donderdag 29 juli 2021

Station

 Ik was met Hessel op het station van Maastricht. We waren daar met onze eigen fietsen, dus niet met OV-fietsen. Maar het kon ook wel zijn dat we er met de auto waren. We moesten de trein halen, terug naar Drenthe. We stapten net de auto uit en ik kreeg de opdracht dat ik Hessels benen moest afzagen. Dat weigerde ik pertinent. Maar ik werd ertoe gedwongen. Het was verschrikkelijk. Ik had een snee gemaakt in een bovenbeen, en er kwam bloed uit. Ik gilde het uit van paniek en ellende. Riep dat ik het niet wou doen, maar ik werd gedwongen. Mijn handen werden gestuurd. Dat was heel eng. Ik trok de aandacht van de mensen om ons heen, maar iedereen bleef verbouwereerd staan of liep gehaast door. Het riep ook wel de herinnering op dat ik als kind vaak zo hard en paniekerig moest gillen, omdat er iets aan de hand was, en ik niet kon aanduiden wat er dan aan de hand was. 

Hessel zei dat ik die benen er dan maar af moest zagen. Want alleen als ik dat deed, mochten we in de trein stappen. Maar ik kreeg het niet voor elkaar. Ik probeerde het tot vier keer toe, maar het lukte niet, omdat ik er niet achter stond. Hessel wou dat ik het wel deed, omdat hij de trein wilde halen. Op het laatst stond hij al bij de trein, terwijl ik nog 'aan het proberen' was. Ik wilde er achteraan rennen met spullen uit de auto in mijn handen. Er lagen ook nog spullen op het dak. Een vriendelijke jongeman uit een café hielp mij met de spullen, omdat ik de helft weer uit mijn handen liet vallen. 

Juist omdat er nu eindelijk hulp gekomen was, stortte ik in. Ik zei dat ik er echt niet aan zou beginnen. Ik liet mij op straat zakken en ik liet de spullen voor wat ze waren. 

In een ander fragment liep ik 'de trein vooruit'. Ik liep slingerig door een heuvellandschap, en achter mij wappperden slingers in verschillende kleuren. Deze slingers symboliseerden een bloedvatenstelsel. Het ging om een herordening van mijn eigen bloedvaten. Ook werden er bloedvaten weggehaald, die niet goed meer funktioneerden. Zoals ze vroeger deden bij een aderlating. Ik wist wel dat het mij uiteindelijk veel ging brengen, maar ik moest nog wel even aan het idee wennen. 

Er was een familie van Surinaamse afkomst, op het metro-station: twee jonge ouders, een zoon en een dochter. Ze keken rustig hoe de metro's af en aan reden. Wij kwamen aangelopen uit de hal. Ze zagen ons, en ze vertelden dat ze foto's van voorbijgangers maakten, met 'hunzelf als passepartout'. Dat bood de voorbijgangers bescherming. Ik vond dat een prachtig, genereus gebaar. Zodoende zaten er al heel wat voorbijgangers 'in hun foto' aan de zijkant op een bank te wachten op de metro. Zij waren allen dus beschermd. 

Daar werd ik heel blij van! 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten