maandag 7 mei 2018

Bijzondere dromen

Verslag van twee bijzondere dromen (verschillende nachten):

Ik zit voorin een grote vrachtwagen, voor mijn gevoel heel hoog. We rijden een hele lange rit. De bestuurder zit rechts, wij zitten links. Het is heel veilig, we deinen steeds mee, het is midden in de nacht, een donkere nacht.

Naast mij een moeder, die haar kind optilt, alsof ze staat. Ze hoeft het kind niet op te tillen, het kind kan ook op haar schoot zitten, maar toch heeft ze het kind steeds hoger, en niet voor haar eigen gemak op de schoot. Het is een jonge moeder. Ze heeft het zwaar, maar ze doet keihard haar best, en ze doet het heel goed.

Het kindje - een meisje - slaapt. Ik houd steeds haar linker handje vast. Dat is slap, van het slapen. Het voelt heel zacht aan. De rit duurt enorm lang, ik ontplof zowat, hoe lang nog, dit is zo uitputtend................maar dan is het einde in zicht. Het kan ook wel zijn, dat we door een woestijn rijden. Iedereen in de vrachtwagen licht op, wordt vederlicht, ontwaakt uit een slaap, de chauffeur ook, die eerst niets zei, maar nu opgetogen meldt dat we er bijna zijn.

Plotseling wordt het meisje wakker. Ze kijk met met grote, lieve ogen aan. Ze is nog te jong om te kunnen praten. Maar ze zegt tegen mij: "Let it go".........

Met de chauffeur betreden we een huis, gaan heel hoog, in de nok. Daar zijn losse planken, beschilderd in verschillende kleuren. Het is de bedoeling, dat we daar vergadering houden. Het voelt allemaal onzeker en als een vraagteken, maar het zal goed komen.

De andere droom:

Met een paar andere mensen beklim ik een berg of een heuvel, in grote kronkelwegen, het is niet altijd overzichtelijk, maar als we doorlopen, komt het goed. Het is een ruig en droog gebergte, ergens in een ver land. We gaan een psychiatrische patiënt bezoeken. Ergens halverwege ontmoeten we zijn dochter. We lopen met haar gelijk op. Ze draagt een naamkaartje met dezelfde achternaam als mijn naam. Haar voornaam is Gerda. Het is allemaal ingewikkeld, en moeilijk voor de dochter.

Ik vraag mij af hoe lang het nog duurt. Maar het einde is in zicht. Dan zien we plotseling de vader lopen. Hij is de patiënt. Hij loopt ook in kronkelwegen. Ik zie alleen een flits van zijn rug, en een kaal hoofd, met lang grijs haar. Hij is verward en ontredderd. Wij kunnen hem niet helpen, helaas. We kunnen hem ook niet bijhouden.

Ik ontdek een poezie-album van mezelf, dat ik nog niet eerder gezien had. Het bevat mooie gekleurde bladzijdes, en ook getypte velletjes. Ik ben er helemaal blij mee. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten