zondag 30 mei 2021

Verschillende droomfragmenten

 Ik stapte bij Zwolle uit de trein, omdat ik niet zeker wist of ik wel ingecheckt had. Ik wilde hier inchecken en dan weer verder reizen met de trein. Ik struikelde bijna over een vliegertouw, dat bij de uitgang gespannen was, en bijna onzichtbaar was. Maar ik had het net op tijd gezien. In plaats van op een apparaat hield ik mijn OVchipkaart voor het gezicht van een man, dat geel was. Het was te druk om alsnog een automaat te vinden. Maar het lukte toch. Echter, het inloggen ging niet, omdat ik niet mijn OVchipkaart, maar een bankpas van de Rabobank bij mij had. Het was een grijze pas met lichtblauwe 'golven' erop geprint. Daar overheen zwarte letters. 

Ik was op de camping en had volwassen gesprekken met kinderen. Hun ouders keken passief voor zich uit. Het bleek dat de kinderen de ouders waren, en de ouders de kinderen. 

Met mijn ouders reed ik over een soort 'highway', in onbewoond gebied. Het voelde vrij, en het was een mooie weids uitzicht. Links doemde een groot standbeeld op van een babyflesje met een opening in het midden. Ik zei dat ik dat standbeeld vaker had gezien. Ik wilde het aan mijn ouders laten zien. Daarom waren wij blijkbaar hier. En ook wel vanwege mijn afstuderen. Vlak daarna reden we onder een viaduct. We klommen naar de bovenkant van het viaduct en keken om. Nu zagen we het standbeeld vanuit een ander persectief. Het lag achter ons en we keken er mee op neer, dan dat we er tegenop keken. Er was daar ook een galerie van een kunstenares. 

Een docente van de hbo-v was mijn zangcoach en beschermengel. Ze was in het LVC en gaf daar een optreden. Ik zei dat ze Tineke dan vast ook wel kende. Ja, zei ze. Tineke zat een keertje in mijn publiek. 

Ik was op de Jan van Nassau-straat. Het was de studentenkamer van een jongedame die Maaike of Maud of Marloes heette. Het was een grote, hoge ruimte. Er waren grote ramen, die uitkeken op de straat. De ruimte was ´zigzag´ gebouwd, een droom die ik heel vroeger ook vaker droomde. Er stonden veel planten, en dat maakte het heel gezellig. Ik kon de planten goed ruiken. Het bed stond schuin midden in de ruimte, ivm de zigzag indeling. Het was een kunstzinnig atelier, groot en licht. 

Maxima sprak in Zwitsers dialect tegen een man in een torenkamer. Ze zei dat ze zijn columns mooi vond. Ik kon het Zwitsers niet verstaan, maar wel het gedeelte over de columns. Ik nam de roltrap in kronkelweg naar beneden, en ik vroeg mij af waarom we niet gewoon de trap namen. Haar vader ging per rolstoel met de roltrap mee. Dit ging goed. 

In de droom was alles dubbel. Ik zat eerst aan de ene kant van de speedboat van Willem Alexander, en toen aan de andere kant, in tegenovergestelde richting. Een collega had een dienst voor mij opgelost, en nu vroeg zij of ik een dienst voor haar kon oplossen. Ze liep met een emmertje snoeptomaatjes. Ik was er in tweevoud. Ik keek neer op mezelf in mijn lichaam, al slapend. Ik droeg een mantelpak, net zoals Maxima. Maar ik was het wel echt zelf. 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten