maandag 29 april 2019

Meerdere dromen

Ik ben een robot, een soort landbouwvoertuig. Ik heb ook een ladder, die je naar wens kort of lang kunt uitschuiven, de lucht in. Ik voel me stevig en sterk. Ik sta goed vast op de grond. Ik schuif over de grond, dus daar moet ik nog wel even aan wennen. Ik ben het niet gewend om te schuiven. Het voelt als glad ijs. Het is niet zo dat ik uitglijd, maar ik moet nog wel leren om mijn positie te bepalen. Ik sta precies op de juiste plaats. Deze plaats is zeer zorgvuldig uitgekozen, tot in de kleinste berekeningen. Er zijn ook wiskundigen bij gehaald. Er hoeft helemaal niets meer aan veranderd te worden. Men vindt het knap van mij, dat ik zo uiterst zorgvuldig op de juiste plaats in het landschap sta. De meesten staan niet helemaal op de juiste plaats, omdat ze niet voldoende voorbereidingen hebben getroffen. Ik heb juist bovengemiddeld veel voorbereidingen getroffen. De volgende stap is dus nu: aarden. Contact krijgen met de grond. Dat contact is er al, ik voel het ook, het voelt prettig aan. Maar het is nieuw en anders. Ik ben het op deze manier niet gewend. Ik had misschien toch gewild dat de aarde mij 'vastgehouden' had, precies zoals de wortels van een boom vastgehouden worden en precies weten waar ze naartoe moeten gaan. Dat alles is nu bij mij niet het geval, en is blijkbaar ook niet meer de bedoeling. Ik heb mij volkomen losgemaakt van de aarde weer ik altijd op gestaan heb. Ik hoef dus ook niet weg te gaan, weg te vluchten, wat dan ook, integendeel, ik ben al precies op de plaats waar ik moet zijn, dus blijkbaar ook op diezelfde aarde. Alleen moet ik dus nu leren mij er anders toe te verhouden. En hoe doe je dat? Het is alsof je op de deksel van een plastic krat staat: dat voelt wiebelig, en niet stabiel. Het gebruik van schaatsen kan ook niet, want er de grond onder mij is geen ijs. Er daarbij heb ik ook nog schoenen met extra gladde zolen. Wat moet ik dan?? Moet ik misschien iets met de ladder? Er wordt een startschot gegeven. Blijkbaar doe ik mee aan een wedstrijd. Ik word enorm krachtig naar verschillende kanten getrokken. Ik voel het in heel mijn lichaam. De schrik zit er goed in, en ik wiebel op de gladde grond onder mij. Het is natuurlijk de grootste angst, dat ik mij weer een kant op laat trekken die ik niet wil. Het zijn groepjes mensen, die aan mij trekken. Ik ben ook wel het middelpunt van 'touw trekken'. Het dikke touw in het landschap, links en rechts of boven en onder wordt er keihard getrokken. Ik ben het middelpunt en het kompasteken. Ondertussen ben ik dus ook nog het landbouwvoertuig. Je ziet mij heen en weer schuiven, zoals rolstoelen bij rolstoelbasketbal, behendig en snel. Hoewel ik de angst heb om weer ongewild ergens naartoe getrokken te worden, gebeurt dit absoluut niet. Ik 'schud op mijn grondvesten', en dat was het dan. Ik raak er ook in het geheel niet door in paniek. Het zijn eerder de heftige processen in mijn lijf. Maar ik kijk er van bovenaf op neer, zie alleen dat landbouwvoertuig wat ronde-dansjes op de plaats maken, of dat kompas wat schud-bewegingen maken terwijl het gewoon op de plaats blijft, en ik besteed er niet eens aandacht aan, zie van boven dat het een voorbijgaande storm is. Ik zie dat de mensen er omheen geirriteerd en teleurgesteld zijn, dat ze dingen van mij verwachten die ik niet waarmaak, dat ze uit het lood geslagen worden, dat ze nu zelf aan de bak moeten, en niet weten hoe ze dat moeten aanpakken, dat er bij hun onrust en hier en daar ook paniek uitbreekt, dat ze nu ergens anders naartoe moeten en ze weten niet waar naartoe, een aantal mensen druipt af richting de weg, daar kan het niet ongevaarlijk zijn, als ze daar als een kip zonder kop naartoe lopen, ik zie het wel gebeuren, maar trek mij dat in het geheel niet aan, ik zie heel duidelijk dat het hun eigen weg is, dat ik hier zelf geen enkele invloed op heb, dat ik hier ook nooit invloed op gehad heb.

Ik ben op een kantoor in een verzorgingshuis. Ik haal mijn naamkaartje ergens van de wand en plaats dit in een sleutelkluisje, dat daarna zorgvuldig afgesloten wordt. Er hangen meerdere naamkaartjes in het kluisje. Je hoort deze handeling te doen, bij aanwezigheid of juist bij afwezigheid. Het maakt het voor allen duidelijker. Het is de kantoorruimte van de wijkverpleging Bouwlust Vrederust. Er wordt een hangkastje van de rechter wand naar de linker wand verplaatst. Het is een soort kapstok met kastjes. Het gaat onder luid gelach van collega's.

Ik ben weer op Herengracht 1. De etage bevindt zich op de begane grond. Ik bemerk dat de hele bovenetage verdwenen is. Het huis ziet er spik en span uit. Ik weet toch niet zo goed wat ik ermee aan moet. Ik ben bezig om alles te witten, en zo moet ik wel een erg hoge trap gebruiken om het plafond te witten. In de plaats van een bovenetage is er nu dus een extra hoog plafond gekomen. Het voelt wel heel fris en ruim.

Ik moet optreden voor een groot publiek. Tegelijkertijd ben ik de assistent van degene die moet optreden. De rol van assistent gaat mij beter af. Ik weet precies wat de hoofdpersoon nodig heeft, heb helemaal geen zin om zelf op die plek te staan, vind het geweldig om alles achter de schermen te regelen, zorg dat alles tip top in orde is, gaat mij geweldig goed af. Er is veel drukte en reuring. Ik blijf innerlijk erg rustig, dit komt omdat het niet langer meer om mij draait, er is nu iemand anders in het middelpunt, en daarom is er dus ook geen stress (alleen gezonde stress, om je werk zo goed mogelijk af te leveren).

Van het ene of het andere moment krijg ik de opdracht om op de racefiets in een gebaande fietsgleuf te rijden. Ik had hier totaal niet op gerekend. Er is geen tijd om te twijfelen. Ik moet gewoon gaan rijden. Ik blijk dus wel de hoofdpersoon te zijn, en dat had ik in de verste verten niet verwacht! Ik voel een enorme stoot adrenaline. Er is een heel kort moment dat ik denk 'maar dat kan ik helemaal niet'. Er is geen tijd om na te denken. Wat als ik buiten de baan raak? Ik krijg een heel licht duwtje van iemand, en dan rijd ik. Zodra ik rijd, is alle angst weg. Het is nog steeds wel spannend, maar dan meer voor de kick. Er is ook nog steeds de gedachte dan ik misschien wel uit de bocht vlieg. Die gedachte is ook wel logisch, want ik ga met een enorme snelheid: veel te snel voor  die bocht. Maar alles gaat goed. Het is een haarspeldbocht. Ik ben in een grote hal. Om mij heen allemaal aanmoedigend publiek. Ze blijven rustig. Dat vind ik fijn. Ze geven mij de ruimte. Net na het passeren van de zeer nauwe bocht zie ik rechts van mij tot mijn verbazing het kantoor van mijn collega's, in 'een vak'. Blijkbaar ben ik in de arena van Feyenoord, en hebben zij een apart vak. Er brandt TL-licht, ze zijn druk aan het werk. Ik roep en ik zwaai en ik zoek contact. Ik ben enorm uitgelaten en vrolijk. Dat is ook wel logisch, want ik ben de nauwe bocht voorbij, alles gaat goed, het is nu alleen nog maar recht vooruit, alles is nu helder en overzichtelijk. De collega's kunnen mij echter niet zien of horen. Of ze zijn te druk met hun werk bezig. Of ze sluiten zich af. Ik doe nog een poging, kijk om, zwaai en bel en roep, maar nee hoor, geen enkele reactie. Ik vind het wel jammer, maar het grootste gevoel is blijheid, voldaan gevoel, tevreden, verheugd op alle landschappen die ik nu gaan verkennen in de baan vooruit........

Geen opmerkingen:

Een reactie posten