maandag 3 januari 2022

Huis

Ik was op bezoek in het huis van kennissen van vroeger. Het huis was heel groot, met allerlei 'afdelingen'. Jongeren gingen er hun eigen gang. De ouders waren er niet bij. Ze ontvingen er vrienden, maar er zat ook een jongere op de 'wipkip'. Het was een tijdsverblijf voor na schooltijd. Daarna gingen ze allemaal weer naar huis. Ik wist niet zo goed wat ik hier aan het doen was. Ik zat bij de benzinepomp op een picknicktafel met mijn nichtje. We maakten enveloppen open met verrassingen die naar mij gestuurd waren. O.a. van mijn vriend uit Duitsland een envelop met allerlei briefjes en tekeningen. Er zat ook een brief bij met tekeningetjes in hokjes, en de tekeningetjes afzonderlijk leken op steeds anders beschilderde kralen van een ketting. Er was veel aandacht aan besteed en iedere kraal was anders. Verder tussendoor ook geschreven tekst. Een andere tekening was een soort mandala in letters, maar ik kon deze niet ontcijferen. De hele familie deed mee met ontcijferen. Hij was teleurgesteld, omdat ik in een gedicht had geschreven dat hij ver weg was, 'terwijl ik op 16 december juist zo dichtbij was', zo gaf hij aan. Ik vond het lastig uit te leggen wat ik bedoeld had, en dat een gedicht vooral symbolisch is en niet letterlijk genomen moet worden. Hierbij miste ik de middelen van rechtstreekse communicatie. Bij het huis was de tafel buiten gedekt. Het zag er een beetje slordig uit, omdat iemand al gegeten had. Ik legde alles weer netjes en toen zei iemand anders dat we dat niet hoefden te doen, en dat we weer moesten gaan. Hij wou niet dat ik hier alles weer voor iedereen ging doen. We liepen over een klein bruggetje heen. Hiermee verlieten we 'de stad van de jongeren', waar ook symbolisch een stadsmuur omheen was gebouwd, en de stad was gelegen in een cirkel. Wij begaven ons nu buiten die cirkel, en dat betekende dat we onze zorgplicht nu achter ons konden laten. Ik bemerkte dat ik nog een poetsdoekje in mijn hand had, van het schoonmaken van de tafel. Later werden dat twee poetsdoekjes. De ander zei: "Dat is goed voor het was/droog hok van de studenten." Ik zette een oud koekblikje zonder deksel aan de gracht, en legde hier de twee doekjes overheen te drogen. Daarna liepen we verder. De gracht was in een cirkelvorm gelegen in het centrum van Delft. Nu liep ik hier met mijn ouders, die nog jong waren. Mijn moeder was als altijd actief, en mijn vader was voor zijn doen ook heel actief. Mijn moeder stelde voor om gewoon verder te wandelen over de brede kade. Dan kwamen we vanzelf uit bij een kennisje van haar. Daar konden we dan koffie drinken. De andere persoon was er nu niet meer bij. Ik dacht steeds dat ik van alles moest doen, dat ik voor hun moest zorgen. Ik moest eraan wennen dat die helemaal niet hoefde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten