zondag 13 oktober 2019

Verschillende droomfragmenten

Verschillende droomfragmenten:

Ik ontmoet een uil in mijn droom. Ik noem hem 'Oehoe, de uil'.

Er vliegt een vleermuis laag boven een heidegebied, in alle vroegte. Hessel en ik maken daar een wandeling. Het is er heel stil en met ijle lucht. Er hangt nog een zwerm van mist of witte wieven over het land. In een keer is de vleermuis bij ons. We schrikken even, maar zijn dan erg blij. Het is heel goed dat hij bij ons is, heeft vriendelijke ogen.

We zitten op een kar, maar het kan ook wel een bus zijn. Als het hele vroegere tijden zijn, dan is het een kar. Is het het heden, dan is het een bus. Op de kar zit ook een waarzegster. Ze pakt ongevraagd mijn hand. Ik zou nooit uit mezelf een waarzegster bezoeken. Maar dit kan wel. Ze kijkt in mijn hand, spreekt over levenslijnen. Ze zegt dat mijn levenslijnen eigenlijk al uitgevoerd zijn, en naar tevredenheid. Ik kan nu rustiger verder, op de ingeslagen weg.

Er wordt besproken wat ik met opgeslagen trauma moet doen. Hoe hiermee om te gaan? Er wordt iets gezegd over genen. Ik begrijp het eerst niet helemaal. Ik denk eerst dat ze bedoelen, dat het ligt opgeslagen in mijn genen. Dus dat is dan geen goed nieuws. Maar het wordt positief bedoeld. Ze bedoelen dat het ligt opgeslagen in mijn genen, dat ik in staat ben om er een weg in te vinden, hiermee om te gaan. Daar ben ik erg opgelucht over. Nu kan ik weer verder. Ze bedoelen, dat ik er niet heel hard voor moet gaan werken, hier een weg in te vinden. Die weg is reeds gelegd, heb ik ook zelf al gelegd. Dus gewoon deze weg volgen, en dat doe ik al, ben ik al mee bezig.

Er is een bushalte, mensen stappen uit, ik heb te laat in de gaten dat ik hier ook uit had gemoeten, dat is echter geen probleem. Ik stap later uit, en krijg hulp met mijn spullen, van alle kanten medewerking. Het is Overvelte in vroegere tijden.

Met het gezin van komaf ben ik in Zuid-Frankrijk. Er is een groot kasteel, gebouwd op een vlakte van los zand, op een grote hoogte, een klif, met uitzicht op een prachtige zee. We lopen langs het kasteel en we gaan naar de klimtoestellen, om er te spelen, terwijl we wel al volwassen zijn. Ik geniet eerst van de schoonheid van deze omgeving, de lucht ruikt heerlijk. Maar dan besef ik, dat we in los zand lopen. Dat heeft afwisselend donkere en lichte kleuren. We lopen hier op het randje, ik vind het wankel, zo vlak langs die afgrond. Ik probeer de anderen dat duidelijk te maken, maar niemand luistert naar mij. Dan zit er niets anders op dan in ieder geval mezelf in veiligheid te brengen. Het lukt me prima om mezelf in veiligheid te brengen. Ik heb een fijn plekje in de duinen gevonden, op vaste grond, deze grond is heel stabiel, ik ruik de aarde. Dit is dichterbij zee. Ik voel hier de verbondenheid met de zee. Dat was daar niet zo, omdat ik steeds op mijn hoede moest zijn niet te 'verzanden'. Het was mul zand, je kon er ook zo in wegzakken, ik zei dat steeds tegen de anderen, maar niemand luisterde. Nu kan ik dat achter mij laten, verblijf ik op mijn stabiele duin, kijk ik uit op zee. Als ik achterom kijk, zie ik het kasteel in de verte. Daar lopen ze nog steeds door het mulle zand. Het is onveranderd gebleven. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten