dinsdag 17 september 2013

Schoolvriend

Met het gezin logeren we in het huis van mijn vroegere schoolvriend P., in Leiden.
Op school was ik goed bevriend met P. P. maakte de opleiding niet af, ging in de psychiatrie werken, werd daarna helaas zelf opgenomen in de psychiatrie. Hij is gewoon veel te lief en zacht voor deze wereld.
We hebben het er heel er naar ons zin, en P. is heel gastvrij voor ons. Hij is het niet gewend om mensen over de vloer te hebben, want hij woont hier alleen, en leeft erg op zichzelf. Maar hij haalt alles uit de kast om het voor ons gezellig te maken. Normaal gesproken is hij thuis, maar omdat wij hier nu logeren, trekt hij er vaker op uit, bijvoorbeeld in zijn eentje de stad in. Dan wordt het hem te druk in zijn eigen huis. Dat is niet erg, want hij is alleen maar enorm blij dat wij er zijn en bovendien stimuleert het hem om vaker de deur uit te gaan. P. is namelijk bij vlagen erg depressief. Als hij thuiskomt, wacht ik op hem, maak het hem gezellig, stel vragen, luister naar hem, hebben we gesprekken bij het haardvuur en een brandend kaarsje, kop warme chocolademelk. P. vindt het heerlijk, leeft er helemaal van op, kijkt angstvallig naar de hoeveelheid dagen 'hoe lang blijven ze nog, hoe lang mag ik nog van dit gezin genieten?' Hoewel hij erg geinteresseerd is in alle gezinsleden, trekt hij toch het meeste naar mij toe. Dat is niet erg. P. is een stuk liever dan de meeste andere mensen; iets wat je meestal ziet bij mensen die erg depressief zijn. Dat is hun trieste lot. Juist vanwege zijn lieve en ook innemende karakter ben ik erg gesteld op P., maar maak ik mij ook bezorgd om hem, wil ik graag voor hem zorgen, vind ik het moeilijk te accepteren dat hij desondanks qua grondstemming depressief blijft. Nu blijkt dat het huis van P. er op de benedenverdieping precies zo uitziet als mijn ouderlijk huis, in vroeger tijden. Er is weer de granieten vloer in de gang, de huiskamer heeft nog de schuifdeuren en het glas in lood. Het is allemaal alleen wat kleiner, donkerder, en ook wat mysterieus, iets wat ik wat griezelig vind, en niet helemaal kan thuisbrengen. En toch is het een heel fijn huis. Het blijkt dat wij bij P. mogen intrekken. Eerst begeeft hij zich dagenlang bovenin de kamer, tegen het plafond aan, zittend op de gordijnrichel (hij is zo klein als een vogeltje geworden, zit daar als een dood vogeltje ineengedoken, is erg depressief, er is geen kruid tegen gewassen, vindt het wel heel fijn om ons leven van een afstand gade te slaan). Ik heb er wat dubbele gevoelens bij: enerzijds ben ik blij dat hij in buurt is, zodat ik ook toch nog een beetje voor hem kan zorgen. Anderzijds voel ik mij door hem in een hoek gedreven, voor het blok gezet, door zijn houding gemanipuleerd. Voor dat laatste durf ik niet uit te komen, gezien zijn toestand, dat hij zo lief is, en gezien het feit dat we zomaar in zijn huis mogen verblijven. Daarna is hij dagenlang weg, en ik ben erg bezorgd: zwerft hij ergens rond door Leiden? Waar slaapt hij? Ik wil hem gaan zoeken, maar dat blijkt niet mogelijk te zijn. In die tussentijd moeten wij een beslissing nemen: trekken we bij P. in, of niet? We vinden het huis immers zo leuk, en zijn immers graag in de stad? De kinderen hebben het ook heel erg naar hun zin. Dan hakken we de knoop door: we gaan NIET bij P. intrekken. Reden is, dat we niet willen dat de kinderen hier naar de middelbare school gaan. Ze hebben het nu immers zo naar hun zin in Emmen. Bovendien zijn wij zo gehecht geraakt aan het platteland, dat we niet meer zouden kunnen aarden in de stad. Ik zie er erg tegenop om dit tegen P. te vertellen. Als we het hem vertellen, zit P. op de trap. Zijn broer zit boven hem op de trap. Zijn broer is speciaal meegekomen, om P. op te vangen. Ik vertel het nieuws, zie het intens teleurgestelde gezicht van P., kan wel door de grond zakken, maar ik wil en moet voor mijn gezin kiezen. Ik ben blij dat de broer van P. hier is. We verlaten het huis, maar ik zeg dat ik P. van een afstand zal blijven steunen. De broer is erg blij met mij, en vanwege het feit dat ik zoveel geef om P. Ga nu maar, zegt hij. Dat is ook beter voor jou. Dan verlaat ik het huis, dat nu weer mijn ouderlijk huis is. Het is goed zo.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten