donderdag 20 december 2018

Huis

En alweer droomde ik over een huis. We woonden met het gezin in een huis (niet dit huis) in de stad. Het bleek, dat ik een ander huis had gekocht, wat beter naar mijn zin was. Het was in de stad, in Apeldoorn (terwijl ik volgens mij nog nooit in de stad Apeldoorn ben geweest). Het was dichtbij een kerk. Alles was praktischer en schoner en wat moderner, maar bleef wel eenvoudig.

Ik woonde hier met Hugo. Ik begreep niet helemaal waarom we nu in deze woning getrokken waren, want nu moesten we de andere woning ook nog kwijt zien te raken. Blijkbaar hadden we deze woning dus gekocht. Eerst was het op de begane grond, maar later bleek, dat het in een hoge flat was. Dat eerste vond ik prettiger. Toen kwam er ook nog een vreemde poes om het hoekje van de deur. Een zwarte poes, met vriendelijke ogen. Er stond een schaaltje melk voor hem klaar. Maar ik moest hem wel wegsturen, anders zou hij steeds terugkomen.

In het hoge appartement voelde ik mij opgesloten. Het bleek van mijn broer en zijn gezin te zijn. Ik wou wel naar buiten, maar dat kon alleen op balkon. Zijn vrouw was al op een balkon. Ze lag te zonnen op een bank, met een wit laken over zich heen. En het was midden in de winter! Ze zei dat je hier heerlijk lag, en ik kon wel precies op die manier liggen op het andere balkon. Zo was het dus symmetrisch, ook al waren de balkons haaks op elkaar. Ik was bezig iets voor haar te maken, en daar moest ik een pakje voor opsturen. Misschien een gekleurd schaaltje met namen van haar collega's, maar toen ik in de kast keek, toen stond dat schaaltje er al. Toen moest ik even bedenken wat het dan ging worden. Het pakje was verder een plat pakje, verpakt in 'legerstof'. Ik moest het terugsturen aan degene die het mij toegestuurd had, en dan zou hij er iets moois van maken. Het was van een bedrijf.

Ik was met mijn huidige collega op bezoek bij collega's van vroeger. Dat was wel een leuke bijeenkomst, en we deelden ervaringen van het werk. Ik stelde trots over en weer iedereen aan elkaar voor.

Ik was bij de ING-bank. De balie-medewerkster was heel vriendelijk en betrokken. Een flamboyante dame. Met allemaal wilde gebaren in de lucht riep ze uit, dat ik het anders moest aanpakken. Ze zei nou, er stond laatst nog maar 200 euro op je rekening. Dat pak je verkeerd aan, dame. Toen die vrouw jou aanbood om je werk uit te geven, had je erop in moeten gaan!!

Ze doelde erop, dat ik dan dus nu heel rijk geworden zou zijn. Ik vond het wel heel apart dat ze wist welk bedrag er op mijn rekening had gestaan, en dat zij zich daarover uitsprak. Dat mogen bankmedewerkers nooit doen. Verder wou ik haar duidelijk maken, dat het mij bepaald niet ging om 'het grote geld', of aanzien, of beiden................


dinsdag 18 december 2018

Logeren

Met mijn moeder en mijn tante maakte ik een trektocht door Zuid-Europa. We logeerden bij een familie in Zwitserland. Hugo was ook mee. We hadden fantastische dagen gehad, en erg genoten van het mooie berglandschap, veel buiten geweest, ik voelde de zuivere lucht, die kon ik heel duidelijk opsnuiven.

Beneden waren de gastheer en de gastvrouw druk bezig om voor ons te zorgen, en het ontbijt klaar te maken. Het leek dus ook wel op het programma 'bed en breakfast'. Mijn tante vertelde enthousiast verhalen, over wat zij had meegemaakt. Mijn moeder en mijn zoon waren niet in beeld in de droom.

Tot mijn schrik ontdekte ik, dat de bedden nog moesten worden opgemaakt, en dat het overal een rommeltje was. Ik had nog net de tijd om het netjes te maken, want we moesten alweer vroeg vertrekken. We moesten blijkbaar de trein terug naar Nederland hebben, in de loop van de ochtend.

De bedden stonden in een rijtje, zoals de bedjes van de dwergen van sneeuwwitje. De bedden waren verdeeld over drie kamers op een rijtje, met de deuren open. Overal op de grond lagen kleren.

Het was een knusse locatie. De buitenmuur van het huis was wit, hier en daar zaten er wel barsten in, er groeiden bloemen en struiken tegen de muur op, ook al was het winter, er was een klein raampje, als je uit het raampje keek, was er een prachtig uitzicht van een berglandschap, en als je goed keek, dan zag je ook de zee in de verte. Het was een prachtige ervaring.

Tegenover de bedden stond in de hoek de commode. Daar lagen ook heel veel kleren op. Ik bemerkte, dat ik ook nog niet naar de winkel geweest was, om een aardigheidje voor het echtpaar te kopen, als dank. Maar daar was ook nog wel tijd voor.

Bij de commode werd ook duidelijk dat deze woning van "Phillip Verdu" was. Dat was een lange man in pak, slank, donker haar, heel sympathiek. 

Huis

De :afgelopen week veel over 'thuis' gedroomd. Dat is ook wel logisch, want we hebben onlangs weer het ouderlijk huis van binnen bekeken. Het is heel mooi geworden.

Vannacht:

Ik ben op de Zevende Hemel. Ze hebben daar een feestje. Er wordt alcohol gedronken. Ze zijn een beetje aangeschoten, maar het is niet hinderlijk. Iedereen is heel gastvrij en vriendelijk. Ik ben aan het onderzoeken wat ik hier doe, of ik hier weer 'half woon, half niet'................ik bemerk dat dit een steeds terugkerend thema is, dat ik ook heb met dromen over de Herengracht.

Als ik er eigenlijk niet woon, dan betekent dit, dat ik eigenlijk een ongenode gast ben, maar de bewoners geven mij nooit die indruk, ik ben altijd welkom. Echter, het geeft wel onrust in mijzelf, want 'wat is het nou!?', ik weet dan niet waar ik aan toe ben, welke kant ik op kan of wil, er moet ook weleens iets afgesloten worden, ook al zijn de herinneringen nog zo mooi, maar dat is geweest en komt niet meer terug.

Ik heb nu voor het eerst dat het inderdaad geweest is, dat het achter mij ligt, dat ik hier echt niet meer woon. De bewoners zeggen dat ik hier best nog een beetje mag wonen, welkom, maar ik zeg nee hoor, vriendelijk aangeboden, maar ik merk dat het nu echt afgesloten is. Ik ben dus op bezoek in een omgeving die ooit heel vertrouwd voor mij was. Het is een bezoek en meer niet en het voelt prettig. De bewoners zijn immers ook een heel stuk jonger dan ik, het is goed zoals het is.

Deze week:

Ik ben in het ouderlijk huis, en het voelt wederom als 'magisch', mooi, een lichtvoetig gevoel, zoals ik mij voelde als kind, ik dacht altijd dat dit door het huis kwam, natuurlijk was het ook die sfeer, maar het zat natuurlijk vooral in mijzelf, dat was ik mij niet bewust, nu wel, ik neem het dus gewoon mee, het is niet afhankelijk van het huis, maar het huis speelde wel een grote rol, het huis was immers het decor van mijn jeugd, van mijn eerste ervaringen.

Ik beklim alle etages, voel mij weer een nieuwsgierig klein kind, van 'wat is er te vinden achter die luikjes', en dan de andere dag weer komen op diezelfde plaats, mogelijk is er iets veranderd, het is iets wat ik ook nu nog altijd heb, heel mooi eigenlijk, je kunt het ook niet verklaren of uitleggen aan anderen, het is een manier van beleven.

Het voelt als 'Buitenkunst in het ouderlijk huis'. Het ouderlijk huis en omliggende tuin en erf naar de kassen toe, met brug over de sloot.............het is allemaal het decor van Buitenkunst, hier is de plek waar het allemaal gebeurt, in mijn hoofd natuurlijk, in mijn brein, creatief en artistiek, maar dat ben ik mij niet bewust.

Op zolder is het donker, en staan nog niet zoveel spullen, de kamertjes zijn er nog niet, er liggen spullen onder de dieprode fluwelen doeken, spullen die ik nog niet ken, en waar we vroeger 'bankje' op speelden, inclusief formulieren, die we maakten, zogenaamd van het reisbureau, dat we speelden.

Er is een verzameling LP's, met gele kern. Deze liggen netjes gerangschikt in een hoek, het is onderdeel van een expositie, en dus kunst. Het hele huis is een grote expositie en ik vind het fantastisch, magisch, ik voel mij enorm gelukkig.

Er is een kookeiland met plastic servies, dat steeds wordt aangevuld. Mensen pakken en brengen terug, zoals de toiletblokken op Buitenkunst. Pas nu realiseer ik mij, dat het in dit huis een komen en een gaan is van mensen, zoals op Buitenkunst. Vind ik dat dan niet storend? Ik wil toch juist altijd privacy en afzondering? Nee, ik vind het totaal geen probleem. Er is namelijk een wand tussen mij en de gasten. Dat vindt niemand een probleem. Het hoort zo.

Het is hier heel gezellig. Ik zou hier voor altijd wel willen blijven. Het is ook sterk zoals ik mij de hemel voorstel. Ik val samen met mezelf...................

zaterdag 8 december 2018

Vriendengroep

Droom van vannacht:

Ik hoorde bij de vriendengroep van mijn studentenvriendin. Ik ging een jonge jongen versieren, terwijl ik een heel stuk ouder ben. Het was eigenlijk wel genant. Ik pakte hem helemaal in. De jongen viel als een blok voor mij. Daarna bleef hij mij achtervolgen. Mijn vriendin probeerde het op te lossen. We waren in een soort grot, met allemaal vertrekken. Overal was drukte en feest. Ik moest er steeds als modder tussendoor glippen. Ik wilde er eigenlijk niet bij zijn, maar ik hoorde er wel bij. Dat was dan ook wel weer prettig. Er was een citroenplant, die groeide omhoog, in de wand van de grot. Dat was een mooie gezicht. Er was een gezichtje op geknutseld. De bladeren waren geel, maar de plant zou zich spoedig herstellen (sterke plant).

In een andere droom kreeg ik het beeld van een 'heilig hart'. Dit was een groot hart, vol met witte rozen. 

maandag 26 november 2018

Diagnose

(Nav overdag gtst kijken...........)

Ik ben in het ziekenhuis. Ik ben tegelijkertijd patiënt en verpleegkundige. Er worden allerlei onderzoeken gedaan. Tegelijkertijd zit ik in het collegiale team, waar de onderzoeken besproken worden. Het zijn vrij nieuwe onderzoeken, en ik ben een van de leidinggevenden van het de onderzoeken. Ook nemen we nieuwe mensen aan, of stellen we belangstelling in hun leven, hun opleiding, waar ze gewoond en gewerkt hebben. Alles in prettige sfeer.

Eerst moet ik onderzoeken afnemen in doktersjas. Dat voelt eerst wat vreemd, maar het gaat mij prima af. Het zijn psychologische onderzoeken. Dan word ik zelf onderzocht. Alles wordt heel zorgvuldig aangepakt. Stapje voor stapje. Alles wordt met elkaar en met mij besproken. Het is mij heel helder en duidelijk. Er is iets aan de hand met 'het druppelsysteem'. Daar kunnen ze uit opmaken, dat ik een vorm van rheuma heb. Maar dit moet nog wel aangetoond worden. Ik zeg, dat het in de familie zit. Ze tonen veel empathie.

Ik ben dol op een kleine jongen met rood haar, en blijkbaar hebben we verkering. Het ziet er niet uit. Hij is een kop kleiner, maar wel ontzettend lief. Hij loopt hier ook rond met zijn vriend, zij zijn ook goed opgeleid tot verpleegkundige, zijn heel vriendelijk. Ik bedenk me dat dit toch eigenlijk niets is, dat ik het moet uitmaken, weet niet hoe ik dat moet aanpakken.

Ik kom op het idee om een kwartetspel te maken van het thema van mijn roman. Briljant plan!!

zondag 25 november 2018

Zee

Met een groep mensen ging ik zwemmen in de zee. Het was nacht. Ik vond het eigenlijk ook maar gevaarlijk, maar schijnbaar kon er niets gebeuren. Het was ook wel heerlijk om in het koude water te zwemmen. Wellicht droeg ik ook een surfpak. De heenweg ging het prima. Het kan ook wel zijn, dat ik alleen maar onder water zwom. Zodoende voelde ik mij net een vis. Ik vond het fascinerend, dat leven onder water. Het was mooi ruimtelijk en golvend. Ik had helemaal niet de indruk dat je hier geen zuurstof kreeg, als je hier langer verbleef. Het was er afwisselend donker en licht. Ook wel mysterieus, maar ik wilde het graag verkennen. Wellicht was het ook zoals de tocht Den Helder Texel. Dat betekende, dat we op het strand van Texel arriveerden. Echter, we moesten ook weer terug zwemmen. De meeste mensen hadden hun krachten al verspeeld, en ik eigenlijk ook. Toch gingen we vol goede moed de terugweg zwemmen.

Halverwege was er de mogelijkheid om al uit de zee te stappen. Via een smal weggetje kon je de duinen op klimmen, en zo terug lopen naar Den Helder. Je moest via een hekje - zoals in een zwembad - uit de zee klimmen, en bij dat hekje lag je kleding klaar. Ik moest even zoeken, het lag allemaal door elkaar, maar uiteindelijk lukte het, en was ik zo weer aangekleed. Ik was nu wel erg trots dat ik het gedaan had. Een saamhorigheidsgevoel. Ik appte Irene. Blijkbaar deed zij ook mee.
Zij zou ook de kortere weg nemen, en was nog aan het zwemmen.

Even later was ik met een vriend van Amber (een vriend van Buitenkunst, uit Amsterdam) in een kroeg in Noord-Holland. De bar liep rond af, en ik keek of ik er nog bekenden zag zitten. De vriend organiseerde een feestje met meisjes in bikini. Het was de bedoeling dat ik met hem naar Texel af zou reizen. Ik vond het allemaal wat teveel worden, had mijn portie wel weer even gehad. Ik wou het dus even aan hem afzeggen, hoopte niet dat hij dat vervelend zou vinden. 

Werk

Ik denk dat de meeste dromen over het werk gaan. En dan elke keer weer hetzelfde: wat als ik te laat kom bij een client, en ik kan er zelf niets aan doen, en de client wordt boos?

Deze droom: we gaan een middagje uit rijden met een onbekende man, hij vindt dat hij zo vriendelijk voor ons is, door ons te voorzien van een taxi, dan kunnen wij van alles van de omgeving zien. We rijden via Westerbork naar Hoogeveen. Ik moet dadelijk aan het werk. Ik zeg tegen de man dat ik nu naar huis moet. Ja, maar je bent toch al in Hoogeveen? Ja, maar niet met eigen vervoer. En als ik een oproep heb, dan moet ik er wel met mijn eigen auto naartoe kunnen rijden. De man heeft er geen begrip voor, en voelt zich beledigd, omdat ik niet dankbaar ben dat ik mee mag rijden. Ik heb er spijt van dat ik bij hem ben ingestapt. Nu zit ik eraan vast.

Er is een cliente die belt. Ze heeft het over een theaterprogramma. Ik weet niet meer zo goed waar het over gaat. Ze klampt zich helemaal aan mij vast en ik til haar. Ze hangt aan mijn been, als ik mijn dagelijkse werkzaamheden doe. Het is op zich wel te doen, maar het valt met wel zwaar, en ik vraag mezelf af of dat niet anders kan.

Ik ben in een restaurant en het personeel heeft voortdurend kritiek op elkaar. Ze verwijten elkaar steeds dat er nog allerlei klusjes gedaan moeten worden, en dat ze de boel zo nooit op orde krijgen. Ze gaan met zijn allen wandelen. Misschien wel als een soort teambuilding. Ik heb er een hard hoofd in. Ik denk nou mooi, dan doe ik de stofzuiger er even doorheen. Er zijn nu toch geen klanten. Ik ben bijna klaar, als er in een keer heel veel klanten binnen komen. Ik krijg de wind van voren van een van de personeelsleden. Ik trek het mij niet persoonlijk aan, maar de sfeer wordt er ook niet beter op. Zorg dat ik maar gauw weer vertrek. Ik heb hier toch verder niet veel meer te zoeken, en buiten is het ruim en licht. Ik loop door de gang en het licht en de warmte komen mij al tegemoet. Ik zal zo de weilanden in lopen, ergens bij de Zweth.

In het voorbijgaan kom ik de eigenaar van ons ouderlijk huis tegen. Hij kijkt me recht in de ogen, en zegt me dat ik vanaf nu wel heel erg op mijn grenzen moet gaan letten. Ik schrik van zijn vastberadenheid, en beloof hem om dat zeker te gaan doen. 

donderdag 22 november 2018

Magie

In de droom bleken wij naast een woonhuis te wonen, waar het jongste zoontje een Disney-kamer had. Als je bij ons uit het raam keek, dan zag je bij het jongetje een levensgrote wand met Disney-figuren. Het stelde een sterrenhemel voor, en ik beeldde mij in dat het jongetje vast wel heerlijk zou slapen onder die Disney-hemel. Dat zou hem vast elke nacht rust en vertrouwen geven. Ik werd helemaal blij voor hem.

Ik zei tegen Hessel, dat ik dat nog niet eerder gezien had. Ja, Hessel had het wel eerder gezien. Maar het was niet het huis van de buren, maar de bibliotheek. Hessel zei "Wij hebben het geluk, dat we naast de bibliotheek wonen". Ik keek nu 365 graden rond. Het was een beetje een ruimte zoals in het ziekenhuis in Emmen, met veel licht en lucht en ruimte. Nu zag ik inderdaad door de ramen overal kleine en grote Disney-figuren. Het was allemaal keurig verzorgd.

Deze week droomde ik, dat ik gehandicapt was (ik was de hele dag druk aan de studie geweest voor EHBO). Ik betrad een woning op het strand. Deze woning was mij - vanwege mijn handicap - speciaal toegezen. Ik was er dolblij mee, en ging uitermate positief om met mijn handicap. Ik moest bijvoorbeeld wel lachen om de wand van de bar (het leek een beetje op een strandtent). Deze was helemaal versleten, en dat kwam vast door de rolstoelen, die er steeds tegenaan geknald waren.

Ik had helemaal niet mee gekregen dat ik gehandicapt was geraakt. Ik zat in een rolstoel, en wilde even uitproberen of het wel waar was. Ik dacht dat ik mijn benen bijna niet kon bewegen (dat was mij blijkbaar verteld). Maar het bleek, dat ik prima kon opstaan, op zich ook wel stabiel stond, maar nog niet op mijn rechter been. Het viel mij alles mee. Er was in de droom niets te merken aan teleurstelling rondom het gehandicapt zijn. 

woensdag 14 november 2018

Het bad

Een prachtige droom!

Ik wandel in een natuurgebied, ergens tussen Aalden en Meppen. Wellicht draag ik alleen een witte jurk, en loop ik op blote voeten. Het is heerlijk zomers weer, maar niet te warm. Een klein briesje.
Heel sereen.

Ik kom ergens vandaan, maar ik weet niet precies wat ik eerst allemaal gedaan heb. Wel weet ik, dat ik van het Mantingezand hier naartoe gereden ben, over een kronkelweg. Toen ik net Meppen binnen reed, gaf ik mijn Buurtzorgshirt af aan iemand die daar woonde. Deze vrouw werkte bij Icare, maar zij is nu overleden. Ik zat met haar naamgenote in de auto. We reden daarna weer door.

Toen kreeg ik er spijt van dat ik het shirt gegeven had, omdat het nog niet gewassen was, en ook nog bezweet rook. Ik vond dat niet netjes en een belediging voor haar. Maar mijn collega zei dat dit helemaal geen probleem was. Ze wist zeker dat ze mijn goede gebaar wel goed begrepen zou worden, en ze zou het vast meteen in de was doen. Geen probleem. Ik telde of ik nu nog wel genoeg shirts had, en dat was wel het geval. Ik kon het nu loslaten.

Hier in het natuurgebied was ik alleen. Wellicht kwam ik van een vakantiepark, en ging ik hier een wandeling maken, woonde ik hier normaal gesproken niet. Ik liep op het erf van een van de mooie boerderijen in Meppen en er was een ijle lucht, ik liep half onder een afdak, het voelde heel vredig en sereen aan, een klein beetje mist, alles was in orde en helemaal op elkaar afgestemd, ik voelde mij erg gelukkig en vooral blij.

Ik liep verder, want blijkbaar was ik ergens naar op zoek, maar het had geen haast. Alles kon en mocht in vertraagde stand. Dat deed ik dan ook. Beetje zoals het meisje in de film 'De Witte Steen', van heel vroeger. Ik liep op een breed, onverhard pad, dat wat naar beneden af liep. Dat pad hoorde bij de boerderij. Er stond een wit bad, bijna zoals ons eigen bad, maar dan groter. Het bad was half gevuld met water en sop. Ik ging met mijn kleren aan in dat bad, en het voelde heerlijk warm. Heerlijk om helemaal kopje onder te gaan. Ik kwam verkwikt boven. Ik droeg nu niet een witte jurk, maar een jurk met Indonesische print, beetje geel met zwart, zag er wel vrolijk uit.

Daarna liep ik verder, en toen ontdekte ik pas dat ik nu wel met natte kleding liep. Maar dat was verder geen probleem. Ik bemerkte, dat ik nu op het Buitenkunst-terrein was. Het zag er heel gezellig en kunstzinnig uit. Ik was verbaasd dat ik mij zelf niet had opgegeven voor dit weekend. Het was immers het Pinksterweekend, en normaal gesproken doe ik dan zelf ook altijd mee. Maar het was ook wel mooi om het zo als buitenstaander te aanschouwen. Er zat een meisje, verkleed als engeltje, tegen een boom aan. Ze lag er muisstil, maar toen ik dichterbij kwam, zag ik dat ze sliep.

Het was er heel bedrijvig, iedereen was druk bezig met voorbereidingen voor voorstellingen, decorbouw, of gewoon de begeleiding van de kinderen bij het eten en tanden poetsen.

Zo, in mijn witte jurk, leek het ook wel alsof ik 'in de hemel' was!! Maar heel mooi en vredig. 

zaterdag 10 november 2018

Vriendin

Ik ben met een nieuwe vriendin op een soort vakantie met een groep mensen. We zijn in de gemeenschappelijke ruimte. Er is een grote keuken, een buffetrestaurant met veel tafels en stoelen, een zithoek. Het is er licht en luchtig. Een beetje het restaurant op de boot naar de waddeneilanden, maar dan ergens vrijstaand, in de bossen, zodat je ook lekker naar buiten kunt en een wandeling kunt maken.

De vriendin heeft een eigen bedrijfje, waar ze nog het nodige voor moet regelen, voordat we vakantie kunnen vieren. Ik vind dat geen probleem, want in ben geinteresseerd in haar bedrijfje, en we zijn ook een beetje van plan om samen iets op te zetten. Dus de vakantie staat ook wel in het kader van samenwerking. Het heeft met schrijven te maken. Wellicht gaat zij mijn boek uitgeven en illustreren. Eigenlijk zou ik dat ook zelf kunnen, in eigen beheer. Dus het is ook niet helemaal duidelijk of ik het niet gewoon zelf ben. Of mijn naamgenote.

In ieder geval, het is een hele sympathieke dame, met donker haar, vrolijk. Ze geeft mij de tip om het weekblad ´Margriet´van deze week aan te schaffen. Ik weet niet waarom, maar blijkbaar hebben we het dus nodig voor ons project. We gaan nog wat levensmiddelen kopen, voor de lunch. Ik wil yoghurt kopen. Ze kijkt me verbaasd aan en zegt ´je eet toch geen yoghurt'? Ik schrik ervan. Blijkbaar is dat 'not done' ofzo. Ik draai er wat omheen en kom er niet gewoon voor uit dat ik wel yoghurt eet, en wat daar dan mis aan is. Iedereen moet dit voor zichzelf weten. Ze vraagt of ik als ontbijt ook yoghurt heb gehad. Nee hoor, zeg ik, om er maar vanaf te zijn. Want in werkelijkheid heb ik wel yoghurt als ontbijt gehad.

We gaan afrekenen, en staan in de rij. In de schappen staat ook nog verschillende informatie over schimmels. Ik bedacht mij, dat dit haar werk is, maar ik weet het ook niet zeker. Ik ben heel bewonderend naar haar toe en pas mij steeds aan haar stijl aan. Ik begrijp eigenlijk niet waarom ik dat doe, want ik zie dat ze ook onzeker is, en dat ze juist op mij wil lijken, mij wil nadoen. We spiegelen ons dus wederzijds aan elkaar. Als we gaan afrekenen (wat we precies gekocht hebben weet ik niet, in ieder geval toch niet de yoghurt), zegt ik dat we het weekblad 'Margriet' nog niet in het boodschappenmandje gedaan hebben. Dat schijnt nu toch niet zo erg te zijn. Ik weet niet waar we dit voor nodig hadden, weet wel dat de kaft lichtblauw is.

In een ander fragment zijn we bij mij thuis, op de Herengracht. We hebben onze boodschappen uitgepakt, en ik leg deze in de kast in mij keukentje met de glazen deurtjes. Ik hoor de telefoon gaan. Dat is de telefoon van mijn vriendin. Deze ligt op het tafeltje bij de kachel. Het is een telefoon in de vorm van een grote banaan, nog in de plastic verpakking, met een dik zwart snoer eraan bevestigd. Het ziet er leuk, zomers uit. Ze moet de telefoon eerst uit de verpakking halen, voordat ze deze kan opnemen.

Er is een leuke, zomerse sfeer, dankzij die telefoon. We moeten er samen ook een beetje van dansen, Salza dansen. Degene die opbelt, kan ook iets betekenen voor ons project. Dat is op dit moment nog even niet zo van belang. We blijven nu in het moment, staan te dansen, mijn vriendin staat de man aan de andere kant van de lijn te woord, er is geen haast bij. 

zondag 4 november 2018

Fragmenten uit vorige dromen

Hier een paar fragmenten uit vorige dromen, nav notities (ik weet het dus niet helemaal precies meer):

Ik woon weer op de Herengracht. Weer dat gevoel van hè, woon ik hier wel echt, mag ik hier wel zijn, mijn spullen staan er wel, maar er woont toch inmiddels iemand anders, en wat is er wel of niet al afgebroken, en is het dan nog wel bouwkundig helemaal veilig. De bank (van destijds op de Herengracht) wordt twee keer verplaatst: een keer in de erker, en en keer tegen de muur. Het blijkt dat de WC nat is geworden. Er is lekkage. Er komt bruin water uit de lichtknop. Ik vraag me af of het dan niet in gevaar komt met de elektriciteit. Maar dat is niet het geval. Het water spuit eruit. Ik moet de huisbaas bellen. Ik vraag me af, of we hier wel een huisbaas hebben. Er is even wat onrust, maar ik weet dat het wel weer goed komt.

Ik zit met Hugo in de trein. Blijkbaar woon ik op kamers in Groningen. We komen bijna op station Rijswijk. Waarschijnlijk vanuit de richting van Den Haag. Op het laatste moment realiseer ik mij, dat ik moet uitstappen. Ik pak snel mijn spullen en doe mijn schoenen weer aan. Het zijn bergschoenen. Ik moet haasten, maar ben nog prima op tijd. Hugo was er allang op voorbereid, en blijft gewoon rustig. Ik ook trouwens wel. Ik zeg Hugo gedag en stap de trein uit. Het is nog even extra opletten met het opstapje van trein naar perron. In die overgang is een stukje staal geplaatst, waar je even op moet stappen. Dat moest je maar net even weten. Het is ook door een nauwe deur. Ik volg de instructies op, en zo komt het goed. Ik ben nu op het perron, en Hugo rijdt met de trein verder richting Delft.

Ik heb een nare droom, waarin ik bovenmatig moet presteren. Ik moet gedurende de hele ochtend een toets maken. In deze toets wordt mijn hele persoonlijkheid ondersteboven gehaald. Hugo mag pas examen doen, als ik voor deze toets ben geslaagd. Maar - zoals altijd in dromen - word ik van alle kanten afgeleid, is er herrie en onrust om mij heen, wordt er in mijn omgeving alles gedaan om mij te ondermijnen, wordt mij continu ingefluisterd dat ik het niet zou kunnen. Ondertussen ga ik gestaag verder, blijf ik proberen, opgeven is geen optie. Er zijn kermis-apparaten en continu lichtflitsen, er is continu herrie van de kermis. Zoals ook in andere dromen, ben ik de enige van de ouders die het niet voor elkaar krijgt, de andere ouders zijn vlot klaar en leveren hun werk vlot in, de docenten zijn alweer bezig met het organiseren van activiteiten aan het einde van het schooljaar, er is al een feeststemming, het wordt nu nog drukker, iedereen loopt vrolijk en jolig rond, en ik maar ploeteren, samen met nog een enkele andere ouder, ergens in de ruimte, het is een grote aula met allemaal tafeltjes. Er komt ook een lijst met Duitse woordjes. Die zou ik opgeschreven hebben, terwijl het niet mijn handschrift is. Het wordt op een bepaalde manier geregistreerd, maar dat is bij mij nooit gedaan. Een van de andere ouders zegt, dat het nogal logisch is dat ik er niet doorheen kom, want mijn lijst is niet geregistreerd. Blijkbaar geldt die registratie als bewijs van deelname. Als ik niet de juiste opgaven heb, is het voor mij natuurlijk ook onmogelijk om dit te volbrengen. Als ik hier achter kom, sta ik op met mijn papieren, en benader een van de docenten. Ik zal altijd door blijven gaan totdat het lukt, maar als de basis niet gelegd is, en ik daar ook geen invloed op heb, heeft het geen zin om door te gaan, dan moet men eerst de opdracht aan mij goed neerzetten, anders kan ik deze nooit volbrengen. De andere ouders helpen mij mee om het voor elkaar te krijgen. Ik krijg nu gelukkig hulp en medewerking. De docenten zijn echter druk bezig, en horen mij niet. Gelukkig is er wel een docent die luistert. Ze bedenkt zich geen moment, en geeft mij meteen vrijstelling. Nee hoor, geen discussie, ik krijg per direct vrijstelling van deze opdracht. Ze zwaait resoluut met de papieren in de lucht, en regelt het meteen voor mij. Ik wil nog informatie vragen over haar beslissing, maar dat hoeft niet. Ik mag nu vrij nemen, het komt goed, het zal geen enkele consequentie hebben voor Hugo.

Ik weet wel dat ik nu opgelucht moet zijn, maar ben nog in ongeloof, moet het nog even een plek geven. 

Laatste fase

Ik droomde over de volgende quote:

"In de laatste fase van het leven eet met noten en zaden als ingrediënt"

dinsdag 23 oktober 2018

Fiets

Ik ben in Groningen geweest, met de OV-fiets. Deze fiets moet nu in de fietsenstalling gezet worden. Ik moet met de fiets een wenteltrap op, die aan de zijkant van de fietsenstalling gelegen is (wel aan de fietsenstalling vast). Ik loop op de wenteltrap omhoog, met de fiets aan de hand. Het gaat eigenlijk best goed, ondanks dat er geen gleuf voor de fiets is. Ondertussen heb ik een mooi uitzicht over de bedrijvige stad.

Ik ben boven aan de trap aangekomen. Het lijkt er dus op dat ik er al ben. Maar dan wordt het allemaal onnodig ingewikkeld. In de trap is een inham gemaakt: een soort afdaling naar beneden. Eerst denk ik dat ik er doorheen kan vallen, maar dat is niet zo. Misschien is het om mensen tegen te houden verder te gaan. Ik vind het maar raar. Ik doe mijn best om over die inham te stappen, met de fiets op mijn schouder. Dat lukt mij! Dat had men blijkbaar niet verwacht. Ik ga gewoon weer verder.

Ik moet nog een klein stukje verder omhoog, en dan heb ik het hoogste punt bereikt. Ik ben nu op een plateau, het dak van de fietsenstalling zogezegd. Dit gedeelte is overdekt, met een koepel van zandsteen, zoals in de woestijnstadjes in India. Op zich is dit een veilige plek, en nu hoef ik ook geen hindernissen meer te nemen. Ik heb het einddoel bereikt, ik kan de fiets hier stallen en dan de trein nemen naar de bestemming die ik wil, het kaartje heb ik al (ik moet dan helemaal naar beneden lopen of de lift pakken, en daar beneden staat de trein al klaar). Ik ben even aan het zoeken waar ik de fiets moet stallen. Er zijn fietsenrekken van betonsteen: rekken om de fietsen in te zetten en in te hangen. Maar ik durf de fiets niet zo goed hier te zetten, omdat er geen andere fietsen staan, dus ik weet niet zeker of het de bedoeling is dat de fiets hier komt te staan.

In dit vertrek lopen ook andere mensen rond. Zij zijn ook zoekende. Ik kan niet aan hun vragen wat de bedoeling is. Ze zijn niet aanspreekbaar. Je kunt door ze heen lopen. Dan heb ik toch nog wel een teleurstelling. Blijkbaar is het heel moeilijk om door deze ruimte heen te komen, en de deur naar de trap of lift te bereiken. Je moet als een soort buikdanser heel laag naar voren, en dan onder de rekken door lopen, met je lichaam achterover geheld. Iedereen probeert dat, men gaat netjes in een rij staan, ik sluit aan. Poeh. Hier zie ik nog wel tegenop. Hier had ik niet op gerekend. Het is eigenlijk maar een kleine stap, een oversteek. Want als ik eenmaal aan de andere kant ben, dan kan ik zo de trap of de lift pakken, en dan kan ik in volle vaart vooruit.

Echter, als ik hier wat langer ben, kan ik de boel meer overzien. Het is wel moeilijk, maar niet onmogelijk. Ik moet gewoon rustig afwachten, observeren wat de anderen doen, en als ik aan de beurt ben, dan mijn best doen om door de nauwe doorgang te gaan, dan moet het echt wel gaan lukken. Voordat ik het weet, sta ik alweer buiten!!

maandag 22 oktober 2018

Verhuizen

Ik was op vakantie met het gezin. Het was de laatste vakantiedag, en ik was bezig met het verzamelen van de spullen, terwijl de anderen nog sliepen. Ik controleerde de kamers, ook de slaapkamers, waar zij sliepen. Ik raapte alvast wat spullen van de grond. Dat scheelde dan later werk. Dan was de meeste bagage verzameld en het huis al redelijk netjes. Het was nog 's morgens vroeg, en donker.

Ik liep naar buiten, om wat spullen weg te brengen. Toen kwam ik bij de inham van een zee. Het strand was in een grote bocht. Nu was het midden op de middag. Hier was het bezaaid met strandtoeristen, en midden op een zonnige middag, met veel lawaai, in tegenstelling tot het stille huis. Ik moest hier wat zakken wegbrengen, en besloot toen weer terug te gaan naar het huis.

Er stopte een grote toeristenbus in de inham. Rechthoekig op een halve cirkel, zo zag ik het. En de bus als een groot log apparaat, half vol met mensen, nog erg doelloos, niet wetende waar ie heen moest, half beladen, alles erg rommelig opgeslagen, totaal niet geordend, mensen keken uit het raam, hadden er wel vertrouwen in, gaven zich over, maar er moest nog wel het e.e.a. georganiseerd worden.

Tot mijn verbazing werd onze hele bank in het onderruim van de bus gedragen! De dragers waren handige Indische mensen. Wat een service! Ik was er dus blijkbaar toch niet verbaasd over, dat ook de hele inboedel van ons huis mee ging. Het speelde zich ergens in Spanje af. Maar men vond het allemaal heel vanzelfsprekend. Ik voelde mij bezwaard om al dat werk, maar dat was helemaal geen probleem. De bank had de paarse kleur van de kussentjes, maar dan lichtpaars.

Het overkwam mij allemaal een beetje, het ging mij eigenlijk wat te snel, maar ik liet het allemaal maar over mij heen komen. Wist niet hoe het eruit ging zien, maar vertrouwde op de goede afloop.

In een volgend fragment was ik in het huis van een client. Dit huis was totaal leeg gemaakt. Er stonden ook buiten geen spullen meer. De verhuiswagens waren al vertrokken, naar een bestemming die niet bekend werd. Het echtpaar had een voldaan gevoel. Alles was goed geregeld. Mw maakte nog even koffie voor ons. Dat dronken wij buiten op. Blijkbaar was er dus binnen nog wel iets aanwezig om koffie te maken. Verder stond er echt helemaal niets meer, en was alles brandschoon en netjes afgeleverd.

Er hadden steeds jonge gezinnen hier rondgelopen. Het was mij opgevallen, dat de ouders bijna geen aandacht voor de kinderen hadden. De kinderen gedroegen zich verwend. Ze hadden alles al, maar wilden steeds meer hebben, wilden natuurlijk eigenlijk aandacht van de ouders, maar omdat ze dat niet kregen, wilden ze spullen of snoep.

Ik had een klein tasje bij me met broodjes en fruit, flesje drinken. Daar moest ik de hele dag mee doen. Een kind pakte dit van mij af en keek mij boos aan. Ik sprak het kind streng toe en zei dat ze het tasje los moest laten. Dat deed ze niet. Ik rukte het tasje uit haar handen, en keek haar streng aan. Ik zei zoiets van 'je moet nu luisteren, nu ben je echt te ver gegaan, dit is niet jouw tasje, je geeft dat nu aan mij terug'. Ik keek met een schuin oog naar de moeder van 'je gaat nu je kind opvoeden', maar de moeder deed niets.

Ik was even van slag, voelde me naar dat ik zo streng had moeten doen tegen het kind, maar het kind was echt over een grens gegaan. Ik moest er dan maar op vertrouwen dat de moeder dit
toch hoe dan ook verder zou oppakken.

Ik was hier overigens snel overheen. Vond dat ik het goed had aangepakt.

zaterdag 20 oktober 2018

Dromen van de afgelopen week

Schoenen:

Ik heb al een enorme route afgelegd per fiets, of lopend of allebei. Het was een weg in een kaarsrechte lijn. Je kunt de lineaal ernaast leggen. Het verbaasd me dat de weg - zo terugkijkend - in een keer kaarsrecht blijkt te zijn. Ik had toch altijd gedacht dat ie extreem kronkelig was! Het is een vertolking van de Heulweg, tegenover de kerk, maar nog uit de tijd toen ik klein was. Een saaie weg misschien, maar je wilt niet weten wat een bloed zweet en tranen het heeft gekost om deze weg te gaan. Toch zit het einde er nu bijna op. Ik ben in feite al bij de finish. De finish is al in zicht. Nu nog even een manier zoeken om er te komen. Het is prachtig mooi zonnig weer, en het is al die tijd ook prachtig weer geweest. Ik geniet van de warmte van de zon. Het is mij allemaal gegund.

In een keer ontdek ik, dat ik geen schoenen draag. Ik denk dat ik deze onderweg in mijn fietstas heb gedaan, of ergens in de bosjes verstopt. Ik kijk in mijn fietstas, maar daar kan ik de schoenen niet vinden. Zijn ze mij dan afgenomen? Ik kan het mij bijna niet voorstellen. Het is wel even een moment van onrust, maar ik houd mij er heel rustig onder. Het is goed te overzien. Die schoenen komen wel weer terug. Ondertussen zoek ik in de bakken van een drogisterij-winkel. Het is misschien handig om in die tussentijd teenslippers te dragen? Het weer is er wel naar. Ik zoek teenslippers uit met violet-kleurige bandjes (in lichte pastelkleur).

Anderen vinden het maar dapper van mij, dat ik zo rustig blijf. Blijkbaar is het heel wat, om je schoenen te verliezen. Ik begrijp niet waar zij zich druk om maken. Het is niet zeker of ik de teenslippers al koop. Wellicht loop ik eerst de winkel uit, om er nog even over na te denken. Het is meer een cabine (wit), zoals je vroeger ook van de schooltandarts had. Als ik naar buiten loop, straalt de zon mij alweer tegemoet. Het is eigenlijk te fel aan de ogen. Ik zie het mooie groene gras. De natuur is in weelde. Het is hoogzomer.

Dan zie ik - in een schuine lijn - mijn schoenen keurig netjes op het fietspad staan. Er liggen zelfs mooie roze sokjes met roezeltjes bovenop. Het zijn witte schoenen met gespen. Ik moet er hartelijk om lachen. Het ziet er zo lief uit. De schoenen zijn nieuw, terwijl ik ze allang gedragen heb, ik heb er die hele weg op gelopen, ze waren alleen even tijdelijk uit beeld, maar niet weg. De fietsers zullen wel denken, wat staat daar nou op het fietspad? Ik moet de schoenen maar even ophalen, voordat deze de voorbijgaande fietsers in de weg gaan staan.

Het kan trouwens ook wel zijn, dat de schoenen op de vluchtstrook staan, of dat ik deze op de vluchtstrook zet.


Tent:

Ik ben op een festival of een feest, ik ben er alleen tussen andere mensen, voel mij hier wel wat verloren en eenzaam, maar het is mijn eigen keuze, doet aan Buitenkunst denken.

Het liefst breng ik mijn tijd alleen door (tussen de mensen), maar er zijn natuurlijk momenten waarop ik andere mensen ook nodig heb.

Het schijnt dat ik een tent gekocht heb bij een kringloopwinkel. Het is niet een handige koop geweest. Het ding is log en zwaar, het tentdoek is versleten, de onderdelen zijn niet compleet. Het tentdoek is lichtblauw vaal. Het is niet een pakketje, maar ik draag het tentdoek en losse onderdelen in mijn armen en dat is niet te doen.

Daar lopen twee vrouwen met een fiets aan de hand. Blijkbaar hebben zij eerder beloofd dat hun fiets wel als vervoermiddel gebruikt mocht worden. Dus ik vraag of de tent en toebehoren op de bagage-drager vervoerd mag worden. We lopen toch dezelfde kant op. Maar nee, dat wil een vrouw absoluut niet hebben. De andere vrouw kijkt haar vragend aan. Zij vindt het maar raar dat haar vriendin weigert, maar toch durft ze er niet tegenin te gaan. Ze lopen door en negeren mij verder. Ik voel mij vernederd en denk tegelijkertijd nou, dan niet, even goede vrienden, ik red mij toch wel.

Een stem zegt mij, dat ik allang een slaapplaats heb, in een ruime tent, wellicht bij een van de vrouwen (de vriendelijke), waar ook anderen slapen, het is zo'n grote tent, dat het wel een appartement lijkt, met meerdere slaapkamers. Ik hoef mij dus helemaal niet druk te maken, maar ik had graag een plaats voor mij alleen gehad, desnoods in een gebrekkige tent. Echter, ik realiseer mij dat dit nu teveel gedoe is, en dan moet ik dat nog helemaal in mijn eentje in de nacht opzetten. Laat het maar even zitten, later komt er wel weer een nieuwe kans. Ik ga vannacht gewoon weer in die tent slapen, daar ligt alles immers klaar, en het is net zo goed ook gezellig met die vriendelijke vrouw, nu die andere er niet bij is. 

zaterdag 13 oktober 2018

Kamers

In de droom ben ik met mijn Duitse vriend bij een voetbalwedstrijd hier in het dorp. We zitten gezellig te kletsen, en krijgen alleen zijdelings iets van de wedstrijd mee. Ik zit gezellig met mijn benen op zijn benen (haaks op elkaar). Mensen om ons heen hebben hier commentaar op, en hij vindt dat vervelend. Ik zeg joh, trek je er niks van aan, laat ze maar praten. Ik zeg 'dat het wel steeds warm weer was, als we elkaar ontmoetten'.

Ik woon in een huis dat ik niet ken, en dat ik nog moet verkennen. Deze droom komt vaker terug. Hier en daar moet het nog wel wat opgeknapt worden, is er slijtage, maar het huis is prima bewoonbaar, ik kan er zo in trekken. Het opknappen heeft alleen betrekking op de esthetische kant: alles is wel stevig en solide en woonklaar. Een vertrek is al ingericht, en in die zin 'woon ik er blijkbaar al'. Maar tot mijn verrassing kom ik ook ruimtes tegen, die nog niet bewoond zijn. Het is blijkbaar de bedoeling dat ik deze ook ga inrichten. Ze horen bij mij woning. Ik ben er nog wel wat onzeker over, had niet gerekend op zoveel ruimte, is wel een hele verantwoordelijkheid, maar ben er vooral heel blij mee, omdat ik zo in een keer veel meer mogelijkheden heb. Dat had ik van tevoren niet verwacht!

Ik besluit om alles stapje voor stapje te doen, de tijd te nemen om het in te richten, niet meteen een hele woninginrichting aanschaffen bij Ikea, gewoon nu en dan wat spulletjes, het komt allemaal vanzelf, neem de tijd maar, je woont er immers al, de basis is er. 

zaterdag 6 oktober 2018

Reis

Vannacht droomde ik van het getal 651.

Hier het verslag van de droom van gisteren nacht:

Ik was op reis, op doorreis, en onderweg ontmoette ik mensen en 'opdrachtjes' van vroeger. Het waren opdrachtjes die ik mezelf ooit gesteld had, of die ik mezelf nu stelde. Het was helemaal niet moeilijk. Het was een soort speurtocht. Het grootste werk was al gedaan. Dit waren de puntjes op de i. Het leuke werk, zogezegd. Als je je schilderij bijna af hebt, en alles nog een beetje gaat bijwerken. Zoiets. Trots gevoel dus ook.

Ik moest bloed prikken bij het lab en het kwam mij eigenlijk wel goed uit om dit meteen te doen. Maar de laborante had het enorm druk. Ze wilde haar best wel voor mij doen, maar zat van alle kanten vast. Ze ging even met zichzelf in beraad, overlegde met collega's en toen kwam ze met een handige oplossing. Als ze nu met mijn mee kon rijden naar Assen, om een uur of 11 in de ochtend, dan had ze makkelijk de tijd om bij mij bloed te prikken. Dan was ze ruim op tijd in Assen en had ze zelf ook wat extra ruimte in haar eigen planning. Ik vond dat een goede deal, en zo gingen we het doen. Ik zag dat zij geinterviewd werd, in de hal van het UMCG. Het ging over onderzoeken. Ik had er alle vertrouwen in.

Ik maakte een lange reis, ik was al op veel plaatsen geweest, alles was beleefd en afgerond, ik kon het helemaal achter mij laten. Dat was heel fijn, want ik kon er nu nog wel op terug kijken, maar met een glimlach, herinneringen ophalen, precies zoals het hoort zeg maar, maar eindelijk dan met de innerlijke rust waar ik zoveel jaren naar verlangd heb, het ging er nu dan dus echt van komen, wat heerlijk.

Het reizen ging via de vertrouwde kronkelwegen, die altijd weer terugkomen in mijn dromen, soms ingewikkeld, soms niet. Inmiddels waren deze helemaal niet ingewikkeld meer, maar gewoon 'gezellige kronkels'. Ik kwam weer op de locatie in Spanje aan, waar ik vaker over droom, een beetje in de heuvels, maar ook weer niet heel hoog, je ging er via kronkelwegen naartoe, het was er lekker ruig, een hele gezellige Spaanse woning, met onderdak, maar ook veel 'buiten', in allemaal laagjes en veel groen gebouwd, ramen zonder glas, je zou er zo intrekken, heerlijk weer, maar ook veel plaatsen om even bij te komen van de zon, in de verte het uitzicht op de zee.

Ik trof hier mijn huisgenoot van vroeger, uit het studentenhuis. Het was er prachtig creatief en kunstzinnig ingericht. Ook in dit huis was alles kronkelig. Ook hier was ik op doorreis. Mijn huisgenootje was hier met een groep vrienden. Ik keek mijn ogen uit. Het was zo mooi ingericht! Kleine stukjes gekleurde stof hingen aan het plafond.

Ik had een stapel dagboeken en volgeschreven schrijfboekjes onder mijn arm. De huisgenote ontving mij wel hier, maar eigenlijk ging het alleen om mijn eigen thema. Zij trad op als figurant, zogezegd, terwijl het in de droom om haar leek te gaan, maar dat was dus niet zo.

Mijn vriend uit Duitsland scheen hier te wonen, en hij had twee zoons. Dat waren jonge pubers met rossig haar, een beetje types zoals de zoons van Lady Di. Ik moest er heel erg aan wennen, dat hij nu plotseling twee zoons had. In de droom was zijn vrouw niet in beeld. Hij was heel vertrouwd met de jongens. Blijkbaar was het de bedoeling dat ik bij hem zou komen logeren. Dat was ook heel onwennig. Ik wist niet goed hoe ik hiermee om moest gaan. Hij was wel heel gastvrij, zijn zoons ook, ik was heel welkom, er was een gezellige en open sfeer.



dinsdag 2 oktober 2018

Baan

In de droom had ik een nieuwe baan, ergens in de buurt waar Irene woont, dus Noord-Holland. Ik was al verbaasd, want hoe moest ik dat dan doen met reistijd, dat was toch veel te ver reizen? Maar blijkbaar had ik in mijn enthousiasme besloten de baan wel te nemen, en wellicht had er iemand naast mij gezeten, die bewondering voor mij had uitgesproken, had gezegd wij hebben jou echt nodig voor deze baan, want daar ben ik ook wel gevoelig voor. Dat ik toen de randvoorwaarden even vergeten was, en dat het logistiek ook niet zo handig was, zo ver weg.

Ik liep in de hal van het grote kantoorgebouw, en deze leek op het gebouw van Icare. Het was ook wel een soort eiland, met gesteente, een beetje zoals Curacao, mensen met een geheel eigen cultuur. De ruimte in de hal had een ovale vorm, maar niet strak ovaal, beetje grillig, met gesteente en begroeiing, ook wel wat woestijnachtig, wel echt een eiland gevoel, het idee de zee in de buurt te hebben, zonnetje, strakblauwe lucht, meeuwen.

Er liepen veel mensen door elkaar, iedereen was druk in gesprek, ik ook, ik liep van de ene ruimte naar de andere, van de hal naar zijkamertjes. In een van die zijkamertjes trof ik een nieuwe collega. Ik stelde mij voor, en ik vroeg of hij 'een HR' was. Ik zei, dat ik dan veel aan hem zou kunnen gaan hebben. Wilde zogezegd een opening bieden tot een goede samenwerking. Hij reageerde er niet op. Het was een kleine man met krulletjes. Beetje schichtig, springerig type. Later zocht hij mij op in de menigte. Hij zei 'dat het zo niet werkt'. Het was blijkbaar helemaal niet de bedoeling dat wij zouden samenwerken, hij zat er niet op te wachten. Nou ja, dan niet, dacht ik bij mezelf. Ik vond het toch al geen sympathieke man. Er werd kenbaar gemaakt, dat ik 'toch helemaal niets van die HR-wereld wist'. Dat klopt, dacht ik bij mezelf. Maar jullie kunnen op een andere manier wel heel veel aan mij hebben. Maar zo niet, ook prima hoor. Ik ben niet met deze baan getrouwd.

Het was wel een 'wake-up-call'. Wat deed ik hier, zo ver van huis, en waarom was ik in zo'n soort werkomgeving verzeild geraakt, die helemaal niet bij mij paste? Kon ik het nog terugdraaien?

Ik zat op de bank, de was te vouwen. Ik deed de was in een rode wasmand. Hugo gooide water uit een vaas in de wasmand. Ik zei 'Hugo, niet doen!' Maar het maakte mij ook niet zoveel uit. Er kwam een laagje water in de wasmand, nog net niet bij de gaten in de wasmand. Als ik de wasmand rechtop hield, kon ik deze zo naar de keuken brengen en legen. Ik had verwacht dat ik veel water zou morsen, maar dat was niet het geval. 

zondag 30 september 2018

Buitenkunst

Het was de laatste dag van Buitenkunst Randmeer. Iedereen was bezig met opruimen. Het seizoen was voorbij. Mijn tent was op de laatste avond door iemand anders verplaatst, van het veldje naar het wc-gebouw. De tent stond vlakbij het wc-gebouw (waar het niet mag) en belemmerde ook een beetje de doorgaande weg (maar dat was bij een andere tent ook zo). Ik vroeg of dat een probleem was, maar ze zeiden dat dat geen enkel punt was. En bovendien, ik kon er ook niets aan doen, anderen hadden mijn tent verplaatst, het was dan wel erg veel gedoe om 's nachts de tent weer te verplaatsen naar het veldje, dat zou alleen maar overlast veroorzaken. Ik maakte er eigenlijk meer zelf een probleem van, dan dat de anderen dat deden.

Op het veldje was een zolder, die hoorde bij een groot huis. Het was de zolder van de oude schuur naast het ouderlijk huis. In de nok van de zolder waren slaapplaatsen gemaakt voor Buitenkunst-gangers. Het was er heel gezellig, en het rook er naar vochtig hout. Je zag de prachtige robuuste balken in de nok van de schuur, tegen een muur met ruige stenen, zoals de restanten van de druivenmuur uit de jaren '30. Het was fijn om in deze ruimte te zijn, er heerste veel gezelligheid, mensen die hier logeerden, af en toe even naar binnen liepen om iets op te halen.

Ik was hier het hele seizoen al, en had op verscheidene plaatsen geslapen, dus ook in deze slaapzaal. Ik bedacht me, dat het misschien ook wel leuk was om deze laatste nacht in de nok te slapen. Ik had namelijk al een tijdje bemerkt, dat deze plek nog vrij was. In de nok was plaats voor drie bedden, en het middelste bed was vrij. Dat deed mij ook denken aan de drie vriendinnen van vroeger, met mijzelf in het midden / middelpunt. Ik had ook wel wat aanzien gekregen, omdat ik hier langer rondliep, dus dan kon ik ook gerust van slaapplaats verwisselen. Maar net toen ik de slaapplaats wilde betrekken, bleek deze vol met spullen te zijn: schilderij, perzisch tapijt, een pop, enz. Dit alles viel naar beneden, toen ik de slaapplaats betrok. Dat was geen probleem. Er liepen daar beneden geen mensen, en het vallen maakte ook geen geluid.

Toen ontdekte ik, dat er ook al andere mensen op die slaapplaats waren. Ze wilden er met een gezin overnachten, en ze waren zojuist aangekomen op Buitenkunst. De vader wilde net plaatsmaken voor mij, maar ik zei nee hoor, blijf vooral, ik heb hier al vaker geslapen, ik ga gewoon weer terug naar mijn tent, geniet maar mooi met zijn allen van deze mooie plek. De vader lachte vriendelijk, en het gezin klom weer even naar beneden. Toen viel er een zware houten dressoir-kast op het gezin. Deze kwam van de slaapplaats. Het ging gepaard met veel herrie. Ik schrok mij te pletter. De kast had ook glazen deurtjes. Dus zo'n beetje het dressoir van mij van vroeger, op zolder. Maar het was geen enkel probleem dat de kast gevallen was, niemand had letsel opgelopen, niemand was ervan wakker geworden, blijkbaar was alleen ik degene die het bemerkt had. Het was ook nodig, dat de kast zou vallen.

De vader wisselde met mij een bemoedigende blik/knipoog: maak je niet druk. Het is goed. 

vrijdag 21 september 2018

Riool

Ik bevond mij in het Rotterdamse riool. Ik maakte een lange weg, maar had er vooral al heel veel op zitten, en was met het laatste stukje bezig. Alles verliep voortvarend. Ik kwam in het riool van zeer arme mensen. Het waren wellicht de armste mensen van Rotterdam. Ze kwamen misschien wat hard over, maar het waren bij wijze van spreken de liefste en meest oprechte mensen die ik ooit ontmoet had. Ze waren zo ontzettend blij, dat ik hier de boel kwam opruimen. Ik was juist blij met hun, en dankbaar, ook al weet ik daar niet precies de reden voor. Ze wilden alles wel voor mij doen, maar ik ook voor hun. Zij waren in een groepje, en ik was alleen, zoals ik de hele toch door het riool al alleen was geweest.

Het schoonmaken op zichzelf was niet zo moeilijk. Het waren redelijk brede gangen, die kronkelden. We bevonden ons pal beneden de Coolsingel, boven ons raasden de auto's, het was in het geheel niet vies of eng, maar juist interessant, nieuwsgierig wat er zich om de volgende hoek zou afspelen.

Eigenlijk was alles al best wel schoon, en het stonk ook niet meer. Ik moest een soort zwarte schijven voortduwen, zoals met sjoelen. Dat ging prima. Ik was er al zeer bedreven in. Het maakte veel herrie, maar daar lachten we dan met zijn allen om. We hadden al zoveel meegemaakt. Dit gezin was al ontzettend door de wol geverfd, maar eindelijk braken er nu betere tijden aan.

Het was het laatste stukje, het was niet zo zwaar meer, we hadden vooral veel lol. Mogelijk stonden er 'langs de route' ook mensen mij aan te moedigen (het gezin stond ook langs de route, deed niet meer met opruimen) en ik kon ook letterlijk bij mensen in de keuken kijken, ouderwetse keukens, jaren '50, met ramen en deuren wijd open, gastvrij.

Ik word zeer verkwikt wakker, alsof er een enorme last van mij af gevallen is. Ik weet eigenlijk even niet wat mij nu overkomt....................heel prettig dus. 

Emotie

Ik woon in een soort burcht, zoals Doornroosje, of misschien is het ook wel op de Tweede Binnenvestgracht in Leiden (waar ik overigens nog nooit van gedroomd heb).

Er komt politie, of in ieder geval zijn het mensen, die mij komen controleren, misschien zijn het verplegers in de psychiatrie. En dus hulpverleners, maar die ik dan voor politie aanzie, zoals ook in de tijd van de depressie.

Ze moeten eerst de trap op, en daar liggen allemaal spullen van 'mijn vriend'. Hij is er wel en hij is er niet. Hij wil bij mij blijven, maar van mij moet hij ook weg, ik weet niet zo goed wat ik wil. Dan gaat hij op reis en hij neemt heel veel spullen mee, oa een drumstel. Het ligt voor de twee mensen hopeloos in de weg. Ik vind hem besluiteloos en ik weet niet wat ik aan hem heb.

De mensen staan dan eindelijk boven, het kan ook wel zijn dat ze van de ambulance zijn, ik voel me bezwaard dat ze gehinderd werden door de spullen, zelf vinden ze dat helemaal niet erg, ze zijn alleen maar opgeroepen. Er is een prachtig uitzicht uit het raam, opgedeeld in kleine vierkantjes. Het schijnt toch een hele sjieke etage te zijn waar ik woon, met parelkettingen en stoelen van fluweel. Met een Koninklijk uitzicht op grachten, ergens in Den Haag. Ik ben er zelf ook helemaal verbaasd om. Zij uiten hun bewondering voor het uitzicht en ik zie het nu ook pas voor het eerst, ik wist dat helemaal niet, dat ik zo mooi woonde.

Ze zijn ingeschakeld omdat er sprake was van 'een emotie'. Ik zou tot drie keer toe tekeer zijn gegaan, en toen zijn deze mensen ingeschakeld, om mij op te halen. Ik vind dat ontzettend onterecht en ook onzin, dat ik om die reden opgehaald moet worden. Wie heeft het in zijn hoofd gehaald om hier die mensen voor te bellen? De oorzaak lag ergens anders: ik werd van drie kanten belaagd, bleef heel lang rustig, maar het treiteren ging net zo lang door, tot ik er wel even heel heftig iets van moest zeggen terwijl ik dat niet wou. En nu krijg ik dan de schuld ofzo! Daar klopt helemaal niets van!

Ik kijk naar de tv, en zie daar het beeld van een rups of slangetje in een tekenfilm, die zich begeeft op een treinrails, en dan van die rails af kruipt, helemaal niet omdat het mis gaat ofzo, maar gewoon, omdat ie nu naast de rails wil lopen, maar iedereen is er blijkbaar bovenop gesprongen, van hij gaat van de rails af, dus er moet worden ingegrepen.

Ik voel mij vooral heel erg niet begrepen.......

zaterdag 15 september 2018

Het huis

Ik kreeg meerdere bossen verse bloemen, en deze werden mij via Amber gegeven. Ze waren voor Amber bestemd, maar via Amber kwamen ze ook bij mij terecht. We mochten de bloemen in ontvangst nemen, ze roken heerlijk fris.

Een docent kwam ons enthousiast vertellen, dat we reeds van drie vakken het examen hadden afgerond: Frans, Engels en Wiskunde. Dat konden we afvinken, en het leek een succesvolle afloop te hebben. Ik was erg opgelucht: eindelijk eens niet steeds 'nog meer te moeten', eindelijk nu gewoon ook eens een keer iets afgerond hebben en daar op terug kunnen kijken.

We waren in een groot, breed huis, ergens in het bos of op de vlakte, in het donker, afgelegen. Het zag eruit zoals een poppenhuis, waar je allerlei spulletjes en meubels in kunt zetten en ook doorheen kunt kijken. Het was ook wel een woonboot. het had echt de vorm van een huis, met schuin dak, en dan dus breed, eendimensionaal, een soort kijkplaatje. In het midden een grote witte ladder, naar de zolder. Je zag dus ook niet de buitenmuur vooraan, je keek ernaar zoals naar een poppenhuis.

Een kennis klom op de ladder. Ze is ongeveer onze leeftijd, maar in de droom had ze een vierde kind gekregen, na drie dochters nu een babyjongetje, een stevig kind, warm gekleed in een wit babypakje. ze klom op de zolder om daar de baby te sussen, maar hij was al goed rustig en tevreden, sliep lekker.
Maar man zat in bad, we liepen er zo langs, het leek heel gewoon, hij kletste ook met ons.

Ik had ook een baby in mijn armen. Ik zat beneden, op de begane grond, op een zonnestoeltje naast het huis, ik keek op een huis in het donker, met koud weer, maar zelf zat ik in het zonnetje, dat scheen heerlijk in mijn gezicht, ik werd extra verzorgd, wellicht omdat ik net bevallen was, maar het gekke was, dat ik het mij helemaal niet kon herinneren dat dit mijn kind was. Ik dacht dat ik alleen een zoon en een dochter had, en niet meer kinderen. Het was de vraag of zijn zussen ook mijn kinderen waren, maar ook dat kon ik mij niet herinneren. Het was een klasgenoot van Hugo, van vroeger, met zijn zussen. Ik zorgde evengoed heel goed voor de baby, of het nu mijn kind was of niet, dat was dan om het even. 

zondag 2 september 2018

Meerdere dromen

Ook op vakantie in Normandie heb ik veel dromen opgeschreven. Ze gingen zo'n beetje allemaal over het werk. Ze staan opgeschreven in een schriftje, en ik ga ze hier verder niet overnemen. Maar alles wel rond een bepaald thema: te laat komen, de weg niet weten, ergens van beschudigd worden terwijl ik er echt niets aan kan doen, enz.

Verder hier wat fragmenten, die ik mij nog kan herinneren van de afgelopen weken. En dan nu eerst de droom van vannacht.

Ik ging op bezoek bij een vrouw. Er was in een ronde cirkel een grasveld afgezet en een muur omheen gebouwd. Ik geloof dat het wel overdekt was. Het grasveld was een concertterrein. Ik vond het maar vreemd, dat de vrouw dit had opgeeist. Nu moest iedereen er omheen lopen. Maar de andere mensen vonden het prima, waren het allang gewend, hadden het niet eens meer in de gaten. Ik herinnerde mij, dat ik zelf ook een keertje naar een concert was geweest, dat die ronde cirkel mij wel was opgevallen, maar ik vond het verder niet raar ofzo, ook wel kunstzinnig. Er stond ook een boom, midden in die cirkel, en daar omheen was haar huis gebouwd.

Ik ging iemand helpen, die bezig was een tent op te zetten van takken. Ze bond de takken heel mooi samen, en ik hield een tak omhoog. Het werd keurig netjes. Er waren ook aangelegde tuinen in 'bakken', rechthoekig. Deze waren oersaai. Ik vond onze eigen wilde tuin veel mooier. Het hoorde blijkbaar zo, in die bakken, maar het gaf mij totaal geen inspiratie. Ik vond het fijn om af te wijken met die wilde tuin. want als ik niet zou afwijken, dan zou ik ook zo'n bak hebben, en dan zou ik mij alleen maar ongelukkig voelen.

Ik vind Amber of Machtelt op. Zij liep het laatste stukje van een marathon, was heel blij mij te zien, viel bezweet in mijn armen, moest nog een klein stukje. Ik twijfelde of ik zou aanmoedigen het laatste stukje ook nog te pakken, of juist te zeggen kom maar met me mee meisie, lekker naar huis en onder de douche, wat kan jou dat laatste stukje schelen, het moet je immers niet de kop kosten.

Ik hoor de vaste telefoon gaan. Ik weet zeker dat het de vaste telefoon is, en geen mobiele. Het is heel zachtjes, en een andere ringtoon. Ik kijk naast de tv, of de telefoon hier misschien nog is, maar dat is niet zo. Het is een vriendelijke ringtoon.

Ander dromen:

Ik ben een meisje in een jurk of rok, tot over de knieeen. Ik ben jong in de jaren '50. Ik zit met anderen op mijn opa's fiets, in amazone-zit. Ik heb mijn haar ook netjes in een kapsel, of misschien wel kwikjes en een strik in, petticoat aan. Anderen (jongens) berijden de fiets, en ik ben het er niet mee eens, de manier waarop ze fietsen, voel mij totaal niet op mijn gemak.

Ik zie onze dakkoffer van de Volkswagen Up! op een hele grote auto, op de Hollewatering in Kwintsheul. Het is zo'n hele grote Amerikaanse auto, met een cabine die wel lijkt op een woning. Daarachter een laadbak. Allemaal veel te groot en te imposant. Nu lijkt de dakkoffer plotseling helemaal niet meer groot, maar juist heel klein.

We gaan vertrekken naar Normandië, maar we vertrekken steeds maar niet. Er zit een pop in een ouderwetse, lage kinderwagen. Ik ben bezig met een grote en een kleine vaas, in retro-stijl. Deze moet ik verkopen. Blijkbaar moeten er eerst dingen gebeuren, voordat we kunnen vertrekken. We zullen met het vliegtuig gaan, en ik zeg steeds dat we nu echt moeten gaan, anders vertrekt het vliegtuig zonder ons. Maar het kan niet sneller. We bezoeken een klein kringloopwinkeltje in een kelder. 

dinsdag 28 augustus 2018

Grond

In de droom lag ik met Hessel languit op de grond (op mijn rug) en liepen er bij Ikea allemaal mensen langs. Het was heel normaal, dat we zo op de grond lagen.

Ik lag met allemaal oud-klasgenoten in een groot bed en we vertelden elkaar allemaal grappige verhalen en flauwe grappen, herinneringen ophalen aan vroeger, het was heel gezellig.

Hessel poseerde in een erker voor een fotograaf, hij was een of andere gangster, met zonnebril op, en grote sigaar in zijn hand. Het moest steeds opnieuw. 

dinsdag 10 juli 2018

Stratego

Ik was met een groep mensen in een vakantiehuis. Het bevond zich in een kelder, of anders in een dal, vlakbij een heuvel. Er waren grote hoge ramen met ruiten, zoals vroeger op de basisschool. Het was regenachtig weer. Een beetje de sfeer zoals in de verhalen van Jane Eyre, ergens op een landgoed, afgesloten van de bewoonde wereld.

Het huis was veel te vol met mensen, maar niemand ging naar buiten, omdat het steeds regende. Het was donker weer. Een beetje ijle lucht. De groep mensen was steeds niet vriendelijk naar elkaar, kibbelig, ongezellig. Ik zat erbij en kon geen kant op. Hoorde niet bij deze mensen, maar uit beleefdheid ging ik ook niet weg. Had er verder ook geen last van, maar was wel verbaasd dat ze onderling zo onvriendelijk waren.

Ik keek uit het raam, wachtend op een lichtpuntje in deze ongezellige sfeer. Nu keek ik uit op een groot zandveld, onontgonnen gebied, er zou gebouwd worden, overal zand. Uit de verte zag ik Sinterklaas en Zwarte Piet aan komen, heel statig. Ik liep gauw naar mijn slaapkamer in het huis, om mijn mobiel te halen en foto's te maken. Het leek wel, alsof ze door de woestijn liepen. Het zag er bijzonder uit. Het was uit de tijd dat we 'gewoon nog heilig geloofden'.

Er werd gezegd, dat ze het spel 'Stratego' zouden spelen. Ik zag al mannen op paarden en speren in hun handen. Zelf kende ik het spel niet, maar het zou makkelijk te leren zijn. Ik keek ernaar uit. Vond het ook wel spannend, maar nu zouden er dan eindelijk dingen gaan veranderen. 

maandag 9 juli 2018

Rotonde

Ik begaf mij op een rotonde, zoals de rotonde in Utrecht. Daar waren straatnamen van werelddelen, en zo ook in de droom. Iedere hoek van de rotonde een werelddeel. Natuurlijk niet echt een hoek, want een rotonde is rond. Maar achter die ronde rotonde was een vierkant getekend, dus ik keek ook in een stratenboek, want het waren straten. Het vierkant had uitlopers naar buiten, maar die hielden vrij snel op, dus zodoende werd de tekening een soort inktvis, met open uitlopers.

Ik was erg moe en overprikkeld van een drukke dag in de stad. Dat was mogelijk Utrecht of Den Haag. De rotonde was waarschijnlijk in Groningen. Ik had gewerkt en rond gelopen in de stad, had 'alles van mezelf gegeven' (zoals gewoonlijk), was toe aan rust en aan thuis zijn, maar dat zat er voorlopig nog niet in.

Er waren nog allerlei dingen op te lossen, en steeds haakten mensen af (mij ook niet onbekend). Dat afhaken was het meest vermoeiende, en kostte ook de meeste energie. Ik had helemaal niet in de gaten, dat het niets met mij, maar alles met de ander (degene die afhaakte) te maken had. Zelf hoefde ik hier niets in te regelen of af te handelen, want ik had immers ook niets aangericht. Maar ik zag dat niet op zo'n manier, ik doorzag het nog niet zeg maar, dus bleef ik maar bezig, water naar de zee dragen, zo ontzettend vermoeiend, en anderen leken dat maar heel gewoon te vinden.

Het werd later op de dag, en eindelijk hakte ik de knoop door, zei ik wat er ook gebeurt, maar nu ga ik echt naar huis en rusten. Dagenlang rusten. Toen stond er in een keer midden op de rotonde een auto, die in elkaar gereden was op een andere plek. Ze hadden de auto zomaar hier neergezet, en dat was oneerlijk, dat was 'op mijn terrein' zeg maar, alsof ik er iets mee moest, terwijl ik er niets mee te maken had. Ik besloot het gewoon maar te laten gebeuren, er niets van te zeggen, eerlijk duurt het langst, het zou echt onmogelijk zijn hiervoor te moeten opdraaien, toevallig omdat het zich op mijn terrein ophield. Deze keer liep ik er zelf van weg, ging ik naar huis om te rusten. Het was niet afhaken, want iemand had mij iets in de maag gesplitst, wat totaal niets met mij te maken had. Zoek het dan ook maar uit, los het dan ook maar lekker zelf op, was mijn gedachte, die ook volkomen juist was, ook al voelde dit onwennig, want ik had het nooit eerder zo aangepakt.

Hoewel de auto daar stond in de chaos, kwam er in een keer veel rust in de tent, rust in mijn hoofd. Pas nu kwam ik erachter, dat de auto met een dikke slang 'gevoed' werd door een andere auto, via de tank-opening. De auto's waren op deze manier met elkaar verbonden. Dat gaf wel een gerust gevoel: het zou zich dus vanzelf oplossen. Als ik geen afstand had genomen, dan had ik de verbinding tussen de auto's ook niet opgemerkt. 

zondag 8 juli 2018

India

Een droom, de vaker terugkeert: ik stond op het punt om naar India te gaan. Alles was al betaald. Ik had alleen geen zin om er met mijn reisgenoot naartoe te gaan. Hij stond al in de startblokken. Ik ervaarde het als benauwend, verstikkend. Het was nogal 'dubbel'. Reizen naar India betekende toch de ultieme vrijheid, maar anderzijds ervaarde ik het dus als benauwend.

Ging het ook rationeel benaderen: ik was er toch al een keer geweest, waarom dan nog een keer, het was er chaos en onoverzichtelijk, wat was mijn doel, wat liet ik achter, wat zou het allemaal kosten, het was zo lang vliegen. Keuze keuze keuzes.....

Ik was blij, dat ik wakker werd....

vrijdag 6 juli 2018

Politie

Ik werkte bij de politie, en werd ingewerkt. Iemand gooide zomaar uit het niets een pistool in de schoot van een ander. We zaten in een kelder, vlakbij het strand, met helder zonlicht. Het was ook wel in de strandhuisjes van Hoek van Holland, waar we vroeger weleens op bezoek gingen bij kennissen. Het was allemaal niet zo erg, ik moest er niet zo zwaar aan tillen. Maar ik kon er niets aan doen, bleef het gewoon heftig vinden. Had niets te maken met het 'nieuw' zijn. Vond dit gewoon niet kunnen.

Mijn werkbegeleider leerde mij, om heel alert om mij heen te kijken, leerde mij op een bepaalde manier naar de wereld kijken, zal al heel lang in het vak, was een jonge vrouw met een slanke taille, niet Angela Schijf. Het was niet een Crimi, het was echt werken bij de politie. Ik vond het eigenlijk maar niks. Anderzijds vond ik het wel waardevol, om dit kijken aan te leren. Dit was nog een snuffelstage, dus hierna kon ik nog makkelijk stoppen. Dat zou dan wel mooi meegenomen zijn, want dan zou ik dat kijken inmiddels wel geleerd hebben. Ik was echt verbaasd dat het ook zo kon, kijken in de wereld, zonder meteen achterdochtig te zijn, in plaats van altijd maar zo dromerig en zo goedgelovig. Ik wilde deze nieuwe manier graag aanleren. Beschouwend en zonder oordeel.

Ik vond alles ook wel heel spannend, ook al hoefde ik echt niet door te gaan in dit werk, en was er nu aan alle kanten begeleiding, toch zat ik met een enorme adrenaline in mijn buik, wat ook wel heel goed was, want dit maakte dat ik enorm fanatiek de juiste richting op ging. Hoe meer richting, hoe meer de adrenaline waar zou afnemen, en dan zou spoedig de rust weer intreden. Pffffff........

In een andere droom droomde ik over een steelpannetje. Dat ik het pannetje zou gebruiken, om iets te koken. En iemand liet mij ook de aankoopbon zien. Zoveel had het gekost. Dan kon ik dat bij andere aankopen optellen.

Verder droomde ik vannacht over een visitekaartje. Dat zat in een laatje, naast mijn bed. In dat laatje zat ook een aflevering van een 'verslag van het leven van de sterren'. Het was niet de bedoeling dat ik dat verslag zou pakken, maar waar lag dan mijn visitekaartje. Het kaartje was een blauwdruk van mijn profielfoto van Facebook, waar sterretjes op fonkelen. Je moest de foto met het gezicht op een lege vlakte leggen, naast het bed, en het bed was een bed in een hotel, of appartement. Dan kwamen er flinterdunne pinnetjes, en die werden aan de sterren verbonden. Met deze pinnetjes werd de foto aan het onderliggende groene vlak geplaatst. Er zat een mechaniek aan de pinnetjes, waarmee je de foto's 'hoger en lager' kon schroeven. Dus de foto werd omhoog getild, met het gezicht naar beneden, en je kon de hoogte zelf instellen. 'Ik' werd dus omhoog getild zeg maar, en ik kon zelf bepalen hoe hoog of hoe laag.

Ik was met een groep mensen, in een afgesloten ruimte. Het was een leslokaal aan de hbo-verpleegkunde, op de eerste etage, met uitzicht op de weg naar het AZL en bomen. Ik vertelde over mijn PND. Vertelde dat ik destijds de psychotische beleving had, dat ik 'al dood was'. De mensen om mijn heen hingen aan mijn lippen. Ik zei dat het nu wel weer genoeg geweest was, dat nu anderen konden vertellen. Ze zaten met tranen in hun ogen om mij heen, wilden eigenlijk dat ik nog verder vertelde, vroegen hoe het kwam, dat het toch goed was afgelopen, dat ik er niet dood aan gegaan was. Ik zei: "Blijkbaar was de liefde voor de wereld dan toch groter, ook al kon ik dat destijds totaal niet voelen."

Het was allemaal heel mooi en helend. 

zondag 1 juli 2018

Berglandschap

Ik was bezig, met het helpen van een client. Het ging allemaal heel langzaam. Ik had al heel veel dagen achter elkaar gewerkt, en was moe. Ik wou heel graag even tijd voor mezelf. Ik deed mijn uiterste best om geduld op te brengen. De client had hele verhalen en ik luisterde wel, maar was te moe om het allemaal in mij op te nemen.

Plotseling liep ik zomaar weg uit de situatie. Blijkbaar kon dat. Het was ook door een ingeving. Het was nodig, ofzo. Ik was stomverbaasd, dat mijn werkgebied blijkbaar zulke prachtige uitzichten had. De omgeving was zoals langs de Donau, maar dan meer heuvelachtig, meer aflopend naar beneden. Als ik hier wandelde, dan liep ik zo van het drukke centrum van mijn werkgebied af.

Ik was ontzettend overdonderd in de goede zin van het woord. Wat was het heerlijk, om hier te lopen. Het was een serene sfeer, en ik voelde een heerlijke ijle ochtendlucht, lekker fris. Het deed me ook denken aan een pad langs een rivier, waar ik vroeger weleens met een groepje mensen wandelde, tijdens een BeNeLux reis. Het was ook zoals een bladzijde uit die dikke rode sprookjesboeken, met die prachtige illustraties. Ik werd er heel gelukkig van.

De rivier lag er rustig en vriendelijk bij, kabbelde wat uit een hoger gelegen stroompje, het water was van een prachtige kleur heel lichtblauw, tegen grijs aan. Het leek ook wel zeewater, met een klein kopje schuim erop, maar wel heel schoon, niet groenig van kleur, maar echt blauw. Het water was vooral heel schoon, het gevoel dat je je kleren er zo in kon wassen, frisse lucht.

Ik wandelde heel rustig, en genoot van de prachtige vergezichten, het was ook wel langs de Hoogeveense vaart, richting Oosterhesselen. Het beeld versprong af en toe, alsof het nog verder moest intunen. Of alsof er een bladzijde uit het sprookjesboek werd omgeslagen. Maar het bleef van hetzelfde kaliber: prachtige Duitse of Oostenrijkse huizen, aan beide kanten van de rivier. Beetje zoals in de Rattenvanger van Hamelen, maar dan niet in een stadse omgeving, integendeel, en ook niet die onrust, hier heel veel rust en natuur en bijna geen mensen. Huizen, gebouwd met zandsteen, die warme terracotta kleur, waar de zon dan zo mooi op scheen, geraniums voor de ramen, rieten daken, nu en dan een vrouw in een schort of een klein meisje, mensen steeds bezig met de gewone dingen van de dag, bescheiden, vriendelijk.

Ik liep dezelfde weg ook weer terug, want ik wist, dat ik weer terug moest naar mijn werk, en naar de huidige tijd. Ik kwam weer in de drukke en onrustige omgeving van mijn werkgebied. Dat was niet zo erg, want ik had hele mooie dingen gezien, was opgeladen, en daar ging het om, ik kon zo weer naar die andere plaats, mocht dat nodig zijn, nu totaal geen druk van 'ik moet dit of ik moet dat'. Alles zou gewoon op zijn plek vallen. Ik ging midden in het centrum twee keer met een openbare lift omhoog. De lift was openbaar, het hele dorp keek op dit lift van glas, zoals op station Tegelen. De eerste keer ging ik gewoon met de lift omhoog. Ik ging niet omlaag, maar nog een keer omhoog. Het was helemaal niet zo hoog: een etage. Er waren nu zwarte rubberen rollers, die draaiden tegen de zwarte rubberen liftstoel aan. Zodoende rolde de lift naar boven. Dat ging verder soepel, ik hoefde er geen aandacht aan te besteden, het ging vanzelf. Wel vond ik het raar, dat ik twee keer naar boven moest. Ik was toch al boven!?

In het volgende fragment was ik weer bij de cliente, en het echtpaar had mij nog niet eens gemist! Alles ging op dezelfde voet verder, en in een heel traag tempo. We haalden er allerlei voorwerpen en gespreksonderwerpen bij, waardoor het langer duurde, maar blijkbaar was dat niet erg. Er was een BH met allemaal mooi kant erop, en knoopjes, in vele kleuren bruin, het zag er heel artistiek uit, we onderzochten het, ik vond het mooi.

Even later zat ik aan de koffie, met het echtpaar en mijn collega's. In een keer schrok ik heel erg, want bij een client was ik nog niet geweest, en ze had ook niet gebeld. Het was al over twaalven. Een thema dat altijd weer terugkeert in een droom, terwijl het nog nooit in werkelijkheid gebeurd is. En ook wat ik nu opschrijf, herhaalt zich steeds weer in dromen: de telefoon deed het niet, lag uit elkaar, en ik doorkruiste het hele gebied, lopend, met de auto, maar kon totaal de weg niet meer vinden, begreep er niets van, bleef wel rustig. Snapte niet, dat ik hier de weg niet kon vinden, het was voor mij toch bekend gebied? Had een etentje gehad met collega's, de andere collega's waren al naar huis gegaan of op weg naar huis. Ik kon hun hier in hun vrije tijd ook niet mee lastig vallen.

Ik voelde mij vooral naar, omdat ik de cliente niet kon bereiken, en zij mij blijkbaar ook niet, omdat mijn telefoon kapot was. Zag ook wel in, dat ik ook geen goede werktelefoon had gekregen, dat het dus niet alleen aan mij lag. Begreep alleen niet, dat het had kunnen gebeuren, dat ik nu niet meer aan haar gedacht had. Vond dit onvergeeflijk eigenlijk. Wederom dus toch weer een grote druk, die steeds meer opgevoerd werd, naarmate ik langere tijd verdwaald raakte, wetende dat er iemand op mij wachtte. Wist ook wel, dat de cliente het onmiddellijk zou begrijpen, het ook vervelend voor mij zou vinden, en deze zorg was totaal niet urgent. Maar toch. Het voelde niet goed.

Met de schrik werd ik wakker, opgelucht dat ik het alleen maar had gedroomd. 

zaterdag 30 juni 2018

Onderwijs

In de droom werkte ik weer in het onderwijs. Er was een gesprek in de speelkamer van het ouderlijk huis. Deze was nog ingericht als de keuken van vroeger, met granieten vloer. Alles was wel leeg gehaald. Dat had te maken met het einde van het schooljaar, of misschien ging de school wel verhuizen naar een ander pand.

Er stond alleen een tafel met een paar stoelen. Het leek ook wel op een verhoorkamer. Er was een moeder van een jongetje. Ze wilde heel graag, dat haar zoon hier op school zou komen. Ze dwong het eigenlijk af. Mijn collega noteerde driftig alle gegevens, die zij vertelde. De gegevens werden ook verzameld middels het opnemen van geluidsopnames, op cassetteband.

De vrouw werd steeds dwingender. Er was ook iets met de plaatselijke supermarkt Ifa, waar ik als kind rondliep en de producten zocht die mijn moeder op het briefje geschreven had. Dat had iets benauwends.

Mijn collega bleef wijselijk gebogen over haar papier, bleef driftig schrijven, keek mij af en toe bedenkelijk aan van 'wat moeten we hiermee'. De vrouw voelde, dat wij beiden twijfelden, of haar zoon wel bij ons terecht kon. We stonden op het punt haar te zeggen, dat wij haar zoon het gevraagde onderwijs helaas niet konden bieden, dat hij naar een speciale school zou moeten. Ze besloot onze uitspraak voor te zijn, en viel mijn collega aan.

Mijn collega lag half op een massage-tafel met zachte leren bovenkant. De vrouw boog zich intimiderend over haar heen. Mijn collega was doodsbang. Ik twijfelde geen moment. Ik vroeg de vrouw zo vriendelijk mogelijk, wat het nummer van haar zus was. Ze noemde het feilloos op. Zonder problemen kon ik het nummer intikken, kreeg ik de zus aan de lijn, vertelde ik het probleem. De zus kwam er meteen aan.

Vervolgens drukte ik met grote kracht de vrouw weg bij mijn collega, hetgeen succesvol verliep. De vrouw was furieus, maar mijn collega was in veiligheid. Opluchting alom. Ik begreep niet, waar ik in een keer zoveel kracht vandaan had gehaald. 

vrijdag 29 juni 2018

Circulaire

Het ging over een circulaire. Zoals je een circulaire hebt als post, die verspreid wordt onder leden van een club, zoals het vrouwengilde, waar mijn moeder vroeger bij zat. Dat woord kwam steeds terug in de droom. Het ging ook over je buik, dat je daar een centimeter omheen houdt en de omvang meet. Dat je leven dan elke keer in cirkels om je buik draait, en dat er elke keer meer diepgang is, dat je elke keer meer dingen gaat begrijpen, totdat op het laatst alles duidelijk en helder is.

De buik zelf werd ook wel op papier getekend, en dan zat er een deurtje in, dat open kon. Het was een deurtje met een dikke, rode wand. Het was allemaal heel onschuldig. Zoals een praatpop, waar je dan een batterij in moet doen. 

Het sprak me wel aan, dat draaien van cirkels. Het was ook wel geruststellend: dan deed ik dat in ieder geval niet voor niets, en het leverde dus ook echt iets op.

Ik was op straat bezig met telefoneren, met een wat oudere mobiele telefoon. Ik was ook wel in India. Of we waren bezig met verhuizen, en ik kon het dus niet te laat maken. We waren in een grote stad, en het kon ook wel Bombay zijn. Het bleek een man van de radio te zijn, JW Roodbeen, ik noemde hem Robin, dat maakte niet uit. Een man met een prettige stem. Ik zei, dat ik hield van zijn programma. Toen zei ik, dat ik weer moest gaan want 'ik moest naar mijn dochter, in Maastricht'. 

zondag 24 juni 2018

Zwembad

Ik had (weer) een nieuwe woning gekregen. Het was in een kamertje naast een zwembad. Het deed een beetje denken aan het zwembad in Naaldwijk. Mogelijk had ik ook een nieuwe baan, gekoppeld aan deze woning. Zoals ik dat ook in Oostenrijk had. Ik woonde in het kleine kamertje naast het zwembad, en dat was groot genoeg voor mij, ik was er erg blij mee. Het had een (perfect opgemeten) vierkante vorm (in kubieke meters) en was heel schoon van binnen. Er was ruimte voor mij vrijgemaakt zogezegd, en ik was ook niet meer belast met overbodige spullen. Ik kon er zo in trekken. Het was een functie als een soort portier, en om op het zwembad te letten. Ook in een cirkel rondom het terrein had ik de plicht, om alles in de gaten te houden. Dit was wel aan mij besteed. Ik had er wel zin in. De kamer was van binnen helemaal in nachtblauw bedekt: dus blauwe vloerbedekking en blauw behang. Het zag er allemaal keurig uit. Ik had in een keer zin om lekker te gaan zwemmen, even te ontspannen. Ik liep naar het zwembad (vanuit mijn kamer kon ik zo in het zwembad komen). Echter, het kon niet, want er werd zwemles voor kinderen gegeven, en het was er heel druk. Ik ging gauw terug naar mijn kamertje, de drukte was mij even teveel. 

vrijdag 22 juni 2018

Teer

Ik word wakker, en herinner mij het laatste droombeeld. Het is erg bijzonder. Ik realiseer mij dat ook, in de droom. Er is een soort eindpunt bereikt. Het voelt ook heel 'dubbel', want bepaalde mensen zullen daar niet meer bij horen. Het zal hun goed gaan, maar ze horen niet meer in de 'cirkel van mijn leven'. Ik merk, dat ik daar veel moeite mee heb, maar het is niet anders. Het brengt daarnaast veel opluchting met zich mee (dat de scheiding naar wens verlopen is), en rust, en dat is uiteindelijk belangrijker.

Het verhaal begon, met de vraag van mijn nichtje: kunnen we de weg naar de zolder nu wel weer terugvinden? In vond dat een van de belangrijkste vragen die ik ooit gekregen had, en daarom had ik besloten om dit tot in de puntjes uit te zoeken. Oh ja, alles in het ouderlijk huis is gestript, hoe vaak moet ik dat voor mezelf nog herhalen. Dat wel ja. Maar de weg naar de zolder? Is die ook veranderd? Of is die (als enige) intact gebleven? Ik ging het uitzoeken.

Tot aan de overloop was het nog wel te overzien. Maar de deur naar het zoldergangetje.................daar werd het ingewikkeld. We moesten een 'grasachtige berg' op. Het viel mij op, dat het gras mals groen was, vrij lang, nat van regen, er werd geleefd zeg maar, pas op dat je niet uitglijdt, het kan hier hobbelig zijn, niet strak egaal, maar volgens het natuurlijke verloop.

Het was een hele klim, en een steile helling, te vergelijken met een boemeltreintje, dat de berg op moet, in Oostenrijk of Zwitserland, met ook heel mooi uitzicht, vergezichten. Niet erg dus, die klim, want je krijgt er prachtige vergezichten voor in ruil, en de temperatuur is aangenaam. Ook ben je dichter bij de lucht, de hemel, wat veiliger is, zo voelt het. De lucht weer prachtig helder lichtblauw, de blauw die vroeger als kind mijn lievelingskleur was, ik kan de lucht ook heel duidelijk ruiken, blauw met een twinkeltje wit, zoals je in een waterbel een twinkeltje wit tekent. Heel heel blij word ik ervan.

De toegang door de zolderdeur heen was niet voor iedereen weggelegd. Je moest je er aardig tussen wurmen, en heel wat doorzetten, anders kwam je er nooit. Maar ik ging door en door en door, net zo lang totdat ik er was, nam er alle tijd voor, maar kwam er glansrijk doorheen. De deur was ook wel een getekende cirkel, en daar konden nu eenmaal niet zoveel mensen doorheen. Je moest je ertussen wurmen, net zoals Winnie de Pooh, door het konijnengat. Een client van ons ging ook mee. Hij was ook moedig, en een beetje onze gids zeg maar. Er werd ook een foto gemaakt in de vorm van een cirkel, en deze werd op het nieuws vertoont: kijk, deze mensen gaan. Alsof we een reis naar de ruimte maakten! Na deze 'enge' gang konden we weer wat op adem komen. Nu zag ik, dat 'het vee' naar hoger gelegen delen was gebracht (er was harde regen op komst, geen onweer, alleen heel veel nat). Zij waren ook samengebracht in een cirkel. O.a. koeien, mogelijk ook ezels, samengekomen in die cirkel.

Vanuit onze cirkel keken we uit, op het uitzicht van het ouderlijk huis op de tuin van de buurman (kassen). De buurman had grote schuiten in de sloot liggen. Deze waren ook omcirkeld, en behoorden tot een monument. Er moest uiterst voorzichtig mee worden omgegaan. De schuiten waren heel groot, reusachtig zeg maar, en 'gingen in elkaar over'. De schuiten waren besmeurd met teer (ik rook het heel sterk), en daar kon je zo doorheen zakken als je erop liep, dus dat mocht onder geen beding, en die gedeeltes waren ook 'heilig', je mocht daar nooit komen.

De vele schuiten maakten een schuit. Die grote schuit stond in een hoek van 45 graden rechtop, en dat kwam heel imposant over, beetje zoals de Toren van Pisa. Als je op de begane grond had gestaan, dan was je je rot geschrokken, was je bang geweest dat ie zou omvallen, wetende dat het teer zo in flarden zou breken, met alle gevolgen van dien (het was ook heel duur spul, mensen hadden er jarenlang aan gewerkt, alsof het goud was). Maar wij stonden hoog boven, konden alles overzien, hoefden totaal niet bang te zijn.

De mensen aan de kade van de buurman werkten aan de schuiten, besmeurden deze met teer, ook jonge jongens, van een jaar of 10. Zij kwamen zogezegd in de 'gouden zone'. Dit was de aller belangrijkste plaats om te komen. Wij hadden dat nog niet bereikt. Dat zou de volgende stap zijn. Je moest er via de luifel van mijn opa komen, dus de sloot oversteken. Het kon niet via de weg. Ik moest nog even uitvogelen hoe we er konden komen, zonder in de sloot te hoeven zwemmen. Je moest namelijk ook erg voorzichtig zijn, dat de grote schuit niet zou omvallen. Hij stond wel wankel, en iedereen deed zijn best om deze stabiel te maken, maar dat was nog lang niet het geval, hij stond immers schuin, in een rare houding, onnatuurlijk. Bovendien zouden wij ons op de begane grond moeten begeven, en dat was ook een risico. Ik had het er wel graag voor over, maar het moest met beleid, stapje voor stapje, precies weten wat je doet, dan komt het goed..........

zaterdag 16 juni 2018

Verdwaald

Ik zou met de kinderen op bezoek gaan bij een oud-collega uit de psychiatrie (wie, weet ik niet). Daar zouden we 's avonds laat aankomen, en dan overnachten. Het was ergens in de buurt van Nieuw-Schoonebeek. We reden de hele nacht, en steeds bleef ik heel geduldig, keek geduldig op de bordjes, lette goed op de weg, wist precies wat ik deed, zag niets over het hoofd, ging recht op mijn doel af, bleef rustig. Echter, we kwamen maar niet op de plaats van bestemming. De kinderen bleven ook geduldig afwachten. Het was blijkbaar niet nodig, om de vriend hierover te bellen. Wellicht was het ook een onverwacht bezoek, dus wist hij niet dat we onderweg waren.

Uiteindelijk kwamen we uit bij Nieuwlande, of ook wel in de buurt van de Strijp, op de grens van Wateringen en Den Haag, uit de tijd dat daar nog allemaal kassen stonden, ik reed er tussen de kassen of tussen de weilanden. Ook wel Nieuwlande dus, dat betekende dat we een 'rondje Drenthe' hadden gereden, maar dus nog niets wijzer waren geworden. Ik besloot aan te bellen bij een woning. Het was inmiddels vroeg in de ochtend geworden. Ik legde uit dat we verdwaald waren, de weg zochten. Of ze ons even konden helpen. Er was een jongere vrouw en nog een oudere vrouw. De jongere vrouw reageerde heel narrig, was onwillig, liep ervoor weg, dacht wat doen die mensen hier. De oudere vrouw keek ons begripvol aan van sorry voor dit gedrag hoor, maar ik kan jullie ook niet helpen.

Ik voelde mij enorm opgelaten, de kinderen hielden zich netjes afzijdig. Had het gevoel dat ik nu ook niet meer terug kon, dat ik haar had opgezadeld met het probleem, maar welk probleem eigenlijk, het was alleen maar een vraag. Ook moest ik blijkbaar om een tafel vragen, omdat onze tafel niet meer in huis stond. De jonge vrouw ontplofte bijna bij deze vraag, en de oudere vrouw keek ons begripvol aan. Toen zei ik oh nee, hoeft helemaal niet, sorry hoor, we hebben boven nog wel een tafel staan, deze kunnen we gemakkelijk in de huiskamer zetten. De jonge vrouw was toen zichtbaar opgelucht, en eigenlijk was het hiermee wel weer goed gemaakt.

Ik was op een heel rustig, sereen strand. Ik had hier gekampeerd, of gelogeerd in een bed & breakfast. Het kan ook wel zijn, dat ik een vlieger opliet, of dat kinderen aan het vliegeren waren. Ik wilde een foto maken van het uitzicht op zee, hortensia-lichtblauwe lucht, echt prachtig, het leek wel alsof het geschilderd was, beetje wazig, de zon brak door, maar het was nog wat donker en schemerig. Ik wilde een foto maken, om deze door te sturen naar mijn Duitse vriend. Het was Scheveningen. Maar toen ik de foto wilde maken, was het net even bewolkt, en het lukte niet om een foto te maken. Ik dacht maar natuurlijk, soms is het gewoon zo mooi, dan kun je er geen foto van maken. De zee was heel rustig en sereen, ik werd er enorm rustig van, kon er geen genoeg van krijgen. Ik dacht het alleen maar strand was, waar ik liep. Maar toen zag ik achter mij ook water, ondiep water, waar kinderen speelden met schepjes. Ik dacht 'zo vroeg al!?' Ze gingen helemaal op in hun spel. Alles klopte.

Ik paste op het huis van een client en zijn vrouw. Ik was hier samen met een collega. We stonden tanden te poetsen. Ik in de badkamer, zij in het zijkamertje. Het was een rode tandenborstel. Het was nacht, en liep tegen de ochtend. We liepen het huis bij langs, wilden het netjes achterlaten, zouden nu naar huis gaan, het echtpaar zou zo thuiskomen, wellicht waren zij op vakantie geweest, of gewoon een dagje uit. Ik was blij verheugd, dat het nu voor hun mogelijk was, om uit te gaan. 

Aan het meer

Het was een fragment in een grotere droom, maar alleen dit fragment werd als het ware 'uitgelicht'. Je zag de 'hele film' ook wel, maar deze werd verder verborgen gehouden, bleef bedekt/donker. Het fragment was uit de grotere film geknipt of gescheurd.

Ik was met een aantal mensen aan een meer. Dat meer was gelocaliseerd op de plaats van de basisschool. Het was de bedoeling, dat we daar de hele dag blijven. Ofwel voor begeleiding van anderen bij activiteiten, ofwel gewoon onze eigen activiteiten. Sport.

Er waren startblokken en dat vond ik wel wat raar, want er was geen zwembad bij. Je moest dus op de startblokken gaan staan, samen met anderen, en wachten op het startschot, terwijl er geen diep zwembad was, waar je in dook, maar een ondiep meertje, waarvan je de zandbodem al kon zien. Ik vond dat eigenlijk best heel eng, maar ik kon er niet aan ontkomen, het moest.

Ik merkte op het laatst, dat ik veel kleren aan had, dat was niet handig. Op het laatste gooide ik een trainingsjackje uit. Het duiken ging onhandig, maar wel goed. Ik begreep alleen het nut er niet van. Het bleek dan toch wel een soort overwinning te zijn.

De rest van de dag verbleef ik bij het meer. Ik wist niet, dat ik hier de hele dag geweest was. In mijn gedachten was ik ook op heel veel andere plaatsen geweest, had ik gereisd, had ik heel veel van de wereld gezien, veel meegemaakt, was ik gelouterd teruggekomen op deze plek, terwijl de anderen de overtuiging hadden, dat ik hier gewoon al die tijd gebleven was, maar zelf had ik echt een andere beleving. Wel was ik hoe dan ook heel voldaan, en was het ook goed om hier nu gewoon te blijven.

Het werd donker, je zag alleen nog silhouetten van mensen, maar iedereen bleef gewoon. De silhouetten tekende zich af tegen een prachtige diepblauwe lucht, nachtblauw, donkerblauw, het was overweldigend mooi, gaf heel veel rust en vertrouwen, voelde ijl aan.

Ik realiseerde mij, dat ik nog wat spulletjes bij het meer had laten liggen, waaronder het trainingsjackje. Toen ik dat ging ophalen, dacht ik terug aan het moment van de duik. Dat moment leek nu al 'eeuwen geleden'!!!

maandag 11 juni 2018

Zolder-etage

Ik had een kamer gehuurd in het ouderlijk huis. Het was mijn eigen kamertje van vroeger. Ik twijfelde nog, of het de goede beslissing was, maar ik dacht het wel. Een huisgenote had de zolder-etage gehuurd. Ze zei, dat het er wat ongezellig was, de reden kon ik niet achterhalen. Het zou vanwege het uitzicht zijn, maar naar mijn weten heb je op zolder juist overal uitzicht.

Ik mocht een kijkje nemen op zolder. Ze zei dat het wellicht toch geen goede keuze was, dat het er wat ongezellig zou zijn. Ik zei oh, kijk eens, je hebt gewoon een dakterras! Er was grind, een grote tafel met zes gemakkelijke stoelen, een soort vergadersetting, en lekker buiten, in het zonnetje. Het grensde aan haar appartement. het appartement was op het platte dak er bovenop gebouwd, net zoals bij Monique. Een buiten-gedeelte en een binnen-gedeelte. Ik vond het er geweldig, maar zij twijfelde.
Ik dacht nou, je weet niet wat je mist, hier niet van te genieten......

Het werd ook wel wat donker / regenachtig weer, maar wel zomers. 

zaterdag 9 juni 2018

India

Ik ben in India, met Hessel en Amber. Ik ben zomaar een trein in gestapt, vanuit Bombay naar het platteland. Ik weet helemaal niet waar de trein naartoe gaat. Normaal gesproken kom in in dromen op mijn reis allerlei tegenslagen tegen, die ik moet overwinnen, en mensen die tegenwerken. Maar nu zijn er juist steeds mensen die met mij meedenken, die mij meehelpen, en die mij ook gerust stellen.

Ik leg uit, dat ik zomaar op deze trein gestapt ben, dat het niet zo'n handige zet was, maar dat ik op avontuur wilde, maar dat ik mij nu misschien wel in de nesten werk, want mijn man en dochter zijn nog in Bombay, en zij weten niet waar ik ben. De mensen stellen mij gerust. Nee hoor, maakt niet uit, de trein maakt gewoon een rondje, en komt op precies dezelfde plek weer uit. Je bent hooguit iets langer weg dan ze van jou gewend zijn, maar je komt echt op dezelfde plek weer terug. Ik blijf toch onzeker, want ik ken deze mensen niet. Ik ben wel verbaasd, dat ik gewoon Nederlands kan spreken, want het zijn allemaal Indiërs. Ik moet eerst nog vertrouwen zien te winnen, kijken of het echt wel zo is, en ik let goed op de plaatsen waar de trein stopt. Maar de conducteur stelt mij ook gerust, ja hoor, het komt echt wel goed.

Ik weet dat Amber ondertussen ook in haar eentje India aan het verkennen is. Ik maak mij zorgen, en twijfel of ik haar wel had moeten meenemen, er kan nu van alles gebeuren, ik zie haar lopen in een supermarkt, bij een grote lichting plastic waterflessen, maar dan denk ik ook van nou, ik deed het toch zelf ook, waarom zou Amber het dan niet kunnen, waarom ga ik dan nu in een keer mij zorgen maken, dat deed ik bij mezelf toch ook niet.

In een andere droom heb ik ook al bemerkt, dat meisjes mij hielpen met schoonmaken en opruimen. Daar was ik heel verbaasd over, want anders droom ik juist dat ik zelf alles schoonmaak en opruim, en dat er geen einde aan komt. Wat geeft dat een opluchting en een troost, als een ander je helpt. Alles gaat dan in een keer zo'n stuk makkelijker!!

Anderen hebben er alle vertrouwen in, maar bij mij moet dit vertrouwen nog groeien. Ik vraag aan Monique wanneer het ingewikkelde wiskunde-tentamen is. Ze zegt dat dit eind juni is, dus dat is al snel. Tegelijkertijd denk ik van 'die gedachte over dat tentamen komt elke keer weer terug, terwijl ik weet dat het bij mij niet aan de orde is, dat ik dat helemaal niet hoef te doen, maar ik weet dan ook weer niet waarom ik dat niet hoef te doen'. Dan word ik half wakker en denk ik oh ja, dat is de reden......ik heb het vwo allang gehaald, dit is maar een droom, ik hoef het inderdaad gewoon echt niet te doen.

Ik ben in een nieuwe woning. Mijn ouders zijn hier gaan wonen, maar ik woon hier ook. Mensen lopen in en uit, en dat vind ik niet zo'n probleem, niemand loopt mij in de weg. We zijn nog bezig met inrichten. Het is een allegaartje, en eigenlijk heel gezellig. Alles en iedereen loopt door elkaar. Er zitten elementen in van mijn studentenflat in Leiden, van woningen in oude schuren uit RTL Woonmagazine, van het ouderlijk huis, van andere studentenkamertjes, enz. Ik ben met mijn moeder bezig met de afwas, en de afvoer loopt niet goed door. We hebben curry-rijst gegeten, dus het water is geel, met groente-resten. Er liggen hier en daar zandzakken voor de deur. Er lopen kinderen in en uit, huppelen, springen, gillen. Er is ook een grote tuin met trampoline, en daar spelen zij. Nina komt op bezoek en loopt wat rond, vindt dat het er gezellig uit ziet.

Ik zie ook een klasgenoot van de lagere school, van vroeger. Het schijnt, dat 'wij iets voor volgend jaar moeten organiseren'. De klasgenoot ziet eruit als een soort 'kikker-robot'. Zijn mond gaat open als een scharnier, en hij kijkt glazig, met een plastic kikkergezicht. Hij zegt, dat ik volgend jaar 'de zandbak moet regelen', en dat ik dat absoluut niet mag vergeten, want als kinderen geen zandbak hebben om in te spelen, dan is dat echt niet best. Ik denk nog nou, spelen in het losse zand is nog veel leuker voor kinderen, dan in zo'n kleine 'zandbakschelp'. Ik leg hem uit, dat ik mij niet wil vastleggen voor het regelen van iets, dat over een jaar pas moet plaatsvinden. Dat ontneemt mij mijn vrijheid. Dus ik geef de opdracht terug aan hem. Nee nee nee.......ik moet het doen, zegt hij stoicijns. Ik vind het maar raar. Hij heeft mij nog nooit voor zoiets gevraagd. Bovendien weet ik niet precies waar het voor is. Een dorpsfeest?

Het ging om de zandbakken, die ik deze week bij de sportschool buiten zag. 

maandag 4 juni 2018

Vakantiehuis

We zijn al in het vakantiehuis. Ik denk oh, maar ik heb nog niet alles betaald. Het is dan ook nog geen eind juni, maar toch zijn we dus al in het huis. Het blijkt, dat vlakbij in de buurt een huis van kennissen is. Daar hadden we dus ook vakantie kunnen houden. Het is niet duidelijk in welk huis ik nu ben. Ik ben naar boven gekomen via een trap, die in de vorm van een halve cirkel naar boven ging. Het is een hele schone, witte trap. De trap bevindt zich buiten het woongedeelte, maar nog wel overdekt. Een soort ´luxe´ brandtrap, zogezegd. Bovenaan de trap is de voordeur van het huis. Ik open het huis met mijn sleutel. Er zijn jonge kinderen, die mee naar binnen willen. Ze krioelen om mij heen, alsof ze katten zijn. Ik twijfel even, of ik de kinderen mee naar binnen kan nemen. De ouders zijn vast naar hen op zoek. Ze praten honderduit. Het is heel gezellig. Dan komt de moeder aan. Ze ziet er intens moe en verwaarloosd uit. Het gaat duidelijk niet goed met haar. Ze is ingevallen mager, en heeft verward haar. Het kan ook wel zijn, dat ze aan de drank is. Ze vraagt aan mij, hoe ze haar kinderen moet opvoeden. Ik vind het lastig, daar antwoord op te geven. Ik weet het antwoord wel, maar ik ken de vrouw niet, en wil haar niet kwetsen. Ik wacht even af, of de kinderen mee mogen, maar het mag niet. Ze zijn wel teleurgesteld. De vrouw wil mijn privacy respecteren. Het is een lieve vrouw. De kinderen hangen aan de trapreling, alsof het een glijbaan is.
Ik ga het huis binnen. Het bestaat uit een heleboel kamers. Ik vind het veel te groot. Het is wel heel gezellig ingericht, ziet er heel gastvrij uit. Het schijnt in een Franse straat te zijn. Een doorgaande weg.

Droomfragment van gisteren: er staat een bed in de voortuin. Dat bed hoort bij de voortuin. Het lijkt wel een bed van de Prinses op de Erwt. Hessel spant dik ijzerdraad als omheining van de voortuin. Alle bomen zijn weggehaald. Er staan alleen nog maar wat struiken. Alles ik netjes aangeharkt.

Ander droomfragment van vannacht: ik rijd in de buurt van Zuidwolde. Voor mij rijdt een grote, gele vrachtwagen. Ik heb even het portier open, omdat ik iemand binnen moet laten. We stoppen voor een stoplicht. Dan rijdt de vrachtwagen plotseling achteruit. Ik ben heel alert. Roep dat hij moet stoppen, maar hij stopt niet! Hij rijdt zo helemaal over mijn auto heen!! Ik schrik enorm, maar zowel mijn auto als ik hebben er totaal geen schade aan. Dat vind ik ook wel vreemd.

Ik ga 'verhaal halen' in het Kruidvat. Ik zoek daar de man op. Hij is een leverancier aldaar. De verkoopster ziet mijn woede, en begrijpt het wel. De man is verderop bezig, met laden en lossen. Hij zegt dat hij er ook niks aan kan doen. Dat ik de deur van de auto ook maar niet open had moeten laten. Ik zeg dat dat er helemaal niks mee te maken had. Ik wordt bozer en bozer. De man verblikt of verbloost niet.

Hessel maakt foto's van mijn moeder, ergens in de polder. Ze is daar nog jong, een jaar of 18. Ergens in de verte staat een molen, met 'klapwieken'. Zoals een vogel, die zijn vogels 'klapt', voordat hij gaat vliegen. Mijn moeder maakt daar een opmerking over. He, staat die molen er nog. Of.....die molen is veranderd......