vrijdag 24 februari 2017

Verschillende droomfragmenten

Ik zit in de aula van het LMC. Ik moet een tentamen economie maken. Ik heb van alles op mijn tafel liggen. Dat brengt onrust. Al die dingen moeten dus ook nog afgehandeld worden. Doet denken aan groep 7. Dat ik zei, dat ze eerst de tafels leeg en netjes moesten hebben, en dat ze dan pas de toets mochten maken. Er was eerst protest, maar later waren ze er toch wel blij mee, want zo hadden ze veel meer overzicht. Ondertussen heb ik in de droom geen overzicht. Ik begrijp niet, waarom die spullen eerst afgehandeld moeten worden. Een bakje met vakjes, en daar moet ik dingetjes in sorteren. Ik weet dat de tijd dringt, maar ik mag echt nog niet beginnen, voordat alles is opgeruimd. Ik word er ongeduldig van. Hoe gaat dit goed komen?

In een ander fragment sta ik op een hoge heuvel, en kijk ik naar beneden, waar de stad lager is. De heuvel is omgeven door een muur, die wat schuin loopt, zoals de Toren van Pisa. Het is een hele mooie muur, ergens in het buitenland. Het doet denken aan een stad in Bretagne, waar we ooit zijn geweest. Bovenop de heuvel is een drukke verkeersweg, die uitkomt op een brug. Ik kijk naar beneden, en het duizelt mij, want het is best een grote hoogte. Het blijkt, dat ik leun op een dikke bezemstok, en dat 'reuzenbezem' zich naast een menigte mensen bevindt. Ik had dat eerst nog niet zo in de gaten, maar ik krijg steeds meer overzicht, en dan zie ik dat het dus zo in elkaar zit. Ik was steeds aan 't zoeken, maar nu weet ik dus al veel meer hoe de vork in de steel zit. Ik krijg overzicht. Maar dan gebeurt er iets, waar ik heel erg van schrik. Ik laat los van de reling, en dreig naar beneden in de menigte te vallen. Maar al gauw zie ik, dat ik mij helemaal geen zorgen hoef te maken, want ik leun gewoon op de bezemstok, en die is heel stevig. Ik moet alleen wel even roepen naar de mensen beneden 'dat ik eraan kom'. Dat ze even opzij gaan, en ik niet op hun hoef te vallen. Maar ook dat schijnt niet nodig te zijn, want de stok laat mij heel rustig en ontspannen vliegen door de ruimte, en ik voel een soort gewichtloosheid, geen zwaartekracht meer. Ik weet dat ik een zachte landing zal maken, veilig, buiten de mensenmenigte om, aan de rand van de stad, waar geen mensen zijn, waar het groen is, met slootjes, en hekjes en kikkers en vlinders en glinsterend water en zon......

Andere droomfragmenten van deze week:

Ik zie bij iemand thuis het Mindfulnessboek van Flow. Dat zou ik graag willen hebben. Ik zit in de slaapkamer. Erik, van de fietsenstalling in Rijswijk, van heel vroeger, loopt resoluut en nonchalant langs mij heen. Ik heb niet gezegd dat ik het boek wil hebben, maar hij merkt het aan mij. Ach, neem maar mee hoor, zegt hij....

Bij de buren op de hoek en hun twee dochters is een serre aangebouwd, en ingericht met zachtroze kleuren. Er staat een bed. Blijkbaar is er iemand ziek, en die persoon moet daar verpleegd worden. Er staat wel veel zon op de serre. Een lichte ruimte. Dat is wel prettig.
Ik krijg de opdracht om een grote zak patat te halen, kaassoufflé en kroketten.

In het huis naast het huis van mijn ouders ligt een broodmagere vrouw op de keukenvloer. Het lijkt wel alsof ze een poppetje van hout is. Ze ziet er broos en kwetsbaar uit. Ik schrik ervan.

Ik zit in Noord-Groningen in een bus, die reisjes maakt. De bus is ingericht, zoals mijn zolder. Ik voel mij er dus heel erg op mijn gemak. Tegelijkertijd krijg ik een telefoontje van mijn vriend uit Duitsland. Hij is op dat moment aanwezig bij de marathon in Rotterdam, en staat op het punt om te starten. Hij vond het leuk om mij nog even te bellen, of misschien ook wel skype, omdat ik hem ook kan zien. Maar ik weet dat ik droom, dus ik weet dat ik daarom op twee plaatsen in Nederland kan zijn, dus hoeft het niet zo te zijn dat hij aan het skypen is, maar is het mijn 'alziend oog' zeg maar.
Ik kijk in de bus door het raam, en zie daar vrouwen werken op het Groningse land. Zojuist was het nog avond, maar nu is het midden op de dag, hoog zomer, stralende zon, gitzwarte aarde. Daar zie ik mijn moeder lopen met een kruiwagen. Ze draagt een hoofddoek. Ze is nog heel jong. Een jaar of 28.

Ik ben ergens op straat. Daar is een apparaat, met drie banen. In de blauwe baan moet ik een kaartje schuiven. Dat geeft mij toegang tot een adres, waar ik moet werken. Het is midden op een drukke straat. Zoals in India, waar midden op de drukke straat een tafel en een stoel staan, en waar mensen zich kunnen laten scheren door de kapper. Het apparaat lijkt een beetje op een papiersnijder, die je ook moet schuiven.

Ik kom thuis, en het blijkt dat ze druk bezig zijn met het maken van twee grote buizen, die van het huis van de buren op de hoek via ons huis naar het andere huis lopen. De buizen doorboren de huizen, en ik vraag mij dan af, of wij er dan nog wel kunnen wonen. Ik krijg hier geen antwoord op. Het is koud en regenachtig. Ik denk dat de werkers het wel koud hebben, maar ik kan hun nu ook geen koffie aanbieden, want ik kan niet in ons huis.

De jongensschool en de meisjesschool uit mijn geboortedorp staan symbool voor twee verschillende teams, waarin ik kan werken. Er loopt een slanke verpleegkundige met een theeblad. Ze loopt met rechte rug en opgeheven hoofd, en draagt onberispelijke verpleegsterskleding uit de jaren '50, inclusief kapje. Je kunt geen contact met de verpleegster maken. Ze is alleen maar druk bezig. Op de meisjesschool is een vitrine, en daar liggen overdrachtsboekjes uitgestald. Het zijn ook wel de plakboekjes, die ik in de loop der jaren heb gemaakt.

Ik zit in mijn Buitenkunsttent, ergens in het gras aan het water. Het is een zomerse dag. Er is een jongeman in de buurt. Hij praat heel snel. Ik schrik van zijn verschijning, en ook dat hij zo snel praat. Hij praat Frans en het gaat veel te snel. Ik kan het niet volgen. Hij spreekt o.a. over de zomer: été.

De man lijkt wel een opwindpoppetje, recht met de armen vooruit. Hij kijkt mij niet aan. Maakt geen contact. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten