachend toe, vanuit de keuken. Ook de vader weet dat wij moeten lopen.
Toch blijf ik de onrust houden, en vind ik het niet fijn als wij te laat komen.
Ook heb ik mij er zeer op verkeken: deze kinderen (meisjes) zijn zeer tenger gebouwd, komen niet heel sterk op mij over, en lopen in een slakkengang. Het is o.a. een blond meisje in een lichtblauwe jas, en een rode broek. Moet ik hen stimuleren om de pas erin te zetten? Ik zou hen graag iets willen aanbieden om uit hun kokon te kruipen, de paden op de lanen in, in actie te komen, maar ik durf dit nog niet helemaal goed aan, omdat ik niet hun leerkracht ben. Ik ga alleen nu maar een middagje mee. Ik weet niet of de leerkracht en de ouders het ook ok zouden vinden als ik nu de pas erin zou zetten, hen zou stimuleren.
Ik aarzel dus teveel, terwijl ik anderzijds weet dat die methode succes zou hebben, dat ze er baat bij zouden hebben, we zouden het gewoon langzaam kunnen opbouwen. Ik ben nog druk in overdenking.
Dit verhaal heeft in de droom verder geen vervolg.
Dan weer terug naar het andere verhaal. Daar loopt het bezoek aan het huis van de vrouw in het dorp over in het bezoek aan een mooie winkel, zoals de winkel bij Kabouterland in Exloo (één van mijn favoriete winkeltjes). Ik ben hier druk aan het zoeken, en het lastige is, dat ik mij niet bewust ben wat ik eigenlijk zoek. Het is alsof ik uit twee personen besta (vergelijkbaar met de twee verhalen, die door elkaar lopen). Het is alsof mijn ene zelf mijn andere zelf nog niet bijgepraat heeft. Het andere zelf weet precies wat ze zoekt, en het andere zelf hobbelt hier wat achteraan. Het is ook een beetje gênant naar de andere mensen in de winkel. Die zullen wel denken 'wat wil ze nou'? Ik hobbel wat achter een verkoper aan. Dat is ook wel raar, want ik loop hem in de weg, omdat de winkel heel klein is. Maar ik doe dat, om een hint op te vangen. Ik denk: als hij nou praat over bepaalde producten of voorwerpen, dan gaat er bij mij misschien een lichtje branden van oh ja, dáár kwam ik voor. Ik hoor hem het woord 'thee' zeggen, en ik denk ja, thee! Maar: waar kan ik thee vinden? Nergens thee te bekennen. En dat, terwijl de andere klant verschillende soorten thee heeft uitgezocht, hier helemaal content mee is, en dit nu gaat afrekenen. Tegelijkertijd sta ik steeds met een jongens-babytruitje in mijn hand. Het is werkelijk prachtig gebreid, in verschillende kleuren blauw, precies dat blauw van de stenen van de muurtjes, en ook nu word ik heel gelukkig van deze kleur, maar ook van de fijne woldraadjes, met een heel klein glinstertje er doorheen, en zo prachtig gebreid en in elkaar gezet.
Er volgt nog een ingewikkelde overdenking: waar kwam ik nu toch ook alweer voor, en wat ga ik nu uiteindelijk kopen? Inmiddels heeft de andere klant haar thee afgerekend, en is de verkoper in de winkel weer bezig met andere zaken. Het zou trouwens ook heel goed kunnen dat deze mensen mij helemaal niet zien, dat ik onzichtbaar ben, en dat ik hen dus ook helemaal niet in de weg liep. Na een wat zware pauze van overdenking, ben ik er zomaar in één keer uit. Ik ontdek namelijk, dat ik - naast het prachtige baby-truitje - nog iets anders in mijn handen heb. Ik moet even goed kijken wat het is. Het blijkt een heel lief kaboutermutsje te zijn, met een lange flap, van dun katoen, helderwit met figuurtjes in geel en blauw, en een grappig bolletje aan het uiteinde. Ik ben meteen helemaal verliefd op deze muts, en zie het helemaal voor me, dat het kindje deze muts draagt. Het is een schot in de roos! Het doet sterk denken aan de muts die mijn pop droeg. Vroeger ging ik met mijn vriendinnen wandelen op de laan, met mijn nieuwe poppenwagen, waar ik zo trots op was, en met één van mijn eerste poppen. Dat was een babypop, dus met een kaal hoofdje, en daarom had ze er ook een kaboutermuts bij gekregen, die ze natuurlijk altijd op had als we buiten gingen wandelen. Ook droeg ze dan het wollen lichtblauwe babyjurkje, dat ik vroeger zelf als baby had gedragen, en ik denk dat mijn moeder dat nog gemaakt had. Zo was de cirkel rond.
Ik was er helemaal uit: het truitje en het mutsje, dat ga ik afrekenen. Dus geen thee. Dat hoefde niet.
Nu was ik gewoon wel zichtbaar in de winkel, en ik rekende af.


maandag 17 februari 2014

Brand

Er is brand in het huis van Jacoba, in Noord-Friesland. Alle gasten staan al buiten. Niemand schijnt het erg te vinden. Ik wil 112 bellen, maar ik heb geen telefoon bij me. Ik leen een telefoon van iemand anders, maar weet niet direct hoe deze werkt. Ik realiseer mij dat het voor het eerst in mijn leven is, dat ik 112 bel, en dat dit een legendarisch moment is. Niemand maakt zich druk om de brand. We zijn al een eindje van het brandende huis verwijderd. Het is groter dan in het echt, en het bevindt zich in een stad. Omliggende woningen zijn vrij van de brand. Daar gaat het leven ook gewoon verder. Het lijkt alsof alleen wij de brand kunnen zien. Er is totaal geen paniek; eerder dat mensen er lacherig van worden. Jacoba zelf ziet het als een uitdaging. Ze laat hiermee zien dat ze in feite totaal niet hecht aan bezittingen. Ze gaat heerlijk ontspannen op de grond liggen, en anderen volgen, alsof Jacoba een meditatiecursus geeft. Ondertussen is de brandweer gearriveerd, maar dat gaat allemaal heel geluidloos. We zien wel veel gele kleuren bij het huis, in verschillende kamers, maar we zien geen rook of vlammen. Het is wel echt een brand, en er wordt echt wel het één en andere verwoest, maar dat is niet duidelijk zichtbaar. Jacoba zegt dat het 'toch allemaal maar spullen zijn', en dat het het belangrijkste is dat er niemand meer in het huis aanwezig is, en dat de omwonenden er geen last van hebben. We lopen langzaam weer richting het huis, omdat de brandweer bijna klaar is met het werk. Ondertussen babbelt de groep er vrolijk op los, met Jacoba aan de leiding. Het is een wat jungle-achtige omgeving waar wij lopen, en we moeten steeds over 'hoog gras' heen stappen, dat is wel romantisch. Vlakbij het huis ontdek ik dat de mensen van de brandweer nog wel aanwezig zijn. Ze zitten keurig, gehuld in regenkleding, met regenkapjes, op een rijtje in een grote schuur, die afgeschermd is met zeilen, die met strikjes vastgeknoopt zijn, dus je kunt er wel wat doorheen kijken. Het ziet eruit als een garage, waar je je auto brengt ter reparatie. Ze worden toegesproken door de leiding, en ze zien ons niet, maar wij hun wel. We moeten hen blijkbaar met rust laten. Wij zijn heel lacherig, en deze mensen bloedserieus. Jacoba heeft snoepjes te delen (rode Jellybeans) en ik eet ze achter elkaar op. Een vriendin van Jacoba deelt kleine ronde kleedjes uit, om de snoepjes op te leggen. Ik hoop niet dat het raar is dat ik zo zit te snoepen, maar niemand vindt het een probleem. en de snoepjes worden geruisloos aangevuld. Ik stap de woning binnen, op zoek naar mijn spullen, want ik word zo opgehaald door Hessel. Blijkbaar is het heel gewoon dat ik de woning binnen stap, en niemand kijkt hiervan op. Eerst denk ik nog dat het misschien allemaal niet waar was, van die brand. Maar - eenmaal binnen - blijkt dat de brandweer veel toegangen tot kamers en boven / zolder hebben afgetimmerd. Het valt me op dat dit keurig netjes is gedaan, compleet gehuld in witte verf, en nergens een spoor van brand, of brandlucht. Ook de vloer is brandschoon.

Nu, vanochtend, na de droom, doe ik de radio aan.
Het nieuws bericht dat er vannacht brand is uitgebroken in Ridderkerk.

zondag 16 februari 2014

Ziekenhuis

Ik werk in het Oostenrijks ziekenhuis. Ik begrijp niet waarom ik hier weer terecht ben gekomen. Het was toch de afspraak dat ik hier nooit meer naartoe zou gaan? En ik zou toch ook sowieso nooit meer in het ziekenhuis gaan werken? Blijkbaar ben ik toch weer in 'de val' gelopen. Niemand kan mij vertrellen hoe dit zo gekomen is, en dat frustreert mij. Tegelijkertijd heb ik geen keuze, en heb ik hier gewoon mijn werk te doen. Net zoals vroeger, houdt het niet op met werk, en is het lopende-band werk van zieke mensen, die alleen maar zieker lijken te worden, er is geen houden aan. Ik heb het ene nog niet afgesloten, of het volgende dient zich alweer aan. Nooit vrolijke momenten: alleen maar hele zieke mensen, en vaak met dodelijke afloop, ondanks mijn pogingen om de mensen zo goed mogelijk te verzorgen, terwijl een paar Oostenrijkse collega's de mensen afsnauwen en hen met grof geweld wassen. Ik heb steeds het gevoel dat ik goed moet maken wat zij laten liggen, maar dat is natuurlijk onmogelijk te realiseren. Ik heb maar een korte dienst, van 8 tot 11, maar ik besluit langer door te werken, omdat ik mijn doel nog niet bereikt heb. Ik heb helemaal niet in de gaten dat ik mijn doel ook helemaal niet zal bereiken, en tot in lengte van dagen hiermee door zou kunnen gaan, zonder ook maar íets dichter bij mijn doel te komen. Pas in de loop van de dag dringt dit enigszins tot mij door, dat het zo werkt. Ik informeer waar de collega van de korte dienst is, want we hadden samen afgesproken samen op te lopen naar de zustersflat. Alles is nieuw voor mij, we komen net van de trein uit Nederland, zij is ook buitenlandse, maar ik ken haar nog niet. Ik ben ook nog niet eerder in de flat geweest waar ik ga wonen. Ik vraag naar de vrouw, maar zij is allang naar huis. Ik schrik, want ik zie dat het al tegen de avond loopt. Ik heb ook helemaal nog niet gegeten, want daar heb ik geen tijd voor. Een dorpsgenote komt voor chemo, en zij is heel ziek. Ik moet haar onder op een kar helpen, om haar bloeddruk te kunnen meten. Dat moet rechts. Ze ziet eruit zoals een stetoskoop. Dan word ik weer weggeroepen voor een urgente klus. Mijn hart huilt, want ik heb haar heel erg in de steek gelaten. Ze zal wel denken. En dat net op dit belangrijke moment in haar leven. Ze zal ook wel denken dat ik dit werk niet aankan. Ik vond haar altijd zo sterk, maar nu is ze heel erg ziek, heeft ze kanker. Ik voel heel veel compassie met haar, wil er met haar over praten, vragen hoe het gaat, maar ik kan haar niet meer terugvinden. Ik doorloop alle etages van het gebouw een paar keer, maar ze is er blijkbaar niet meer. De avonddienst is allang begonnen, en zelfs bijna de nacht, en niemand merkt op dat ik hier nog steeds rondloop en dat ik ook nog niet gegeten heb. Zelf merk ik het wel op, maar ik kan dit niet doorbreken, omdat er steeds mensen een beroep op mij doen voor korte klussen en ik dit niet kan begrenzen, ik voer steeds uit wat mij opgedragen wordt, en zij zien niet dat ik zo zwaar belast ben, omdat ze mij letterlijk alleen maar in het gezichtsveld hebben tijdens die korte klus.
Ik kom tot het besef dat ik deze extra uren ook helemaal niet kan schrijven, omdat ik gewoon een vast salaris per maand krijg hier in het ziekenhuis. Ik ben hier dus gewoon in mijn vrije tijd bezig, mezelf aan 't afmatten zonder enige pauze tussendoor. Anderzijds bedenk ik mij dat ik nu dus waarschijnlijk dubbel salaris ontvang, omdat ik mijn baan in Nederland ook gewoon nog aangehouden heb.

Het ziekenhuis bevindt zich op een hoek van een modderig terrein van Buitenkunst. Het is een beetje weggezakt in de modder, en daardoor lijkt het alsof het zich in een kuil bevindt. Het doet ook wel denken aan het Nije Himmelriek in Gasselte. Het blijkt een oud, sprookjesachtig gebouw te zijn, beetje Efteling-achtig gebouwd, met ronde deurtjes en lemen muren. Op de zolder (waar ik ook gezocht heb naar de dorpsgenote) is het heel gezellig gemaakt, met brandende kaarsjes op een kaarsenhouder. Het lijkt een soort bibliotheek, en de boeken staan schots en scheef in de kasten, maar dat is niet erg, dat ziet er wel gezellig uit (zijn ze tenminste in gebruik). Dit is ook een openbare ruimte, en hier zitten geen deuren in de deurposten. Ook de verbinding met de trap is open. Ik zou hier graag een tijdje willen vertoeven, en het lijkt zelfs ook helemaal voor mij zo ingericht te zijn, maar ik kom er niet aan toe om hier te blijven. Ik maak me zorgen over het moment waarop ik vandaag stop met werken: zal ik vandaag nog wel stoppen met werken, en als ik dan stop en naar huis loop, dan is de kans groot dat ik in elkaar stort van ellende. Daarom durf ik niet te stoppen met werken.
Een ware nachtmerrie, dus.

zondag 2 februari 2014

Bagage

Ik fiets met Amber en Hugo op de tandem. Ze zijn nog klein.
Het is een prachtige, lange fietstocht. De dag duurt lang, en we kunnen er geen genoeg van krijgen.
We fietsen langs bossen en velden, en genieten van het uitzicht, de ijle lucht, het zonnetje.
Onderweg drinken we in een gezellig café een drankje.
Daarna fietsen we weer verder, maar dan komen we midden in het bos vast te zitten in de modder.
Ik kan geen koers meer houden met de tandem, wat ik ook probeer.
Ook komen we niet los uit de modder.
Vlakbij staat een oud huis. Daar kunnen we schuilen.
We worden er opgevangen, echter, nu 'zitten we aan dat huis vast'.
We willen weer verder fietsen, maar blijkbaar moeten we hier blijven.
We worden hier vastgehouden. Bovendien kunnen we niet vertrekken.
Er staat allemaal bagage in het huis, en men zegt dat dit onze bagage is.
Dat is helemaal niet zo, want we hadden nauwelijks iets bij ons, toen we hier kwamen, of misschien alleen maar een klein tasje. En nu staat de hele kamer vol, met tassen, vuilniszakken, koffers, enz.
Ik raak ervan in paniek. We moeten eerst die bagage wegwerken, en dan pas mogen we vertrekken.
Maar het is niet onze eigen bagage, en ik heb er ook helemaal geen vat op.
Het verontrust me dat er ook steeds meer bagage bij komt.