maandag 30 maart 2020

Aarde

Ik loop wat rond in de stad Haarlem, en ben aan het zoeken. Mensen zouden mij kunnen zien als een 'verloren zwerver', en zo voelt het ook wel, maar toch heb ik een heel duidelijk doel, een missie, ook al is dat nog niet zichtbaar voor de buitenwereld. Daar trek ik mij ook eigenlijk niks van aan; ik ga gestaag door met de uit te voeren taken. 

Ik moet een bepaalde route uitstippelen voor een speurtocht van basisschoolkinderen, door de stad Haarlem. Als een drone hang ik boven de stad, en zie ik de strak gespannen draadjes, van A naar B naar C enz. De draadjes zijn denkbeeldig maar kijk uit, het kan ook wel zijn dat ze echt zijn, dus pas op dat je er niet over struikelt. Een andere optie is, dat de draadjes voor de ene persoon wel te zien zijn, en voor de andere persoon niet. Het is de stad Haarlem zo ongeveer in de Middeleeuwen, maar ook wel in deze tijd. Het is dus afwisselend heel druk en heel rustig in de stad (tijden wisselen elkaar af). Ik vind het wel grappig dat ik mij niks aantrek van de drukte, en gewoon doe wat ik heb te doen. 

Ik loop in een straat met chique jaren '30 huizen. De huizen zijn afgezet met hekken, zoals bij mijn ouderlijk huis. Deze hekken zijn gebouwd op muurtjes. Het is namiddag, en een laaghangende zon. Resoluut maar ik een opening in een van die muurtjes. Blijkbaar had ik gereedschap meegenomen. Dat ontdek ik ook nu pas. Ook had ik tuinaarde van de supermarkt meegenomen. Ik maak en opening zoals in het groot een graf-opening eruit ziet. Deze vul ik helemaal met potgrond (ik heb ook een kinderschepje meegenomen). Ik snap zelf niet dat ik dit doe, en ik vind het ook een beetje gĂȘnant, omdat zomaar bij het huis van vreemde mensen te doen. Ik kijk beschaamd om mij heen, maar mensen nemen geen notie van mij. Dus het kan ook wel zijn, dat de mensen mij gewoon niet zien. 

Wat ga ik doen met de aarde? Ga ik bloembollen poten, of bloemenzaad zaaien? Ik word er heel ongeduldig van, maar het is nog niet de bedoeling dat bekend gemaakt wordt wat ik ga doen. Ik begrijp niet zo goed waarom ik de aarde niet aandruk. Zo zit er toch veel teveel lucht in, waardoor de zaadjes of bollen geen stevigheid hebben? Maar het antwoord op die vraag blijft vooralsnog uit. Dat is weer die witte waas, die ook in andere dromen voorkomt. 

De garage van het huis staat open, en ik loop zo via de garage het huis binnen. De garage is gezellig ingericht, maar hobby-spullen. Ik begrijp niet dat ik zomaar bij wildvreemde mensen het huis binnen loop. Maar zij vinden het heel normaal, en schijnen mij ook te kennen. Het is een moeder met jonge dochters. Ze zitten aan een grote tafel heel ontspannen te knutselen en te handwerken. De moeder draagt een frisgele zijden jurk, met lovertjes. Het ziet er heel gezellig en idyllisch uit. Ze zijn blij mij te zien. 

Ik voel mij nog steeds wat beschaamd, maar zij stellen mij gerust. De meisjes zijn heel vrolijk en gastvrij. Ze hebben lange blonde haren en dragen ook frisgele kleding. Een van de meisjes gaat ranja voor mij inschenken. 

Ik moet echt nog even mijn weg vinden, weet niet wat mij overkomt, maar laat het ook allemaal maar een beetje over mij heen komen. 

Dagverzorging

Ik heb een nieuwe baan op de dagverzorging. Maar als ik daar kom, blijkt het toch niet om een betaalde baan te gaan, maar om vrijwilligerswerk. Ben ik dan toch nog niet zover, om weer aan het werk te gaan? Ik ben er wel een beetje teleurgesteld over. 

Ik wil eigenlijk meteen beginnen, maar er moet toch nog een gesprekje komen met een jonge leidinggevende, die heel moeilijk doet om niks, net in het pak met papieren onder zijn arm, terwijl ik denk jongen, wat is eigenlijk jouw bijdrage aan het geheel!? Dat voelt hij natuurlijk. 

Er zit ook een dame bij, zij is wat ouder, en zij begrijpt mij wat meer. Ik krijg een collectbus in de handen gedrukt. Het is 'de collectebus van Yarden'. Het is de bedoeling dat ik eerst in het verpleeghuis bij alle appartementen langs ga, om te collecteren. Ik zie mezelf lopen over de balustrade, en gezellig een praatje maken hier en daar. Ik begrijp niet zo goed waar dit allemaal naartoe gaat, maar ik doe het toch maar, want het brengt mij bij mijn andere doel. 

Als ik in een van de appartementen kom, blijkt dat hier kinderen wonen. Het blijkt dat het helemaal niet ging om dagopvang voor ouderen, maar dagopvang voor verstandelijk gehandicapte kinderen. Daar ben ik wel verbaasd over. Maar ik vind het ook fijn dat ik nu meteen aan mijn baan mag beginnen, en dat ik de gevulde collectebus weer mag afgeven. De kinderen worden net naar bed gebracht, en reageren heel leuk, gastvrij, vrolijk op mij. Ook de begeleidsters zijn heel lief.  

Het collecteren heeft enorm veel opgebracht! Als ik de bus terug breng, blijkt dat je jonge man er niet meer werkt. De oudere vrouw is nu heel anders, veel meer zichzelf, heel ontspannen en hartelijk lachend, achterover leunend. 

Zij geeft aan dat het helemaal niet de bedoeling is dat ik met verstandelijk gehandicapte kinderen ga werken. Nu weet ik het even helemaal niet meer. Het is wel apart, dat ik helemaal niet zelf nadenk, maar louter de aanwijzingen volg, die gegeven worden. Dat geeft eerlijk gezegd ook wel rust, en veel energie. 

De vrouw weet exact waar ik ga werken, hoe dat eruit gaat zien. Maar ze wil het niet prijsgeven. Het is nog te vroeg. Ik neem daar genoegen mee. We drinken lachend en ontspannen koffie, en praten even over dagelijkse onderwerpen.  

zaterdag 28 maart 2020

Auto

Ik ben in het ouderlijk huis, in de speelkamer (voorheen de keuken). Daar zit ik huiswerk te maken. Ik hoor geluiden in de kamer en dan hoor ik iemand het huis verlaten. Hij heeft iets weggehaald. Als de man buiten is, ben ik in een ander huis. Buiten schijnt de zon. Het is hoogzomer. Ik ontdek het net iets te laat, ben woedend op de man, en sommeer hem terug te komen, datgene terug te brengen wat hij weggehaald heeft. Hij schrikt van mijn strenge reactie, maar rent toch door, springt in een 'grote Amerikaanse bak', en scheurt weg. Ik voel mij bestolen, en weet niet waarvan ik bestolen ben. Wat ik nog erger vind, dat is dat hij niet van mij gestolen heeft, maar van mijn ouders, en dat ik er geen grip op heb. 

Ik heb een afspraak bij de kapper. Het duurt een hele tijd voordat ik aan de beurt ben. Als het zover is, word ik samen met een andere klant geholpen. De kapster zal afwisselend de andere klant en dan mij helpen. Ze is uiterst vriendelijk. Echter, ik zie dit niet zitten. Amber wacht op een bankje op mij, het is al veel later dan verwacht, en we zouden vanavond nog iets gezelligs doen. Dus ik zeg netjes tegen de kapster dat ik er toch vanaf zie. Bovendien bedenk ik mij in een keer, dat ik net nog bij de kapper geweest ben, en ik wil niet dat mijn kapsel veranderd wordt door iemand die mijn kapsel niet kent. Ik zeg dat alles heel netjes en opbouwend, maar toch is de kapster helemaal van slag. Ze trekt het zich persoonlijk aan. Ze duikt in mijn armen, is helemaal van slag. Ik vang haar zo goed mogelijk op. Dat is ook lastig, want je mag geen nabijheid in deze Corona-tijd. 

Ik ga samen met Amber een voetmassage geven aan twee mannen. Ze zitten op ons te wachten. Maar dan blijkt, dat zij de verwachting hadden dat zij de massage aan ons zouden geven. Ze hebben allerlei kruidenpoeders meegenomen, hebben zich helemaal voorbereid. We moeten even schakelen, maar we vinden het wel heel attent dat zij zich zo goed hebben voorbereid. 

Mijn Duitse vriend komt gourmetten in het ouderlijk huis. Er zijn weer de oude houten stoelen die we in de jaren '70 hadden. Mijn moeder verwelkomt hem heel gastvrij. Hij kijkt haar ontzettend verlegen aan, kijkt naar de grond, moet ook wel glunderlachen. In de droom is hij heel jong, op een leeftijd dat ik hem nog niet kende: een jaar of 16. Heel jong en kwetsbaar. 

vrijdag 27 maart 2020

Tennis

Ik ben uitgenodigd in Duitsland. In de droom is mijn Duitse vriend de leidinggevende op een tennistoernooi. Ik vind dat wel apart, want hij speelt helemaal geen tennis, en dat is ook helemaal niks voor hem. Ik geloof het eerst dus eigenlijk niet zo, maar het is toch echt waar. Verder ben ik het er niet mee eens dat ik naar Duitsland ga, vanwege de Corona. Maar blijkbaar moet ik er in de droom toch gewoon wel naartoe, en is er in de droom geen Corona. 

Ik ben onderweg, en weet nog steeds niet zo goed wat ik in Duitsland ga doen. Ik geniet wel van de reis, want het is een fijne rustige reis, en ik geniet van het mooie landschap dat ik onderweg tegenkom. Hoe dichter ik bij zijn woonplaats kom, des te rustiger ik word.

In de droom ben ik een journaliste op het tennistoernooi. Er wordt gezegd dat zijn vrouw ook op de tribune zit, dus ik besluit om haar even op te zoeken. Maar dan zie ik haar in de verte met vriendinnen lopen, en bemerk ik dat ik te laat gearriveerd ben. Ik weet dan even niet zo goed wat ik nu moet, want het was de bedoeling dat ik haar zou ontmoeten. En haar man is nu druk bezig met het organiseren en vlekkeloos laten verlopen van het tennistoernooi. Ik vind het nog steeds maar raar, omdat tennis dus helemaal niet bij hem pas. 

Ik loop een beetje met mijn ziel onder de arm, en dan kom ik mijn jeugdvriendin tegen. Zij was dus eerst de vrouw van de Duitse vriend en ik dus nu mijn jeugdvriendin. Ik ben helemaal verbaasd haar hier te ontmoeten. Maar zij vindt het heel gewoon. Ze logeert hier een paar dagen voor haar werk, moet hier onderzoek doen. Ze is met de trein gekomen, heeft het hier erg naar haar zin. Heeft haar koffers alweer gepakt om te vertrekken, maar het liefst zou ze hier langer willen blijven. 

Maar in plaats van dat zij vertrekt, vertrek ik zelf. Dat begrijp ik ook allemaal niet. Ze loopt nog even mee naar het station, en zwaait mij daar uit. Dat zwaaien is in verschillende kleuren achter glas. Dus een keer zwaaien is geel, nog een keer zwaaien is oranje, dan paars, enz....de kleuren wisselen elkaar af. Ik vind het wel een beetje apart, moet eraan wennen, kan er niet zoveel van zeggen, want ik zit al in de trein, en er is nog geen mobiele telefoon. Het was van alle kanten de bedoeling dat ik al in de trein zou zitten. Alles verloopt precies volgens plan en het ziet er voor mij heel veelbelovend uit. Maar dat heb ik zelf allemaal nog niet in de gaten. 

Het is misschien ook wel een beetje teveel van het goede; wie zal het zeggen. Het ziet er in ieder geval hoe dan ook heel goed uit. 

Uiteindelijk heb ik mijn Duitse vriend dus niet meer ontmoet op het tennistoernooi. Hij werd teveel in beslag genomen door mensen die hem nodig hadden en wilden raadplegen. 

donderdag 26 maart 2020

Zee

Ik kwam in de thuiszorg bij een echtpaar. Ze hadden net een feest, maar er was toch wel zorg nodig. Het hele huis zat vol met familie. Kleinkinderen speelden met elkaar. Het was heel vrolijk. Het was ook wel in mijn eigen ouderlijk huis. Ze gingen van de kelder naar de zolder en weer terug. En scheen veel zonlicht in het huis. De kinderen konden ook zo de straat op, want het was niet druk op de weg. Er was een goede sfeer hier, en ik kon op gemak zorg verlenen. De kinderen kwamen steeds naar mij toe, om te kijken wat ik aan het doen was. Hun oma had open benen, en ik ging de wonden verbinden. Dat was best veel werk, en ik deed het stapje voor stapje. De kinderen vonden het helemaal niet eng, stelden steeds vragen, renden dan weer weg om te spelen, kwamen dan weer terug. De oma genoot ervan, en zat ondertussen rustig wat in een tijdschrift te lezen. De opa was een slanke man met lichtblauwe broek en witte blouse. Hij was bezig met het bereiden van de maaltijd, in de keuken. Het waren niet mijn eigen ouders. Het waren hele andere mensen. De man werkte als professor, of was misschien net met pensioen. 
Een kleinkind bleef steeds aan mijn zijde. Ze was een jaar of 10, en heette Bernice. Ze droeg een rood geruit jurkje en zwarte lakschoentjes. Ik dacht ook wel dat ik het gewoon zelf was, op die leeftijd. Ik werd heel blij van dit meisje. Ze wist goed wat ze wou. Ik zag dat ze een vraag wilde stellen, maar nog even nadacht hoe ze de vraag zou stellen. Toen zei ze:
"Waarom werk jij eigenlijk nog in de zorg? Je zou toch vanaf nu gaan lesgeven op de basisschool? Ik vind het veel leuker, als je bij ons op de basisschool komt!"

Ik werd er heel blij van, dat ze dat zei. Het gaf mij zelfvertrouwen. En ik gaf haar gelijk. Ik zou hier nog even het werk afmaken, en dan zou ik mij 100% gaan richten op de basisschool. 

In een ander fragment kwam ik bij mijn ouders. Nu woonden ze zelf weer in het ouderlijk huis. Het was in de inrichting na de eerste verbouwing, met de jaren '70 keuken. Ik kwam zomaar met mijn moeders bruine fiets van vroeger (met handremmen) de keuken binnen fietsen. Mijn moeder was bezig in de keuken, veegde net haar handen aan een handdoek af, reageerde helemaal verbaasd en overrompeld, maar ook blij. Mijn vader zat in de kamer. Toen realiseerde ik mij tot mijn schrik, dat ik natuurlijk helemaal niet bij mijn ouders op bezoek mocht komen, in deze Corona-tijd! Gauw zorgde ik ervoor, dat er glas tussen ons in kwam te staan, en toen commmuniceerden we achter glas.

Mijn vader lag op bed in het ouderlijk huis. Ik ging bij hem kijken. Hij lag nog te slapen. Was moeilijk wakker te maken. Het leek mij beter hem met rust te laten. Op het nachtkastje was een goudkleurige druppende kraan bevestigd. Ik probeerde de kraan dicht te draaien, maar dat lukte niet. Het ging stroef. De kraan moest gesmeerd worden. Ik maakte mij er zorgen over dat het zku overstromen.   
Ik keek uit het raam, naar de buren in de bungalow. Dsar was een rustige zee. Wow. Wat een kalme zee. Ik had voor mijn gevoel nog nooit eerder zo'n rustige zee gezien! Ik wou er eigenlijk meteen naartoe, maar dat kon niet, ik was nu bij mijn ouders. Maar het liefst wilde ik meteen in de zee zwemmen. Ik kon de zee nu alleen waarnemen achter glas, belemmerd door de lijsten van de ramen. Ik wilde de zee in vol ornaat aanschouwen, erin springen op een warme zomerdag. Het was meer een soort Middellandse zee dan de Noordzee, helderblauw, en een heerlijke zon. 

woensdag 25 maart 2020

Zorg

Ik ging op bezoek bij een buurvrouw, maar in het echt was ze iemand die ik van vakantie kende. Ze werd al een dagje ouder, en was heel erg aan het klagen. Ze deed net alsof ze mijn ontving voor de gezelligheid, maar ze was voortdurend bezig om mij van alles voor haar te laten doen. Ik liep steeds af en aan met kopjes koffie, kopjes thee, maaltijden. Ik zei dat ik weg zou gaan, maar toen zei ze dat ik haar been nog moest verbinden. Er moest nieuw verband op. Ik had het verband verwisseld, en ik zei dat ik nu echt moest gaan, dat het al laat was. Maar ze ging gewoon door met opdrachten geven. Midden in haar zin zei ik, dat ik nu echt ging vertrekken. En dat het de bedoeling was geweest dat ik gewoon bij haar op bezoek zou komen. Niet dat ik allerlei klusjes voor haar zou gaan doen. En dat ik dat niet leuk vond. Dat het voor mij op deze manier niet een gezellige avond was. Dat ik nu ging vertrekken. Ze vond het niet leuk, maar ze hield me ook niet tegen. Het was een erg vervelende avond. Ik dacht nou, het wordt nu echt een keer tijd dat ik hier niet meer in trap. Zonde van mijn avond. 

Daarna kwam ik bij een vriendin, en zij vroeg mij of ik even op haar kind wilde passen. Ik kwam eigenlijk gewoon maar op bezoek. Maar het kind werd al in mijn handen gedrukt en de vriendin ging feesten (in de droom was het een vriendin, maar ik weet niet wie het was). Het was fijn om het kind bij me te houden. Het was een jongetje, en hij was enorm lief en aanhankelijk. Maar ik vond het ook een verantwoordelijkheid, en ik kon ook niet met haar overleggen over voeding, verschonen, slaapjes, enz. Ik vond het het moeilijkste, dat ik geen draagzak of maxi cosi of kinderwagen had. Het was echt een hele kleine baby, net geboren. Ik hield hem dicht tegen mij aan, en moest het hoofdje steeds recht houden. Dat ging op zich prima, maar ik moest ook reizen met de baby en dat vond ik soms wel gevaarlijk, zonder verdere bescherming. Ik moest bijvoorbeeld een steile trap op, een soort brandtrap. Er was weinig mogelijkheid om mij bij de leuning vast te houden en dat kon ook niet, omdat ik het kind met beide armen moet vasthouden. Daarom zei ik, dat ik niet de trap op ging. Ik vond dat te onveilig. De steile trap naar boven veranderde nu in een steile trap naar beneden (kelder). Ik moest eerst de moeder zien op te sporen, voordat ik verder kon reizen.  

donderdag 12 maart 2020

Foto

In de droom ben ik niet op school, maar het is wel dezelfde energieke, uitgelaten sfeer, waar veel gelachen wordt. Ik ben in de gespreksruimte van een ziekenhuis of een politiebureau. Daar ben ik met een paar enthousiaste kinderen. Het zijn de kinderen van een vriendin van vroeger. In de droom zijn het niet twee, maar drie jongens. Het kan ook wel zijn, dat het twee jongens zijn, en een meisje. Het meisje is dan stoer, 'jongensachtig'. In de droom zijn ze rond de tienerleeftijd: ongeveer van 8 tot 11 jaar. Ze hebben heel veel lol samen, ik moet ook steeds lachen, en daar moeten zij dan weer om lachen. 

Het kan ook wel zijn dat ik bij hun de oppas ben, maar dat zou dan niet helemaal kloppen, omdat ze daar alweer te oud voor zijn. Hun ouders zijn een weekendje naar Londen. Ze gaan bijna slapen, en doen allerlei rituelen. Van die gezellige 'inside-familie-dingetjes'. Het is iets met de duim en de pink omhoog, de andere vingers omlaag, dat aan twee handen. Kijken elkaar ondeugend aan, met de petten scheef op het hoofd. Ze schreeuwen het uit van de pret. Ze maken mij deelgenoot van het feit, dat ze dat vaak met hun moeder doen, vlak voordat ze gaan slapen, en dat ze dan de grootste lol hebben. Ik zeg dat ik mij wel vereerd voel, dat ze dat aan mij vertellen. 

Eigenlijk zou ik wel heel graag een filmpje willen maken van dit tafereel, en dit dan later aan de ouders geven. Maar ik weet niet of ik zomaar mag filmen. En ik vind het ook zonde om op deze manier de idylle te verstoren. Maar de kinderen vinden alles goed en leuk, wat ik ook doe. Toch zeg ik van nou weet je, ik maak voor de zekerheid toch maar niet een film, maar het lijkt me wel leuk als jullie op de foto gaan. 

'Jaaaaaaaaaah, yes, op de foto!!!!', roepen ze in koor. Ik ben helemaal verbaasd en overbluft. Ze gaan druk in de weer, om te overleggen 'wie waar moet staan'. Ik denk oeps, is mijn mobiele telefoon dan wel goed genoeg, of moet ik een beetje een interessante camera zien te bemachtigen? Nee joh, niet zo moeilijk doen, gewoon met de telefoon! Ik heb even niet op de kinderen gelet, omdat ik bezig was met de keuze van een camera. Ik kijk weer op, en dan zie ik, dat iedereen al geduldig wacht 'in positie'. Voor het gemak hebben ze hun hele familie/vrienden/kennissen er ook bij gehaald. Het is werkelijk een plaatje, hoe het eruit ziet. Er is ook een kind verkleed in clownspak. Een vrolijke oom poseert half horizontaal in beeld, vastgehouden door anderen. De sfeer is vrolijk en uitgelaten. De kinderen zijn trots, dat ze dit geregeld hebben. 

Ik verbaas mij erover dat iedereen zo keurig wacht, totdat alle mensen gearriveerd zijn. Er komen nog een paar kinderen aan. Zij kruipen via de bovenste vakken van een witte boekenkast naar de plaats waar iedereen poseert. Ik waak ervoor dat ze er niet uit vallen, maar ze gaan vliegensvlug, het komt allemaal goed. 

Dan kan de foto gemaakt worden: say cheese!!! Hilariteit alom.
Wat een leuke droom!!

dinsdag 10 maart 2020

Vader

Ik arriveer bij het ouderlijk huis, en het is nog in de staat van voor de tweede verbouwing, dus met de bar in de keuken. Ik heb de reis gemaakt uit Drenthe, en sta op het grind, klaar om naar binnen te gaan. Mijn vader fietst van het grind af, wat slingerend, zoals ik van hem gewend ben, omdat er teveel grind ligt om te fietsen.

Papa is hier een jaar of 50 en nog goed gezond, nog geen diabetes.
Het is een mooie man, met kastanjebruin/rood haar, bakkebaarden, draagt een kort stoer leren jack. 

Hij is vrolijk en opgewekt, en heel blij om mij weer te zien. Ik krijg een klapzoen van hem. Hij zegt dat hij naar de kerk gaat, en dat we elkaar dus straks wel zullen zien. Ga eerst maar naar moeders. Ik zeg nee, dat lukt niet. Want ik moet straks weer met de trein terug naar Leiden (in de droom studeer ik nog in Leiden). Ik moet daar nog een reisverslag maken (wellicht van Griekenland). 
Oh prima, zegt hij in het voorbijgaan.....dan tot de volgende keer. 

Hij fietst weg en voor het eerst van mijn leven leg ik mij erbij neer dat hij verder nauwelijks contact maakt dan even een oppervlakkig praatje, heb je geluk, dan vertelt hij ook verhalen van vroeger, maar het is altijd van hem naar de ander, nooit echt andersom, het lukt hem heel even om die aandacht vast te houden, maar dat is nooit lang, en daarom niet de gelegenheid om echt de verbinding aan te gaan. In de droom leg ik mij erbij neer, en houd ik zelf ook die afstand. Ik ben daar verder ook heel nuchter onder.

Ik sta voor het ouderlijk huis, en ik zie mijn moeder aan de bar zitten. Het is nu nog donker, maar de lichten van de bar schijnen fel op haar gezicht. Er zijn naaldbomen gekapt. Blijkbaar was het huis omgeven door heel veel naaldbomen. Vreemd. Ik meende dat het er maar eentje was. Maar nee. Een heel bos is gekapt. Het is net gebeurd, en alle bomen liggen nog op de grond. Het is een bende van droog, opstuivend zand. Nu is het fel daglicht, een bloedhete zomerdag, ik ruik de geur van een Drents naaldbos. 

Ik ben in een drukke schoolklas, en assisteer de leerkracht. Ik ben hier een tijdje niet geweest. De kinderen zijn blij mij te zien. Ik heb het er maar druk mee. Door de drukte heb ik eerst niet door, dat er ook een kind is dat zich afwendt. Hij is een jaar of 7. In de droom ken ik hem, maar in het echt heb ik hem nog nooit gezien. Dan komt hij wel een beetje bij mij in de buurt. Het jongetje heet Job. Heeeee, Job, zeg ik. Wat leuk dat jij er ook bent! Het jongetje kijkt mij boos aan, met zijn felblauwe ogen, hand in zijn mond, verlegen. Ik begrijp er niks van. 

Hij zegt dat hij het niet leuk vond, dat ik ineens 'zomaar weg' was. Ik zeg dat ik dat natuurlijk begrijp, maar dat ik daarom ook zo uitgebreid afscheid van de klas had genomen. Maar Job heeft dat niet zo ervaren, en het kan ook zijn, dat hij een middagje ziek is geweest. Na de voorjaarsvakantie 'was ik ineens weg', en dat vond hij helemaal niet leuk. Ik vraag het later na bij de leerkracht. Ze geeft mij een verslag van een tien-minuten-gesprek. Dat is een heel verhaal. Ze legt uit dat ik met dit verhaal meer de achtergronden zal begrijpen. Het is een brief/verslag van de moeder van Job. Er is iets met haar aan de hand. In de brief zal naar voren komen dat Job zich erg door mij gesteund heeft gevoeld. Ik begin met lezen. Het is ook wel een formulier, want er zijn vakjes ingevuld. Ik lees alleen het begin van de brief. Het vervolg is 'gewist met witte mist'. Die mist komt wel vaker voor in dromen: iets wat later dus nog onthuld zal worden. Ik ben wel gerustgesteld door de brief. Hiermee kan ik de reactie van Job meer plaatsen. 

De les duurt tot 13:00 uur, en dan realiseer ik mij, dat ik om 13:11 uur word opgehaald door een medestudente uit Emmen, om samen naar de pabo in Utrecht te rijden. Ik kom daar nu pas achter. Dat wordt lastig. Ik kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn. Ik denk erover na, en besluit dan af te bellen. Ik ben alle bijeenkomsten nog aanwezig geweest op school. Het zou dus geen probleem hoeven zijn, om nu te verzuimen, vanwege mijn aanwezigheid op de basisschool. 
Ik wil mijn telefoon pakken om de mede-student te bellen. Ik loop het klaslokaal uit. Dan realiseer ik mij, dat ik een buurtzorgjasje van een collega heb gepakt. Dat jasje lag op een stoel, voorin het klaslokaal. Het is maat 'small', dus niet mijn maat. In de jas zit een telefoon met blauw omhulsel, Buurtzorg-blauw. Dat is dus niet mijn telefoon. Ik wil het jasje en telefoon gauw terugleggen, en mijn eigen telefoon pakken, om de mede-studente af te bellen. 


zaterdag 7 maart 2020

Zure plant

Ik sta bij de voortuin van de buurman. Ik ga op mijn knieën, en maak de plantjes netjes, druk de aarde aan, geef de planten als het ware 'een beetje liefde'. Hessel komt achter mij aan, met een gietertje. Het heeft wel iets hilarisch, als twee oude mensen, die niet weten wat ze anders moeten doen. Iets lieflijks heeft het wel, onschuldig....

Het lijkt onbenullig wat we doen, maar het schijnt toch een groot verschil te maken in de wereld. Hoe meer mensen zo'n oog voor details en kleine gelukjes hebben, hoe beter. Daar wordt de wereld echt beter van, en we moeten de krachten ineen bundelen. Dat doen wij overigens al 28 jaar, met een grote glimlach op ons gezicht! 

De buurman opent de voordeur, en is nieuwsgierig wat wij aan het doen zijn. Hij vindt het wel grappig. Er is ook iets met een zure plant en een bepaalde naar, maar die naam ben ik vergeten. Iets van 'Wortec' ofzo!?

Ik ben bij mijn vriendje van vroeger. We staan in zijn kamer van vroeger, en ik vraag hem 'wat de bedoeling is van deze middag'. Er zullen straks schoolkinderen komen, en dan houden we een knutselmiddag, met veel glittertjes en veertjes en kraaltjes en dansmuziek en ranja en koekjes en veel gezelligheid. Het zijn vooral meisjes. Het is ook nog de bedoeling dat hij Hessel gaat ontmoeten. 

We zijn beiden vrolijk, en in een uitgelaten stemming! 

Studentenhuis

Het blijkt, dat ik in Maastricht woon, in een studentenhuis. Het is op de benedenverdieping. Daar is het centrale gedeelte, met keuken en woongedeelte. Er staan twee fauteuils tegenover elkaar. In een fauteuil ligt 'de was van Heerenveen'. Deze was komt net uit de wasmachine, en moet worden opgehangen. Dat ga ik straks wel doen.
Het is hier op zich wel gezellig, maar ook erg druk, een komen en gaan van studenten, beetje zoals een kantoortuin, ik heb geen overzicht, het maakt mij onrustig.  

Als ik naar mijn kamer wil, dan ga ik een steile trap op naar de kelder. Zoals de toiletten in cafĂ©'s. Ik ben het er eigenlijk niet mee eens, dat mijn kamer in de kelder is. Ik vind dat niet prettig, omdat er dan geen contact is met de buitenwereld. Het is mij teveel afgesloten. Geef dan maar een zolderkamer. Dan kun je tenminste nog naar buiten kijken, heb je juist overzicht. Maar dat is dus niet het geval. Ik heb de kelder. Daar kan ik niet aan wennen. Ik heb ook nog eens een grote ruimte tot mijn beschikking. Het benauwt met alleen maar. 

Het geeft ook onrust: ik dacht dat ik mijn ruimte kende, maar nu blijkt deze veel groter te zijn dan ik dacht. Daar zou ik blij mee moeten zijn, want het biedt veel meer mogelijkheden. Maar het maakt me nu nog wat huiverig en terughoudend. Voorzichtig loop ik de trap af, om de ruimte verder te verkennen. De trap is hier en daar niet zo goed meer, dus ik moet goed opletten waar ik loop. 

Het is hier koel en wat kil.....ik hoor geluiden van stemmen. Ik loop een stuk door de ruimte, het klinkt hol, er zijn plavuizen aangelegd, er zijn wel raampjes, maar deze geven minimaal daglicht. De stemmen komen van studenten in 'het koetshuis'. Er blijkt hier dus een koetshuis te zijn, en er staan ook een paar oude koetsen. 

Ik vind het eng om door te lopen. Eigenlijk is het jammer dat ik het zo eng vind, want er is niks engs aan. Het zijn gewoon supervriendelijke en beleefde studenten, die toevallig nu veel herrie maken, omdat ze lol met elkaar hebben. Ze zitten met zijn allen opeengepropt in de oude koets en moeten verschrikkelijk lachen. Als ik eenmaal over mijn angst heen ben, moet ik meelachen. 

Pas nu bemerk ik, wat een enorme last er van mij af valt. Echt, niet normaal meer, hoeveel last er nu van mij afvalt. Ik kan eindelijk op adem komen. Dat werd ook weleens tijd!!

Steunkousen

Een thema dat altijd weer terugkeert: thuiszorg, en het gevoel niet voldoende voor de cliënt te kunnen doen. Niet door hebben, dat ik heel mijn ziel & zaligheid reeds gegeven heb, dat ik daarom zo moe ben, dat ik alleen maar heel veel rust en tijd voor mezelf nodig heb.....het aloude verhaal.....

Ik zit bij een cliĂ«nt in de keuken. Ik trek zijn steunkousen aan. Er is weinig ruimte, weinig licht, ik zit ongemakkelijk, de cliĂ«nt zit ongemakkelijk, de cliĂ«nt klaagt en moppert, voelt zich onveilig en angstig, ik ben continu bezig hem gerust te stellen, maar hij blijft maar mopperen, het kost mij bakken met energie. 

Even later help ik de cliënt boven, in de badkamer. Ik heb mijn werkkleding nog niet aan. Ik vraag hem of ik mij beneden even kan omkleden. De cliënt wordt woedend en zegt: "Dat hoeven je collega's ook niet te doen...........waarom jij dan wel!?"

Ik voel me weer heel klein worden, heb weer het gevoel dat ik tekort schiet, terwijl ik juist alle zeilen bijzet om deze cliënt zo goed mogelijk te helpen.......het aloude verhaal dus.....

Eiland

Ik verblijf op een eiland, zoals in Wellness Beemster. Ik ben daar helemaal alleen, en heb hiermee 'de drukte van de stad Assen' ontvlucht, zo zegt het verhaal. 

Ik wil vooral even lekker op mezelf zijn, en ben diep in gedachten. Ben bezig met het verzinnen van ideetjes voor het schrijven. 

Als ik omkijk, blijkt dat ik begluurd word. Ik schrik mij dood; ik dacht dat hier niemand was! Ik ben woedend op degene die mij begluurt, maar realiseer mij tegelijkertijd dat het niet handig is om die woede te laten blijken. Want dan zou het weleens gevaarlijk kunnen worden, aangezien hier verder niemand is. Deze woede zet zich op hetzelfde moment om in een andere kracht, te vergelijken met de kracht van de laatste pers, met de geboorte van Amber. 

Zoals het sprongetje op de getallenlijn, met rekenen: zo 'floep' ik van het eiland heel ver ergens de zee in, waar ik veilig ben voor de begluurder. Ik ben nu uit de gevarenzone. Het is alleen nu wel de vraag hoe het verder moet. Waar moet ik naartoe zwemmen? Het water is koud. Krijg ik het straks niet te koud? Die vragen zullen spoedig opgelost worden. Veiligheid is nu even het belangrijkste.

Het valt mij op dat het zeewater heel schoon, helder, fris is....het is alsof je de frisheid zelfs kunt ruiken. Ik word hier heel blij van. Het geeft mij veel vertrouwen.  

Indigo blauw

Ik ben ergens aan zee. Het is het duingebied, als grens tussen zee en bewoonde wereld. Het is een beschermd gebied, en het gebied zelf heeft ook de functie van beschermen. Tweeledig dus. Het is ergens op het strand van Texel, en het eiland gaat nog een stukje verder door het Marsdiep, richting het vastland. In de droom is er dus een uitbreiding van het eiland. 

Er is een zeer zorgvuldig uitgekozen en specifieke plek, te vergelijken met de Gulden Snede in een schilderij. Op die plek, ergens in de duinen, wordt een flinterdun lijntje getekend, met potlood. Op dat lijntje rollen heel voorzichtig een vierkantje en een rondje, heel klein en verfijnd. Deze staan symbool voor de kinderen, toen ze nog zo klein waren, wij op Texel waren, dat het zo slecht met mij ging. 

Het vierkantje is voor Amber, het rondje is voor Hugo. Het is van een onschatbare waarde; niet te bevatten, zo groot. Je ziet niet meteen dat die cadeautjes er zijn. Je zou er zo voorbij lopen, als je door de duinen zou wandelen. De pas erin, het ratelende ego in je hoofd of in gesprek met een vriendin, en je omgeving niet echt in je opnemen; dat komt te vaak voor bij mensen. 

Pas nu zie ik, dat het hier gaat om een sieraad. Ik ben zo ontroerd, het is zo mooi, en ik ben zo trots dat ik het ontdekt heb, dat ik er oog voor had. Tsjonge, wat ben ik blij! Het dun getrokken lijntje blijkt een zeer verfijnd gouden armbandje te zijn. Het is het armbandje dat ik droeg, toen we gingen trouwen. Aan dat armbandje zijn dus heel subtiel het vierkantje en het rondje bevestigd. 

Het zijn twee bedeltjes uitgevoerd in goud, of witgoud. Het is opvallend, dat de vormen niet strak zijn, maar dat deze bewust wat 'rafelig' zijn gemaakt. De symboliek hierachter is, dat de vormen in de natuur ook nooit gladjes zijn: een cirkel is nooit een echte cirkel, een vierkant is nooit echt vierkant. Ik vind het mooi, dat ongelijkmatige, en ik zeg: vooral zo laten! 

Zowel het cirkeltje als het vierkantje bevat een indigo edelsteentje, van ongekende schoonheid. Deze glanzen prachtig in het zonlicht. Ik moet er elke keer naar kijken, word er naartoe getrokken. Het is zooooo mooi! 

Het is tevens de heling van 'trauma Texel', periode 2000 - 2002. Dat wil zeggen: het laatste stukje heling (de meeste heling heeft al plaatsgevonden). 

maandag 2 maart 2020

Patroontje

In de droom ben ik op het strand van Zandvoort, en ik begeef mij in de foto die ik deze week gemaakt heb van de ondergaande zon. Ik sta op het punt waar de zee ophoudt, en de zee trekt zich steeds een beetje op, in mijn richting. Dus ik moet steeds een stapje achteruit. 

Ik heb mijn OV-fiets ook meegenomen naar het strand. Ik begrijp eigenlijk niet waarom ik dat gedaan heb. Ook heb ik een rugzakje met bagage / logeerspullen. Ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik hier doe, en ik zou allang weer in Drenthe moeten zijn. Ik wil ook graag weer terug naar Drenthe, hoewel het hier aan zee ook wel weer heel fijn is. 

Het is bijna middernacht, en er zijn nu geen mensen meer op het strand. Dat geeft enerzijds rust, maar anderzijds ben ik het mij nu ook wel heel bewust dat ik echt zelf de volgende stap moet zetten. Dat gaat mij ook prima af, maar ik vind het gewoon een beetje spannend. 

Ik zie een beeld van een grote liefde, en deze is afgedrukt in een vlag. Er zit een patroon in de vlag, van vijf hokjes, afgedrukt in golvende vierkantjes, die speels in de vlag aangebracht zijn. De vlag hangt vrolijk en hoog op het strand, precies in de branding. Het is een soort icoon, een blijk van mijn liefde, en ook het inluiden van een nieuw tijdperk, een afbakening. Er is alleen nog wel een probleem met grenzen, want in een keer kom ik toch in het water te staan. Dat is op zich prima, fijn, dat zeewater, maar ik heb nu wel een nat pak, en ik heb geen droge kleding bij me, alleen een pyama. 

Ik weet niet meteen wat het patroon van de vlag betekent. Ik zie ook niet meteen wat de kleuren zijn. Eerst zijn het alleen vierkantjes, met golvende lijntjes, dus zwart op wit. Maar later blijken ze toch ingekleurd te zijn. Ik leg aan iemanand anders uit hoe de vlag eruit ziet. Terwijl ik het aan het uitleggen ben, zie ik de kleuren tevoorschijn komen. Tot mijn verbazing is dat 'rood-wit-blauw'. En v ergeet oranje niet! Dat roep ik er nog achterna. De kleur oranje blijkt cruciaal in deze te zijn. Het hele strand kleurt oranje. 

Het bijzondere is, dat het dus gaat om vier kleuren, terwijl er vijf vakjes in de vlag zijn, en toch zijn wel alle vijf vakjes gekleurd in die vier kleuren. Dat is nog een raadsel, dat wellicht op een ander moment opgelost wordt......