vrijdag 17 juli 2020

Concert

We zijn ergens in het buitenland - Frankrijk - op een concert van Pink Floyd. We zijn hier met het vliegtuig gekomen. Het is prachtig mooi zonnig weer. We zijn hier met een leuke groep jongeren. Ik ben zelf een jaar of 24. We kunnen de bergen in, we kunnen een duik nemen in de zee. Er zijn gezellige eettentjes, er worden mooie India-dingetjes verkocht, ik ruik wierook. Kortom: alle ingrediënten om mij geheel in balans te voelen. 

Dat is op zich ook zo. Ik ben een beetje de gangmaker in de groep. Anderen gaan graag mee in mijn ideeën. Dat is natuurlijk vleiend, maar ik ervaar het ook als een last, omdat ik vind dat ze teveel op mij leunen en veel te weinig hun eigen gevoel volgen. Dat voelt als een te zware verantwoordelijkheid. Het maakt dat ik graag thuis en op mezelf en alleen wil zijn. Ik vraag iemand hoe lang we hier zijn, en hoe lang we hier nog zullen blijven. De ander vertelt enthousiast dat het concert van Pink Floyd wel vier dagen duurt, en dat dit de eerste dag is. Ik zou natuurlijk een sprong moeten maken van geluk: zooooo lang met Pink Floyd, als hippies, zonnig weer, een fijne vriendengroep, dat is toch wat ik altijd al wou!? 

Maar ik schrik ervan dat we hier vier dagen zijn, dat dit nog maar de eerste dag is, dat we met het vliegtuig zijn, zodat ik niet even snel naar huis kan. De anderen begrijpen mijn reactie niet. Ik heb nu toch alles wat ik wou!? 

We trekken door het gebied, met op de achtergrond de geluiden van Pink Floyd, het is echt magisch, ik voel mij wel heel erg gelukkig nu, ook al wil ik dan ook graag naar huis. Er is een enorm hoog duin, zoals Dune de Pyla. Vanaf die enorme hoogte moeten we in een keer naar beneden, het dal in. Dat dal grenst aan de zee. Die zee is heerlijk, vrij en fris, en niet gevaarlijk. Dat is de plaats waar we moeten zijn. De anderen weten niet hoe ze het moeten aanpakken. Ik wel. Ik weet het heel goed. Ik heb dit al zo vaak gedaan. Van een lange rietstengel maak ik een polsstok. De stengel blijkt toch niet geschikt genoeg. Dan probeer ik een bloemstengel. Ik probeer nog wat andere stengels, en uiteindelijk lukt het, met heel voorzichtig de stengel neerzetten, er heel voorzichtig aan gaan hangen en dan heel rustig naar beneden klauteren. Het is een enorme diepte, maar gewoon niet naar beneden kijken en je concentreren op de afdaling zelf. Zo gestaag verder gaan, en dan komt er een moment dat je veilig voet aan de grond zet. Het proces is goed verlopen, en ik heb het gevoel dat ik de anderen goed geinstrueerd heb, heel duidelijk, beeldend en uitgebreid. Maar ze blijven angstig boven staan, met verschrikte ogen. Niemand durft de tocht naar beneden te wagen. 

Het is grappig dat ik al die dingen durf te ondernemen, terwijl ik dat soort dingen in het dagelijks leven juist helemaal niet durf. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten