vrijdag 13 november 2020

Zee

Ik zat op terras aan zee. Ik zat in een smalle richel, samen met andere mensen die op terras zaten. Achter ons de strandtent en voor ons de zee, die steeds dichterbij kwam. Het was een nazomerdag, tegen de herfst aan. Het was niet echt koud, maar er stond wel een harde wind, en dus hadden we jassen aan met de kragen hoog. Het kon elk moment gaan regenen. Ik voelde al wat kleine druppeltjes in de lucht. Dat voelde wel prettig aan: verfrissend. Ik zat hier al een hele tijd, en had het heel erg naar mijn zin. Af en toe bestelde ik iets. Ik genoot van het uitzicht op de zee, en ik bleef maar kijken. Een serveerster bracht mij een schnapps. De mensen naast mij vroegen lachend 'of ik die er nog wel bij kon hebben'. Ik had het eerst niet zo in de gaten, maar toen realiseerde ik mij dat ik er al een paar op had! Ik probeerde even goed mijn lichaam te observeren, om erachter te komen of ik niet teveel schapps gehad had. Maar dat viel gelukkig erg mee. Ik stapte maar weer eens op 'om naar zee te gaan'. De mensen naast mij vroegen zich af of dit wel het goede moment was. Zelf durfden ze het niet. Inmiddels was de zee steeds dichterbij gekomen. Voor ons was een doorzichtig scherm geplaatst. Door het scherm heen zag je de zee steeds meer omhoog komen. De mensen vonden dit heel eng, maar voor mij was het juist de gewoonste zaak van de wereld. Ik wist niet anders, dan dat het altijd zo ging. Ze zeiden dat ze mij op deze manier niet kenden, en 'dat ik toch normaal gesproken altijd heel behoedzaam ben.' Ik legde uit dat behoedzaam zijn en lef hebben prima samen kunnen: juist wel. Je hebt lef, maar omdat je ook behoedzaam bent, zul je geen gevaarlijke risico's nemen. Dat vonden ze wel heel mooi, hoe ik dit zei. Toen hadden ze er wel vertrouwen in. Ze hadden het nu begrepen, en waren gerustgesteld. Ze hadden zich gewoon wat zorgen gemaakt, maar dit was nu niet meer aan de orde. In een andere droom bleek mijn zilveren ring kapot te zijn. Toen we deze gingen laten maken, verdween de ring 'uit beeld'. De ring bestond nog wel, maar was niet meer te zien. Ik vond dat heel erg. Het voelde als een soort amputatie. Alsof de ring uitgebeeld was in een tekening, en men er met een witte pen overheen was gegaan, om tekening streepje voor streepje onzichtbaar te maken. Ik wist wel dat het zo weer tevoorschijn te halen was, door het tegen het licht te houden. Maar het voelde toch onrustig en ongemakkelijk. De volgende ochtend was ik opgelucht dat de ring er nog gewoon was. In weer een andere droom had ik een pakketje gemaakt in een grote envelop. Het adres stond er groot opgeschreven. Maar het pakket bleek toch voor iemand anders te zijn. De brief in het pakket was aan iemand anders geschreven. En toen was het toch weer iemand anders. En daarna weer iemand anders. Er kwamen verschillende namen door het adres heen te staan. Dat gaf onrust. Ik had geen overzicht meer, en wist niet waar ik aan toe was. In weer een andere droom was ik via het hengsel van de rugzak van Hugo van vroeger in de rugzak gekropen. Het was een hele nauwe gang geweest. Dat was best heel spannend geweest, en ik was heel opgelucht dat het achter de rug was. Tijdens deze route had ik mij regelmatig afgevraagd of ik er wel goed aan deed om die route te bewandelen (omdat deze zo nauw was, en ik moest ooit ook weer terug door die nauwe gang, en kon ik dan nog wel opbrengen?). Het was nog wel even een worsteling, maar ik voelde ook dat het goed zou komen, en dat ik ook weer terug kon door die nauwe gang. Het moment van terugkeer deed niet terzake. Het zou zich wel aandienen, en dan zou het vanzelf wel goed komen. Daar hoefde ik verder niets aan te doen. De weg zou zich vanzelf wel wijzen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten