woensdag 11 januari 2023

Gebed

 In de droom werd een lijkenkist uit de Andreaskerk te Kwintsheul gedragen. Mijn lichaam lag in de kist. Ik weet niet wie de kist droegen, maar ik voelde heel veel liefde van de personen die de kist droegen. Dat was liefde die ze in mijn leven niet hadden kunnen / durven tonen aan mij, maar nu dus wel. Door die liefde voelde ik mij geborgen. Er was totaal niets engs of geks aan het feit dat ik dood was en dat ik naar mijn eigen kist kon kijken. Het was heel normaal en er was een fijne, ongekende rust die ik nog nooit eerder zo had ervaren. Ik kon ervan genieten hoe zorgvuldig en met aandacht men de kist droeg. Het was een mooie dienst geweest en ik hoorde de klokken heel verfijnd luiden. De kerkgangers hadden een voldaan gevoel van deze kerkdienst. Er werd met mijn kist over de Heulweg gelopen. Ze liepen over straat. Een automobilist stond op het punt om uit parkeerstand de straat op te rijden. Hij wou eigenlijk niet op ons wachten. Maar de kistdragers liepen resoluut door en gaven hiermee een signaal dat de automobilist maar even op mij moest wachten. Ze namen het dus ook voor mij op. Dat was ik bij leven van deze mensen ook niet gewend geweest. Maar gelukkig dat het er nu wel was. 

Ik was met mijn vader in de aula van het LMC. Het was een achthoekig, massaal, bunkerachtig gebouw met dikke muren. Blijkbaar waren die dikke muren nodig om beschermd te worden. Ik keek met mijn vader omhoog naar dat massale gebouw. Ik vroeg 'waar we dan gebeden hadden'. Mijn vader zei: "Dat weet je toch nog wel? Want we hebben net nog gebeden." We hadden in de nok van het gebouw gezeten, met de loft van Amber als houten stoffige zolder. Daar hing een zachte, serene energie. 

dinsdag 3 januari 2023

Vader

 In de droom ging ik naar mijn vaders werk, en vroeg ik waar hij was. Het bleek dat hij in een groot kantoor werkte. Dat was vroeger een postkantoor geweest, met heel veel medewerkers. Hij had daar een belangrijke functie gehad. Nu was het postkantoor niet meer in gebruik, en was het een kringloopwinkel geworden. Het was er wel een beetje rommelig. Overal lagen losse paperassen. Maar het was een gezellige bende, en er waren veel bezoekers die het hier heel gezellig vonden. Het liep goed met de kringloopwinkel! 

Ik vroeg het overal, maar ik kon nergens mijn vader vinden. Uiteindelijk zag ik een apart kantoor in de loods. Daar zat hij pontificaal achter een bureau, dat op een verhoging stond. Ik kon alleen niet bij hem komen, omdat er ruiten tussen zaten. En ik zag nergens een deur van het kantoor. Ik werd een beetje angstig bij het idee dat ik misschien wel nooit bij hem zou kunnen komen. Dat hij zich opsloot in dat kantoor. Toen bleek ook nog dat dit niet alleen zijn werk was, maar dat hij hier ook woonde. Zijn witte blouse zat slordig, en zijn stropdas was gekreukt. Het zag er ook wel uit als debiteuren crediteuren. 

Ik had veel vragen aan de medewerkers van de kringloopwinkel, over mijn vader. Maar deze vragen konden of mochten ze niet beantwoorden. Daar moest ik mij dus bij neerleggen. 

Brug

 Ik moest op tijd naar mijn werk, in Beilen. Maar ik nam een hele andere route dan ik gewend was. Zou ik dan wel op tijd komen? Ik ging via Nieuw-Amsterdam. In de verte zag ik de toren van de kerk van Sleen al. Nu herkende ik de weg weer. Ik zou prima op tijd komen. Ik reed door een drukke straat in Amsterdam, richting de Dam. Het was regenachtig weer. De auto ging nauwelijks vooruit. Dat vond ik raar, want technisch was alles in orde. Ik zou de auto bijna moeten duwen. Nu reed ik over de Heulweg, in de buurt van de slager. Ik moest nog wat voor mijn moeder ophalen bij de slager. Heel veel taken bij elkaar, maar toch bleef ik gewoon rustig. 

In een volgend fragment bleek de auto toch gewoon vooruit te gaan. Dat probleem was dus opgelost, zonder dat ik er iets voor had hoeven doen. Ik kwam uit bij de Sint Servaas-brug, aan de kant van Wyck. De brug was in de droom een gigantische betonnen ronding over de Maas heen. Het leek ook wel een grote steen, in een mooie zilver grijze kleur, glimmend, prachtig geslepen. Ik moest hoe dan ook over die brug heen, om op tijd op mijn werk te komen. Ik besloot gewoon te gaan lopen, en te zien hoe ver ik zou komen. Het was gigantisch stijl, en echt niet te doen. Maar ik liep gewoon door, zonder om te kijken. Ik richtte mij alleen maar op het lopen. 

In een volgend fragment had ik in een keer de top bereikt, zonder dat ik er voor mijn gevoel nou al teveel voor had moeten doen. Ik was stomverbaasd. Ik genoot van het uitzicht. Dat was prachtig. Er kwam een hippie-man, zoals Sjakie van flodder, enthousiast op mij af lopen. Hij feliciteerde mij met het feit dat ik de top bereikt had. Voordat ik kon antwoorden, nam hij mij mee de lift in naar beneden. Alles ging heel snel. 

Honden

Het was vroeg in de ochtend. Ik woonde bij mijn ouders. Ik was nog jong. Of misschien 'was ik wel mijn vader, die naar de buren ging om te vertellen dat ik geboren was'. Het was in het ouderlijk huis. De lucht kleurde rood en de zon kwam langzaam op. Ik liep langs het huis naast ons huis, en wilde net de laan van de buren in lopen, toen er allemaal verschillende honden op mij af kwamen. Ze gedroegen zich niet als waakhonden, maar als hulphonden. Het waren prachtige, gezonde, ranke honden, heel vitaal. De eerste hond die op mij af kwam, was Sheila! Ze zag er spiritueel uit, was volwassen geworden, zag er doorleefd uit, maar wel op een mooie, serene manier. Wellicht kwamen alle honden uit de hondenhemel, even gedag zeggen. Ik voelde mij gedragen! 

Ik was ergens op vakantie in Spanje. Iemand had een plastic melkpak meegenomen, en dronk hier een flinke teug uit. Toen ging ze het gedichtje lezen dat op het pak stond. Ze attendeerde anderen op weer een nieuw gedichtje op het melkpak. Ik was verbaasd. Ik wist helemaal niet dat er gedichtjes op de melkpakken stonden. Wat leuk! 

Toen kwam er nog een belangrijke, betekenisvolle droom. Ieders leven werd in segmenten opgedeeld: begin, midden en einde. Dat leek op het eerste gezicht niet heel bijzonder, omdat ik dit ook geleerd heb bij Scenario Schrijven. Maar het was voor mij een enorm vernieuwend inzicht in mijn hele leven. Want hiermee kon ik mezelf van de anderen begrenzen, de anderen van elkaar begrenzen en de anderen van mij begrenzen. Het gaf eindelijk het gewenste overzicht in mijn leven, zonder dat de eenheid der dingen opgegeven hoefde te worden. De indeling was een soort 'deksel over de werkelijke wereld heen'. Dus als ik de indeling niet nodig had, dan kon ik de deksel er gewoon af halen. Beetje zoals patroontekenpapier, dat je over de stof legt.  

Ook ieders leven 'an sich' kon worden opgedeeld in segmenten. Je leefde van de ene module naar de andere. Je rondde de module helemaal af, en dan ging je naar de volgende. Dan kwam de vorige module niet meer terug. Deze hoefde dan niet in je hoofd te blijven. 

Het was zoals dat puzzeltje van die aankleedpop in verschillende fases. Soms legde je dan een stukje van de blote buik naast de rest van het lijf, wat al aangekleed was. Dat was niet erg. Dat hoorde erbij. Ofwel je wilde dan toch nog iets uit de vorige module beter maken, afronden. Ofwel je was een vreemde eend in de bijt bij de module van je buurman, maar dat was dan nu geen probleem meer, want het aangeklede stukje zou er vroeg of laat ook wel weer bij komen. 

Het was nog wel even zoeken wat de spelregels precies waren. Maar de lancering op zichzelf gaf eigenlijk al alle duidelijkheid waar ik zoveel jaren al om vroeg. De verfijning van alles zou vanzelf op gang komen. Dat was een kwestie van tijd en vertrouwen.