zondag 27 februari 2022

Onrust

Ik was in de drogisterij-winkel van de ouders van mijn jeugdvriendin. Dus dat was iets van heel vroeger. De winkel was de vaste locatie van mijn werk. Ik werkte in de GGZ. Ik werkte hier al jaren, was hier helemaal ingeburgerd. Ik had een cadeau voor het team in het kader van een afscheid van de collega's, terwijl ik geen afscheid nam. Dus er waren wel de rituelen van afscheid nemen, terwijl er geen sprake was van afscheid. Ik had een lege glazen fles, die er opvallend helder en schoon uitzag. Ik had voor mijn gevoel nog nooit zo'n schone fles gezien. De fles was een kunstvoorwerp, dus in de eerste instantie bedoeld voor esthetiek en niet zozeer voor functioneel gebruik. De fles had sierlijke vormen, ook al wist ik niet precies hoe die vormen eruit zagen. Ik vond het heel gewoon dat ik dit cadeau gaf en dat ik zo'n fles had, en realiseerde mij helemaal niet dat dit eigenlijk heel bijzonder was. Ik zat op het metalen stoeltje bij het tafeltje dat voor ons huis staat. Dit stond aan de andere kant van de toonbank, de plek waar mijn moeder vroeger een keertje onwel werd door te warme lucht in de winkel. In de droom stond de vader van mijn vriendin achter de toonbank. Hij reageerde verder niet op mij. Hij stond daar meer als een etalagepop en was in de droom veel dikker dan in werkelijkheid. Hij droeg een bakkersschort, dus hij was een dikke bakker. Dat vond ik helemaal niet bij hem passen! Ik had de fles ondersteboven in mijn hand. De dop was met een beugel vastgemaakt. Op die plek was een pond kaas vastgeplakt aan de fles. Uit de bodem kwamen prachtige veldbloemen. Deze groeiden op de fles, die ondersteboven werd gehouden. De bloemen waren omgeven door een soort goud licht. In deze atmosfeer fladderden kleine briefjes als vlinders. Elk briefje bevatte de naam van een collega, met een stukje tekst erbij. Nu waren het de collega's uit de wijkverpleging in Den Haag. In de droom was ik vergelijkbaar met een leidinggevende, maar niet operationeel zogezegd. Ik gaf zonder woorden/daden leiding/begeleiding aan collega's. Ik gaf hun steeds kleine wijze ingevingen mee. Misschien was ik in de droom niet meer op aarde, en kon ik mij daardoor nog sterker richten op deze taak, namelijk ongehinderd door ego van het 'in een lichaam zijn'. Gek genoeg was ik in het geheel niet verdrietig om niet meer op aarde te zijn, maar was het echt mijn tijd, omdat ik hiermee nu volop bezig kon zijn met deze taak. Ik begreep ook 100% waarom ik nu niet meer in de 'werkelijke' wereld was, en dat ik precies op het juiste tijdstip was overgegaan. Ik had het ook helemaal niet ervaren als afscheid, afgesneden zijn, verdriet, omdat alles voor mijn gevoel gewoon doorging, maar dan op een andere manier. En ik ervaarde ook de rust en de opluchting om niet de hele tijd meer gevangen te zijn in en te worstelen met mijn ego en dat van de wereld. Die zware taak lag nu achter mij, en dat maakte dat ik een stuk gelukkiger was dan 'vroeger'. Ik liet aan een andere persoon de briefjes zien, en noemde de namen van de collega's. De andere persoon (wie dat was weet ik niet, maar ik weet wel dat het iemand niet van deze wereld was) zie dat een collega niet de persoon was zoals wij dachten dat ze was. Ik begreep eerst niet wat ze bedoelde (de andere persoon was blijkbaar een vrouw). Ze zei dat die collega wel naar de clienten ging, maar van een acht-urige werkdag maar een kleine twee uur daadwerkelijk met haar werk bezig was. Dat ze ons voor de gek hield. Ik stond helemaal perplex (in werkelijkheid was het vroeger een client die ons voor de gek hield en was het die collega die daar achter kwam). De collega veranderde nu in een jongeman die volledig in de war was, wanhopig, agressief. Hij was in zijn eentje in een schoollokaal. We begaven ons nu in het paviljoen Lindenhof opname, GGZ Leidschendam. Het was ook wel een schoollokaal van het LMC. Een mevrouw uit het Duinhuis moest zich ontfermen over de jongeman, maar liep er gewoon bij weg, en gaf Hessel en mij de opdracht om de deur dicht te houden. Er zat geen deurkrik aan de deur, zoals de deur van de wc van de MacDonalds. We moesten dus met de rug tegen de deur leunen en hard duwen, want de jongeman had heel veel kracht in zijn woedebui. Deze actie had nu prioriteit, maar ik was innerlijk woedend op de vrouw, ook al bleef ik uiterlijk rustig. Ik wilde de jongeman opvangen en geruststellen, maar dat kon nu natuurlijk niet. Ik wist niet eens hoe hij eruit zag! De vrouw kwam terug, maar ging toen weer weg en trok zich niets van onze protesten aan. Dus werd ik nog bozer, en voelde ik heel veel onmacht. Toen kwam er iets meer lucht, werd de jongen iets rustiger in die zin dat hij niet zou weglopen. Via de ramen van het hoge LMC-lokaal kon ik in het andere lokaal kijken, waar de jongen zich bevond. Oogcontact maken had voor mij namelijk prioriteit. Hij moest weten wie wij waren en wij moesten weten wie hij was. Ik zag een intens verdrietige, piepjonge jongen, petje op, onrustig, maar ook enige opluchting in zijn ogen, omdat wij nu met hem in contact gingen. Het was echter nog steeds een alarmerende situatie en de vrouw was in geen velden of wegen te bekennen. Ik besefte nu dat dit maar goed ook was, omdat de jongen alleen maar agressiever van de vrouw werd, terwijl wij juist een rustgevende invloed hadden. Het was nu een kwestie van tijd, geduld, langzaam dichterbij komen. Als we die methodiek zouden toepasssen, dan zou onze actie kans van slagen hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten