zondag 5 mei 2019

Zee

Ik was aan het zwemmen in de zee. Het voelde heerlijk vrij. Ik kon alle kanten op. Ik had helemaal geen oog meer voor mijn omgeving. Ik ging er helemaal in op. Het was zoals ik mij vroeger als kind voelde; ik wilde steeds in de zee zwemmen. Het liefst alleen. Wel tussen de mensen, maar 'op mezelf' zeg maar.

Mijn moeder liep over het strand. Ze zei dat we moesten vertrekken. Er was ander weer op komst. Het was zoals op de Eemhof, toen er plotseling storm uitbrak. Ik was mij eigenlijk van geen kwaad bewust, en wilde nog even verder zwemmen. Daarna keek ik om mij heen, en ik schrok. De vloed was zodanig toegenomen, dat er nauwelijks nog een stuk strand over was. Binnen de kortste keren stond alles onder het water. Toch was er geen paniek. Het zag er eerder 'mooi' uit. Het water was in het geheel niet wild, maar juist rustig. Het was alleen even de vraag of we er met de Up doorheen konden rijden. Het water mocht niet te hoog gaan staan, en we moesten niet vast komen te zitten in het zand. Het was penibel, maar toch had ik er alle vertrouwen in dat we op tijd zouden kunnen vertrekken.

Ik hoefde niet eens de tijd te nemen om na te denken over oplossingen. Er kwam een jongeman met een paar vrienden. Hij leidde ons naar een straatje tussen de duinen door. Het was er donker en regenachtig. We liepen door dit straatje, en we waren veilig. Het was een straatje van ongeveer 100 meter. Aan het einde van het straatje was het strand en de zee van Zandvoort. Er was een rustige zee. Hier zag het eruit alsof er helemaal niets was gebeurd. Het was daar een fijne lome zomerse dag. Mensen liepen rustig aan met hun schepje en thermoskannetje koffie naar het strand. Ik kon opgelucht ademhalen.

De jongens deden mij denken aan de jonge Israëlische mannen, die mij vroeger hadden geholpen in India.

Ik kwam erachter dat ik geen kleding droeg. Ik had een lange krant voor en achter gehouden. Ik was een jaar of 18, dus een slank lichaam. Niemand had nog opgemerkt dat ik naakt was. Ik had naakt gezwommen. Dat verbaasde mij ook wel, maar dat had wel een heel vrij gevoel gegeven.

Ik zat op de trap van het kantoor van Icare. Daar zat ik met anderen. Ik voelde mij als een van de groep mensen die niet meer werken als gevolg van ziekte. Dat voelde helemaal niet goed, en daar wilde ik niet bij horen. Niet uit vooroordeel, maar ik wilde verder, en zij bleven zitten. Ik had altijd een 'zakje parfum' bij me gedragen, en dat knapte nu. Dat bleek een teken te zijn dat ik niet bij die club hoorde, dat mijn leven weer verder ging.

Ik kreeg van een van de jongens mijn kleding aangereikt. Het was een bundeltje. Het was wel grotendeels nat geworden, en ik voelde mij bezwaard dat ik geen droge kleding had meegenomen. Maar het kwam allemaal goed. Ik trok mijn broek aan die hier en daar wel een beetje nat was, maar het bleek toch wel mee te vallen. Alles kwam weer op zijn pootjes terecht.

Ander fragment:

De reiskoffer onder de treinstoel: dat was het juiste midden. Het was belangrijk dat de koffer daar geplaatst werd. Het moest op de millimeter nauwkeurig, en dat ging prima lukken. Dat was omdat ik dat zelf ook graag wou, en eigenlijk al heel lang naar dit moment uitgekeken had. Nu had ik ook de tijd en de rust om het op de millimeter nauwkeurig te maken. Daar had ik juist ontzettend veel plezier in. Hier zat mijn kwaliteit. Het ging mij dan ook heel goed af.

Anderen begrepen het niet zo, maar daar trok ik mij eigenlijk weinig van aan. Ik wist dat dit de juiste weg was. Het gaf een enorm rustig en compleet gevoel, dat de koffer in het juiste midden geplaatst was. Niet teveel naar links, niet teveel naar rechts, precies goed. Nu een kwestie om het hier zien te houden, ook als de trein ging rijden. Maar dat zou wel goed komen, want de koffer werd op de plaats gehouden door de twee stoelen tegenover elkaar.

Als de koffer op deze plaats bleef staan, dan zou deze fungeren als een antenne voor negatieve energie. Dat zou betekenen dat deze energie niet langer meer naar mijn hoofd zou stijgen, maar dat deze 'omgebogen' zou worden, getransformeerd in de koffer. Het was dan wel zaak dat de koffer op zijn plaats bleef staan. Maar dat lukte dus. Ik kon het al toepassen. Alle negatieve energie ging naar de koffer. Ik voelde het wel voorbij komen, maar ik hoefde er dus niets meer mee. Alles was in balans, en er was rust.

Ik was met mijn broer in de Eemhof, voordat de storm uitbarstte. We waren een jaar of 11 / 12. Hij wou ergens een deur openen van een clubhuis, in een landhuis in de duinen. Ik bleef staan bij de brievenbus, en hij stond ongeduldig te wachten. Bij de brievenbus was ik bezig met het maken van een foto in 'negatief-afdruk', dus precies andersom. Hij begreep maar niet waarom ik dat moest doen. Maar ik liet mij niet afleiden, deed gewoon wat ik moest doen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten