vrijdag 17 juli 2020

Vakantiedag

Het is een vakantiedag. Ik ga met Hessel en Hugo een belangrijk gebouw bezoeken: zoiets als Paleis Soestdijk. Het is een dagprogramma om het gebouw, de omliggende tuin en het museum met de geschiedenis te volgen. Pas na die dag zou je een compleet beeld hebben. Het vindt plaats op verschillende locaties, die je bereist per koets, getrokken door sterke Friese paarden. Het is op zich wel een groot terrein, maar ik kan het van bovenaf goed overzien. Het is ook wel alsof ik naar beneden, het dal in kijk, vanuit mijn kamer in de zustersflat in Oostenrijk. Daar overzie ik het complete terrein. Anderen zien alleen het deel waarop zij zich bevinden. Ik ken begin, midden en eind als mijn broekzak. Anderen zijn nog onderdeel van dat verhaal, terwijl ik de afloop al tot in den treuren ken. 

In een fragment begeef ik mij in een nauwe tunnel. Ik heb al die tijd een kikker bij mij gedragen. Hoewel de kikker natuurlijk niet kan spreken, zie en voel ik aan alle kanten dat de kikker bevrijd wil worden. En dat vind ik ook volkomen logisch. Ik ben eigenlijk tegen mijn wil op deze plek. Ik heb dit traject al zo vaak bewandeld; te vaak, eigenlijk. Er valt voor mij niets meer te ontdekken hier. Laat mij maar gewoon thuis wachten op de bank totdat de anderen klaar zijn. Luisteren naar hun verhalen. Ik wil hier eigenlijk gewoon weg. 

Maar ja, ik ben hier met Hessel en Hugo. We hebben zojuist een brede trap betreden, naast andere toeristen. Het was de trap van de Sacre Coeur. Hessel en Hugo lopen vol enthousiasme over een binnenterrein. Hugo is een jaar of 9. Hij loopt huppelend naast Hessel, druk vertellend. Ze hebben nog allerlei plannen. Het is de bedoeling dat we elkaar hier ergens treffen. Ik kan hen blijkbaar ook niet bereiken met een telefoontje. Ze zullen het ongetwijfeld begrijpen, als ik zeg dat ik naar huis wil. 

Ik heb de kikker losgelaten, en eerlijk gezegd ben ik blij dat ik van de verantwoordelijkheid af ben, voor de kikker te moeten zorgen. Glibberig springt de kikker uit mijn handen, nog wat onwennig om het nu zonder mij te doen. Tot onze beider teleurstelling (die van de kikker en van mij) komt de kikker niet in een vrij gebied, maar in een rechthoekige, afgesloten ruimte terecht. Hij loopt angstig in het rond. Het is overduidelijk dat hij hier totaal niet op had gerekend. En ik ook niet! Ik vind het niet eerlijk. Na al die jaren opgesloten geweest te zijn, kunnen we nog steeds niet verder, en wordt de kikker opgesloten. Bovendien moet ik zelf eerst door een nauwe, dichte tunnel, voordat ik toegang krijg tot het binnengedeelte van het gebouw. En dat, terwijl Hessel en Hugo allang op de binnenplaats van het gebouw zijn, en blijkbaar zo naar binnen mochten lopen. 

De tunnel waar ik doorheen moet, lijkt op een sterk uitvergrote bloedader of een stuk darm, die zich direct weer achter je sluit als je er doorheen kruipt. Misschien is het wel net zoals het stuk bos waar je in het donker doorheen moet, hier vlakbij, en dat het daarna alweer heel gauw licht en weids wordt. Misschien zullen Hessel en Hugo zeggen kom op, even er doorheen, en dan ben je ook binnen, en dan zijn we met zijn drieën. Maar ik denk heel duidelijk nee. Nee nee. Ik ben in mijn leven zoveel uitdagingen aangegaan. Het is klaar nu. Als ik nou ook graag door dat gebouw had gezworven, dan was het wat anders geweest. Maar dat is helemaal niet het geval. Ik ben hier alleen omdat dit nu toevallig langs komt. En we op vakantie zijn. Maar ik heb zelf eigenlijk helemaal geen zin om hier te zijn. Het gebouw is heel mooi natuurlijk, maar het feit dat al die toeristen hier rondlopen maakt, dat ik liever naar huis wil. Ik probeer toch even door de tunnel te kruipen, maar het bezorgt mij acuut claustrofobie. Ik loop naar een paar mensen van de beveiliging, met een fluoriserend hesje aan. Ik vraag hoe ik naar binnen kan zonder door de tunnel te gaan. Dat de tunnel mij claustrofobie bezorgt. De vrouw legt uit dat ik straks wel mee kan met de rondleiding. Dan hoef ik niet door de tunnel, en dan ben ik lekker buiten, in de vrije omgeving. Ze bedoelt het goed, maar zegt het op een neerbuigende, belerende toon, met een ondertoon van nou ja zeg, dat je niet eens door die tunnel durft.

Ik aarzel even, twijfel wat ik zal doen, het antwoord is niet bevredigend. De vrouw ergert zich aan mijn aarzelen, zou gastvrij en behulpzaam moeten zijn vanuit haar functie, maar doet alles behalve dat. Dan loopt ze 'stoer' weg met haar collega's, naar het station van Delft, over mij roddelend dat ik zo'n watje ben, dat ik niet eens door die tunnel durf.

Ik denk ja, ga me daar een beetje met zo'n rondleiding mee, die ik ook al ontelbaar keer heb meegemaakt, dan zou ik dat alleen voor Hessel en Hugo doen. Hessel betaalt hartstikke veel geld voor zo'n hele dag hier zijn. Dan is het toch zonde als ik tegen mijn zin mee ga. Dan kun je beter wat anders doen van dat geld. Het is ontzettend lastig dat ik Hessel en Hugo nu niet kan bereiken. Maar zij vermaken zich wel en zullen het vast begrijpen, als ik het later aan hun uitleg. Wie weet kan ik even over de schutting naar hun roepen, dan komen ze wel, dan leg ik het uit. Er is een doorzichtig plastic wand tussen hen en mij. 

Ik voel mij in de steek gelaten door de beveiliger en merk dat ik inmiddels ook wel eelt op mijn ziel heb gekregen, met het idee dat je meestal niet op de mensen kunt rekenen, helaas. Gelukkig heb ik mijn gezin...op hun kan ik wel rekenen. 

Uiteindelijk laat ik dus alles achter mij, en heeft de kikker blijkbaar ook zijn weg gevonden. Het voelt wel een beetje als met de staart tussen de benen vertrekken, maar het voelt alsof ik echt geen andere keuze heb. Ik heb het in ieder geval geprobeerd. Maar het is dus gewoon niet gelukt. 

Ik loop in de richting van het verzorgingshuis, op de plaats waar vroeger mijn lagere school gebouwd was. Ik weet nog niet wat de volgende stappen zijn, maar ik ben in ieder geval blij dat ik weg ben van het grote gebouw, de omgeving van het gebouw en vooral van al die toeristen......

Geen opmerkingen:

Een reactie posten