zondag 21 april 2019

Groningen

Ik heb in Groningen Stad de fiets ergens neergezet waar deze niet hoorde te staan. Ik wist niet dat de fiets hier niet mocht staan, was hier niet mee bekend, kom niet zo vaak in Groningen. De fiets moet nu in de Taxibus van de betreffende plaats naar het station vervoerd worden. Het is extreem druk in de stad, en het is ook wel Den Haag. Het kost de vervoerders erg veel moeite om de bus met fiets door de stad geloodst te krijgen. Ik vind dat ze maar ingewikkeld doen, want ik had ook gewoon naar het station kunnen fietsen. Dan was er geen bus aan te pas gekomen.

Nu blijkt, dat ik een hoge boete moet betalen voor het 'verkeerd parkeren van de fiets'. Deze moet op 27 maart betaald zijn. Ik heb mij al die tijd goed gehouden, maar nu is de maat vol. Dit is allemaal zwaar overdreven. Ik ga naar het kantoor waar de boetes uitgeschreven worden. Dat is ook wel de Bijenkorf in Den Haag, met de Glas in Lood ramen. Ik moet langs allerlei afdelingen, en daar zitten typistes druk te typen. Het is ook wel uit een film uit de Tweede Wereldoorlog, waarin iedereen zich moeten laten registreren.

Na lang zoeken en navragen bij allerlei mensen zie ik eindelijk de vrouw die ik moet hebben. Ze heeft een kapsel uit de tijd van de Tweede Wereldoorlog: met een scheiding aan de linkerkant en krullend haar in bobline, strak naar achteren gekamd. Ze is klein van postuur, draagt een sober strak mantelpak wintervariant (met wollen rok) en donkere kousen. Het ziet er benauwd uit. Ze heeft papieren in haar handen, die ze moet afhandelen en zit duidelijk niet op mij te wachten. Het is een groot koud gebouw met plavuizen, hoge plafonds, holle geluiden, betonnen trappen, je hoort alle geluiden extra goed, ongewenst veel echo, waardoor het overal onrustig en rumoerig is. Ik leg haar kort uit van de boete, geef aan dat ik ook zelf naar het station kan fietsen, om kosten te besparen, zeg dat ik het bedrag nogal hoog vind. Zij wil er niets van weten, zegt dat ze geen tijd heeft, moet met haar papieren naar een andere afdeling. Ik blijf steeds herhalen, als een vastgelopen grammofoonplaat. Ze wordt ongeduldig en boos, maar ik blijf herhalen en laat mij niet wegsturen. Ze zegt dat ze nu boodschappen moet doen. Er zitten andere dames bij, aan hun bureau. Ze vinden dat zij veel te streng en onredelijk tegen mij doet. Als ze even later terug komt, sta ik er nog. Ze is furieus. Ze gaat schreeuwen, schoppen, slaan. Het doet mij geen zeer. Ik blijf gewoon staan.

Ik ben ook boos op de vrouw. En heel duidelijk. Ik zeg dat ze gewoon haar werk moet doen. Als mij in de functie van verpleegkundige een vraag wordt gesteld, dat ga ik het ook voor de ander uitzoeken en blijf ik in mijn professionele rol. Dat hoort zij ook te doen. Ik besluit het hogerop te zoeken en vraag haar naar haar naam. Wilma is haar naam. En haar spiegelbeeld heet ook Wilma, zo wordt er gezegd. Er blijkt een grote spiegel in het kantoor aanwezig te zijn, zoals in een balletzaal.  Vandaar dat haar spiegelbeeld steeds 'met haar mee loopt'.

In een ander fragment zit ik in de trein van Leiden naar Den Haag. Vanuit de trein zie ik op een landweggetje een paard en wagen keihard rijden, direct op de voet gevolgd door een grote bestelbus (die achtervolgt niet, ze reizen samen op). Ik denk oh oh, gaat dat wel goed. Ik probeer Hessel te attenderen, maar dat lukt niet.  Hij is met andere dingen bezig. De (oersterke Friese) paarden schieten inderdaad van de weg af, en trekken koets en bestelbus mee. Ik houd mijn hart vast, wil te hulp gaan schieten maar de kan niet, ik zit in de trein en ben niet in de buurt. Ik probeer weer Hessel erbij te roepen, maar dat lukt weer niet. Wat moet ik nu doen!? Ik kijk om mij heen in de coupe of ik hulptroepen kan verzamelen, maar niemand kijkt op of om, is druk met telefoon of laptop of krant. Als ik weer uit het raam kijk, zie ik dat het gewoon goed gaat. Ze zijn dwars door het weiland gereden maar gewoon overeind gebleven. Ze komen nu langzaam tot stilstand. Dat duurt even, vanwege de hoge snelheid die ze hadden. Maar de rust treedt nu onverwacht snel in. Ik ben ontzettend opgelucht. Er hoeft dus geen hulp meer te komen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten